Artikel

De jacht op langdurig zieken

Elisa Munoz Gomez

—16 maart 2023

Langdurig zieken zijn geen “inactieven”. Het zijn werknemers die door het systeem verzwakt zijn. We moeten niet de zieken opjagen, maar komaf maken met de ziekmakende arbeidsomstandigheden.

De jacht op de langdurig zieken is in de mode. Minister De Block begon ermee in 2016 en onder impuls van de socialist Frank Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en Gezondheid in de huidige regering, is de jacht nog opgedreven. Wat wil de regering ermee bereiken? En is het een succes?

Elisa Munoz Gomez is arts en lid van de nationale leiding van Geneeskunde voor het Volk (GVHV).

De voorbije jaren is het aantal langdurig zieken sterk toegenomen. Vooral dat van de mensen die langer dan een jaar arbeidsongeschikt zijn. Rond het begin van deze eeuw waren zij met zo’n 200.000, vandaag zijn ze met bijna 500.000!

Wie zijn die langdurig zieken en hoe komt het dat er zoveel zijn?
Nader onderzoek van die 500.000 werknemers geeft ons drie cruciale inzichten:
1 62 % van de langdurig zieken is ouder dan 50 jaar;

2 Het risico om langdurig ziek te worden ligt bij arbeiders twee keer hoger dan bij bedienden;

3 58 % van de langdurig zieken zijn vrouwen. Bij de langdurig zieke bedienden is dat zelfs 75 %.
Die drie gegevens vind je in figuur 1.

Enerzijds vinden we de meeste zieken die meer dan een jaar arbeidsongeschikt zijn in de leeftijdscategorieën boven de 50 jaar. Anderzijds is het aantal langdurig zieke arbeiders en arbeidsters (blauw en oranje) systematisch hoger dan het aantal langdurig zieke mannelijke en vrouwelijke bedienden (groen en geel). Bij de bedienden vinden we bijna twee keer zoveel vrouwen (geel) als mannen (groen). De aantallen arbeiders en arbeidsters komen daar min of meer mee overeen.

Een arbeider heeft twee keer zoveel kans op een langdurige ziekte als een bediende.

Als de regering het recht op werkloosheid beperkt, het vervroegd pensioen inperkt en de pensioengerechtigde leeftijd optrekt … dan krijg je gewoon meer langdurig zieken. Mensen die vroeger de arbeidsmarkt konden verlaten via het stelsel van vervroegde uittreding (en dus werkloosheid) komen nu vaker in het ziekte- en invaliditeitsstelsel terecht. Terwijl het aantal werklozen tussen 2014 en 2020 met 34,1 % is gedaald, is dat van de langdurig zieken in dezelfde periode met 36 % gestegen (zie figuur 2). Dat zijn gewoon communicerende vaten: de gepensioneerden van gisteren zijn in feite de langdurig zieken van vandaag.1

Dat het risico om langdurig ziek te vallen bij arbeiders dubbel zo hoog ligt als bij bedienden, toont aan dat de arbeidsomstandigheden een grote rol spelen. Dat stelt ook een studie vast van de VUB in samenwerking met Geneeskunde voor het Volk: “Onvoldoende aangepast werk (ook voor oudere werknemers), verhoogde werkdruk en toegenomen fysieke en psychische belasting lijken een belangrijke rol te spelen bij de evolutie naar langdurige ziekte.”2

Een studie van DARES (Direction de l’Animation de la recherche, des Études et des Statistiques) ondersteunt dit. Volgens DARES zijn spier- en skeletaandoeningen (SSA’s) de tweede meest voorkomende oorzaak van langdurige ziekte, na burn-out en geestelijke gezondheidsproblemen. Hun epidemische evolutie valt chronologisch samen met de invoering van nieuwe methoden van arbeidsorganisatie en managementpraktijken. Die methodes zijn sinds de jaren 80 en 90 ontwikkeld om rationelere en flexibelere productie- en werkgelegenheidsprocessen in te voeren in de Europese industrie en dienstensector. De intensiteit van het werk werd zowel in de industrie als de dienstensector opgedreven: de werknemer moet meteen reageren op de vraag van de klant en almaar snellere en meer repetitieve handelingen verrichten.

Die toename van de fysieke en mentale belasting komt goed tot uiting in de cijfers van het RIZIV (Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering) (zie figuur 3). Omdat het RIZIV niet alleen de ziekte-uitkeringen uitbetaalt, maar ook ziekte-uitgaven, heeft dit een zicht op welke ziekten de belangrijkste oorzaak zijn van langdurige arbeidsongeschiktheid. Bovenaan de lijst staan psychische ziekten (ongeveer 35 %) en spier- en skeletaandoeningen (meer dan 30 %). Beide ziektebeelden hebben te maken met de werkomstandigheden.

Uit onderstaande grafiek blijkt ook dat het percentage zieken met die aandoeningen sinds 2009 toeneemt. Dit wordt duidelijk als we de zieken met een invaliditeitsuitkering ruwweg in drie groepen verdelen: psychische belasting, SSA’s (spier- en skeletaandoeningen) en de rest. De ‘andere’ ziekten nemen tussen 2009 en 2021 het minst toe. Een deel van die fysieke en mentale belasting is inherent aan het werk. Toch krijgen die langdurig zieken wanneer ze weer aan het werk gaan, te maken met dezelfde omstandigheden die hen in eerste instantie ziek hebben gemaakt.

Werkgerelateerde ziekten vormen de belangrijkste verklaring voor het stijgend aantal langdurig zieken.

En dan is er nog de oververtegenwoordiging van vrouwen. Aangezien zij vaker slechtere jobs uitvoeren, zijn ze kwetsbaarder en bijgevolg vaker langdurig ziek. Vrouwelijke bedienden vinden we vooral terug in de gezondheidszorg en de grootschalige detailhandel, arbeidsters in de sectoren van de schoonmaak- of dienstencheques. Dat zijn de overwegend vrouwelijke sectoren.
Activering om het aantal zieken te doen dalen?

Voor de regering is die toename van het aantal langdurig zieken om minstens twee redenen een obstakel, want ze wil de kosten van de langdurig zieken voor de sociale zekerheid doen dalen (in 2019 bedroegen deze 6 miljard euro, het dubbele van 2009) en de werkzaamheidsgraad tot 80 % opdrijven.

Daarom hebben de regering-Vivaldi en de vorige regering maatregelen ingevoerd die doorgaans de “activering” van de zieken of “de jacht op de zieken” worden genoemd. Activering is hier bij uitstek een politieke term. De regering doet alsof ze wil “activeren wat inactief is”, terwijl het hier gaat over mensen die vaak bijna een hele loopbaan hebben gewerkt, dikwijls hun gezondheid hebben opgeofferd om rijkdom te produceren en die nu ziek zijn. Het zijn geen inactieve mensen, maar werknemers die ziek zijn gemaakt door het systeem.

De versie-De Block: het re-integratieplan

In 2016 presenteerde minister De Block haar re-integratieplan. Ze wilde de ziekenfondsen en de zieken verplichten zo snel mogelijk vast te stellen of terugkeer naar het werk mogelijk was zodra de arbeidsongeschiktheid langer dan 4 maanden duurde. Ze stelde de re-integratie van langdurig zieken voor als een positief initiatief voor de werknemers: een snelle werkhervatting is de beste manier om de “arbeidsongeschiktheidsval” te voorkomen, luidde het. Ze verwees naar studies die aantoonden dat de kansen om weer aan het werk te gaan na drie maanden arbeidsongeschiktheid en arbeidsverzuim aanzienlijk afnemen.3

Het minste wat we van die re-integratietrajecten enkele jaren later kunnen zeggen is dat ze weinig “positiefs” inhielden. In plaats van weer aan het werk te gaan, werden de zieken vaak ontslagen. Als de werkgever kon aantonen dat in zijn bedrijf geen passend werk voor de zieke werknemer beschikbaar was, kon hij hem ontslaan wegens medische overmacht. Een voorbeeld uit de praktijk: een 45-jarige poetsvrouw in de sector van de dienstencheques lijdt aan het carpaaltunnelsyndroom en is daarvoor tweemaal geopereerd. Ze beseft dat er in haar sector voor haar geen aangepast werk bestaat en dus blijft ze, ondanks aanhoudende pijn, doorwerken. Tot ze op een dag haar handen bijna helemaal niet meer kan bewegen, langdurig arbeidsongeschikt wordt en haar werk verliest. Ze staat dan niet langer geregistreerd als “ziek” maar als “werkloos“, met de verplichting om werk te zoeken ondanks haar ziekte. Tegelijk daalt haar uitkering, waardoor velen in een gelijkaardige situatie in — vaak catastrofale — financiële problemen komen.

De FOD Werkgelegenheid deed onderzoek naar de resultaten van het re-integratietraject van om en bij de 500 zieken.4 De resultaten, weergegeven in figuur 4, zijn ontnuchterend. De meeste zieken kregen een C4 wegens medische overmacht. Wie weer het werk hervatte, deed dat meestal bij een andere werkgever.5 Als de werknemer het werk hervatte, was dat zelden met aangepast werk.6 In vergelijking met een groep zieken die geen re-integratietraject had gevolgd (maar geactiveerd werd via andere middelen die al bestonden vóór de maatregelen van Maggie De Block), behalen de re-integratietrajecten qua werkhervatting zelfs slechtere resultaten.

De meeste re-integratietrajecten eindigen met een beslissing D (beëindiging van het contract wegens medische overmacht): 65 % van de beslissingen in het algemeen. Dit is de beslissing van definitieve arbeidsongeschiktheid. Ontslag wegens arbeidsongeschiktheid (C4 wegens medische overmacht) is dan ook het meest voorkomende resultaat van de re-integratieparcours. Wanneer de werknemers langdurig ziek worden en geen werk meer hebben, wordt het er niet makkelijker op. Ze worden nu ook “geactiveerd”. Uit een recente studie blijkt echter dat arbeidsongeschiktheid de belangrijkste uitsluitingsfactor is voor werkhervatting. Als je je potentiële toekomstige werkgever vertelt dat je een invaliditeitsuitkering hebt, verkleint je kans op een gesprek met 41 %.7

Ook de Rekenkamer stelde in 2021 vast hoe ondoeltreffend de re-integratietrajecten wel zijn: “Bij het huidige re-integratietempo is het onwaarschijnlijk dat de trajecten een fundamentele bijdrage zullen leveren aan de terugkeer naar de arbeidsmarkt en aan de beperking van het aantal personen met een invaliditeitsuitkering.”8

De versie-Vandenbroucke: sancties en coördinatoren

De druk van de vakbonden en andere progressieve linkse krachten deed minister Maggie De Block (Open Vld) terugkrabbelen: ze schorste de sancties tegen zieken op. In oktober 2020 ging de regering-Vivaldi van start. Met socialisten en groenen. Maar wie dacht dat daarmee de jacht op de zieken helemaal van de baan zou zijn, kwam van een koude kermis thuis. Frank Vandenbroucke, de nieuwe minister van Volksgezondheid, voerde de druk op de zieken op minstens twee manieren op: door de invoering van sancties voor zieke werknemers die onvoldoende gemotiveerd zijn om het werk te hervatten, en door de intensivering van de re-integratie, namelijk door de aanwerving van “casemanagers arbeidsongeschiktheid”, waardoor het aantal re-integratietrajecten spectaculair toeneemt.

De sancties voor zieke werknemers werden een eerste keer aangekondigd door minister De Block maar het is de regering-Vivaldi die in september 2022 het project bekrachtigde. Zij gaat ervan uit dat de werknemers zelf verantwoordelijk zijn voor hun lot. Als de zieken in de verschillende gesprekken met het ziekenfonds onvoldoende goede wil tonen of een vragenlijst over hun persoonlijke ongeschiktheid niet invullen, lopen ze het risico dat hun uitkering met 2,5 % daalt, wat bij de gemiddelde uitkeringen neerkomt op 30 tot 40 euro. Volgens een studie van De Standaard vullen 4 op de 10 langdurig zieken de vragenlijst niet in, wat zo’n 80.000 werknemers aan sancties blootstelt.9

Die maatregel kreeg heel wat kritiek, men vond hem wetenschappelijk niet onderbouwd. Onderzoeker B.B. Geiger merkt op dat er zelden gebruik van wordt gemaakt hoewel de mogelijkheid in veel landen bestaat. Er zijn twee uitzonderingen: het Verenigd Koninkrijk en Australië waar zieken straffen gemeengoed is. Op basis van de verschillende studies over dit onderwerp concludeert hij: op korte termijn kan het bestraffen van zieken een positief effect hebben op hun werkhervatting, maar vaak komen de zieken terecht in slechtere jobs. Bovendien doen sommige zieken bij sanctionering een beroep op andere compensatiestelsels (zoals het OCMW of invaliditeit in België). Volgens de weinige studies over dit onderwerp hebben sancties op lange termijn geen of zelfs een negatief effect op de mogelijkheid om weer aan het werk te gaan. Het wetenschappelijk tijdschrift Journal of Epidemiology and Community Health komt tot dezelfde conclusie: er is onvoldoende bewijs dat sancties een positief effect hebben op de activering van zieken.10

Daarnaast is de uitvoering van het re-integratieprogramma een bijkomende taak voor de ziekenfondsen die nu al kampen met een zware werklast, vooral hun medische adviseurs. De ambitie van minister Vandenbroucke om het re-integratieproces te intensiveren staat haaks op de middelen waarover de ziekenfondsen beschikken. Daarom heeft hij een nieuw beroep in het leven geroepen: Return to Work Coordinator of Disability Case Manager. Die coördinatoren zullen uiteraard minder gekwalificeerd zijn dan de artsen die tot nog toe die functie uitoefenden. Ze moeten vooral de cijfers opkrikken.

Dat blijkt uit het feit dat de minister ervan uitgaat dat de aanwerving van 20 extra coördinatoren een besparing zal opleveren van 67 miljoen euro. Twintig extra coördinatoren alleen al staat voor hem in 2024 gelijk met 5.090 meer zieke werknemers die weer aan de slag zijn. Een coördinator zet dus jaarlijks ongeveer 250 zieken weer aan het werk of verschuift ze naar het vakje van de werklozen11. De 60 coördinatoren die in 2024 van start zullen gaan, betekenen dus een besparing van bijna 300 miljoen euro.

Voorts wil de minister de huisartsen meer responsabiliseren, onder andere door hen fiches te doen opstellen met vermelding van de aanbevolen duur van de arbeidsongeschiktheid voor een bepaalde pathologie.12 Nog een bekommernis is de verantwoordingsplicht van de ziekenfondsen: naarmate ze meer activeringstrajecten toegewezen krijgen, zal een variabel deel van hun financiering worden opgetrokken (10 % van de vergoeding voor de administratieve kosten van de ziekenfondsen).13

Activering: een oud recept, maar werkt het ook?

De politieke aandacht voor de activering van inactieven is niet nieuw. Het begrip “activering” van werklozen werd begin jaren 2000 in België ingevoerd samen met een rits andere repressieve maatregelen: toezicht op de inspanningen van werklozen om een job te vinden in 2004; een grote verandering in 2012 met de beperking in de tijd van de inschakelingsuitkeringen en de degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen.

Van 2005 tot 2021 is het aantal werklozen met een volledige werkloosheidsuitkering gedaald van 742.425 tot 346.98, een daling met ongeveer 400.000.14 Maar werden die werklozen echt geactiveerd of gewoon uit de werkloosheid gegooid? Ter gelegenheid van de tiende verjaardag van die maatregel stelde de VDAB een analyseverslag op waarin staat: er is geen bewijs dat die maatregel mensen weer aan het werk heeft gezet.

De maatregelen betreffende de degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen zetten niet meer mensen weer aan het werk, maar ze verarmen wel de werklozen. Vóór de degressiviteitshervorming hadden werklozen al een veel hoger armoederisico dan de rest van de bevolking: in 2012 leefde 15,1 % van de Belgische bevolking onder de armoederisicodrempel. Dit percentage stijgt bij de werklozen tot 46,2 %.15 Terwijl het aantal werkloze uitkeringsgerechtigden dus drastisch daalde, nam een andere categorie uitkeringsgerechtigden toe: de langdurig zieken. Dit verschijnsel van communicerende vaten valt vooral op bij de 50-plussers [zie figuur 1].

Dat heeft Kim De Witte (PVDA-pensioenspecialist en Vlaams parlements­lid) aan de kaak gesteld: “Tussen 2012 en 2019 daalde het aantal bruggepensioneerden van ongeveer 120.000 naar 60.000. In dezelfde periode steeg het aantal langdurig zieken ouder dan 55 jaar tot meer dan 70.000. Voor elke vervroegde gepensioneerde minder is er bijna één langdurig zieke meer.”16

Een recente analyse van de PVDA toont dit ook op een andere manier aan.17 De langdurig zieken die met pensioen gaan, hebben almaar minder jaren van arbeidsongeschiktheid achter zich. In 4 jaar (2016-2020) had 80 % van de gepensioneerden minder dan 2 jaar arbeidsongeschiktheid.18 De cijfers van 2 en 5 jaar waren met 60 % gestegen. Gaby Colebunders, PVDA-parlementslid, is niet verbaasd over die cijfers: “Deze cijfers bevestigen dat het onmogelijk is om nog langer te werken. Sinds 2012 werd het brugpensioen geleidelijk afgebouwd en werden mensen gedwongen langer te werken. Maar aangepast werk is niet de realiteit geworden. Mensen gaan door, maar op een gegeven moment halen de werkdruk en de fysieke vermoeidheid hen toch in.”

De politieke grondslag voor activering: de actieve welvaartsstaat

Het feit dat de maatregelen worden gepromoot en verdedigd door een socialistische minister kan de wenkbrauwen doen fronsen. Hoe past de jacht op de zieken in een socialistisch project? Voor Frank Vandenbroucke is zieken weer aan het werk zetten verantwoord vanuit het ideologisch kader dat hij 25 jaar geleden ontwikkelde onder de naam ‘actieve welvaartsstaat’. Na een verblijf in het Verenigd Koninkrijk en een ontmoeting met Tony Blair, premier van dat land van 1997 tot 2007, en diens adviseur Anthony Giddens, socioloog, (vader van de zogenaamde “derde weg” of het “sociaal liberalisme”), komt hij met een “Belgische” versie van die ideologie.

Op de Den Uyl-conferentie in 1999, ter nagedachtenis aan de Nederlandse sociaal-democratische politicus, zet hij zijn standpunt uiteen. De architectuur van de traditionele verzorgingsstaat (de sociale zekerheid) moet veranderen als gevolg van de vergrijzing van de bevolking, de vervrouwelijking van de arbeidsmarkt, de individualisering en de verschuiving van een industriële naar een informatie-diensteneconomie. De verzorgingsstaat is op sterven na dood, zoals blijkt uit de afhankelijkheidsratio: er zijn te veel inactieven (die sociale uitkeringen ontvangen) in verhouding tot het aantal actieven (die bijdragen aan de financiering van de sociale zekerheid). Frank Vandenbroucke wil die trend van een groeiende afhankelijkheidsratio om twee redenen omkeren: omdat het de sociale zekerheid onder druk zet en omdat een deel van die afhankelijkheid te wijten is aan werknemers die actief kunnen deelnemen aan de samenleving en die in principe geen uitkering zouden mogen krijgen.

Vandenbroucke stelt een andere ‘actieve’ benadering voor dan de traditionele, voor hem passieve verzorgingsstaat. Die nieuwe aanpak heeft ook een ander doel: “Het gaat niet alleen om inkomenszekerheid, maar ook om meer mogelijkheden voor maatschappelijke participatie, zodat meer mensen actief zijn in de samenleving.”19 Hij gelooft dat de verzorgingsstaat veel uitkeringsgerechtigden weghoudt van potentiële activiteit.

Met andere woorden, de ‘actieve’ sociale welvaartsstaat is niet alleen goedkoper en beter gefinancierd, ze is ook heilzaam voor iedereen die hij “activeert”! Wie kan daar nu tegen zijn? Alvast niet Guy Verhofstadt, althans niet toen hij in 1999 zijn regenboogregering vormde (met socialisten, groenen en liberalen) en Frank Vandenbroucke belastte met Sociale Zaken en Pensioenen. Het regeerakkoord omschreef duidelijk het begrip actieve welvaartsstaat: “Het doel is om de arbeidsparticipatie van 18-65 jarigen drastisch te verhogen; dit zal leiden tot een versterking van de economie, en tegelijkertijd een bredere financiële basis bieden om de sociale zekerheid zo goed mogelijk te garanderen”.20 Een verklaring die aanleunt bij die van de huidige regering-Vivaldi, die streeft naar een werkzaamheidsgraad van 80 %.
Zo is de degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen ontstaan. Dit beleid deed begin de jaren 2000 veel stof opwaaien en de activering van langdurig zieken is in feite slechts een volgende stap. De verantwoordelijkheid wordt nog steeds bij de werknemers gelegd.

Hoe zit het met het plan om proactief te zijn en stroomopwaarts in te grijpen? Waarom de gevolgen van het probleem — de zieken — aanpakken en niet de arbeidsomstandigheden die het probleem veroorzaken? Een poging tot antwoord is te vinden in het concept van de werkgeversaansprakelijkheid, waarbij bedrijven die te veel langdurig zieken “maken” een boete riskeren. In de feiten zijn de voorwaarden om een bedrijf te sanctioneren uiterst streng. Het bedrijf moet meer dan 50 werknemers tellen — in België gaat het om amper 0,9 % van de bedrijven — het moet in een periode van 12 maanden ten minste 3 werknemers in dienst hebben gehad die arbeidsongeschikt zijn geworden (d.w.z. die langer dan een jaar niet kunnen werken) en ten slotte moet het aantal mensen dat arbeidsongeschikt raakte tweemaal hoger liggen dan het gemiddelde van de sector, en driemaal hoger dan het gemiddelde van alle bedrijven van de privésector.

Nieuwe arbeidsongeschikte werknemers ouder dan 55 jaar worden niet meegeteld (meer dan de helft van de 20.000 nieuwe arbeidsongeschikten per jaar is ouder dan 55 jaar), evenmin als nieuwe langdurig zieken die nog geen 3 jaar in dienst zijn. Ten slotte, en dat is begrijpelijk, zijn bedrijven die aangepast werk aanbieden, van dit verantwoordingssysteem uitgesloten. Uiteindelijk komen volgens de ramingen van de minister iets minder dan 200 bedrijven in aanmerking voor de sanctie.

Duidelijker kan het niet: aan de ene kant worden 4 op de 10 langdurig zieken gesanctioneerd en aan de andere kant ondergaat slechts een minieme fractie van 1 % van de Belgische bedrijven hetzelfde lot. Dit staat haaks op de “responsabilisering van de rijken en machtigen”, die de theorie van de actieve welvaartsstaat zo genegen zijn, zoals Frank Vandenbroucke het uitdrukte in zijn speech op de Den Uyl-conferentie in 1999.

Naar een jacht op slechte werkomstandigheden

De liberale oplossing wil in feite maar één ding: de zieken verantwoordelijk stellen. Die oplossing is overigens gebaseerd op het idee dat een groot deel van de zieken profiteert van de arbeidsongeschiktheid terwijl zij eigenlijk kunnen werken. Conner Rousseau, voorzitter van Vooruit, de Vlaamse socialistische partij, zegt niets anders: “Mensen die niet willen (werken) zullen op een gegeven moment toch op hun donder krijgen, dat gebeurde de vorige keer niet, deze keer wel.”21 De voorzitter van de Vlaamse socialisten associeert hier zieken met profiteurs. Uit een studie van het socialistische ziekenfonds blijkt echter dat arbeidsongeschikte werknemers al in de maanden vóór hun ziekteverlof vaker hun huisarts of een specialist raadpleegt dan gemiddeld.22 Het bijltje erbij neerleggen is dan soms het enige dat hun nog rest.

De tweede misvatting is dat het comfortabel leven is van het ziekenfonds. Uit dezelfde studie blijkt dat de arbeidsongeschikte werknemer niet alleen zijn inkomen ziet dalen (de uitkering dekt gemiddeld 60 % van het loon), hij geeft gemiddeld ook nog eens 4 keer meer uit aan gezondheidszorg dan werkende werknemers: 531 euro tegenover 138 euro per jaar.
Zoals we hoger uiteenzetten, spelen de arbeidsomstandigheden een doorslaggevende rol bij de toename van het aantal langdurig zieken. Daarom moeten we ons concentreren op wat er stroomopwaarts gebeurt: op de werkplek. De verantwoordingsplicht van de werkgevers, zoals die nu is vastgelegd — bij 1 % van de Belgische ondernemingen — volstaat hoegenaamd niet. Er is een veel bredere controle en preventie nodig. We sommen hier enkele mogelijke mogelijkheden op:

  • De stem van de werknemers ondersteunen zodat ze kunnen opkomen voor hun gezondheid. Werknemers kennen het best hun arbeidsomstandigheden en het zijn zij die lijden onder de gevolgen ervan. We kunnen hen steunen door meer bedrijven uit te rusten met organen voor overleg over de gezondheid op het werk (CPBW’s) en door de werknemers veel meer beslissingsbevoegdheid te geven.
  • De werkgevers op verschillende manieren verantwoordelijk stellen: door de verlenging van de periode van gewaarborgd loon waarin de werknemer niet kan werken; door werkgevers te verplichten aangepast werk aan te bieden aan de werknemers die zij ziek hebben gemaakt; door beroepsziekten, zoals burn-out, gepast te erkennen.
  • Zieke werknemers niet opzadelen met een schuldgevoel: mentale of financiële druk op zieke werknemers moet worden weggenomen. De werkhervatting moet als positief en vrijwillig worden beschouwd. Een zieke werknemer mag zijn of haar rechten niet verliezen door weer aan het werk te gaan of door minder dan zijn of haar volledig loon te ontvangen.
  • De recente maatregelen voor loopbaanverlenging terugdraaien. Met name: toegang tot een volledig pensioen op 65 jaar met de mogelijkheid van vervroegd pensioen op 60 jaar en herinvoering van het brugpensioen op 58 jaar voor zware beroepen. We hebben gezien hoezeer die maatregelen de situatie hebben verslechterd.

Footnotes

  1. Valsamis, De Coen & De Rouck, Uitvallen, opstaan en opnieuw aan de slag gaan. Activering van langdurig arbeidsongeschikten in cijfers, Federgon, 2022.
  2. Veelaert, Van Roelen, Vanhaeren et Vermoote, “Waarom stijgt het aantal langdurig zieke werknemers? Focusgroepenonderzoek naar maatschappelijke factoren”, Huisarts Nu, nr. 47, 2018, p. 182-5.
  3. Mylle et al, Kenmerken van het chronisch ziekteverzuim. Hoe langer afwezig, hoe moeilijker terug aan het werk. White paper IDEWE en Acerta, 2016, p. 13.
  4. MSc. Isabelle Boets & Prof. Dr. Lode Godderis, “Evaluatie van de impact van de nieuwe reglementering op de re-integratie op het werk. Kwantitatieve en kwalitatieve evaluatie”, KU Leuven, 2020.
  5. Van de 42 % die na het reïntegratieprogramma weer aan het werk gingen, keerden slechts 31 % terug naar hun voormalige werkgever.
  6. 85 % van de patiënten die weer aan het werk zijn gegaan met een werkplekaanpassing heeft een aanpassing in de vorm van arbeidstijdverkorting, medische halftijd.
  7. Bernard Demonty, “L’âge, le physique et le handicap: premiers facteurs de discrimination à l’embauche”, Le Soir, 3 januari 2023.
  8. Verslag van het Rekenhof, december 2021: Langdurig zieken; maatregelen voor reïntegratie op de arbeidsmarkt.
  9. “4 op de 10 langdurig zieken vullen verplichte vragenlijst niet in”, De Standaard, 10 januari 2022.
  10. Barr et al, “To what extent have relaxed eligibility requirements and increased generosity of disability benefits acted as disincentives for employement ? A systematic review of evidence from countries with well-developed welfare systems.”, Journal of Epidemiology and Community Health, nr. 64, 2010, p. 1106-1114.
  11. “Commentaar en opmerkingen over de ontwerpen van staatsbegroting voor het begrotingsjaar 2022”, Rekenhof.
  12. Elisa Munoz Gomez, “C’est le médecin qui détermine la durée d’une incapacité de travail, pas le ministre”, Le Soir, 19 mei 2022.
  13. “Note à la presse sur le Retour au Travail”, site Frank Vandenbroucke, 13 mei 2022.
  14. “Dix ans de dégressivité renforcée des allocations de chômage”, Office national de l’emploi
  15. Armoederisicocijfers (<60 % van het mediane netto-inkomen) per meest frequente activiteitenstatus (bevolking van 16 jaar en ouder) en geslacht, België en gewesten, SILC 2011 (inkomen 2010). In La dégressivité renforcée des allocations de chômage : impact sur la pauvreté. Service de lutte contre la pauvreté, la précarité et l’exclusion sociale, augustus 2014.
  16. Kim de Witte, Ze draaien ons zot, EPO, 2021, p. 70.
  17. “Crashen voor de eindmeet: steeds meer werknemers vallen langdurig ziek vlak voor hun pensioen”, PVDA, 13 december 2022.
  18. Of die afhankelijkheidsratio een goede paramater is voor de betaalbaarheid van de sociale zekerheid, laten we hier buiten beschouwing. Meer info daarover in Kim De Witte, De grote pensioenroof, EPO, 2018.
  19. “Toespraak Frank Vandenbroucke (actieve welvaartsstaat)”, Den Uyl-lezing, 13 december 1999.
  20. Pierre-Francois Lovens, “L’état social actif s’incruste”, La Libre Belgique, 11 juni 2002.
  21. “De Zevende Dag — Live”, De Zevende Dag Facebook, 17 oktober 2021.
  22. “Incapacité de travail et réinsertion socio-professionnelle”, Studie UNMS, maart 2016.