Artikels

Arbeid of kapitaal: wie betaalt de inflatie?

Romaric Godin

+

Ben Van Duppen

—30 september 2022

Zoals de inflatie in de jaren 70 het einde van een tijdperk was, is dat vandaag opnieuw het geval. Winsthonger heeft een nieuwe crisis ingezet: klassenstrijd zal de uitkomst ervan bepalen.

De inflatie in België flirt met de 10% en bedraagt in het tweede kwartaal van 2022 gemiddeld 9,9%. Dit fenomeen, dat de kapitalistische economieën nu al een jaar treft, wordt bijna dagelijks druk becommentarieerd in de pers. Ben Van Duppen ging hierover in gesprek met journalist Romaric Godin, specialist macro-economie bij Mediapart.

Ben Van Duppen. De inflatie is nog nooit zo hoog geweest. In een artikel in Mediapart dat ook verschenen is in Lava, zeg je dat de inflatie vandaag alles verandert.1 We hebben in het verleden ook inflatie gekend. Hoe verschilt de huidige inflatie daarvan?

Romaric Godin. Gedurende de voorbije vier of vijf decennia was het model dat de grootste kapitalistische expansie mogelijk maakte sinds het ontstaan van dit economisch systeem, gebaseerd op prijsmatiging. Er werd zelfs gesproken van “de grote matiging”. In de economische geschiedenis eindigde die periode officieel in 2008, maar in feite ging ze gewoon door na de financiële crisis. Er was een risico van deflatie, met een prijsdaling die zou leiden tot een neerwaartse spiraal van de winsten, van de vraag als gevolg van de werkloosheid enzovoort. De centrale banken hebben toen ingegrepen: die spiraal mocht niet uit de hand lopen en het prijspeil moest vrij laag blijven.

Romaric Godin is journalist bij Mediapart, waar hij vooral over de Franse economie schrijft. Hij is de auteur van La guerre sociale en France (2019, 2022), uitgegeven door La Découverte.

Vandaag zijn we wel erg ver verwijderd van die “grote matiging”. Integendeel zelfs, de mensen kijken tegen een hoge inflatie en dramatische prijsstijgingen aan. Hoe is het zover kunnen komen?

Om te begrijpen waarom inflatie alles verandert, moet je weten hoe het vroeger werkte. Tot het begin van de jaren zeventig steeg de productiviteit sterk dankzij de technische vooruitgang en de integratie ervan in het productieproces. Tussen het moment dat de mens in het begin van de 19e eeuw de controle over elektriciteit verkreeg en de uiteindelijke elektrificatie van de productie liggen 150 jaar. De productiviteit ging met rasse schreden vooruit en door de ontwikkeling van de massaconsumptie konden de markten in de westerse landen zich enorm uitbreiden. In dat systeem is de inflatie structureel hoger maar vormt niet zo’n probleem omdat zij wordt gecompenseerd door de productiviteitswinsten. De toegevoegde waarde kan verdeeld worden tussen de winsten en de lonen. Wij mogen die periode niet idealiseren, maar de verdeling van de rijkdom die mogelijk werd door de toename van de productiviteit, is relatief stabiel gebleven, wat al een heuse prestatie is in de geschiedenis van het kapitalisme. Er ontstond een licht inflatoire opwaartse spiraal van ongeveer 4 tot 6%. De prijsstijging maakte die verdeling van de toegevoegde waarde mogelijk en werd opgevangen door de toename van de productiviteit.

Ben Van Duppen is post-doctoraal onderzoeker vastestof- en kwantumfysica. Daarnaast is hij schepen in Borgerhout voor de PVDA voor o.m. armoedebestrijding, diversiteit, samenlevingsopbouw en senioren.

Aan het eind van de jaren 60 belandt dit systeem in een crisis. De winstvoet begint te dalen, de productiviteit sputtert, de internationale concurrentie neemt toe. De nationale economieën beginnen te internationaliseren, er is meer concurrentie en de inflatie wordt een probleem omdat de productiviteit niet mee groeit.

Dan rijst opnieuw de vraag: wie betaalt de kosten van de inflatie? En de keuze valt op prijsmatiging. Van een herverdeling van de rijkdom komt daardoor niets in huis. Bij lagere prijzen moet je je altijd afvragen wie het gelag betaalt. Het economische discours moedigt de mensen dan aan om te vergeten dat ze producenten zijn en zichzelf te zien als consumenten. In ruil voor prijsmatiging moeten de werkers loonmatiging, arbeidsmarkthervorming en precarisering slikken. Dit vervangt het fordistische model dat voorstander was van loonsverhoging om producten te kunnen verkopen. Het nieuwe systeem heeft drie grote gevolgen:

  • 1) de verzwakking van het salariaat door de arbeidsmarkthervormingen, en de verzwakking van de rol van de vakbonden bij de loonvorming;
  • 2) de globalisering van de productie om goedkoper te produceren; daardoor zal de werkloosheid in de westerse landen toenemen, wat weegt op de loonvorming (rechtstreeks in Frankrijk of België, of onrechtstreeks zoals in Duitsland met almaar meer werkende armen).
  • 3) de financialisering die het mogelijk maakt de daling van de productiviteit te compenseren en in één adem ook de daling van de winstvoet, die het gevolg is van de productieve activiteiten van de ondernemingen. De crash van 1987 lokte geen economische crisis uit omdat de Fed, de centrale bank van de VS, bereid was de markten te ondersteunen. De centrale banken staan borg voor de financiële sector. Er is inflatie ter compensatie van de lage prijzen en winstpercentages, maar die is niet zichtbaar voor Jan met de pet.

Vandaag zijn die drie pijlers aan het wankelen. De oorlog in Oekraïne verergert uiteraard de zaken nog, maar vanaf de tweede helft van 2021 is er al sprake van een zorgwekkend hoge inflatie, te wijten aan de verstoring van de waardeketens2 als gevolg van de heropflakkering van COVID.

In ruil voor prijsmatiging moeten de werkers loonmatiging, arbeidsmarkthervorming en precarisering slikken.

In het begin van de crisis schreven de mainstream economen de inflatie toe aan de verstoorde waardeketens en de bedrijven die het herstel van de economie niet konden bijbenen. Maar er is toch meer aan de hand. Energie speelt hierin toch ook een belangrijke rol, of niet?

Inderdaad, we moeten ook kijken naar de rol van de energiesector. Aangezien de energiemarkten zijn gefinancialiseerd, is elke toekomstvisie helemaal zoek. Er is veel gedesinvesteerd om elders zoveel mogelijk winst te maken, vooral de oliesector is daar in de laatste drie decennia door getroffen. In april 2020 zagen we zelfs negatieve prijzen op sommige oliemarkten terwijl die toch geacht worden vooruit te kijken. Als we echter zouden luisteren naar de rechtvaardiging van de financialisering van de economie, had het contract van drie maand voor april 2020 extreem hoog moeten zijn in afwachting van het herstel. Tegen die prijs sluiten we de ontginningen en desinvesteren we nog meer. Vervolgens komt het herstel en aangezien de olieontginning zware industrie is, kan men het tempo van de heropleving niet volgen. We hebben te maken met een wereldwijde vraag die lager is dan in 2009, maar er is onvoldoende aanbod.

De pandemie heeft ook het klassenbewustzijn en de klassenfierheid doen heropleven, zoals Nic Görtz heeft aangetoond in Lava.3 Wat is er vanuit economisch standpunt veranderd?

De mensen hebben zich gerealiseerd dat de zwaarste banen ook de essentieelste waren en de economie deden draaien. Tijdens de COVIC-crisis was het motto “wat het ook moge kosten” en daarmee verdween ook het hele discours dat loonmatiging rechtvaardigde. De overheid kan in geval van een crisis het inkomensverlies opvangen. In de Verenigde Staten nemen de werkers nu aan de lopende band ontslag. Ze willen niet langer werken in om het even welke omstandigheden en voor om het even welk loon, vooral omdat de lage prijzen niet langer gegarandeerd zijn.

Er ontstaan ook weer meer sociale conflicten in sectoren waar die al tientallen jaren niet meer zijn voorgekomen, meer mensen sluiten zich aan bij een vakbond, de wereld van de arbeid laat weer van zich horen. Hoe meer de globalisering afbrokkelt, hoe groter de druk op de werknemers en hoe groter het besef dat ze voor hun loon moeten vechten.

Bij stijgende rentetarieven bestaat het risico van een beurscrash, vergelijkbaar met die van de jaren 70. Het duurde toen 15 jaar voor we er bovenop kwamen.

De oorlog in Oekraïne heeft vervolgens de inflatie van de grondstoffenprijzen versneld en sommige bedrijven hebben hiervan geprofiteerd om hun winst te verhogen. We hebben te maken met een echte inflatiespiraal die zich uitbreidt naar de rest van de economie. Ze zal ook invloed hebben op de financialisering, want de beste manier om looneisen te doorbreken, is een recessie. De centrale banken hebben hun monetaristische reflexen herontdekt en willen nu de inflatie intomen door de rentevoeten te verhogen, de geldhoeveelheid in te krimpen, minder krediet te verstrekken, te mikken op een recessie en hogere werkloosheid.

De centrale banken gaan dus zover dat ze vragende partij zijn voor werkloosheid en een recessie om de inflatie te bestrijden? Hoe is dat mogelijk? En wat zijn de gevolgen van zulke economische recepten?

Die logica vloeit voort uit hun monetaristische visie maar dat strookt niet met de werkelijkheid. Een groter bewustzijn en meer sociale strijd leiden niet automatisch tot dermate hogere lonen dat ze de inflatie kunnen aanwakkeren. Anderzijds nemen de renteverhogingen de wind uit de zeilen van de financiële markten, die sinds 2008 kunstmatig in leven worden gehouden door de centrale banken. Als we ze van de kunstmatige beademing loskoppelen, riskeren we wat financiële analisten eufemistisch een bearmarkt (dalende markt) noemen, met andere woorden een beurscrash. Weliswaar een vrij matige crash, maar toch vergelijkbaar met die van de jaren zeventig. Het duurde toen maar liefst 15 jaar om er weer bovenop te komen.

De financiële sector is de reddingsboei van een kapitalisme in verval. Al 50 jaar lang wordt op dit cruciale element van de kapitalistische structuur gerekend om de winsten veilig te stellen. Daarom hebben we in de financiële sector de ene na de andere renovatie gezien. Eerst in de jaren 80 met de futures en derivaten. In de jaren 2000 volgen de subprimes en de securitisatie, d.w.z. de financialisering van wat nog niet was gefinancialiseerd. De Franse spoorwegmaatschappij SNCF bijvoorbeeld verkocht vroeger haar ongebruikte wagons in de vorm van financiële effecten. Vanaf 2015 volgt dan de financialisering van het virtuele met cryptomunten, NFT’s (een non fungible token is een koppeling op een blockchain van een account aan een uniek digitaal item via een smart contract), het metaversum (het gehele netwerk van aan elkaar gekoppelde virtuele 3D-ruimtes waarin de gebruikers, vaak door middel van avatars, interactief kunnen rondkijken en interageren). Het gaat telkens om bijkomende stappen om te commercialiseren wat commercialiseerbaar is in de hoop winst te maken.

Door de rentevoeten te verhogen zoals in juli werd gedaan, ondermijnt de Europese Centrale Bank dus de fondsen die deze financialisering van de economie ondersteunden?

Inderdaad, en dat kon alleen werken dankzij de massale injectie van liquide middelen. Door die daling van de productiviteitswinsten levert het productieapparaat onvoldoende liquiditeit op, waardoor het moeilijk wordt louter met de arbeid van de werkers boven het niveau van de bruto winstvoet te presteren. Je moet elders een winstmarge vinden en in de financiële wereld is dat een fluitje van een cent. Alles kan immers gefinancialiseerd worden zolang er maar iemand bereid is om te kopen. Zodra de centrale banken hun rol van reddingsboei loslaten, wordt het kapitalisme geconfronteerd met zijn rauwe werkelijkheid: het kan niet meer instaan voor winsttoename, want in een kapitalisme in verval is dat alleen mogelijk door de uitbuitingsgraad te verhogen en de lonen te verlagen. En ondertussen is ook het discours van loonmatiging alle geloofwaardigheid kwijt. De wereld van de arbeid krijgt te maken met hogere inflatie en geleidelijk zal de klassenstrijd aanwakkeren.

Het kapitaal van zijn kant zal op het vlak van lonen en arbeidsvoorwaarden geen duimbreed wijken. Integendeel, het zal nog meer eisen, hetzij rechtstreeks, hetzij onrechtstreeks door aan te sturen op de vernietiging van de verzorgingsstaat. De ondernemingen die deel uitmaken van een oligopolie zullen van de inflatie profiteren om hun prijzen te verhogen en te rekenen op een vorm van extra winst om hun resultaten verder te doen groeien. In hun monetaristische logica denken de centrale banken nog altijd dat het mogelijk is de inflatie terug te dringen door de rente te verhogen en zo terug te keren naar het systeem van prijsmatiging. Behalve dat dit in de jaren tachtig gebeurde in een situatie van productiviteitsgroei van tussen de 3 en 4% per jaar. Vandaag neemt de productiviteit maar met 1% toe en in sommige landen daalt ze zelfs.

Hoe komt het dan dat die neoliberale economen van de centrale banken die hogere rentes een goed recept vinden voor de economie?

De winst moet blijven groeien. Voor hen is dat de sleutel voor alles. Innovatie en de financiering ervan moeten de productiviteit verhogen en zodoende het probleem oplossen. Hun analytische kader is fundamenteel monetaristisch gebleven, en dat is typisch neoliberaal. Om dat goed te begrijpen, moeten we even een klein stapje opzij zetten.

In de jaren 80 en 90, tot 2000, worden vooral de neoklassieke elementen de hemel ingeprezen. In tijden van crisis is iedereen plots keynesiaan.

Monetaristen zijn geen libertariërs in die zin dat zij volledig af willen van de overheid. In feite integreren zij in de economische wetenschap verschillende keynesiaanse en neoklassieke elementen van de conceptuele revolutie van de jaren 60 en 70. Enerzijds geven ze toe dat de vraag op sommige plaatsen een probleem kan vormen en dat de overheid moet ingrijpen om die vraag te ondersteunen. Anderzijds zwaaien ze de lof van de efficiëntie van de markten, het optimale karakter van de herverdeling door de markt, de rationaliteit van de operatoren. En soms stoten we zelfs op libertarische elementen!

Alles samen krijg je dan een synthese waarvan ze bepaalde elementen gebruiken naargelang de situatie. Daarin zit de kracht van het neoliberalisme. In de jaren ’80 en ’90 tot 2000 worden vooral de neoklassieke elementen de hemel ingeprezen. Bij crisis is iedereen plots keynesiaan en moet de overheid ingrijpen en reguleren. In die visie komt de economie altijd weer op zijn pootjes terecht… als je maar de juiste instrumenten vindt. Bij inflatie is dat de rentevoet, omdat inflatie, zoals de Amerikaanse econoom Milton Friedman zegt, altijd en overal een monetair verschijnsel is. Inflatie, zo beweert hij, geeft aan dat een deel van het geld dat op de markten is gestort en in de productieve economie is terechtgekomen, een vraagoverschot creëert.

Maar vandaag houdt dat geen steek: we zitten nauwelijks boven het niveau van 2021, een oververhitting van de vraag is gewoon niet mogelijk. Kijk maar eens naar de persconferenties van de ECB en je zult zien dat die qua opbouw allemaal identiek zijn. Het eerste deel gaat over de zogenaamde fundamentele voorwaarden en is een keynesiaanse analyse van de groei, de stand van vraag en aanbod. Het tweede deel is de monetaristische analyse. Alle communiqués van de ECB zijn juweeltjes van neoliberale ideologie: de twee elementen van de synthese zijn altijd aanwezig. Voor de neoliberalen is inflatie geen probleem van verdeling maar van zichtbaarheid voor de economische operatoren. Inflatie vertroebelt de verwachtingen en dus blijven ook de investeringen en het herstel van de productiviteitswinsten uit. Het is niet meer dan een rookgordijn. Waar het echt om gaat is de verdeling tussen kapitaal en arbeid, of de inflatie nu hoog of laag is. In Frankrijk zegt de minister van Economie Bruno Le Maire dat de loon-prijsspiraal absoluut moet vermeden worden, terwijl de koopkracht in het eerste kwartaal met 0,9% is gedaald en de reële lonen met 1,3%.

De financialisering compenseert de daling van de productiviteit, zeg je. Is dat tijdelijk? Is het een vorm van voorschot aan de reële economie? Dat lost toch het systemische probleem niet op?

Helemaal juist. We noemen dat het fictieve kapitaal. Er is een tegentrend die een zeker effect uitoefent, maar dat is altijd tijdelijk. Eens we de markten hebben uitgebreid, alles hebben gecommercialiseerd, als we proberen de productiviteit van maaltijdbezorgers te verhogen, botsen we op een gegeven moment op de grenzen.

De financialisering is begonnen in de jaren 80, heeft een eerste crisis gekend in 1987, een tweede in 2000, en vervolgens een derde in 2008. Telkens springen de centrale banken in de bres, maar de crisis is ook telkens dieper. Elke nieuwe financiële innovatie blaast immers de financiële zeepbel verder op en bespoedigt de volgende crisis. Zowel de overheid als de financiële wereld willen die tegentendens beschermen, hoewel die al sinds 1987 in crisis is. De financialisering ondersteunt de winstvoet, maar ze is zelf ook in crisis, dus moet ze door de overheid gered worden zodat ze die winstvoet kan blijven ondersteunen. Ook al is de volgende crisis nog erger… Het is een vlucht vooruit, maar er wordt geen echte waarde gecreëerd! Integendeel, er wordt almaar minder waarde gecreëerd uit menselijke arbeid, en dat is nu net het probleem met het kapitalisme; dat is wat de daling van de productiviteitswinsten ons vertelt.

Karl Marx bespreekt het concept van de tendentiële daling van de winstvoet in Boek III van het Kapitaal. Hij legt uit dat in het kapitalisme de winstvoet daalt naarmate de economie zich ontwikkelt. Is dat ook wat jij bedoelt met de daling van de productiviteitsgroei? En wat zijn de oorzaken?

Het is allemaal met elkaar verbonden. Gewoonlijk wijt men de daling van de productiviteit aan andere elementen zoals onderinvestering, terwijl voor Marx de tendentiële daling van de winstvoet een teken is van de maturiteit van het kapitalisme.

Ik denk dat we met de tweede industriële revolutie een niveau van organische samenstelling van het kapitaal hebben bereikt, dat wil zeggen van de mechanisering van de productie, in die mate dat vernieuwende doorbraken zoals de Oostenrijkse econoom Schumpeter naar voor schuift, niet meer mogelijk zijn. Marx zei: hoe verder je gaat met de mechanisering, hoe moeilijker je nog vooruit komt. Robert J. Gordon, een orthodox econoom, schreef in de jaren 2010 dat naarmate de technische vooruitgang evolueert, innovaties almaar moeilijker worden. Volgens hem is innovatie nog mogelijk. Persoonlijk denk ik dat de geschiedenis van de voorbije 50 jaar ons vooral toont hoe ingewikkeld het allemaal is.

We hebben het al gehad over de bedrijven die van de inflatie hebben geprofiteerd om de prijzen op te drijven en zo hun winstmarge te verhogen. Nu krijgen we te horen dat de inflatie in de agrovoedingssector in het najaar nog zal toenemen. Wat denk jij? Hebben sommige bedrijven de inflatie tegengehouden?

Als je kijkt naar de structuur van de winsten, dan merk je dat ze vooral geëxplodeerd zijn in de sectoren die het meest door de inflatie worden getroffen (energie en vervoer). De agrovoedingsmarkt komt met een ander verhaal: de winsten liggen niet mee aan de basis van de inflatie omdat de kapitalisten ingeleverd zouden hebben op hun marges. Maar dat klopt niet! In de zomer van 2021 zijn de grondstoffenprijzen gedaald. Dus, als de prijzen de grondstoffenprijzen zouden volgen en het alleen om geïmporteerde inflatie zou gaan, had er een dip moeten zijn.

De Franse minister van economie zegt dat de loon-prijsspiraal absoluut moet vermeden worden, terwijl de koopkracht in het eerste kwartaal met 0,9% is gedaald en de reële lonen met 1,3%.

De inflatie versnelde echter en werd in februari nog verder aangezwengeld door de oorlog in Oekraïne. Aangezien er in het eerste kwartaal geen sprake was van loonstijgingen en in Frankrijk en Duitsland zelfs reële loondalingen zijn opgetekend, is het duidelijk dat de producenten van de prijsstijging hebben geprofiteerd om hun marges veilig te stellen. Bovendien hebben de ondernemingen hun stocks aangevuld tegen lage prijzen en kunnen zij zich nu van hun voorraden ontdoen tegen hoge marktprijzen. De inflatie zal in de herfst dan ook zeer hoog zijn. Bij meer dan 10% inflatie zonder loonstijging komen we pas echt in de problemen. Een premie zal dan niet veel helpen.

Het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) verzet zich met man en macht tegen onze automatische loonindexering. De werkgevers vallen dit beschermingsmechanisme aan met het argument dat het de inflatie doet toenemen. In Luxemburg hebben ze de indexering al voor negen maanden opgeschort. Geen goed idee, toch?

Dit is zeer belangrijk en jullie vragen terecht reële indexering en geen beperkte indexering “à la carte”. De kwestie van het concurrentievermogen gaat over de concurrentie tussen de kapitalistische economieën. Vanuit neoklassiek oogpunt zet niets beter de winstvoeten onder druk dan loonindexering zodat er massaal geïnvesteerd wordt om de productiviteit te verhogen en zodoende de loonindexering terug te verdienen. Aangezien de dalende productiviteit het probleem is, is de afschaffing van de loonindexering nu de oplossing voor de kapitalistische economie! In de jaren 1970 was dat principe zowat in steen gebeiteld. Frankrijk, zo werd gezegd, had een buitengewone expansie gekend doordat na mei 68 de lonen gedrukt werden en de ondernemingen met massale investeringen weer productiviteitswinsten hadden gemaakt. Bovendien houdt loonindexering de binnenlandse vraag en de bestaande markten in stand. Je zou moeten vechten om 5 cent te winnen tegen de Duitsers op de Argentijnse markt en daarbij de Belgische markt ondermijnen? De Duitsers hebben hun binnenlandse markt kapot gemaakt want zij zijn vóór alle anderen met loonmatiging begonnen in de jaren 2000. De Duitse producten waren al concurrentiëler, maar niet omdat zij goedkoper waren. Zij speelden in op kwaliteit en technologische aspecten. Tot de jaren 70-80 was het Duitse mirakel gebaseerd op massale investeringen. De lonen waren geïndexeerd en er was geen vuiltje aan de lucht. We moeten de indexering blijven verdedigen en naar voor schuiven want zo kunnen we duidelijk maken dat de inflatie te maken heeft met de verdeling van de gecreëerde waarde en niet alleen met geldschepping. Als er moet betaald worden, moeten we ons altijd afvragen: “Wie gaat betalen?” De kapitalisten kunnen zich de indexering veroorloven terwijl de werknemers niet zonder kunnen.

De kapitalisten willen dat de inflatie daalt, en hun prognoses wijzen dan ook altijd in die richting. De ECB bijvoorbeeld zegt dat de inflatie in 2023 en 2024 weer zal gezakt zijn naar 2%. Is dat geloofwaardig? Maakt het echt wat uit als de inflatie terugvalt tot dat heilige cijfer van 2%?

Het is mogelijk, maar ten koste van wat? Als die 2% inflatie gepaard gaat met gigantische werkloosheid en een golf van faillissementen, zal dat enkel en alleen aan de rente te wijten zijn. Het zal een echte deflatie zijn en maar één laag van ondernemingen zal geld verdienen dankzij hun oligopoliepositie en de rente.

De staat moet niet de reddingsboei zijn voor het winstbejag, maar veeleer de organisator van een nieuwe samenleving.

Naar mijn mening is het echte criterium vandaag de evolutie van de reële inkomens. Als de inflatie 2% bedraagt maar de reële inkomens dalen in dezelfde mate als nu in Frankrijk met een inflatie van 6 tot 8%, verandert de situatie niet. De echte vraag vandaag is: “Hoe kan het economisch systeem tot 2% inflatie komen met voldoende groei van de reële inkomens?” Wij bevinden ons in een impasse omdat zo’n beleid, dat een antwoord zou zijn op die vraag, eenvoudigweg niet bestaat. Het zou kunnen leiden tot lagere winstpercentages en dus lagere investeringen en hogere werkloosheid. Dit zal dan de lonen drukken en de verdere stijging van de reële inkomens tegenhouden. 2% inflatie betekent niet zoveel. Wat telt is hoe de inflatie aanvoelt want dat is in feite reëler dan deheadline-inflatie, d.w.z. de totale inflatie, statistisch gemeten. In Frankrijk is het geweldig, hoor je nu, wij hebben de laagste inflatie in de eurozone. Maar als je kijkt naar de ontwikkeling van de reële inkomens in Frankrijk en ook in Duitsland, dan is de aangevoelde inflatie dezelfde.

Elk van uw analyses leidt ons naar de conclusie dat we ons economisch systeem moeten veranderen. Wat staat ons nu te doen?

Sommigen zeggen: “hou je maar beter vast aan wat je hebt”, maar de positie van de werkers is in het huidige kapitalisme uiterst ongunstig als ze rekent op aanpassingen van de markt. Als er niets wordt gedaan, dreigt de levensstandaard van de mensen in te storten, vooral van de zwaksten. Hoe hou je een samenleving in stand in een maatschappij met zo’n hoge werkdruk? Alleen met de politie. Autoritaire regimes worden sterker door van maatschappelijke problemen en in het bijzonder van immigratie makkelijk inzetbare instrumenten te maken. Zie maar hoe de liberalen racisme en islamofobie gebruiken om de samenleving te verdelen en de aandacht af te leiden om ze beter te controleren want de samenleving staat onder extreme sociale spanning.

Ik schets hier een vorm van ineenstorting van het kapitalisme, maar dat betekent niet dat we er zomaar vanaf zijn door er alleen maar bij te staan en ernaar te kijken. Integendeel, als er niets wordt gedaan zal het kapitalisme overleven en zich opnieuw aanpassen door zichzelf te politiseren en weer alle heil van de overheid te verwachten. Sinds de jaren twintig heeft het kapitalisme zich van de overheid bediend om zijn eigen voortbestaan veilig te stellen.

We kunnen niet langer vertrouwen op dit regime van accumulatie en denken dat de groei van de kapitalistische waardecreatie ons zal redden. Het is een illusie voor het klimaat, maar ook voor alle sociale problemen. Om zijn groei te handhaven, zal het kapitalisme de klassenstrijd verscherpen. Daarom moeten wij terugkeren naar een bestuur op basis van de reële behoeften. Vandaag is het de markt die de behoeften bepaalt. Die zijn reëel aangezien de individuen vrij en rationeel zijn, en de markt moet in die reële behoeften voorzien door winst te genereren. Kortom, hij die winst maakt, lenigt de werkelijke behoeften van de samenleving. Het is die manier van denken die we moeten doorbreken.

Het uitgangspunt voor de organisatie van de samenleving moet de bevrediging van de behoeften zijn, niet het streven naar winst. Het is tijd om aan de slag te gaan. En daar zijn hulpmiddelen voor: planning en socialisering, aangezien het beheer van ondernemingen geïntegreerd moet zijn en bepaald moet worden door de behoeften. De staat moet niet de reddingsboei zijn voor het winstbejag, maar veeleer de organisator van een nieuwe samenleving. Het klinkt misschien hoogdravend en utopisch, maar voor mij betekent utopie dat je gelooft dat je het wel gaat redden zonder iets te doen. De behoeften kunnen alleen vanuit democratisch oogpunt bepaald worden. Voor het kapitalisme zijn alle behoeften gelijk. Maar dat is niet juist. Sommige behoeften zijn fundamenteler dan andere, en daar moeten we ons dan ook in eerste instantie op richten. Het risico ligt in de verleiding om de crisis autoritair aan te pakken.

 

Footnotes

  1. Romaric Godin, “De inflatie die alles verandert”, Lava, 14 juni 2022.
  2. Een waardeketen is het geheel van stadia in de productie van een consumptiegoed. Met de globalisering is de versnippering van de internationale waardeketens toegenomen, waardoor de onderlinge afhankelijkheid van de nationale economieën is toegenomen.
  3. Nic Görtz, “Corona en de terugkeer van de werkende klasse”, Lava 13, 23 juni 2020.