Artikel

Voor publieke verzekeringen tegen natuurrampen

Xavier Dupret

—30 september 2022

Slechts een klein deel van de schade door de zware overstromingen werd gedekt door privéverzekeringen. De overheid draaide op voor het leeuwendeel van de rekening. Maak de verzekering tegen klimaatrampen dan meteen publiek.

Tegen de achtergrond van die ingrijpende veranderingen doet de te verwachten toename van natuurrampen de vraag rijzen of privéverzekeringen wel de beste bescherming zijn. Er is reden genoeg om te betwijfelen of de vergoeding van privékapitaalhouders verenigbaar is met de eisen van een adequate aanpak van de risico’s die inherent zijn aan de klimaatcrisis. Maar er is een openbaar alternatief voor dat neoliberale model van privéverzekeringen dat winstbejag boven rampenpreventie stelt. Dat soort verzekeringen bestaat al in een aantal andere landen, en dan hebben we het over landen zoals Zwitserland en Spanje.

Binnen het kredietsysteem1 spelen de verzekeringsmaatschappijen als onderdeel van het financiële kapitaal een cruciale rol. Aangezien zij spaargelden op lange termijn verzamelen, kunnen zij immers tussenkomen bij leningen en investeringen waarvoor aanzienlijke middelen moeten worden voorgeschoten. Bij de meeste verzekeringscontracten moet de verzekerde gedurende lange perioden een premie betalen en dat gegeven is belangrijk om het concept “langetermijnsparen” en de relatie ervan met de verzekeringssector goed te begrijpen.

Bijvoorbeeld: de schuldsaldoverzekering2 die — althans in België — systematisch gekoppeld is aan de toekenning van een hypothecaire lening, zal de verzekerde opzadelen met de betaling van een premie voor een periode die makkelijk kan oplopen tot 15 of 20 jaar. Voor kapitaalbezitters een niet te versmaden kans. De winst van de verzekeringsmaatschappijen komt voort uit het verschil tussen de inkomsten die zij uit hun diverse investeringen halen en de vergoedingen die zij moeten betalen voor de door hen gedekte schadegevallen. Die schadegevallen worden op basis van statistieken beoordeeld op hun risico zodat de door de klanten betaalde premies zo goed mogelijk overeenstemmen met de risico’s die zij daadwerkelijk lopen. Er is een directe correlatie tussen de waarschijnlijkheid van een risico en de premie die de klant betaalt. Met andere woorden: hoe kleiner de kans dat het verzekerde risico zich voordoet, hoe lager de premie zal zijn. Omgekeerd zal de premie hoog zijn, als het risico zeer groot is. In vakjargon: de hoogte van de premie hangt af van de verliesratio, d.w.z. de verhouding tussen het bedrag van de te vergoeden schadeclaims en het bedrag van de geïnde premies.

Een schuldsaldoverzekering gaat samen met een hypothecaire lening waarvoor 15 tot 20 jaar premies moeten worden betaald – een buitenkansje voor de kapitalist.

In de toekomst zal de klimaatverandering wellicht de verliesratio’s van de verzekeringsondernemingen negatief beïnvloeden. Volgens een schatting van de Federatie van Franse Verzekeringen eind vorig jaar zal bijvoorbeeld het gecumuleerde bedrag van de door natuurrampen veroorzaakte schade naar verwachting twee maal zo hoog zijn tussen 2020 en 2050 als in de periode 1989-2019.3

De grote overstromingen van afgelopen zomer, die naast België nog elf andere Europese landen hebben getroffen (Oostenrijk, Kroatië, Frankrijk, Duitsland, Italië, Luxemburg, Nederland, Roemenië, Zwitserland, Turkije en het Verenigd Koninkrijk), zijn dan ook nog maar het begin van een heel proces van achteruitgang van financiële gegevens voor de schadeloosstelling voor natuurrampen. Dit betekent hoegenaamd niet het einde van de winsten voor de verzekeringsmaatschappijen, want zij beleggen de door de klanten betaalde premies op de financiële markten. Daardoor zou in eenzelfde jaar zelfs sprake kunnen zijn van zowel een stijging van de beleggingsopbrengsten als een daling van de verliesratio’s door natuurrampen.

Dit was overigens het geval voor de Belgische verzekeringsmaatschappijen in 2021. Uit de jaarverslagen van de vier grote maatschappijen die het meest te maken kregen met de overstromingen van juli 2021 (AG Insurance, AXA, Belfius en Ethias), blijkt dat ze voor België een nettowinst van 1,186 miljard euro optekenden. Bij raadpleging van hetzelfde soort bronnen valt echter op dat de tak ‘brand’, die natuurrampen dekt, in datzelfde jaar aanzienlijk verlies leed door de overstromingen in de zomer. De totale schadelast is sterk gestegen in de winst- en verliesrekening van de Belgische verzekeringsmaatschappijen. In 2019 bedroegen de uitbetalingen voor schadeclaims 337,2 miljoen euro. Geen spectaculaire verandering in 2020: de totale schadelast voor dat jaar bedroeg 368,7 miljoen euro. In 2021 daarentegen bedroeg de schadevergoeding alleen al in België 2,7978 miljard euro. De totale schadeclaims voor de overstromingen liepen op tot 2,5734 miljard euro. Vorig jaar was die boekhoudpost maar goed voor 16,2 miljoen euro…4 En toch was het boekjaar 2021 verre van ongunstig voor de verzekeringsmaatschappijen. Vanwaar dan dit mirakel ? Hoe komt het dat de verzekeringsmaatschappijen gespaard bleven en zulke winsten konden maken ?

Hun fantastische resultaten zijn vooral te danken aan de goede prestaties en het dynamisme van de financiële markten. Die markten werden letterlijk geboost door de maatregelen die de grote centrale banken namen in maart 2020 ter ondersteuning van de COVID-crisis. De Europese aandelenmarkten stegen in 2021 met 24,41   %. De Verenigde Staten scoorden nog beter: Wall Street noteerde een stijging van de aandelenkoersen met 36,17   %. In het algemeen hebben de wereldwijde beursindexen in 2021 overigens tweecijferige winstpercentages gerealiseerd. Al met al hebben de maatregelen ter ondersteuning van de economie (9.000 miljard dollar volgens de Bank of America), het soepele beleid van de centrale banken, de massale vaccinatie tegen COVID-19 en de heropening van de wereldeconomie een stijging van de bedrijfswinsten in de hand gewerkt (van bijna 40 % in 2021).5 De betaalde premies konden dus in die mate stijgen dat de overstromingen de rentabiliteit van de sector in België niet fundamenteel hebben aangetast.

Ten tweede mogen we niet uit het oog verliezen dat de privéverzekeringen maar een klein deel van de geleden schade hebben gedekt, terwijl de overheid opdraaide voor het leeuwendeel van de rekening. Volgens de evaluatie van een jaar na de overstromingen worden de totale kosten van de overstromingsschade geraamd op 2,8 miljard euro. De verzekeraars hebben echter niet meer dan 700 miljoen euro aan schadevergoedingen uitgekeerd aan de slachtoffers. Dat komt door de wet van 4 april 2014. Die wet maakt het mogelijk om bij natuurrampen een beroep te doen op privéverzekeraars, maar dat bedrag is geplafonneerd. Dat wettelijke plafond wordt voor elke verzekeraar berekend op basis van een fractie van de in het voorgaande jaar geïnde premies en was vastgelegd op 350 miljoen euro tijdens geheime onderhandelingen tussen Elio Di Rupo en de verzekeringssector. De socialistische minister-president presenteert dat resultaat als een overwinning, ook al draait het Waalse Gewest op voor een gigantisch deel van de kosten en verkondigen de verzekeringsmaatschappijen doodleuk dat ze de premies gaan verhogen. Net tegen die verhoging had de heer Di Rupo zich verzet in naam van de grote politieke tussenkomst.

Bovendien is de betrokkenheid van het Waalse Gewest bij het beheer van overstromingen een gevolg van de zesde staatshervorming (2011-2014) en de regionalisering van de verantwoordelijkheid voor natuurrampen. Voortaan heeft elk Gewest een regionaal rampenfonds om slachtoffers van natuurrampen te helpen. De overstromingen mogen dan al de aanleiding geweest zijn voor een geweldige golf van solidariteit tussen Belgen die zich van de taalgrens niets aantrokken,6 zij hebben ook de vinger op de wonde gelegd en de gevolgen aan het licht gebracht van een concurrentiefederalisme, dat volgens de traditionele partijen een goede zaak was en best kon ingevoerd worden. In 2015 noemde Paul Magnette de regionalisering van het rampenfonds nog “een voordeel voor de burger”.7 Zes jaar later beschikt het Waalse Fonds over drie voltijdse personeelsleden en zal het, ondanks de beloften van meer personeel, slechts 361 van de 7.400 dossiers hebben afgewerkt.8

Het bedrag van door natuurrampen veroorzaakte schadeclaims zou tussen 2020 en 2050 verdubbelen in vergelijking met de periode 1989-2019.

In dat bijzondere institutionele kader en bij gebrek aan een federaal solidariteitsmechanisme stond Wallonië alleen en moest het dus alleen afrekenen met de gevolgen van de overstromingen van vorige zomer. Vergeet ook niet dat de rentabiliteit van de verzekeringssector te danken was aan de massale interventie van de armste regio van het land. Wij stellen dan ook zonder aarzelen en zonder enig waardeoordeel vast dat de Waalse belastingbetaler heeft mogen dokken in plaats van de aandeelhouders van de verzekeringsmaatschappijen in België, want die kregen voor het jaar 2021 een dividend uitgekeerd. Wij zouden ons dan ook maar al te goed een toekomstig rampenfonds kunnen inbeelden dat wordt gefinancierd uit een bijzondere belasting op de winsten van de verzekeringsmaatschappijen. Die maatregel zou weliswaar minder makkelijk uitvoerbaar zijn als op een bepaald moment een natuurramp zou samenvallen met een financiële crisis die de inkomsten van de verzekeringsmaatschappijen drastisch doet dalen. Dit soort gebeurtenissen zal de kwestie van de schadeclaims en derhalve de kosten van de toegang tot bescherming tegen weersinvloeden nog acuter maken. Hier ontstaat dan de noodzaak van de nationalisatie van de verzekering tegen natuurrampen.

Het voordeel daarvan is dat de beloning van de privéaandeelhouders niet wordt meegerekend in de kosten van de verzekeringspolis. Zoals bekend zijn die aandeelhouders voor wat het rendement op hun kapitaal aangaat een pak veeleisender dan een overheidsbedrijf. De balansen en winst- en verliesrekeningen van de verzekeringsmaatschappijen in België spreken in dit verband boekdelen. Uit de statistieken van de verzekeringsmaatschappijen, zoals aangeleverd door de Nationale Bank van België (NBB), blijkt dat het kapitaal van de sector in 2020 met maar liefst 2.798.605.441 euro beloond werd.9

In datzelfde jaar bedroeg de omzet van de sector 15.545.947.092 euro. Het is ook bekend dat banken hun risico’s verzekeren bij herverzekeringsmaatschappijen. Bij herverzekering wordt het risico van de verzekeringsmaatschappijen gebundeld en overgenomen in ruil voor een premie die ze aan de herverzekeraar moeten betalen. Herverzekering is een beschermingsmechanisme voor de verzekeringsmaatschappijen in zoverre de herverzekeraar, in geval van een schadeclaim, de verzekeraar schadeloos stelt, die dan op zijn beurt in staat is de verzekerde te vergoeden. Het herverzekeringsmechanisme vermindert het risico van faillissement voor de verzekeringsmaatschappijen, maakt het hun mogelijk te blijven profiteren van een stabiele omzet in de tijd en hun behoefte aan eigen vermogen te beperken, aangezien de herverzekeraar een deel van de schadevergoedingen voor zijn rekening neemt. Om al die redenen wordt herverzekering beschouwd als een stabiliserende factor voor de wereldwijde verzekeringssector. Geen enkele verzekeringsmaatschappij ter wereld werkt zonder herverzekeraar. Met andere woorden: alvorens het kapitaalrendement te berekenen, moeten de herverzekeringskosten worden afgetrokken van de omzet van de verzekeringsmaatschappijen. Zo hebben de Belgische verzekeraars in 2020 aan hun herverzekeraars 2.199.934.513 euro betaald. In totaal bleef er dan nog 13.346.934.513 euro over voor de rest van hun operaties. Wij kunnen het kapitaalrendement dus tot op één euro nauwkeurig schatten. In procenten komen we dan uit op 20,968  %.10

Het spreekt voor zich dat de Belgische staat zich wat bescheidener zou moeten opstellen en met heel wat minder tevreden zou moeten zijn. Bovendien bedroegen de financieringskosten van de Belgische staat op lange termijn, die overeenstemmen met de rentevoet van de overheidsschuld op 10 jaar, 1,56  % in juli 2022.11 In dit opzicht is de vergelijking dan ook bijzonder verhelderend. In ieder geval geeft ze aan dat een door de overheid beheerd verzekeringssysteem voor natuurrampen de goedkoopst mogelijke en meest uitgebreide dekking zou bieden voor de bevolking tegen een risico dat in de toekomst waarschijnlijk zal toenemen. Het overheidsmonopolie op de verzekering tegen natuurrampen maakt overigens al het onderwerp uit van een theoretisch debat in kringen van de beheerswetenschap, die je toch nauwelijks van marxistische neigingen kunt verdenken. Dat is in het bijzonder in Duitsland het geval, waar twee onderzoekers van de Universiteit van Keulen12 onlangs hebben geconcludeerd dat de micro-economische voordelen van een overheidsmonopolie op verzekeringen tegen natuurrampen moeten worden onderzocht.

De vier grote ondernemingen die het meest werden geraakt door de overstromingen van juli 2021 hebben een nettowinst van 1,186 miljard euro geboekt.

Bij een overheidsmonopolie lopen de polishouders niet over naar de concurrentie, waardoor kan bespaard worden op reclame, vertegenwoordigers en acquisitie (acquisitiekosten zijn kosten die rechtstreeks voortvloeien uit het sluiten van de verzekeringsovereenkomst, waaronder ook de commissies voor de verzekeringstussenpersoon). Bovendien kan een monopoliebedrijf dankzij de besparingen op de exploitatiekosten polissen met een lagere premie aanbieden dan elkaar beconcurrerende verzekeraars op een zogenaamde vrije markt. Dat openbare verzekeraars met een monopoliepositie weinig of geen winst uitkeren, zoals hierboven vermeld, versterkt dit nog. Ook voor de klanten is er een aanzienlijk voordeel. Zij kunnen besparen op de kosten voor hun zoektocht naar informatie doordat zij niet langer de verschillende aanbiedingen moeten vergelijken. Andere auteurs hebben er ook op gewezen dat openbare verzekeraars meer geneigd zijn tot preventieve maatregelen.13

In Europa hebben twee landen al lang geleden vormen van door de overheid beheerde verzekeringen tegen natuurrampen ingevoerd, namelijk Zwitserland en Spanje. In veel Zwitserse kantons zijn de eigenaars van gebouwen verplicht zich te verzekeren tegen natuurrampen bij de kantonnale openbare verzekeringsmaatschappij, die een monopolie heeft. In Zwitserland is de door de monopolistische verzekeraars aangerekende premie aanzienlijk lager dan die van de privesector in de kantons zonder openbare verzekeringsmaatschappij. Bovendien investeren de kantonnale openbare en monopolistische verzekeraars een aanzienlijk deel van hun premie-inkomsten in preventiemaatregelen en nemen zij deel aan kantonnale besluitvormingsorganen voor ruimtelijke ordening en bescherming tegen natuurrampen. Het bedrag van de schadeclaims is derhalve aanzienlijk lager dan in de kantons die met privéondernemingen werken.14

In het geval van Spanje is de manier waarop de overheid met natuurrampen omgaat in verschillende opzichten interessant. Want hoewel de Spaanse staat sterk gefederaliseerd is, verzekert een nationaal overheidsbedrijf alle burgers van het land: de Consorcio de Compensación de Seguros (CCS), gevestigd in Madrid. Als instituut maakt de CCS deel uit van het ministerie van Economische Zaken. Het federale karakter van een staat, dat meer of minder uitgesproken kan zijn naargelang van de nationale context, impliceert niet ipso facto de noodzaak om de openbare verzekering tegen natuurrampen op een gedecentraliseerde basis te organiseren.

De CCS wordt gefinancierd uit de inkomsten van een aan de verzekerden in rekening gebracht voorschot, zodat zij dienst doet als een soort spaarbank voor de verzekeringsmaatschappijen. De verplichte aanvullende premie is maar een klein deel (enkele duizendsten) van de betaalde premies. Inning geschiedt door particuliere verzekeraars. Met andere woorden: de CCS biedt geen polissen aan. Dit contractuele element blijft de uitsluitende verantwoordelijkheid van privéverzekeraars.

In tegenstelling tot Zwitserland is Spanje lid van de Europese Unie en moet het zich nauwgezet houden aan de Europese regelgeving ter vrijwaring van de concurrentie. Daarom moest de CCS haar statuten wijzigen “om ze in overeenstemming te brengen met Richtlijn 88/357/EEG van de Raad betreffende de schadeverzekering, met behoud van het monopolie van de entiteit”.15 Vanuit juridisch oogpunt is het bijgevolg perfect mogelijk dat de verzekeringssector in Europa zich althans gedeeltelijk onttrekt aan de logica van winstmaximalisatie van het financieel kapitaal.

Misschien zullen de Belgische autoriteiten op een dag de goede voorbeelden uit het buitenland volgen. Helaas is dat op dit moment niet het geval. De slachtoffers van de overstromingen worden al meer dan een jaar aan hun lot overgelaten.

Footnotes

  1. Volgens Marx dient het kredietstelsel “het motief van de kapitalistische productie, namelijk de verrijking door uitbuiting van vreemde arbeid, door het meest pure en meest kolossale concurrentie- en zwendelsysteem te ontwikkelen” (Het Kapitaal, Volume 3, 5e afdeling, hoofdstuk 27: “De rol van het krediet in de kapitalistische productie”).
  2. Een schuldsaldoverzekering is een verzekering die de hypotheekhouder beschermt in geval van overlijden vóór de hypotheek is afgelost. Die verzekering dient als garantie voor zowel de bank als de familie van de kredietnemer voor het geval dat deze vóór de vervaldag van de lening overlijdt. De schuldsaldoverzekering zal dan immers het uitstaande saldo van de lening geheel of gedeeltelijk dekken.
  3. Solenn, Poullennec, “Le coût du changement climatique inquiète les assureurs”, Les Echos, online-editie van 10 december 2021.
  4. Assuralia, jaarverslag 2021.
  5. Jocelyn Jovène, “Analyse2021 : une belle année pour les marchés actions”, Morningstar Inc, 28 december 2021.
  6. “Elan de solidarité flamande dans les zones touchées par les inondations”, Le Soir, 26 september 2021.
  7. Website van het Parlement van Wallonië, “Travail parlementaire, Les conséquences de la régionalisation du Fonds des calamités”, Question écrite du 18/02/2015 de LEGASSE Dimitri à MAGNETTE Paul, Ministre-Président du Gouvernement wallon. Url: www.parlement-wallonie.be/pwpages ?p=interp-vragen-zien&type=28&iddoc=58948. Datum van raadpleging : 9 augustus 2022.
  8. “Inondations : le Fonds des calamités n’a indemnisé que 361 victimes”, Le Soir, 20 april 2022.
  9. Banque nationale de Belgique (BNB), “Statistiques financières des entreprises de (ré)assurance-Exercice 2020, affectations et prélèvements”. Url: http://bit.ly/3vHcMJF. Datum van raadpleging : 27 juli 2022.
  10. Ibid. Eigen berekeningen.
  11. “Taux d’intérêt (taux OLO)”, L’Echo, 26 juli 2022.
  12. Ann-Kristin, Becker und Christoph, Oslislo, “Obligatorische Versicherung gegen Schäden infolge von Naturkatastrophen”, Wirtschaftsdienst ( Universität zu Köln ), 102. Jahrgang, 2022, Heft 1.
  13. Reimund, Schwarze, “Institutionenökonomischer Vergleich der Risikotransfersysteme bezüglich Elementarschäden in Europa”, Studien und Gutachten im Auftrag des Sachverständigenrats für Verbraucherfragen. Berlijn. December 2019.
  14. Martin Nell, Thomas von Ungern-Sternberg, Gert G. Wagner, “Brauchen wir eine Zwangsversicherung gegen Elementarschäden?”, Wirtschaftsdienst ( Universität zu Köln ), 82 ( 10 ), pp.579-588, 2002.
  15. République française, Division de la Législation comparée de la direction de l’Initiative parlementaire et des délégations, Les systèmes d’indemnisation des catastrophes naturelles (législation comparée), note réalisée à la demande de M. Philippe Nachbar, Sénateur de Meurthe-et-Moselle, oktober 2017, blz.17.