In Chili heeft bijna 62 % van de bevolking de voorgestelde nieuwe grondwet verworpen. Dit resultaat staat in schril contrast met de opmerkelijke energie van de sociale bewegingen die in 2019 het land opschudden.
Als radicale theoreticus van grondwettelijk recht heeft u een actieve rol gespeeld in de debatten over het opstellen van de nieuwe grondwet van Chili, het resultaat van de massale volksbeweging die in 2019 losbarstte. Kunt u eerst de problemen van Chili’s bestaande grondwet van 1980 toelichten? Wat moest er veranderd worden?
Camila Vergara. De grondwet van 1980 was een juridisch mechanisme dat door de dictatuur van Pinochet in het leven was geroepen om het neoliberalisme in wetteksten vast te leggen en zo te voorkomen dat de staat zou ingrijpen in de economie. Het was een keurslijf, dat alles omvatte, van het kiesstelsel tot de regionale machtsstructuren, dat elke neerwaartse herverdeling van rijkdom verhinderde en de politieke leiders beschermde tegen de ontevredenheid van het volk. De grondwet van 1925 die vooraf ging aan die van 1980, was veel gedecentraliseerder; regionale regeringen moesten bijvoorbeeld instructies opvolgen van door de gemeenten gekozen assemblees. Onder Pinochet werden gouverneurs en burgemeesters door de president benoemd en werden de lokale assemblees afgeschaft, waardoor er geen democratische verantwoordingsplicht was. Het werd vakbondsleden verboden een partij op te richten of zich verkiesbaar te stellen als partijvertegenwoordiger. De macht werd opgepot aan de top.
Nadat hij in 1988 de volksraadpleging had verloren en zijn partij in 1989 de verkiezingen had verloren, drong Pinochet erop aan dat veel van deze antidemocratische bepalingen gehandhaafd zouden blijven, als voorwaarde voor zijn aftreden. De mainstream-partijen stemden daarmee in. Dit liet veel « autoritaire tussengebieden » in de grondwet achter, evenals hervormingen die neerkwamen op democratische façades; burgemeesters werden nu bijvoorbeeld verkozen, maar bijna al hun financiering werd toegewezen door de centrale staat. De bevelhebbers van de strijdkrachten en de politie konden niet worden afgezet; zij werden via interne procedures geselecteerd en de verkozen uitvoerende macht had geen bevoegdheid om hen te vervangen. De Nationale Veiligheidsraad, de Cosena, bestond uit militairen en fungeerde als een autonome macht die de burgerregering controleerde en beïnvloedde. Er waren aangewezen senatoren en senatoren voor het leven, benoemd door Pinochet om zijn wurggreep op de staat te consolideren.
Hoe zit het met de hervormingen van 2005 door de regering-Lagos? Wat voor verschil hebben die gemaakt?
De anti-Pinochet coalities die na 1990 werden gekozen probeerden deze ‘autoritaire tussengebieden’ op te heffen. In 2005 schrapte de socialistische president Ricardo Lagos de meeste daarvan, na onderhandelingen met de rechtse partijen in het Congres, en zette hij zijn handtekening onder de pas gewijzigde grondwet. Maar Lagos liet één cruciaal kenmerk staan: het binomiale kiesstelsel, dat twee coalities van meerdere partijen mogelijk maakte waarbij de minderheidscoalitie een onevenredig aantal congreszetels kreeg. Deze regel was aanvankelijk in het voordeel van de pro-Pinochet partijen, maar tegen de tijd dat Lagos president werd, was die in het voordeel van zijn coalitie, de Concertación, en dus werd hij gehandhaafd.
Uiteindelijk hebben de hervormingen van Lagos aangetoond dat het er niet echt toe doet of je de autoritaire tussengebieden elimineert: het systeem kan zichzelf nog steeds reproduceren; structurele ongelijkheden blijven bestaan. Ja, we hebben de senatoren voor het leven afgeschaft, maar de mensen die die posities daarna innamen waren net zo conservatief, dus het resultaat was hetzelfde. Toen het kiesstelsel in 2015 werd hervormd, onder het tweede presidentschap van Michelle Bachelet, werden de districten zo getrokken dat mensen geen stemrecht meer hadden. Ze handhaafden ook de D’Hondt-methode — een van de meest onrepresentatieve van alle systemen van evenredige vertegenwoordiging — die kleinere partijen benadeelde en de dominante coalitieblokken versterkte.
Wie zijn de dominante blokken?
Aan de rechterkant is er een coalitie bestaande uit vier verschillende krachten: de udi, de Unión Demócrata Independiente, opgericht in 1983 door hard-line Pinochet-aanhangers; de Renovación Nacional — de ‘opgekuiste’ zakenelite die economisch neoliberaal is en liberaler op het gebied van culturele waarden. Er zijn ook twee partijen die meer recent zijn opgekomen: Evópoli, waarvan de naam zoiets betekent als ‘liberale evolutie’, en de neofascistische Republikeinse Partij, opgericht door José Antonio Kast, die presidentskandidaat was bij de verkiezingen van 2021 en die zich van de udi heeft afgescheiden omdat deze te gematigd was. Kast zegt dat udi haar erfgoed in de steek heeft gelaten en dat Chili terug moet naar de tijd van Pinochet. De Republikeinen zijn een coalitie aangegaan met de conservatieve evangelisten, in een poging om de rechtse politiek in de VS na te bootsen. Zij hebben thans vijftien afgevaardigden in het Lagerhuis.
De Nationale Veiligheidsraad, de Cosena, bestond uit militairen en fungeerde als een autonome macht die de burgerregering controleerde en beïnvloedde.
Dan is er de Concertación. Dit was de grote coalitie die werd gevormd om Pinochet tegen te gaan in het referendum van 1988. Ze verenigde de Christen-Democraten — die aanvankelijk de staatsgreep in 1973 steunden, maar vervolgens terugkeerden en zich bij de oppositie aansloten — en de Socialistische Partij, alsmede de Partido por la Democracia en enkele andere kleine partijen. De Concertación regeerde de eerste drie termijnen na de val van de dictatuur, maar haar aanhangers raakten steeds meer gedemotiveerd, omdat er zo weinig veranderde — de neoliberale economie werd alleen maar ongelijker. Vervolgens kwam de Communistische Partij in de coalitie en herdoopten ze zich tot La Nueva Mayoría, de ‘nieuwe meerderheid’. Bachelet werd in 2006 voor het eerst tot president gekozen als deel van deze nieuwe coalitie.
Sinds de instorting van de Nueva Mayoría in 2017, nadat Bachelet en haar familie in schandalen waren verwikkeld, is de rol van de Concertación verdrongen door Apruebo Dignidad, ‘ik onderschrijf waardigheid’. Deze nieuwe groepering werd opgericht door het Frente Amplio — een breed front van verschillende minipartijtjes, van de centristische Revolución Democrática tot de Podemos-achtige Comunes — en de communisten, om mee te dingen naar de verkiezingen van 2021. Het wordt geleid door de huidige president, Gabriel Boric. Buiten deze grote blokken zijn er enkele kleine milieupartijen en onafhankelijke partijen. Maar omdat de congresverkiezingen op basis van lijsten verlopen — je moet als lid van een kandidatenlijst worden verkozen, en deze lijsten worden gewoonlijk door de gevestigde partijen gedomineerd — is het voor dergelijke krachten moeilijk om vooruit te komen.
Chili heeft een decennium van straatprotesten tegen zowel conservatieve als centrum-linkse regeringen achter de rug, met als hoogtepunt de massale opstanden van 2019.
Hoe komt het dat de protesten van 2019, die begonnen als reactie op een minieme verhoging van de metrotarieven, zo explosief waren? Hoe zou u hun sociale karakter en hun geografische reikwijdte omschrijven?
De eerste golf van protesten begon in 2006, toen middelbare scholieren in opstand kwamen tegen de regering die besliste minder geld in de onderwijssector te steken. Het vouchersysteem, een erfenis van de Chicago Boys, werkte niet, en de studenten begrepen dat dit niet alleen de schuld was van de minister van Onderwijs; het was de grondwet zelf, die een hybride publiek-privaat systeem creëerde met het oog op winst. De protesten op middelbare scholen werden in 2011 overgenomen door universiteitsstudenten die de afschaffing van het studiegeld eisten. Intussen waren er klimaatprotesten, arbeidersprotesten, pensioenprotesten — allemaal tegelijk. Een van de langst bestaande bewegingen, die al actief was sinds de tijd van de dictatuur, was de campagne voor een grondwetgevende vergadering. Toen Pinochet aftrad, verzekerden de leiders van de Concertación hem dat zij een dergelijke vergadering niet zouden bijeenroepen, maar in plaats daarvan zouden regeren binnen het constitutionele kader dat ze hadden geërfd. Maar dit was niet langer houdbaar na de opstand van 2019.
Michele Bachelet werd in 2006 voor het eerst tot president gekozen als deel van een nieuwe linkse coalitie, de Concertación.