De ECB zet haar liquiditeitsmonopolie in om beleid af te dwingen dat buiten het monetaire domein ligt. Haar monetair beleid is een eufemisme voor chantage.
“Geef me de controle over de geldpers, dan maakt het mij niet uit wie de wetten maakt.” Zo luidt een variant van — waarschijnlijk onterecht — aan bankier Nathan Rothschild toegeschreven woorden. Of die woorden nu wel of niet uit de mond van een reëel bestaande bankier opgetekend zijn, de zin typeert de reëel bestaande banksector. Hij typeert ook de antidemocratische werkwijze van de Europese Centrale Bank (ECB). De bank die door velen, inclusief zichzelf, onafhankelijk wordt genoemd. De bank, die volgens het officiële verhaal het monetaire beleid vormgeeft, maar zich niet moeit met het (begrotings-)beleid.
De ECB richt zich op prijsstabiliteit van goederen en diensten maar bubbels op huizenen aandelenmarkten laat ze ongemoeid.
Die voorstelling van zaken was altijd al problematisch, maar sinds 2010 is ze verworden tot een farce. De ECB legt sinds de eurocrisis steeds meer, steeds verregaander en steeds ondemocratischer haar wil op aan regeringen. Ze doet dat door de geldpers stop te zetten voor die staten die aarzelen om het ontslagrecht onderuit te halen of de uitkeringen te verlagen. Monetair beleid werd een eufemisme voor chantage. En de geldpers, of ‘liquiditeit’ zoals dat heet, is een effectief chantagemiddel. Zonder eigen liquiditeit (een eigen munt) is er voor staten geen alternatief dan de ECB te gehoorzamen.1. De ECB uitdagen leidt namelijk tot een failliet banksysteem en dus een failliete staat, wat neerkomt op financieel-economische zelfmoord. Nationale parlementen en regeringen maken nog altijd wetten, maar dat maakt steeds minder uit, want de ECB controleert de geldpers. Omdat de ECB niet democratisch gecontroleerd wordt, gelden de woorden van de Duitse socioloog Wolfgang Streeck: “De Europese Centrale Bank is uitgegroeid tot de de facto regering van de grootste economie ter wereld, een regering die volledig afgeschermd is van een pluralistische democratie.”2.
Maar hoe werkt de machtspositie van de ECB concreet? Hoe zet de ECB haar geldpersmonopolie precies in? Dat werd wellicht het duidelijkst op 28 juni 2015. Op die dag onthield de ECB Griekenland de liquiditeit die nodig was om de eigen banken overeind te houden. Op 27 juni had Alexis Tsipras, de linkse Griekse premier, aangekondigd op 5 juli een referendum te organiseren over de voorwaarden die de trojka (IMF, Europese Commissie en ECB) Griekenland oplegde. In de dagen voor het referendum konden Grieken maximaal zestig euro van een bankautomaat afhalen. Daarmee werd pijnlijk voelbaar wat inlevering van monetaire soevereiniteit in de praktijk kan betekenen. Op 16 juli gaf de ECB aan Griekenland weer de liquiditeit die het in de dagen voor het referendum werd ontzegd. De Griekse bevolking had weliswaar met grote meerderheid tegen het trojka-dictaat gestemd, maar Tsipras legde die uitslag op 8 juli naast zich neer.
De Syriza-regering heeft in ieder geval één verdienste. Ze maakte voor iedereen duidelijk wat de ECB doet als regeringen niet in de pas lopen. Tot dan was dat minder openbaar. Eerder stuurde toenmalig ECB-president Trichet in november 2010 al een onverholen dreigbrief aan de Ierse minister van Financiën: als de Ierse regering haar banken niet zou redden ten koste van de belastingbetaler, zou de ECB de geldpers voor Ierland stopzetten. Ook de Italiaanse premier Silvio Berlusconi en de Spaanse premier José Luis Rodríguez Zapatero ontvingen chantagebrieven van de ECB. De brieven lekten nadien uit, maar omdat de Ierse, Spaanse en Italiaanse regeringen ‘vrijwillig’ en geruisloos akkoord waren gegaan, werd de macht van de ECB pas in 2015 echt tastbaar.
In dit artikel ga ik in op de institutionele machtspositie van de ECB tijdens de Griekse zomer van 2015 en het Ierse najaar van 2010. De twee momenten hebben gemeen dat het door de ECB opgelegde beleid rijdt voor wat Streeck het marktvolk noemt (banken, beleggers en schuldeisers) ten koste van burgers, werknemers en gepensioneerden.3 Het tweede gemeenschappelijke kenmerk is dat de ECB daarbij uiteindelijk slechts gebruik maakt van de haar beschikbare middelen. De macht van de ECB vloeit voort uit haar institutionele positie en is daarom uiterst moeilijk ongedaan te maken. Men kan de eurozone niet hervormen in linkse richting zonder bij de ECB te beginnen. Het derde gemeenschappelijke element is dat het beleid er niet kwam op initiatief van parlementen. En indien het al door het parlement moest worden goedgekeurd, waren druk en dwang niet afwezig. Kortom, de macht van de ECB wordt niet ingetoomd door parlementen en is daarom ondemocratisch. De ECB zelf is antidemocratisch omdat ze het parlement en de regering niet respecteert, ook niet buiten het monetaire domein.
Bovenstaande is ook van groot belang voor landen — zoals Nederland en België — die vooralsnog geen directe ECB-bemoeienis hebben ondergaan. Elke Belgische of Nederlandse regering die een sociaal beleid wil voeren, zal de ECB op haar weg vinden.
De machtspositie van de Europese Centrale Bank
Over de onafhankelijkheid van de ECB
De ECB4 heeft een aparte status in de Europese Monetaire Unie (EMU). De politieke onafhankelijkheid van de ECB staat gebeiteld in artikel 130 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU).5 Dit artikel bepaalt dat het de ECB verboden is instructies te aanvaarden van regeringen of van “enig ander orgaan”. Dat laatste betekent ook nationale parlementen. De open omschrijving “enig ander orgaan” vormt daarmee het hart van deze ondemocratische “onafhankelijkheid” van de ECB. Artikel 130 vervolgt met een verbod voor de regeringen om de ECB te beïnvloeden: “De instellingen, organen of instanties van de Unie alsmede de regeringen van de lidstaten verplichten zich ertoe dit beginsel te eerbiedigen en niet te trachten de leden van de besluitvormende organen van de Europese Centrale Bank of van de nationale centrale banken bij de uitvoering van hun taken te beïnvloeden.” De omschrijving “organen van de Unie” is alweer open en daardoor alomvattend.
De politieke onafhankelijkheid van de ECB wordt begrensd. De ECB is alleen onafhankelijk bij de “uitoefening van de bevoegdheden en het vervullen van de taken en plichten” die het verdrag haar oplegt. De rechtvaardiging voor deze onafhankelijkheid is functioneel en staat volgens de ECB-website ten dienste van prijsstabiliteit, het hoofddoel van het monetair beleid volgens het VWEU. Maar prijsstabiliteit dekt wel meerdere ladingen. En de ECB mag zelf beslissen welke prijzen in welke mate en op welke wijze stabiel moeten blijven.
Prijsstabiliteit, maar welke prijs?
Artikel 127 van het VWEU stipuleert: “Het hoofddoel van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) is het handhaven van prijsstabiliteit.” Wat prijsstabiliteit juist is, wordt niet gedefinieerd. Het verdrag laat de interpretatie van prijsstabiliteit daarmee (impliciet) aan de ECB. Die legt prijsstabiliteit uit als “de inflatie op de middellange termijn onder, maar dicht bij 2% te houden”. Belangrijker dan de volledig arbitraire grenswaarde van 2% is het feit dat de ECB daarbij uitsluitend kijkt naar de prijzen van (consumptie)goederen en diensten. De ECB probeert dus niet om de prijsstijgingen van vermogensbestanddelen (zoals gebouwen of aandelen) te matigen. Dat zou nochtans goed verdedigbaar zijn als men overweegt dat prijsstijgingen van bijvoorbeeld aandelen of woningen sterke rampzalige gevolgen kunnen hebben indien die aankopen met schuld gefinancierd worden. Het niet tegengaan van bubbels op de huizen- en aandelenmarkten is ronduit in het voordeel van vermogenden en speculanten.
Inflatie beïnvloeden, maar hoe?
De ECB kan de inflatie (de stijging van de prijzen van goederen en diensten) niet direct bepalen. Eerst en vooral zoekt de ECB de inflatie te beïnvloeden door manipulatie van de rentevoet. Dat gebeurt via zogenaamde open market operations. Dit zijn vooral uitleenprogramma’s, waarvan de Main Refinancing Operation (MRO) de belangrijkste is. Daarnaast kan de ECB ook activa overkopen van o.a. banken. Al deze monetaire operaties lopen via private banken.
In MRO’s verstrekt de ECB gedurende enkele maanden leningen aan banken. De ECB beslist over rentevoet, onderpandeisen (waarover later meer), looptijd en leenvolume. Banken zijn vrij om al dan niet in te schrijven op de leningen. Na 2008 ging de ECB over op full allotment: elke bank mocht zoveel lenen als ze wenste, zolang ze aan de (verruimde) onderpandeisen voldeed.6 De door de ECB bepaalde rente in de MRO’s wordt de repo-rente genoemd, in de media beter gekend als ‘de ECB-rente’. De repo-rente werd van meer dan 4% in 2008 stapsgewijs verlaagd tot nagenoeg nul in 2015. Banken lenen daarmee renteloos van de ECB.
De repo-rente legt in theorie een vloer onder de kortetermijnrente: banken kunnen van de ECB geleend geld — met een opslag — verder uitlenen. De kortetermijnrente en de lage marktrentes die hiermee samenhangen, beïnvloeden gezamenlijk het consumptie- en investeringspeil. Lage rentes ontmoedigen sparen en stimuleren (schuldgefinancierde) uitgaven en investeringen. Dit vergroot de vraag, wat — zolang de maximale productiecapaciteit niet bereikt is — vooral de productie en de werkgelegenheid verhoogt. Als de maximale productiecapaciteit (bijna) bereikt is, zal een grotere vraag leiden tot inflatie. De repo-rente beïnvloedt dus de marktrentes, die op hun beurt de inflatie beïnvloeden.
Een tweede, sinds 2010 frequenter gebruikte, mogelijkheid is het opkopen van activa. Dit gebeurt in open market operations zoals het Securities Markets Programme (sinds 2010), de Outright Monetary Transactions (2012) en de kwantitatieve verruiming (2015). In al deze programma’s neemt de ECB financiële titels van o.a. banken over tegen de ‘marktprijs’ (met de ECB als koper is er daarbij evenwel geen markt meer in de betekenis van het woord dat economen daaraan doorgaans geven). Bij de in 2015 geïnitieerde kwantitatieve verruiming koopt de ECB schuldpapier van zowel EMU-lidstaten (uitgezonderd Griekenland) als bedrijven; de ECB neemt deze over van beleggers en banken en leent daarmee niet rechtstreeks aan staten. Rechtvaardiging voor kwantitatieve verruiming is dat de prijsopdrijvende aanschaf van obligaties de langetermijnrente drukt. De ECB ging over tot beïnvloeding van de langetermijnrente, omdat de korte (repo)-rente al gelijk was aan nul en dus niet verder verlaagd kon worden (de zero bound).
Zeker in tijden van crisis kan de ECB de banken en (daarmee) de staten tot het faillissement drijven.
Al deze programma’s – zowel uitleenprogramma’s als opkoopprogramma’s – zijn voordelig voor de banken. Ze lenen tegen lage rentes (om vervolgens tegen hogere rentes uit te lenen, o.a. aan de lidstaten die weer voor diezelfde banken garant staan) of activa verkopen. Dit profijt voor banken is het werkelijke motief voor kwantitatieve verruiming. Immers, een kwantitatieve verruiming als anticrisismaatregel had bijvoorbeeld ook kunnen gebeuren door directe investeringen in de reële economie.
De verhouding tussen de ECB en de EMU-lidstaten wordt door twee verdragsartikelen geregeld. Artikel 130 werd reeds genoemd. Het tweede artikel verbiedt de ECB te lenen aan staten.7 Kortom, de ECB moet uitlenen aan private banken, maar mag niet uitlenen aan staten. Deze twee artikelen maken van de ECB de bovenliggende partij is in een gecompliceerde, maar uiteindelijk onevenwichtige machtsverhouding. De ECB beheert de geldpers. De ECB mag staten niet financieel bijstaan. Staten mogen de ECB niet beïnvloeden. De ECB mag zich aan staten niets gelegen laten liggen.
Whatever it takes, maar wat is whatever?
Sinds 2010 zijn de euro, individuele EMU-lidstaten (in het bijzonder Cyprus, Griekenland, Portugal, Spanje, Ierland en Italië) en de EMU zelf in een permanente crisis. De ECB heeft zich in deze permanente – want reeds acht jaar durende – crisissituatie opgeworpen als de hoeder van de euro. Sleutelmoment is de verklaring van ECB-voorzitter Draghi in 2012: hij zal de euro redden, “whatever it takes”. Daarmee werd duidelijk dat de ECB inderdaad kan doen wat haar goeddunkt. De ECB heeft toen de euro ‘gered’, maar ook banken bevoordeeld en staten onder druk gezet. Er geldt een uitzonderingstoestand, waarbij de ECB steeds vaker, steeds meer, steeds openlijker haar geldmonopolie inzet om haar beleid door te drukken. In tijden van il-liquiditeit is híj soeverein die de geldpers controleert.
Zeker in tijden van crisis kan de ECB de banken en (daarmee) staten tot het faillissement drijven. Onthouding van liquiditeit is voldoende om een nationale banksector failliet te doen gaan.8 Omdat de staten in de praktijk garant staan voor hun too-big-to-fail-banken is dat voldoende om ze financieel te destabiliseren9. De ECB kan daarnaast de rente op staatsobligaties opdrijven door deze obligaties als onderpand van haar uitleenprogramma’s uit te sluiten. Sinds 2010 gebruikt de ECB haar monopolie op de geldpers om haar beleidskeuzes af te dwingen, zoals zal blijken uit hieronder genoemde voorbeelden. Dat sluit overigens niet uit dat sommige (segmenten van) staten zich gewillig laten chanteren. Zo kunnen ze een beleid voeren dat langs democratische weg niet of althans lastiger zou door te voeren zijn.
Voorbeeld 1. Strategische inzet onderpandeisen MRO
Banken kunnen alleen met onderpand van de ECB lenen. Het is voor een EMU-staat essentieel dat banken zijn obligaties als onderpand kunnen gebruiken. Ten eerste hebben banken uit het eigen land doorgaans de grootste positie in de eigen staatsobligaties. Indien de ‘eigen’ banken deze obligaties niet als onderpand kunnen inzetten, komen ze eerder in (liquiditeits-)problemen. Ten tweede kan een land dan tegen een lagere rentevoet lenen; banken kunnen de gekochte obligaties als onderpand gebruiken bij ECB-operaties en accepteren daarom deze lagere rente.
De ECB mag onderpandeisen opleggen.10 Ze beoordeelt zelf welke onderpandeisen adequaat zijn, wat haar een quasi-wetgevende macht geeft. Aanvankelijk golden de staatsobligaties van alle EMU-lidstaten als adequaat. Logisch: als de ECB de obligaties van een bepaalde EMU-staat zou weigeren, zou dit impliceren dat ze de kredietwaardigheid van die staat (publiekelijk) wantrouwt.11 Het is feitelijk een oproep de obligaties in kwestie te verkopen, terwijl een centrale bank eigenlijk in geval van problemen als uiterste redmiddel staatsobligaties moet opkopen (zogenaamde monetaire financiering). Centrale banken zijn de lenders of last resort (leners in laatste instantie).
In november 2005 veranderde dit in de EMU. Staatsobligaties dienden van dan af aan te voldoen aan een minimale kredietbeoordeling door private kredietbeoordelaars.12 De voormalige gouverneur van de Cypriotische Centrale Bank Athanasios Orphanides stelt hierover: “De wijziging in het beleid werd onmiddellijk begrepen als het antwoord van de ECB op de verslapping van het Stabiliteits- en Groeipact, een poging om marktdiscipline te ontwikkelen door die regeringen te straffen waarvan men verwachtte dat ze eerder geneigd zouden zijn een laks fiscaal beleid te voeren. […] Met deze beslissing liet de ECB effectief weten dat ze had besloten eigenmachtig op te treden met betrekking tot het stelsel van onderpanden en dit om regeringen van lidstaten haar discipline op te leggen.”13 De ECB gebruikte onderpandeisen om staten in de pas te doen lopen.
Vanaf 2010 zet de ECB deze onderpandeisen ondubbelzinnig politiek in. In mei 2010 werd de Griekse regering van Giorgos Papandreou ontheven van de verplichting om de te voldoen aan de minimale kredieteisen (de kredietstatus lag onder de ECB-eis). Deze ontheffing (waiver) werd pas verstrekt nadat de Griekse regering toegezegd had miljarden te lenen van de EMU.14 Deze leningen werden gebruikt om vorderingen van buitenlandse banken (voornamelijk Franse en Duitse) te voldoen. Zo werden private schulden getransformeerd in publieke schulden; vanaf dan werden de EMU-lidstaten (via het Europees Stabiliteitsmechanisme, ESM) en de ECB (via SMP) de schuldeisers van Griekenland.
De jaren nadien werd deze ontheffing ingetrokken (februari 2012), opnieuw verleend (maart 2012) en nogmaals ingetrokken (juli 2012). In december 2012 werd de ontheffing weer verleend nadat de regering op last van de trojka o.a. privatiseringen en bezuinigingen had doorgevoerd.15 Op 4 februari 2015 werd de ontheffing ingetrokken: op 25 januari had Syriza de verkiezingen gewonnen. Vanaf dat moment waren Griekse banken aangewezen op Emergency Liquidity Assistance (ELA), het voorportaal van de financiële apocalyps waarin Griekenland ieder moment door de ECB kon worden gestort. ELA, dat eerder ingezet werd in Portugal, Cyprus en Ierland, is het ultieme machtsmiddel van de ECB.
Voorbeeld 2. Strategische inzet ELA
Banken die bij gebrek aan (hoogwaardig) onderpand niet via het reguliere programma van de ECB (de MRO) kunnen lenen, zijn aangewezen op een speciaal programma. Deze Emergency Liquidity Assistance (ELA) wordt uitgevoerd door nationale centrale banken, maar staat onder controle van de ECB. Solvabele banken met liquiditeitsproblemen kunnen tot een door de ECB bepaald plafond lenen bij de eigen nationale bank. De ELA-rente is hoger dan de repo-rente. De betrokken staat (en dus niet de ECB) stelt zich borg voor verliezen. De facto is daardoor niet de ECB de lener-in-laatste-instantie van banken, maar zijn het de 19 EMU-staten (via hun centrale banken). Toch beslist de ECB over het voortbestaan van op ELA aangewezen banken. Nationale banken moeten ELA-operaties vooraf voorleggen aan de ECB en die kan ELA tegenhouden.16 De ECB legt voor de goedkeuring van ELA-operaties voorwaarden op aan staten (die wel zelf het risico lopen van de ELA). Deze voorwaarden worden in het geheim opgelegd, niet gecontroleerd, overtreden internationale arbeidsrechtsverdragen en zijn steevast in het voordeel van vermogenden. Twee voorbeelden: de voorwaarden opgelegd aan Griekenland en aan Ierland.
Na de asymmetrische onderhandelingen met de Syriza-regering in februari-juni 2015, legde de trojka op 25 juni haar definitieve voorwaarden voor voortzetting van nieuwe leningen van de trojka (om oude leningen aan de trojka af te lossen) aan de Griekse regering voor. Op 27 juni maakte premier Tsipras bekend dit Memorandum of Understanding in een referendum voor te leggen aan het Griekse volk. Eén dag later, op 28 juni, besloot de ECB de ELA voor Griekenland niet te verhogen, zoals ze tot dan toe altijd had gedaan. Kapitaalcontroles — elke Griek kon maximaal 60 euro per dag opnemen — en wachtrijen aan bankautomaten volgden. Op 5 juli werd het memorandum afgewezen (Oxi) door maar liefst 61% van de kiezers. Op 8 juli verzocht Tsipras evenwel om nieuwe leningen aan nog slechtere voorwaarden dan wat voordien op tafel lag. Op 16 juli verhoogde de ECB de ELA weer. Een jaar later, juni 2016, deelde de ECB weer een ontheffing uit voor het MRO en prees daarbij de “toewijding van de Griekse regering om het lopende ESM-programma uit te voeren.” Wel wordt Griekenland nog altijd uitgesloten van de in maart 2015 geïnitieerde kwantitatieve verruiming.17
De ECB had ELA al eerder ingezet om in Ierland een beleid door te zetten. Dat raakte bekend door een in de Irish Times gelekte brief uit 2010 van toenmalig ECB-voorzitter Jean-Claude Trichet aan de Ierse minister van Financiën Brian Lenihan.18 De Ierse banken waren in 2010 economisch failliet en waren voor het vermijden van een juridisch faillissement aangewezen op ELA. Vanaf dat moment besliste de ECB — en niet langer de Ierse regering of het parlement — over (de voorwaarden voor) het voortbestaan van de Ierse banksector.
In een brief van 19 november 2010 stelt Trichet dat de solvabiliteit van de Ierse banken enkel (only) volgt bij voldoening van de vier voorwaarden, waaronder fiscal consolidation (dat betekent minder sociale zekerheid en verhoging van de belasting op consumptie en arbeid) en reforms (dat komt neer op de verzwakking van het ontslagrecht). De ECB eist ook financiële overdrachten van de staat aan de Ierse banken, zodat (voornamelijk Franse en Duitse) obligatiehouders niet delen in de verliezen. De staat dient dus te betalen voor buitenlandse beleggers. Van groot belang is ook wat niet opgelegd wordt. Verhoging van vermogens- en erfbelastingen is niet nodig, de Ierse vennootschapsbelasting (met 12,5% het laagst in de EU) hoeft niet omhoog en Ierse bankiers wordt geen salaris- en/of bonusverlaging opgelegd (of ook maar gevraagd).
Trichet voegt hieraan nog toe: “Ik ben zeker dat u er zich van bewust bent dat een spoedig antwoord vereist is vóór de markten openen.” Vervolgens maakt Trichet duidelijk dat dit antwoord moet zijn zoals gedicteerd, op straffe van faillissement van de Ierse banken. De onverkozen ECB-voorzitter Trichet chanteerde in feite de Ierse regering.19
De ECB en het marktvolk
De ECB legt staten voorwaarden op om private banken in die staten te steunen. Ze legde in 2010 geen enkele voorwaarde op aan de Ierse banken zelf of aan hun obligatie- en aandeelhouders. Evenmin legde ze in 2015 voorwaarden op aan de Griekse banken. Dat past in het bankvriendelijke beleid van de ECB. De ECB heeft sinds 2010 voor banken de rente verlaagd, de onderpandeisen versoepeld en het leenvolume vergroot. Econoom Paul De Grauwe (2016) stelt daarover: “Terwijl de ECB zich sterk verzette tegen het verlenen van liquiditeit in de markt van de overheidsobligaties […], verleende ze gretig de nodige liquiditeit aan de banken.”20 Een extreem voorbeeld van de bankvriendelijke ECB-opstelling is het in 2011 geïnitieerde leenprogramma LTRO (Long-Term Refinancing Operations), waarbij de ECB voor lange looptijden (tot drie jaar) geld uitleent aan een lage rentevoet (1%). De banken konden het geleende geld nadien tegen hogere rentevoeten uitlenen aan lidstaten. Econoom Willem Buiter berekende: “Er kan weinig twijfel over bestaan dat deze LTRO’s een belangrijke subsidie van de ECB aan de ontlenende banken betekenen, volgens mij minstens 3% per jaar. Met net over 1 biljoen aan onderschreven LTRO’s, moet de jaarlijkse subsidie 30 miljard euro bedragen. Bij een discontovoet van 4% zou de gedisconteerde waarde van de subsidie over een periode van drie jaar zowat 86 miljard bedragen.”21 De ECB bevoordeelt met het LTRO dus op flagrante wijze het marktvolk.
Het mag niet verbazen dat de ECB banken bevoordeelt. De banden tussen de ECB en de financiële sector zijn nauw. Meerdere ECB-bestuurders gingen na hun bestuursperiode in de financiële sector werken.22 Ook al tijdens hun bestuursperiode blijken bestuursleden in nauw contact te staan met bankiers. Zo ontmoetten de bestuursleden Cœuré en Mersch bankiers van het Zwitserse UBS vlak voor een ECB-vergadering waarop de ECB besliste tot een verrassende renteverlaging.23 En onlangs bleek ECB-voorzitter Draghi, zelf ook al voormalig Goldman Sachsbankier, lid van de exclusieve bankiersclub G30 te zijn. De beslissing van de Europese ombudsvouw Emily O’Reilly dat dit lidmaatschap niet verenigbaar is met de Europese transparantieregels en haar oproep aan Draghi op zijn lidmaatschap op te zeggen bleven tot op heden zonder gevolg.24
Conclusie
Met hun toetreding tot de euro hebben nationale regeringen en parlementen hun monetaire soevereiniteit opgegeven.25 Wat dat in de praktijk betekent, is de afgelopen jaren duidelijk geworden. De ECB controleert de geldpers en kan die controle inzetten om een haar welgevallig beleid af te dwingen. De ECB doet dat ook. Staten negeren de ECB op straffe van faillissement van staat en banksector. De ECB onderkende dat recent zelf: “Al is de euro een fiat munt, toch hebben de fiscale overheden van de lidstaten van de euro de mogelijkheid opgegeven non-debiteurenrisico-obligaties uit te geven.”26 Om niet bankroet te gaan zijn landen aangewezen op de ECB.
Emergency Liquidity Assistance, het ultieme machtsmiddel van de ECB, werd ingezet tegen Griekenland, Portugal, Cyprus en Ierland.
De ECB is daarbij openlijk ondemocratisch. Ze wordt geacht ‘onafhankelijk’ te zijn, afgeschermd van parlementen en regeringen. De democratische legitimering van de ECB is gelegen in de door de parlementen aangenomen Europese Verdragen. De afgelopen jaren heeft de ECB haar liquiditeitsmonopolie evenwel ingezet om een beleid af te dwingen dat buiten het monetaire domein ligt. De ECB stelt immers monetaire steun (ook die ten behoeve van banken) afhankelijk van een bepaald (begrotings-)beleid in de staten.
Dit blijkt uit de eenzijdige interpretatie van prijsstabiliteit, het bij geheime brief verbinden van voorwaarden aan de inzet van ELA in Ierland in 2010, het politiek gemotiveerde aan- en uitzetten van liquiditeitssteun aan Griekse banken en de uitsluiting van Griekenland van kwantitatieve verruiming. Daaraan kunnen nog andere voorbeelden worden toegevoegd. De in 2012 door Draghi aangekondigde, evenwel vooralsnog niet uitgevoerde, Outright Monetary Transactions — waarbij de ECB ongelimiteerd obligaties zou opkopen — is enkel beschikbaar voor landen die zich via het ESM aan de trojka onderwerpen. De OMT zijn daarmee, volgens de Duitse onderzoeker Christian Kreuder-Sonnen, een “autoritair wettelijk subsysteem in het economische systeem van de EU”.27 Spanje en Italië kwamen pas in aanmerking voor het in 2010 geïnstalleerde SMP — waarbij de ECB beperkt obligaties opkocht — na akkoord te zijn gegaan met bij geheime brief opgelegde voorwaarden.28
In alle gevallen strekt daarbij het door de ECB ondemocratisch doorgezette beleid tot voordeel van banken en beleggers. Toevallig is dat niet, want er zijn nauwe banden tussen de ECB en de financiële sector.
De ECB is onhervormbaar, althans in democratische richting.
Wat kunnen linkse partijen daartegenover stellen? Nu, het is ten eerste van belang niet naïef te zijn over de macht en rol van de ECB. De ECB kan en zal sociaal beleid (hogere vermogens- en vennootschapsbelasting, lagere loonbelasting, meer sociale zekerheid, hogere pensioenen) tegenwerken. Links beleid is daarmee onmogelijk zonder de mogelijkheid open te houden de eurozone te verlaten. Een regering die geen eigen munt heeft, zal uiteindelijk moeten buigen voor de trojka en de ECB. Helaas is het verlaten van de eurozone geen voldoende voorwaarde voor een links beleid, zelfs niet in eigen land. Het land zal juridisch (door beleggers), economisch (door het IMF en multinationals) en politiek (door de EU) door het buitenland onder vuur worden genomen. Ongetwijfeld zullen grote multinationals dreigen het land te verlaten, handelsbarrières opgeworpen worden en juridische aanklachten elkaar opvolgen. En uiteraard zal dat gecoördineerd worden met een binnenlandse oppositie van grootbedrijven en banken. Dat is niets nieuws. Daadwerkelijk socia(a)l(istisch) beleid kan niet doorgevoerd worden in slechts één land, en al helemaal niet in tussen Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië gelegen relatief kleine landen als Nederland en België.
Het alternatief is pogen de ECB te hervormen. De ECB is evenwel onhervormbaar, althans in democratische richting. Het VWEU is zo goed als onveranderlijk, daar wijziging instemming vereist van alle 28 lidstaten (inclusief niet-EMU-landen). Gelet op de bestaande uitbreiding van de ECB-actieradius tot buiten het monetaire domein – waar ze volgens het VWEU inderdaad ‘onafhankelijk’ is – en dus tot buiten haar verdragsmandaat, is het twijfelachtig of de ECB zich überhaupt veel aan verdragswijziging gelegen zou laten liggen.29 Als dat niet zo is, zijn ECB-bestuursleden — aangesteld door de Europese Raad — niet uit hun functie te ontheffen door het Europees Parlement. Enkel het Europees Hof van Justitie kan een ECB-bankier verwijderen op grond van wangedrag.
Links bevindt zich dus in een impasse. De ECB kan met haar geldmonopolie elke regering op de knieën dwingen. Enkel een gedemocratiseerde ECB of een herinvoering van een nationale munt kan aan deze dreiging een einde maken. De ECB valt echter niet te hervormen. Het verlaten van de eurozone is daarmee de minst onaantrekkelijke strategie, maar een Belgische of Nederlandse Alleingang zal zowel binnenlands als buitenlands op meer politiek, economisch en juridisch verzet stuiten dan linkse partijen zullen aankunnen. Momenteel is het dus zaak om de antidemocratische positie van de ECB en de trojka bloot te leggen, solidair te zijn met de landen die daar het meest onder te lijden hebben en niet toe te geven aan de verleiding om dat beleid te legitimeren door toetreding tot een regering waarvan bij voorbaat duidelijk is dat er weinig links aan zal kunnen zijn. Dat is wellicht niet veel, maar het is nog altijd meer dan niets.
Footnotes
- Recent stelde de Amerikaanse econoom Stiglitz ook: “Griekenland gaf toe aan de wurging door de Europese Centrale Bank. Maar dat had het niet gemoeten. Athene was al een heel eind gevorderd met het creëren van de infrastructuur (een mechanime voor elektronische betalingen met de nieuwe drachme) die het uittreden uit de eurozone zou hebben vergemakkelijkt.” J. Stiglitz, “How to exit the Eurozone?”, Politico Europe, 26 juni-2 juli 2018.
- W. Streeck, How will Capitalism End?, Verso Books, 2016, p 162.
- W. Streeck, idem
- De ECB vormt samen met de 19 nationale centrale banken het Eurosysteem. Het onderscheid tussen ECB, ESCB (Europees Stelsel van Centrale Banken) en Eurosysteem (waar de ECB onderdeel van is) is hier niet relevant.
- Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
- De Grauwe stelt over versoepeling van onderpandeisen: “Sinds de bankencrisis van oktober 2008 heeft de ECB de erkenningsvoorwaarden voor onderpanden door de banken versoepeld. Had ze dat niet gedaan, dan zouden verschillende banken onvoldoende onderpanden hebben gehad en niet het hoofd hebben kunnen bieden aan het opnemen van deposito’s. Dat zou tot een nog grotere bankencrisis hebben geleid.” De Grauwe, Economics of Monetary Union, Oxford University Press, 2016, p. 208. Kortom, illiquide en potentieel insolvabele banken werden geholpen door een versoepeling van (onderpand)eisen.
- Artikel 123: “Het verlenen van voorschotten in rekening-courant of andere kredietfaciliteiten bij de ECB of de centrale banken van de Lidstaten, (hierna ‘nationale centrale banken’ te noemen), ten behoeve van instellingen of organen van de Unie, centrale overheden, regionale, lokale of andere overheden, andere publiekrechtelijke lichamen of openbare bedrijven van de lidstaten, alsmede het rechtstreeks van hen kopen door de ECB of nationale centrale banken van schuldbewijzen zijn verboden.”
- Dit is het gevolg van de door ECB en nationale centrale banken toegestane lage kapitaal- en liquiditeitsbuffers. Formeel heeft de ECB het recht, ja de plicht, niet te lenen aan insolvabele banken. Een weigering maakt daarbij zichzelf waar. Elke bank, ook solvabele, kan failliet en daarmee insolvabel gemaakt worden. Elke bank leent immers kort in en lang uit, oftewel transformeert kortlopende, vaak direct opeisbare leningen in langlopende verplichtingen.
- Banken zijn too-big-to-fail door het monopolie van banken op de geldbeheerfunctie en op betalingsverkeer. Dat geeft hun ook chantagemacht tegenover de staten.
- Dit volgt uit artikel 18 van de Statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank, dat stelt dat ‘verleende kredieten worden gedekt door toereikend onderpand’.
- De Grauwe stelt dat dit dé reden is waarom EMU-lidstaten na 2010 in de problemen kwamen. Spanje en Groot-Brittannië hadden aanvankelijk vergelijkbare openbare financiën. Monetaire financiering door de Bank of England voorkwam dat de openbare financiën en de economie van Groot-Brittannië zo slecht werden als die van Spanje, waar de ECB niet monetair financierde, P. De Grauwe, The Governance of a Fragile Eurozone, 2011, CEPS Working Document, nr. 346.
- Dezelfde kredietbeoordelaars die tot vlak voor de (al dan niet door de staat verijdelde) faillissementen van een reeks banken hoge kredietbeoordelingen voorzagen. Zij werden dan ook betaald door diezelfde banken, zie de Oscar-winnende documentaire Inside Job (2010) van Charles Ferguson.
- Orphanides, “Monetary Policy and fiscal discipline: How the ECB planted the seeds of the euro area crisis”, Voxeu, 9 maart 2018.
- Aanvankelijk bestonden de leningen uit bilaterale leningen van EMU-lidstaten aan Griekenland. Kort daarop is er geleend via de Europese Financiële Stabiliteitsfaciliteit (EFSF) en via het ESM. Daarnaast heeft de ECB via het SMP tweedehands obligaties opgekocht. De exacte, steeds veranderende voorwaarden van steeds veranderende coalities van krediteuren zijn ingewikkeld en op zichzelf een disciplineringsmechanisme. Parlementen en a fortiori, het volk weet nooit waar het aan toe is. Daarbij komt dat uitleg van de leencondities doorgaans enkel in het Engels beschikbaar is.
- Zie B. Braun, “Two sides of the same coin? Independence and Accountability of the European Central Bank”, Rapport Transparancy International EU, 2017.
- Zie Braun, 2017.
- De ECB koopt daarbij tweedehands obligaties op van 18 EMU-landen, waarbij 80% van de aankopen voor risico en rekening is van de nationale bank behorend bij de desbetreffende staatsobligaties (de overige 20% is voor rekening en risico van de ECB). Griekenland is uitgesloten omdat kredietbeoordelaars een lagere beoordeling geven dan de ECB opportuun acht. De Grauwe stelt hierover: “De uitsluiting van Griekenland is het resultaat van een politieke beslissing die een land dat zich heeft misdragen, wil straffen.” “Griekenland is uitgesloten van de kwantitatieve verruiming en dus van de schuldverlichting die uit dit programma voortvloeit. De ECB geeft een technische reden voor deze uitsluiting: de Griekse overheidsobligaties voldoen niet aan de kwaliteitsvereisten van de ECB in het kader van het kwantitatieve-verruimingsprogramma. Maar dat is uiterst paradoxaal. Landen die ‘kwaliteitsvolle’ obligaties hebben uitgegeven, krijgen schuldverlichting. Zodra die op de balans van de centrale bank worden ingeschreven, houden ze vanuit economisch oogpunt op te bestaan. Het is alsof ze in de papiermand worden gegooid.” P. De Grauwe, “The ECB grants debt relief to all Eurozone nations except Greece”, Voxeu, 13 mei 2016.
- De in totaal vier brieven van Trichet zijn te lezen op irishtimes.com.
- Na de publicatie van de brief door de Irish Times stelde de ECB: “Het was niet deze brief ‘die Ierland in dit programma dreef’, zoals soms wordt verkondigd. […] Het was de omvang van de crisis in eigen land die Ierland noopte een aanvraag te doen voor een EU/IMF-aanpassingsprogramma.” Geciteerd in S. Castle, ECB Threatened to End Funding Unless Ireleand Took Bailout, Letters Show, New York Times, 6 november 2014.
- De Grauwe, 2016, p. 173.
- W. Buiter. “Central banks: Powerful, Political and Unaccountable?”, MPRA Paper, nr. 59477, 2014, p. 13.
- Braun (2017) noemt oud-ECB bestuurders Padoa-Schioppa, Issing, Gonzalez Paramo, Bini Smaghi en Asmussen.
- C. Jones, “ECB officials met bankers before key decisions”, Financial Times, 2 november 2015. Zie ft.com/content/7a9d5d9a-8155-11e5-a01c-8650859a4767. In maart 2015 ontmoette Cœuré Blackrock-medewerkers één dag vóór de openbaarmaking van de details van kwantitatieve verruiming. Andere bestuursleden ontmoetten o.a. Pimco, een grote obligatiehandelaar en direct belanghebbende bij elke ECB-beslissing. Eerder stelde Cœuré de financiële sector in kennis van niet openbare informatie. De ECB noemde dat later een ‘interne procedurefout’.
- D. Boffey, Mario Draghi told to drop membership of secretive bankers’ club, The Guardian, 17 januari 2018.
- Zie ook W. Bonefeld (2017), “Authoritarian Liberalism: From Schmitt via Ordoliberalism to the Euro”, Critical Sociology, 2017, nr. 43 (4-5), p. 747-761. Bonefeld: “Het bestuur van de euro is in de praktijk volledig verwijderd van de territoriaal georganiseerde democratische machthebbers.” (p. 749) Econoom Rodrik stelde onlangs: “Door bij de euro aan te sluiten stond Italië zijn monetaire soevereiniteit af aan een externe, onafhankelijke beslissingnemer, de Europese Centrale Bank.” D. Rodrik, “How democratic is the euro?”, Social Europe, 18 juni 2018.
- M. Jarociński en B. Maćkowiak, “Monetary-fiscal interactions and the euro area’s malaise”, ECB working paper, nr. 2072, 2017, p. 5.
- C. Kreuder-Sonnen, “Beyond Integration Theory: The (Anti-)Constitutional Dimension of European Crisis Governance”, Journal of Common Market Studies, 2016, nr. 54(6), p. 1350-1366, p. 1359
- In 2014 maakte de ECB een aanvankelijk geheime brief van 5 augustus 2011 aan toenmalig Spaans minister-president Zapatero – die de brief in zijn memoires had gepubliceerd – openbaar.
- Dit sluit aan bij Botenga (2018): “Hoe groot de zwakheden van de Europese verdragen ook mogen zijn, de teksten hebben weinig macht op zich. Net als de Amerikaanse grondwet bevestigen de Europese verdragen vooral de bestaande krachtsverhoudingen tussen Europees kapitaal en arbeid.”, M. Botenga, De illusies van de ‘lexit’, Lava, 2018, 5 april 2018