Artikel

Vluchtelingen: de Griekse Odyssee in de 21e eeuw

Camille Coletta

—1 juli 2018

Ondertussen is de migrantencrisis alweer een tijdje geen actualiteit meer. Maar duizenden migranten zitten wel vast op de Griekse eilanden, in totale onzekerheid.

Odysseus, koning van het eiland Ithaka, wordt samen met zijn gevolg verbannen van zijn eiland. Het vormt wellicht een van de meest allegorische verhalen uit de Westerse literatuur. Het zal een van de meest diepgravende formuleringen blijven van het gevoel van in ballingschap te moeten leven, van de nostalgie die hiermee gepaard gaat, van de pijn als gevolg van de onmogelijkheid om te kunnen terug-keren. Dit epos behield altijd een intense weerklank in de geesten van de Europese volkeren. De reden hiervoor was wellicht ook het feit dat het Europese continent eeuwenlang het theater is geweest van enorme oorlogen en conflicten. Het maakte van deze ballingschap als het ware een gemeenschappelijke ervaring, nog moeilijk uit het collectieve geheugen te wissen.

Als het verhaal van Homerus ons vandaag echter nog steeds aanspreekt, dan is dat inmiddels wellicht niet zozeer meer het geval voor diegenen die in dit Europa leven en wonen, maar wel voor diegenen die er gestrand zijn. De beelden van ballingschap die we vandaag voor ogen hebben, zijn niet zozeer de beelden van duizenden oppositieleden, joden, verzetsstrijders onderweg, op hun vlucht voor de uitbreiding van de Duitse Lebensraum.

Wat ons nu voor de geest komt, is de aanhoudende toevloed in hun gammele rubberbootjes van die andere duizenden vluchtelingen, op de Griekse eilanden. We hebben ook zeer duidelijk dat beeld voor ogen van die stapel reddingsvesten – ze zijn tegenwoordig een bezienswaardigheid om te gaan “bezoeken” in de nabijheid van het dorpje Molyvos – en gek genoeg roepen deze meer het beeld op van een hedendaags kunstwerk dan van een menselijk drama dat vandaag de dag nog steeds aan de gang is. Onafgebroken kregen we de beelden op ons televisiescherm te zien. Maar dat is voorbij. Niets anders meer dan stilte. Een wachttijd die eeuwig verlengd lijkt te worden. Waren deze eilanden vroeger slechts een transitplek voor de massale aankomst van asielzoekers, sinds de ondertekening van het akkoord tussen de Europese Unie en Turkije is het voortaan de plek waar ze tijdens hun procedure “geblokkeerd” zitten.

Ondertussen is de migrantencrisis alweer een tijdje geen actualiteit meer. Maar duizenden migranten zitten wel vast op de Griekse eilanden, in totale onzekerheid.

Die verklaring werd op 18 maart 2016 ondertekend. Met een zeer duidelijk doel: de aankomst van migranten vanuit Turkije op Griekenland stoppen. Turkije vangt momenteel al drie miljoen vluchtelingen op.1 Het land wordt aanzien als een veilig land. De Europese Unie gaf drie miljard euro uit voor de organisatie van de humanitaire hulp. In ruil voor deze deal mag Turkije ook opnieuw onderhandelingen aanvatten over aansluiting als lid van de Europese Unie. Verder kan het genieten van een verlichting van de verplichtingen voor Turkse burgers die in Europa willen verblijven. Kern van het akkoord is de clausule dat elke asielzoeker waarvan de aanvraag in Griekenland onontvankelijk wordt verklaard, teruggestuurd wordt naar Turkije. Meteen de verklaring waarom de asielzoekers op de eilanden geblokkeerd zitten: zouden zij de kans krijgen door te reizen naar het vasteland, dan zouden ze niet meer teruggestuurd kunnen worden naar Turkije. Hun registratie als asielzoeker maar ook hun toelating (en hun eventuele terugzending naar Turkije, voor wie niet toegelaten wordt) moet gebeuren op het eiland waar hun boot aan land is gekomen.

De “detentie” van asiel

In deze toestand zijn de levensomstandigheden uiterst zwaar. De hele situatie is des te moeilijker door de complete onzekerheid: de asielzoekers hebben niet de minste greep op hun toekomst. Het moeilijkste voor een flink aantal van deze mensen is het feit dat ze gewoon niet weten hoelang hun verblijf in Moria, het hoofdkamp op het eiland Lesbos, zal duren. Een onbepaalde tijd die voor hen neerkomt op “verloren” tijd, een tijd vol onzekerheid, alleen maar wachttijd. De kampen waar de vluchtelingen geblokkeerd zitten, zijn wel legale verblijfsplaatsen. Maar het zijn ruimtes van pure onzekerheid waar rond elke informatie constant een zweem van onbepaaldheid over hun toekomst hangt. Het is een ervaring die veel weg heeft van wat mensen in gevangenschap als tijdsbeleving ervaren.

De asielzoekers mogen dan in strikte zin wel geen “gevangenen” zijn, hun regime van blokkering en vastzitten heeft er in grote mate alle kenmerken van. Op wettelijk vlak gebeurt het meer dan eens dat we vluchtelingen ontmoeten die hoegenaamd niet weten dat ze recht hebben op gratis wettelijke steun en begeleiding. Of bijvoorbeeld dat ze na een tweede weigering van hun aanvraag nog tien dagen hebben om beroep aan te tekenen. De wettelijke organisaties die de asielzoekers te hulp komen, zijn compleet overstelpt door het werk. Hun werk hangt voor het grootste deel af de inzet van vrijwilligers. Van enige follow-up op lange termijn van de dossiers is nauwelijks sprake. Sommige asielzoekers zien hun advocaat al na een paar weken wisselen. Of ze zijn überhaupt niet op de hoogte wie zich eigenlijk met hun dossier bezighoudt. Week na week hameren de verantwoordelijken van de verschillende gemeenschappen op deze talrijke problemen die gekend zijn bij de overheden … maar veranderen doet er niets.

Al wordt Moria geregeld afgeschilderd als een gevangenis, toch heeft het als strafinrichting een bijzonder karakter. Als oude militaire basis van het eiland Lesbos is het kamp in 2015 omgevormd tot “de hotspot” voor de voorlopige opvang van de asielzoekers. Het kamp heeft een capaciteit van 2300 plaatsen. In december 2017 leefden echter meer dan 7000 mensen (twee derde van hen zijn vrouwen en kinderen, hoofdzakelijk afkomstig uit Syrië en Irak) tussen prikkeldraad en enorme hekken, zoals we die inderdaad kunnen zien aan de ingang van gevangenissen. Maar in dit geval zijn het niet zozeer diegenen die hierbinnen zitten die men belet om naar buiten te gaan. Het is de blik van de buitenwereld die men belet om binnen te kijken. De vluchtelingen hebben het recht om vrij rond te wandelen op het eiland. Maar het is vrijwel onmogelijk voor een gewone burger om iets van de binnenkant van het kamp te zien te krijgen.

In feite lijkt de hele voorziening voor een groot gedeelte gericht tegen die blik van buitenaf. De politie staat aan elke ingang en er gebeuren systematisch identiteitscontroles. De toegang is dan ook onmogelijk voor een eenvoudige vrijwilliger. De pers of de erkende humanitaire organisaties kunnen eventueel wel toegang krijgen — in een systeem van willekeur — nadat ze voorafgaandelijk bijzondere toelating hebben gevraagd aan de kampautoriteiten. Er is voor deze moeilijkheid geen enkel redelijk excuus behalve dan wellicht het bedenkelijke feit dat men er alles aan wil doen om de afschuwelijke leefomstandigheden in deze kampen zoveel mogelijk aan het daglicht te onttrekken. Het bestaan zelf van deze kampen, alsook de enorme omvang hiervan binnen de Europese Unie, is dan ook meer dan gênant.

Afschuwelijke leefomstandigheden

De conventie van Genève gaat ervan uit dat de waardigheid van elke asielzoeker moet worden gerespecteerd. Gezien de enorme overbevolking binnen het kamp (7000 mensen in een kamp dat is voorzien voor de huisvesting van maximum 2300 mensen), slapen heel wat mensen die geen plaats meer vinden in containers, in kleine zomertentjes. Als het regent zijn die tentjes in de kortste keren doorweekt en de 3000 personen die in deze omstandigheden leven, zijn niet in staat zich te beschermen tegen winter en koude.

Elke nacht opnieuw vinden er op Moria confrontaties plaats tussen verschillende groepen. Families zijn bang voor hun kinderen, ze kunnen niet slapen en durven niet buiten te komen uit angst midden in een knokpartij terecht te komen. De toiletten zijn in een moeilijk te beschrijven staat: er is geen stromend water, ze worden niet regelmatig schoongemaakt en vooral, er zijn er niet genoeg (slechts voorzien voor 2300 mensen). De vrouwen zijn bang om ernaartoe te gaan in het donker. “Ik ben bang verkracht te worden”, bekent een vrouw van Afghaanse afkomst. Er is immers geen verlichting bij de toiletten en het veelvuldig voorkomend geweld van seksuele aard speelt zich vaak af in de buurt van sanitair en toiletten. Daarom heeft een organisatie beslist om luiers uit te delen zodat vrouwen’s nachts niet meer uit hun tent hoeven te komen.

Het is een erg onwaardige en op zijn minst ongepaste maatregel. Maar het is wel een perfecte weergave van de kamphuishouding vol plantrekkerij. En het geeft een beeld van de totaal nutteloze miserie en het lijden dat hieruit voortvloeien. Waarom niet zorgen dat er meer toiletten en douches komen? Waarom geen bewakers of politie mobiliseren in de nabijheid van de sanitaire installaties in plaats van aan de ingang van de kampen? De onzekerheid, de willekeur van de procedures en de vrees voor deportatie: deze vormen de kern van wat dit hele regime tot een wel zeer bijzondere vorm van detentie maakt. Maar het zijn die kleine onzichtbare vernederingen die de kleur bepalen van de dagelijkse ervaring.

De vluchtelingenkampen zijn legale verblijfplaatsen. Maar de tijdsbeleving van de vluchtelingen heeft veel weg van die van gevangenen.

Als je door het kamp wandelt, dan kan je regelmatig binnensmonds gemopper horen: “Moria no good”. De bewoners moeten werkelijk voor alles vechten: voor drinkbaar water, voor voedsel, voor warme kleren, om een advocaat te vinden, om ergens anders te slapen dan in tentjes, en dan om later Moria te verlaten en te voet de naburige stadjes te bereiken. Een dokter raadplegen is als een hindernissenloop, een ware lijdensweg voor de volwassenen. Al van 5 uur in de ochtend vormen zich lange rijen en alleen een aantal ernstige gevallen worden behandeld. Er is niet voldoende voedsel voor de asielzoekers die gemiddeld een uur in de rij moeten staan voor hun maaltijd. Water is een zeldzaam goed: slechts twee à drie uur per dag is er stromend water te krijgen. Moeten ze naar de wc, dan moeten de mensen flessen water meenemen om manueel te kunnen “doortrekken”. Naast de toiletten vind je dan ook enorme stapels lege waterflessen, stille getuigen van de betreurenswaardige condities die de mensen moeten ondergaan. Het ophalen van de vuilnisbakken loopt volledig mank. Van zodra je het kamp nadert, komt de stank en de vuiligheid je tegemoet. De afgelopen maanden waren meer dan 40 % van de nieuwkomers gezinnen met kinderen. Kinderen die trouwens ook niet naar school kunnen (wat in strijd is met de Verklaring van de Rechten van het Kind).

“Moria maakt mij ziek”, vertelt een asielzoeker. “Ik ben hier aangekomen om internationale bescherming aan te vragen en ik was in goede gezondheid. Maar zelfs al na een paar dagen begin je je hier slecht te voelen. Dit kamp is de hel. Dit kamp maakt je gek.” De psychische problemen zijn hier niet alleen het gevolg van het soms zware en traumatiserende traject dat de mensen hebben afgelegd om hier te geraken, maar ook van de omstandigheden in het kamp zelf. De onzekerheid en de instabiliteit waarin de mensen hier terechtkomen, heeft onvermijdelijk gevolgen, niet alleen voor hun mentale en psychische gezondheid (stress, vermoeidheid en al de rest) maar ook fysiek (in de kou op de grond slapen zonder aangepaste kledij voor de winter). Het feit dat ze zich op geen enkel ogenblik veilig voelen, dat ze behalve overleven niets te doen hebben en dat ze geen enkele toekomst in het verschiet zien liggen, maakt hen nog kwetsbaarder.

De “goede” vluchteling

Elke asielzoeker die aankomt in Griekenland moet na zijn of haar registratie door de politie een medisch onderzoek ondergaan waar de persoon eventueel een erkenning kan krijgen als “kwetsbaar”.2 Er zijn zeven criteria voor kwetsbaarheid3, maar deze screening loopt volledig mank en heel wat mensen worden niet als dusdanig erkend terwijl ze in werkelijkheid wel degelijk tot deze groep behoren. “Dat onderhoud verloopt vlugvlug en ik heb niet durven praten over de foltering die ik in het land heb ondergaan”, bekent een Congolees. “Ik ging ervan uit dat het beter was om te verbergen dat ik ziek was, ik was bang teruggestuurd te worden”, vertelt een man die uit Irak kwam. “Ik werd meermaals verkracht in Kameroen, maar ook in Turkije waar ik verschillende maanden heb verbleven, hoe moest ik dat vertellen aan een mannelijke arts bij dat medisch onderzoek?”, legt een jonge vrouw ons uit. Artsen zonder Grenzen stelde in hun laatste rapport over de geestelijke gezondheid van de asielzoekers op Lesbos dat slechts een derde van de overlevenden van seksueel geweld een erkenning kreeg als “kwetsbaar” persoon. Onzekerheid over de voorwaarden, de criteria en de te zetten stappen, draagt dan ook in belangrijke mate bij tot het feit dat mensen geen “ja” durven zeggen op de gestelde vragen.

 

We kunnen ons trouwens ook vragen stellen bij het gebruik van het criterium “kwetsbaarheid”. Die kwetsbaarheden zijn pas een publiek bestaan gaan lijden nadat de instellingen ze volkomen arbitrair zijn gaan identificeren als “middel om binnen te geraken op het Griekse continent”. Hiermee wordt nog maar eens het “humanitaire argument”4 naar voren geschoven. Het eenvoudige recht op asiel wordt naar het achterplan geschoven. Diegenen die “lijden” aan een van de zeven weerhouden kwetsbaarheden zijn “belangrijker” dan diegenen wiens leven bedreigd wordt in hun land van herkomst.

Het ophalen van de vuilnisbakken loopt volledig mank, van zodra je het kamp nadert komt de stank en de vuiligheid je tegemoet.

Om toegang te krijgen tot het Europese continent moeten ze dus onomstotelijk kunnen aantonen dat ze afzien, de pijn moet tot uiting komen in hun verhaal. De “goede” vluchteling is diegene die “echt” heeft geleden. Hij is gedwongen een welbepaald beeld van zichzelf te schilderen en zijn geschiedenis als de meest afschuwelijk mogelijke te “verkopen”. Die procedures geven dan ook een volledig vertekend beeld van de interactie tussen de asielzoeker die bepaalde bekentenissen moet afleggen over het lijden dat hij of zij heeft doorstaan, en de instelling die over de ernst hiervan een oordeel moet uitspreken. Didier Fassin laat terecht opmerken dat op die manier de logica van de mensenrechten, “door de link met de erkenning van de andere enkel via de weg van lijden en pijn, van ellende en tegenspoed, van het lichaam en het overleven een zuiver burgerrecht vervangt”.5

In plaats van “mensenrechten” zouden we dus veeleer moeten spreken van het recht van de lijdende. Dit kent vluchtelingen een positie toe van “slachtoffer”, van “eisende partij” die verplicht wordt zijn of haar littekens en stigmata te tonen om toegang te kunnen krijgen tot Europa. Het mag dan wel een feit zijn dat mensen over een gigantische overlevingscapaciteit beschikken en de kracht om traumatiserende gebeurtenissen te boven te komen. Maar het lijkt ons toch niet helemaal onnuttig om de vraag te stellen naar de gevolgen die het kan hebben om als asielzoeker constant verplicht te worden zich als slachtoffer te presenteren. Welk zelfbeeld kunnen vrouwen en mannen nog hebben die moeten smeken en verplicht worden elk detail van hun pijn en lijden ten toon te spreiden als getuigenis om ernstig te worden genomen? We staan zo wel heel ver verwijderd van de Conventie van Genève en elementaire rechtvaardigheid voor asielzoekers.

De privatisering van het openbaar initiatief

Een van de meest voor de hand liggende zaken, waar we ons met recht en reden de nodige vragen bij kunnen stellen, ligt in de oorzaken van een dergelijke mate van falen van het openbaar initiatief. Hoe is het mogelijk dat men er niet in slaagt om 8500 asielzoekers te beheren? Het zijn tegenwoordig geen 5000 personen meer die dagelijks aanstranden, maar sinds enkele maanden hooguit een honderdtal per week. Is het dan echt onmogelijk om deze asielzoekers op te vangen in omstandigheden die naam waardig?

Tal van organisaties trachten op Moria de noden van de asielzoekers te lenigen. Waar zij vroeger geld kregen van de Europese Unie (ECHO), zijn deze fondsen vandaag uitgeput. Menige niet-gouvernementele organisatie heeft dan ook het eiland al moeten verlaten of het aantal medewerkers aanzienlijk moeten inkrimpen. In het kamp zelf weet niemand van de bewoners “wie nu eigenlijk wat doet”. De organisaties zelf zijn compleet overstelpt met werk. Ze trachten hun “cliënten” door te sturen van de ene naar de andere organisatie in de hoop dat ze uiteindelijk ergens vinden wat ze zoeken, steeds meer gelaten, vermoeid en uitgemergeld. Eind december 2017 werd de Griekse regering verondersteld met de Europese fondsen alle verantwoordelijkheid op zich te nemen en zelf al het werk te doen op de eilanden. Jammer genoeg zijn heel wat organisaties vandaag nog steeds aanwezig op de eilanden waar ze trachten de effecten te verzachten van de afwezige overheid.

Maar moeten eigenlijk de Griekse staat en de Europese Unie niet instaan voor het beheer van de opvang van de asielzoekers? Er is een nationaal gezondheidssysteem (KEELPNO). Dat krijgt geld. Het zou moeten instaan voor de opvang en die volledig moeten organiseren en beheren. Men ziet ter plaatse echter dat dit systeem compleet overbelast is en niet in staat om aan de behoeften te beantwoorden. Deze verwarring en de moeilijkheid om duidelijk aan te geven wie nu in feite verantwoordelijk is, maakt niet alleen enig protest of actie vanwege de vluchtelingen complexer, maar het maakt ook het werk van de organisaties op het terrein zeer moeilijk. De instellingen geven allemaal elkaar de schuld van alles wat misloopt, in één grote bureaucratische symfonie. Je hoort Griekse ambtenaren zeggen dat “de UNHCR met dat probleem belast” is, en van de UNHCR zal je exact het tegenovergestelde antwoord krijgen.

Voor een politiek van rechten

Binnenkort zal deze crisis meer dan drie jaar aan de gang zijn. Volgens de officiële gegevens van de UNHCR werden 1294 personen sinds begin 2018 van het eiland overgebracht.6 Om menswaardige leefomstandigheden mogelijk te maken, zou de meest voor de hand liggende oplossing erin bestaan alle vluchtelingen naar het vasteland door te sturen. Op zijn minst zouden ze dan toegang kunnen krijgen tot gezondheidszorg, juridische hulp en huisvesting. De huidige situatie is dan ook niet zomaar vanzelf ontstaan. Wat hierachter schuilgaat is de aperte wil van onze instellingen om de vluchtelingen duidelijk te maken dat ze niet welkom zijn. Dat ze met gevaar voor eigen leven en dat van hun kinderen de zee overgestoken zijn, volstaat niet om hun een waardige opvang toe te kennen. Ook in dit geval gaan politici ervan uit dat door het asielrecht met voeten te treden de vluchtelingen aan hun familie en vrienden de boodschap zullen meegeven toch maar niet naar Europa te komen.

Wat ze hierbij overduidelijk vergeten is dat hun landen van herkomst vernietigd zijn (voor velen onder hen door interventies, veroorzaakt door landen van de Unie), dat vluchten hun enige oplossing is om te overleven. Het beleid mag nog zo inhumaan en drastisch zijn, nooit zal dit kunnen verhinderen dat deze gezinnen alles zullen doen om op Europese bodem te landen. Er zou een echte politiek van hervestiging van toepassing moeten zijn voor alle Europese landen. Het kan niet dat de vluchtelingenstroom uitsluitend moet opgevangen worden door Griekenland (en Italië). Er zouden degelijke quota doorgevoerd moeten worden voor elk land. Het moet zonneklaar zijn dat we vandaag niets meer moeten verwachten van medelijden als we zoeken naar een antwoord op de vraag “hoe nog sensibiliseren voor deze problematiek”. Sinds de foto van het jongetje Aylan lijkt niets nog de Europese burgers te kunnen “choqueren”. Wat dit betreft benadrukt Didier Fassin dat “vermoeidheid tot mededogen” leidt tot onverschilligheid ten opzichte van de situatie van de asielzoekers.

Die onverschilligheid samen met de meer algemene tendens van de jongste decennia om elke sociale politiek te vertalen in termen van medelijden, zijn in feite een deel van het probleem. We citeren hier de historicus en socioloog Gérard Noiriel: “Het is niet omdat de mensen “s avonds huilen omdat ze een uitgeput of gedood vluchtelingenkind hebben gezien, dat ze de volgende dag hun deur gaan openzetten voor vluchtelingen. Het asielrecht is een bij uitstek politiek begrip waarvoor de staat soeverein volledige verantwoordelijkheid draagt.”7 De kwestie die hier aan de orde is, is deze van de depolitisering. Als vluchtelingen voortaan nog slechts het statuut van “slachtoffer” krijgen aangemeten, dan zijn het de regeringen die het publieke debat inperken tot enkel zijn humanitaire dimensie. De staten zouden het in de plaats hiervan een kwestie van burgerschap moeten maken.

Footnotes

  1. Turkije ondertekende de Conventie van Genève uit 1951 over de bescherming van vluchtelingen maar uitsluitend voor de burgers van de Europese Unie.
  2. Volgens Artikel 60 paragraaf 4 van de Wet 4375/2016 worden de mensen die als “kwetsbaar” erkend worden, vrijgesteld van de border procedures.
  3. Volgens Artikel 14 paragraaf 8 van de Wet 4375/2016 moeten personen erkend worden als “kwetsbaar” als zij beantwoorden aan volgende criteria: niet begeleide minderjarigen; personen met een handicap of die lijden aan een ernstige of niet behandelbare ziekte; ouderen (boven de 65 jaar); zwangere vrouwen of met kinderen van minder dan 6 maanden; alleenstaande ouders met minderjarige kinderen; slachtoffers van foltering, verkrachting of andere ernstige vormen van psychologisch, fysiek, seksueel geweld of uitbuiting; mensen die lijden aan post-traumatische stresssyndroom, in het bijzonder de overlevenden en de naastbestaanden van slachtoffers van schipbreuk en/of de verdrinkingsdood; slachtoffers van mensenhandel. In december 2017 heeft de overheid beslist het criterium van personen met een posttraumatisch stresssyndroom uit deze lijst te schrappen.
  4. Didier Fassin, “La souffrance du monde. Considérations anthropologiques sur les politiques contemporaines de la compassion”, L’Evolution psychiatrique, 67/4, 2002, p. 677.
  5. Ibid., p. 687.
  6. Refugee Info, La Grèce tient-elle sa promesse de transférer les gens hors des îles?, 23 januari 2018.
  7. Interview van Gérard Noiriel, Voor een volksgeschiedenis van Frankrijk, Lava, 21 april 2017.