Artikel

De radicale wortels van intersectionaliteit

Sara Salem

—1 juli 2018

Door terug te grijpen naar de oorspronkelijke betekenis van intersectionaliteit kunnen we de impasse van de identitaire politiek overstijgen.

De debatten over identiteitspolitiek gaan onverminderd door. Enerzijds heeft de linkerzijde in Europa historisch gezien de neiging het aspect ras te negeren, het beschouwt klasse als de enige echte factor voor uitbuiting en de enige mogelijke oplossing. Anderzijds bestaat bij bepaalde kringen van academici en activisten de toenemende neiging om de gevolgen van het geglobaliseerde kapitalisme te relativeren en aspecten zoals ras, gender en seksualiteit los te koppelen van de manier waarop de globale politieke economie werkt.

Maar deze twee strekkingen vertegenwoordigen eigenlijk de extreme posities van iets wat als één groter geheel beschouwd zou moeten worden. Bovendien staan die twee strekkingen voor hedendaagse visies op het debat. Als we teruggaan in de geschiedenis zien we dat er tal van pogingen zijn geweest om een visie te ontwikkelen die kapitalisme, ras, gender en imperialisme als een geheel beschouwt. In dit artikel hanteer ik intersectionaliteit als een lens die ons helpt om het bredere debat over identiteitspolitiek aan te pakken. Ik analyseer de radicale wortels van intersectionaliteit om een nieuwe kijk te krijgen op de zogenaamde ‘impasse’ die er vandaag heerst tussen ras en klasse, en een manier te vinden waarop een deel van de spanningen rond identiteitspolitiek weggenomen kunnen worden. Verder stel ik ook dat denkers uit het zuidelijk halfrond een oplossing hebben gevonden voor veel van dat soort spanningen en dus gehoord moeten worden als een belangrijke bron van theorie en praktijk.

Intersectionaliteit is een complexere methodologie waarbij verschillende oorzaken van onderdrukking tegelijk worden bestudeerd.

De context waarin intersectionaliteit ontstond is bijzonder belangrijk om de theorie zelf te kunnen begrijpen. Kort na de eerste feministische golf in Amerika en Europa was er kritiek te horen van vrouwen die zich uitgesloten voelden door het discours dat de feministes van de eerste feministische golf hanteerden. Vooral de bewering dat de feministes vrouwen uit de hele wereld vertegenwoordigden viel in slechte aarde bij vrouwen die van mening waren dat hun ervaringen heel anders waren dan die van de doorsnee blanke vrouw uit de westerse middenklasse, waaruit de eerste golf feministes hoofdzakelijk bestond. Intersectionaliteit ontstond als het rechtstreekse antwoord op het uitsluitingsaspect dat in grote delen van het mainstream feminisme was vervat. De belangrijkste prestatie van de eerste feministische golf is dat er meer rekening wordt gehouden met verschillen in ervaringen, situaties en identiteiten, en ook dat men zich bewuster is geworden van hoe macht werkt om iemand uit te sluiten of te integreren. Intersectionaliteit was een complexere methodologie waarbij verschillende oorzaken van onderdrukking tegelijk werden bestudeerd en waarbij men besefte dat die verschillende aspecten elkaar op heel complexe manieren beïnvloedden.

Kimberlé Crenshaw, die de term bedacht, grijpt vaak naar het beeld van een kruispunt om intersectionaliteit te verklaren:

Intersectionaliteit is wat je krijgt als een vrouw uit een minderheidsgroep probeert het grootste kruispunt van de stad over te steken […] De belangrijkste snelweg is de ‘Racismestraat’. Een zijstraat ervan kan Kolonialismestraat heten, of Patriarchenstraat. De vrouw moet niet alleen afrekenen met één vorm van onderdrukking, maar met alle vormen, want ze zijn met elkaar verweven en vormen zo een laken van onderdrukking dat twee, drie of meer lagen dik is.1

Intersectionaliteit maakt het dus mogelijk een complexe analyse te maken van wat mensen meegemaakt hebben en daarbij niet alleen rekening houdt met verschillende vormen van marginalisering; ze analyseert ook hoe die marginaliseringen en positioneringen elkaar kruisen en zo tot unieke situaties leiden. Het is een proces dat onderzoek compliceert omdat het aan de slag gaat met de manier waarop verschillende positioneringen elkaar kruisen. Belangrijk is dat het staat voor fluïde, constant uitbreidende theoretische ideeën. Naarmate meer wetenschappers die aanpak gebruiken, ontstaan er ook meer kruispunten. Het aspect mannelijkheid is een illustratief voorbeeld van hoe intersectionaliteit geëvolueerd is en meer behelst dan de klassieke focus op ras/gender/klasse. Er zijn intussen nog tal van andere positioneringen bij opgenomen, ook al worden die vaak genegeerd, bijvoorbeeld mannelijkheid, handicap, leeftijd, seksualiteit, transnationaliteit enzovoort.

Mensen die kritisch staan ten opzichte van intersectionaliteit, onder andere Myra Marx Ferree, zeggen dat “het idee van intersectionaliteit als een moment van verzet tegen de mainstream manier om ongelijkheden uit te wissen, is omgeturnd tot het idee ‘diversiteit’, en dat wordt gezien als een positieve, neoliberale aanpak voor sociale inclusie“.2Het is belangrijk om op die verschuiving binnen intersectionaliteit te wijzen omdat intersectionaliteit in geen tijd ingang heeft gevonden in de wereld van het academisch onderzoek en in die van het activisme. Ferree stelt dat intersectionaliteit geëvolueerd is van een radicale theorie die felle kritiek uitte op ongelijkheid tot een theorie die focust op diversiteit en hoe gemarginaliseerde groepen in neoliberale instellingen kunnen worden geïntegreerd. Ik ben speciaal geïnteresseerd in de gedaanteverwisseling die intersectionaliteit heeft ondergaan. Hoe kunnen we de radicale wortels van intersectionaliteit begrijpen en tegelijkertijd erkennen dat die theorie geëvolueerd is naar een aanpak die in grote kringen wordt toegepast, maar die zo zijn kritische aspect heeft verloren?

De eerste reden waarom ik vind dat het belangrijk is die oefening te maken, is dat het de theoretische analyse en de praktijk van zwarte feministes opnieuw centraal stelt. De theorie van intersectionaliteit is ontwikkeld door Kimberlé Crenshaw, een zwarte juriste en wetenschapster die beweerde dat de wet niet meer dan één aspect van identiteit tegelijk in een concept kan vatten.3 Zwarte vrouwen werden dus ofwel gezien als zwart of als vrouw, het was zo goed als onmogelijk om rekening te houden met het kruispunt van die twee, de zwarte vrouwelijkheid. Het artikel van Crenshaw – Mapping the Margins – ging rond als een lopend vuur. Het is van cruciaal belang dit in de ontstaansgeschiedenis van het concept mee te geven, maar het is net zo belangrijk erop te wijzen dat zwarte feministes al decennialang hadden gezegd dat structuren onderling verbonden waren. Het beroemde motto ras-klasse-gender, dat alom gehanteerd werd door bevrijdingsbewegingen in de Derde Wereld en door zwarte feministes, geeft aan dat men de neiging had te geloven dat structuren en identiteiten met elkaar verbonden waren, en niet dat er één aspect bovenuit stak.

Daarom kan men dus gerust stellen dat het idee dat verschillende identiteiten elkaar kruisen al heel erg lang een essentieel onderdeel is van het zwarte feminisme, misschien zelfs al vanaf het prille begin. Het is nuttig bijvoorbeeld even in te gaan op de beroemde toespraak van Sojourner Truth. De intussen vermaard geworden toespraak van Truth werd oorspronkelijk gegeven op de Conventie voor Vrouwenrechten in Akron, Ohio, op 29 mei 1851. Truth richtte zich in haar toespraak zowel tot de mannen als tot de blanke vrouwen en ze uitte kritiek op beiden. Enerzijds vraagt ze wat vrouwen van mannen onderscheidt en wat de inferieure status van vrouwen ‘rechtvaardigt’:

Dan zegt die kleine in het zwart geklede man dat vrouwen niet dezelfde rechten kunnen hebben als mannen, want Christus was geen vrouw ! Waar komt jullie Christus vandaan? Waar komt jullie Christus vandaan? Hij is van God, en uit een vrouw geboren ! De man had helemaal niks met Hem te maken.

Anderzijds richt ze zich tot de blanke vrouwen en ze stelt hen een rechtstreekse vraag: ‘Ben ik geen vrouw?’ Door die vraag komt de uitsluiting van de Amerikaanse feministische beweging aan het licht, en die uitsluiting is het Amerikaanse feminisme tot vandaag blijven achtervolgen. Door te vragen wat van een vrouw precies een vrouw maakt, legt Truth de vinger op het feit dat ras een kenmerk is dat gebruikt wordt om grenzen te trekken tussen vrouwen; dat sommigen het vrouw-zijn meer verdienen dan anderen. Haar toespraak is een belangrijke historische gebeurtenis, omdat ze op verschillende manieren een fundamentele mythe van het liberale feminisme aan de kaak stelt: het idee dat het feminisme universeel is. Tal van feministes, postkoloniale, zwarte en feministes uit de Derde Wereld hebben die mythe ontkracht, het liberale feminisme daarmee als provinciaal bestempeld en het teruggegeven aan zijn roots, de blanke, Europees-Amerikaanse middenklasse.45

Een ander voorbeeld is het Combahee River Collective, dat gender consequent interpreteerde als een onderdeel van andere structuren zoals ras, klasse en seksualiteit:

Wij beseffen dat de bevrijding van alle onderdrukte volkeren niet mogelijk is zonder de vernietiging van de politiek-economische systemen van het kapitalisme en het imperialisme alsook het patriarchaat. Wij zijn socialisten omdat we geloven dat werk georganiseerd moet worden in functie van het collectieve welzijn van zij die het werk verrichten en de producten maken, en niet om de bazen de winst te laten opstrijken. Materiële welvaart moet evenredig verdeeld worden tussen degenen die de welvaart creëren. We geloven echter niet dat een socialistische revolutie ons bevrijding kan brengen als ze niet ook een feministische en een antiracistische revolutie is. We zijn op een punt beland dat we een visie op klassenverhoudingen moeten ontwikkelen die rekening houdt met de specifieke klassenpositie van zwarte vrouwen, een marginale groep op de arbeidsmarkt, omdat sommigen van ons in deze tijd tijdelijk gezien worden als dubbel aantrekkelijke symboolmedewerkers, als bediende en ook als arbeidster. We moeten de reële klassensituatie aankaarten van personen die niet enkel werknemers zijn, zonder oog voor ras of gender, maar voor wie raciale en seksuele onderdrukking belangrijke factoren zijn in hun werkende/economische leven. Hoewel we het principieel eens zijn met Marx’ theorie, omdat ze correct was voor de specifieke economische relaties die hij analyseerde, weten we dat zijn analyse moet worden uitgebreid zodat wij als zwarte vrouwen onze specifieke economische situatie kunnen begrijpen.6

Deze twee voorbeelden illustreren de rijke geschiedenis van het zwarte feminisme en het gekleurde feminisme en tonen aan dat zij ervan overtuigd zijn dat gender mee wordt bepaald door andere structuren en categorieën. Ze gingen daarmee duidelijk in tegen het blanke, westerse feminisme dat beweerde dat gender primeerde, seksisme universeel is en het wereldwijde zusterschap een feit was. Het is belangrijk om aan te geven dat marxistische feministes in het Westen doorgaans meegingen in die eurocentrische aanpak. Maar er zijn ook marxistisch-feministische reacties op intersectionaliteit die daar tegenin gaan.7 In tegenstelling tot vrouwen als Angela Davis en Claudia Jones, die in verband met ras en gender marxistische concepten gebruikten, waren zelfverklaarde marxistische feministes doorgaans van mening dat ofwel klasse de belangrijkste factor was voor analyse, of ze stelden klasse en gender centraal en negeerden het raciale aspect. Die blinde vlekken vormden de basis voor het ontstaan van intersectionaliteit, het kruispuntdenken.

De radicale wortels van intersectionaliteit

Zich het begin toe-eigenen van een beweging is zich macht toe-eigenen, zoals Michel Foucault opmerkte.8 Onlangs zijn er duidelijk pogingen ondernomen om te beweren dat intersectionaliteit ontstaan is in de wereld van vrouwen- en genderstudies.910 Dat heeft ertoe geleid dat intersectionaliteit ‘blank gemaakt’ is en door de academische wereld geclaimd is. Het ‘blank maken’ slaat op het feit dat het begin van intersectionaliteit in het zwarte feminisme wortelt, maar dat dat begin wordt weggevaagd; en ook dat intersectionaliteit geprofessionaliseerd wordt en dat de connecties buiten de academische wereld gewist worden. Eén voorbeeld is de bewering van onder meer Nina Lykke, dat Europese feministes in de jaren 1970 al aan intersectioneel onderzoek deden.1112 In 2009 werd in Frankfurt een bijzonder beroemde conferentie over intersectionaliteit gehouden waarbij liberale feministes zich het concept intersectionaliteit probeerden toe te eigenen. Europese feministes verklaarden dat er in hun werk al sprake was van intersectionaliteit vóór het concept in het zwarte feminisme opdook.13

Het feit dat intersectionaliteit door een hele waaier van vrouwen werd geclaimd, heeft er onder meer toe geleid dat het concept opgerekt is en dat er ook ontologische positioneringen onder vallen die elkaar soms tegenspreken. Wat gebeurt er wanneer zowel een liberale feministe als een postkoloniale feministe intersectionaliteit gebruiken, terwijl ze drastisch verschillende ideeën hebben over hoe de wereld werkt? Dat heeft er op zijn beurt toe geleid dat het feminisme wordt voorgesteld als een vakgebied dat divers is en waar geen conflicten bestaan. De lange geschiedenis van het uitwissen van conflicten binnen het feminisme wordt op die manier dus herhaald; de mythe van het wereldwijde zusterschap wordt weer tot leven gewekt. Die zet, het universaliseren van intersectionaliteit, is een van de dingen die ervoor gezorgd heeft dat het zijn radicale potentieel heeft verloren.

Dat houdt verband met een bredere trend in recent academisch onderzoek. Er wordt meer gefocust op diversiteit dan op machtsrelaties. Handig voor het neoliberalisme, als je over ongelijkheid praat en diversiteit centraal plaatst, neutraliseer je de politieke en structurele relaties die tot ongelijkheden leiden. En diversiteit wordt dan voorgesteld als een makkelijke oplossing. Tegelijkertijd, omdat intersectionaliteit nu door ‘iedereen’ wordt gebruikt, lijkt het alsof het feminisme divers is – en conflictvrij. Dat is helemaal anders dan de manier waarop zwarte en andere gekleurde feministes met gender omgingen. Zij zagen wel vaak verdeeldheid en conflicten binnen het feminisme. Voor hen was het feminisme helemaal niet divers, toch niet op een betekenisvolle manier. En het was precies dat gebrek aan diversiteit dat veel critici tot actie aanzette. Zij vonden dat de verdeeldheid tussen de feministes allesbehalve onschadelijk was. Bijvoorbeeld de overtuiging dat racisme niet bepalend is voor de ervaringen van vrouwen, was een middel om gekleurde vrouwen te ontmenselijken – dat was niet enkel een meningsverschil, het was een schadelijke ontologische hypothese. Van feministes die er zulke veronderstellingen op na hielden, vond men niet dat ze gewoon een andere mening hadden.

Zwarte vrouwen werden gezien als zwart of als vrouw. Het was zo goed als onmogelijk om rekening te houden met de intersectionaliteit van de zwarte vrouwelijkheid.

De factor ras buiten beschouwing laten is een deel van dat proces. Toen Kimberlé Crenshaw terugblikte op de geschiedenis van intersectionaliteit schreef ze: “Er heerst het gevoel dat in de pogingen om intersectionaliteit wereldwijd te kunnen inzetten, zwarte vrouwen opnieuw gemarginaliseerd moeten worden”.14 Dat gebeurt door de bewering van sommige feministische onderzoekers dat intersectionaliteit ‘al in de lucht hing’. Op die manier wordt het feit dat het uit het zwarte feminisme is ontstaan weggeveegd. De ironie is dat intersectionaliteit precies is ontstaan vanwege het eurocentrisme van het liberale feminisme en het feit dat dat feminisme niet in staat was rekening te houden met ras en imperialisme. Het argument dat die feministes ‘al aan intersectionaliteit’ deden, houdt dus geen steek. Sirma Bilge, maar ook Maria Carbin en Sara Edenheim hebben daarop gewezen, en door de geschiedenis van intersectionaliteit anders te schetsen zijn ze erin geslaagd de aspecten ras en klasse weer centraal te plaatsen en die weer in de kern van de intersectionele analyse op te nemen. Dat is ook wat Gail Lewis beweerde toen ze verwees naar de conferentie in Frankfurt van 2009.15

Intersectionaliteit ontstond op een moment dat radicaal politiek activisme deining veroorzaakte in de hele academische wereld. Om te begrijpen hoe intersectionaliteit vandaag werkt, moet men zich bewust zijn van de manieren waarop het neoliberalisme zowel de onderzoekers als het activisme heeft beïnvloed. Zo schrijft Sirma Bilge:

Neoliberale veronderstellingen creëren omstandigheden waardoor de basisideeën van intersectionaliteit afgezwakt, gestraft en vervormd worden. […] Gedepolitiseerde intersectionaliteit is bijzonder handig voor het neoliberalisme, dat alle waarden herformuleert als marktwaarden: op identiteit gebaseerde, radicale politieke standpunten worden op vraag van dominante spelers vaak omgezet in bedrijfsgerichte diversiteitstools om verschillende ideologische en institutionele doelen te bereiken; een aantal strijdpunten van minderheden wordt opgenomen in een door de markt gestuurd en door de staat bestraft diversiteitsbeleid van de overheid. ‘Diversiteit’ wordt een aspect van neoliberaal management en leidt tot ‘bedrijfsregels voor goed beleid en efficiënte werking’; kennis op het vlak van ‘diversiteit’ kan voorgesteld worden als expertise die marktwaarde heeft, want men is zich bewust van het feit dat er tal van verschillen tegelijk op elkaar inwerken en kan die verschillen benutten — een veelgevraagd en belangrijk kenmerk voor een goed beoordelingsvermogen en professionalisme.16

Bilge geeft aan dat het precies de neoliberale voorwaarden zijn die ervoor gezorgd hebben dat intersectionaliteit zijn radicale aspect zo makkelijk is kwijtgeraakt. Wetenschappers zoals Delia Aguilar hebben erop gewezen dat de academische kennisproductie in het algemeen is weggeschoven van de radicale neigingen in de jaren 1960-1980 en een meer neoliberale kijk op ongelijkheid heeft aangenomen.17 Ze betrekt er een marxistische analyse bij en merkt op dat veel van het werk vooral op identiteit focust en helemaal geen aandacht besteedt aan materialisme. Dat is een boeiend standpunt, want het verwijst naar sommige van de huidige spanningen rond identiteitspolitiek. Een veelgehoorde kritiek op identiteitspolitiek is dat het identiteit al te simplistisch bekijkt en niet in een bredere context van kapitalistische relaties plaatst. Maar zoals Aguilar schrijft, dat is een recente ontwikkeling en die gaat uit van een identiteitsdenken dat slechts dertig jaar geleden is ontstaan.

De impasse in de identiteitspolitiek

Eve Mitchell stelt dat het probleem van intersectionaliteit onvolledigheid is en dus min of meer een burgerlijke ideologie die verhindert dat we identiteit als een vorm van vervreemding zien.18 Ze zegt dat de focus op identiteit of de kruispunten van identiteit ervoor zorgen dat we focussen op het individuele en dat we de universaliteit van het kapitalistische productieproces negeren. Dat is een argument tegen de identiteitspolitiek dat marxisten en de linkerzijde in het algemeen vaak aanhalen: inzicht in identiteit alleen is niet voldoende, er is ook nood aan een diepere analyse die het kapitalisme als systeem onder de loep neemt. Deze argumentatie is begrijpelijk, maar een extremere visie stelt dat het kapitalisme gezien moet worden als de enige en dus belangrijkste bron van uitbuiting; andere vormen van onderdrukking, bijvoorbeeld op basis van gender of ras, zijn geen uitbuiting op zich, het zijn secundaire gevolgen van kapitalistische uitbuiting.

De Black Radical Tradition heeft misschien wel de bekendste kritiek op die visie geuit. Cedric Robinsons concept van racistisch kapitalisme gaat in tegen het idee dat het kapitalisme een revolutionaire negatie van het feodalisme was. Robin G. Kelley formuleert het zo: “Met andere woorden, kapitalisme en racisme vormden geen breuk met de oude orde, ze zijn er veeleer uit voortgevloeid en creëerden een modern, wereldwijd systeem van ‘racistisch kapitalisme’ gebaseerd op slavernij, geweld, imperialisme en genocide. Het kapitalisme was ‘racistisch’, niet als gevolg van een samenzwering om de arbeiders te verdelen of slavernij en onteigeningen te rechtvaardigen, maar omdat racisme altijd al aanwezig is geweest in de westerse feodale samenleving.19 De stelling van Eric Williams dat de trans-Atlantische slavenhandel centraal zou moeten staan in de geschiedenis van het kapitalisme is daarvan een voorbeeld.20 De argumentatie van wetenschappers uit het zuidelijk halfrond is vergelijkbaar. Zij beweren dat imperialisme een centraal element van de kapitalistische expansiedrift is en leggen verbanden tussen de industrialisering in Europa en Engeland en het imperialisme in de kolonies.21

Ondanks die kritiek, die boeiende theoretische en empirische argumenten voorlegde, volharden marxisten vaak jammer genoeg in het eurocentrisme – ook al werd Marx zelf naar het einde van zijn leven duidelijk minder eurocentrisch.22 Dat eurocentrisme – dat zich voornamelijk manifesteert in de aanname dat ras een bijkomstige tegenstrijdigheid is – is voor een deel verantwoordelijk voor het feit dat wetenschappers en activisten die ras een essentieel facet vinden niet geneigd zijn zich in te laten met het marxisme en met marxisten. Ik wil nu naar intersectionaliteit terugkeren, want ik ben van mening dat dat een manier is om marxistische concepten te combineren met een sterke focus op identiteit en alle vormen van uitbuiting — niet enkel klasse.

Zoals Michel Foucault opmerkte, zijn eisen over het begin van een beweging, eisen over macht.

Maar, zoals ik verderop zal besluiten, de combinatie van marxisme en intersectionaliteit is een manier om de kritische geest van intersectionaliteit te vatten zoals die door de zwarte feministes is geformuleerd. Zoals eerder gezegd waren veel zwarte feministes er duidelijk van overtuigd dat er een cumulatief effect is tussen ras, gender en klasse, en maakten ze een sterke analyse die het kapitalisme zag als een wereldwijde, raciaal beïnvloede structuur. Brenna Bhandar schrijft: “Door intersectionaliteit toe te voegen aan de marxistische theorie kunnen we de kenmerken van onderdrukking op een veel hoger niveau begrijpen dan wanneer we daarvoor enkel de klassieke marxistische zienswijze hanteren”.23 Selma James heeft het gehad over de manieren waarop we verschillende vormen van onderdrukking kunnen kwalificeren en het kapitalistische systeem als onderliggende context kunnen gebruiken door ‘cultuur’ op een heel bijzondere manier te interpreteren:

Wie cultuur inperkt, reduceert ze tot een verfraaiing van het dagelijkse leven. Cultuur staat voor toneelstukken en poëzie over de uitgebuiten en voor niet langer minirokjes dragen en voor broeken kiezen. Cultuur is ook het gerinkel van de wekker die om 6 uur’s ochtends afgaat en hoe een zwarte vrouw in Londen dan haar kinderen wakker maakt om ze klaar te maken voor de oppas. Cultuur is hoe koud ze het heeft aan de bushalte en hoe warm in de overvolle bus.24

Van het begin van de jaren 1920 tot het einde van de jaren 1980 waren er in de Verenigde Staten zwarte feministes die zich resoluut achter het marxisme schaarden en tal van wetenschappelijke studies schreven.25 Het is belangrijk erop te wijzen dat zwarte feministes in het begin op verschillende manieren tal van sociale categorieën ontwikkelden en dat die categorieën gebaseerd waren op materialisme en een complexe visie op klasse, ras enzovoort. Precies dat maakte van intersectionaliteit zo’n belangrijk wapen dat niet voor macht bezweek. Het is niet alleen belangrijk te wijzen op de geschiedenis van gekleurde feministes die marxistische concepten gebruikten, het is ook een belangrijke stap vooruit en een kans om verder te denken dan de impasse in de identiteitspolitiek en bij de linkerzijde. Het levert ons een rijke geschiedenis op over identiteit die materialistisch wordt benaderd, precies hetgeen vandaag in veel kringen ontbreekt. Door identiteit samen te brengen met een visie op de globale kapitalistische relaties hebben gekleurde feministes, uit het verleden en ook die van vandaag, aangetoond dat er geen vanzelfsprekende tegenspraak is tussen identiteitspolitiek en antikapitalisme.

Wanneer je enkel in termen van diversiteit over ongelijkheid praat, neutraliseer je de politieke en structurele relaties die tot die ongelijkheden leiden.

Teruggrijpen naar een radicale versie van intersectionaliteit – een met marxistische concepten – is dus een manier om de neoliberale deradicalisering van de vorige decennia te bestrijden. Maar daarbij moet uitgegaan worden van het kapitalisme als globaal systeem, een systeem dat mensen overal ter wereld treft op ongelijke en tegenstrijdige manieren. En het werk van marxisten in het zuidelijk halfrond zal van onschatbare waarde zijn om de transnationale, geopolitieke dimensie aan te kaarten. Ik denk dan vooral aan postkoloniale varianten van het marxistische feminisme die aandacht hebben voor de manier waarop klasse, gender, ras en andere sociale relaties op onlosmakelijke, complexe wijze met globale machtsrelaties verbonden zijn. Dat zou de basis kunnen vormen voor ervaringen met identiteit in het transnationale kapitalistische systeem, vooral met de focus op de gevolgen van het neoliberalisme. Het zou identiteit ook opnieuw aan materialisme koppelen en zo de grote spanning tussen identiteitspolitiek en Links wegnemen.

We verwijzen nog eens naar het standpunt van het Combahee River Collective over identiteitspolitiek:

Focussen op onze eigen onderdrukking is eigen aan het concept identiteitspolitiek. We zijn van mening dat de meest oprechte en de potentieel meest radicale politiek rechtstreeks uit onze eigen identiteit ontstaat en niet uit inspanningen om een einde te maken aan de onderdrukking van iemand anders. In het geval van de zwarte vrouw is dat een bijzonder weerbarstig, gevaarlijk, bedreigend en dus revolutionair concept, want als we alle politieke bewegingen die ons zijn voorgegaan in ogenschouw nemen, is het duidelijk dat niemand de bevrijding meer verdient dan wijzelf. Wij zeggen nee tegen voetstukken, het koninginnenschap en dat anderen tien passen achter ons aan moeten lopen. Erkenning krijgen als mens, als gelijkwaardige mensen, is voldoende.26

Ik vind dat dat standpunt veel gelijkenissen vertoont met Frantz Fanons oproep tot humanisme – geen liberale, eurocentrische invulling van humanisme, maar een radicale antikoloniale. Het zou een corrigerende factor zijn bij marxistische onderzoeken die nog altijd sceptisch staan tegenover identiteit en weigeren in te zien dat ras, gender, seksualiteit enzovoort bepalende factoren zijn, samen met klasse. Zolang de linkerzijde dat niet erkent, zullen de pogingen om brede bewegingen op te starten blijven mislukken. En ook de fascinatie met identiteitspolitiek zonder enige materialistische grondslag zal niet leiden tot een antikapitalistisch beleid, en dat in een historische periode waarin het kapitalisme almaar onhoudbaarder en destructiever wordt. Misschien zijn de zwarte feministes wel de best mogelijke groep op wie we een beroep kunnen doen, want zij hebben consequent beide dingen gedaan: identiteit ernstig nemen maar verankeren in het kapitalisme en zo bewijzen dat de zogenaamde impasse tussen identiteitspolitiek en links niet zo vanzelfsprekend is als ze lijkt.

Door terug te grijpen naar de oorspronkelijke betekenis van intersectionaliteit kunnen we de impasse van de identitaire politiek overstijgen.

Bibliografie

  • Aguilar Delia, “Tracing the roots of intersectionality”, Monthly Review, 2013. (Geraadpleegd op 5 januari 2015).
  • Bhandar Brenna, “Race, Gender, and Class”, International Socialist Network, 2013. (Geraadpleegd op 5 januari 2015).
  • Erel Umut, Jin Haritaworn, Encarnación Gutiérrez Rodríguez et Christian Klesse, On the depoliticisation of intersectionality talk: Conceptualising multiple oppressions in critical sexuality studies, 2010, p. 56-77.
  • Haritaworn Jinthana, The biopolitics of mixing: Thai multiracialities and haunted ascendancies, Ashgate Publishing Ltd., 2012.
  • Hobson John, The Eurocentric conception of world politics: Western international theory, 1760-2010, Cambridge University Press, 2012.
  • Lazarus Neil, The postcolonial unconscious, Cambridge University Press, 2011.
  • Lewis Gail, “Unsafe travel: Experiencing intersectionality and feminist displacements”, Signs, vol. 38, nr. 4, 2013, p. 869-892.
  • Petzen Jennifer, “Queer Trouble: Centring Race in Queer and Feminist Politics, Journal of Intercultural Studies”, vol. 33, nr. 3, 2012, p. 289-302.
  • Tomlinson Barbara, “Colonizing intersectionality: replicating racial hierarchy in feminist academic arguments“”, Social Identities, vol. 19, nr. 2, 2013, p. 254-272.
  • Vogel Lise, “Beyond Intersectionality”, Science and Society, vol. 82, nr. 2, 2018.

Footnotes

  1. Yuval-Davis Nira, Intersectionality and feminist politics, ‘European Journal of Women’s Studies’. Ferree M. M., The Discursive Politics of Feminist Intersectionality , 2011. In H. Lutz, M.T. Herrera Vivar en L. Supik (uitg.): Framing Intersectionality: Debates on a Multi-Faceted Concept in Gender Studies, Farnham etc., Ashgate, p. 55-65.
  2. Ferree M. M., The Discursive Politics of Feminist Intersectionality , 2011. In H. Lutz, M.T. Herrera Vivar en L. Supik (uitg.): Framing Intersectionality: Debates on a Multi-Faceted Concept in Gender Studies, Farnham etc., Ashgate, p. 55-65.
  3. Crenshaw Kimberlé, Mapping the margins: Intersectionality, identity politics, and violence against women of colorStanford Law Review, 1991, p. 1241-1299.
  4. bell hooks, Feminist theory: From margin to center, Pluto Press, 2000.
  5. Angela Davis, Women, race, & class, Vintage, 2011.
  6. The Combahee River CollectiveCombahee River Collective Statement, april 1977.
  7. Voor een uitgebreide uiteenzetting zie: Brenna Bhandar: Race, gender and class.
  8. Foucault Michel, The Order of Things (1966), New York, Vintage, 1970.
  9. Bilge Sirma, “Intersectionality Undone”, Du Bois Review: Social Science Research on Race, vol. 10, nr. 2, 2013, p. 405-424.
  10. Carbin Maria en Sara Edenheim, “The intersectional turn in feminist theory: A dream of a common language?”, European Journal of Women ’s Studies, vol. 20, nr. 3, 2013.
  11. Lykke Nina, “Intersectionality revisited: Problems and potentials”, Kvinnovetenskaplig tidskrift, vol. 2, nr. 3, 2005, p. 7-17.
  12. Over hoe wordt voorgesteld dat intersectionaliteit uit het vakgebied genderstudies is voortgevloeid, zie: Haritaworn 2012; Lewis 2009, 2013; Petzen 2012; Tomlinson 2013.
  13. Zie Lewis 2009.
  14. Crenshaw Kimberlé Williams, “The First Decade: Critical Reflections, or A Foot in the Closing Door”, UCLA Law Review, vol. 49, 2001, p. 1343.
  15. Lewis Gail, “Celebrating intersectionality? Debates on a multi-faceted concept in gender studies: Themes from a conference”, European Journal of Women ’s Studies, vol. 16, nr. 3, 2009, p. 203-210.
  16. Bilge Sirma, “Intersectionality Undone”, Du Bois Review: Social Science Research on Race, vol. 10, nr. 2, 2013, p. 405-424.
  17. Aguilar Delia, “Tracing the roots of intersectionality”, Monthly Review, 2013.  (Geraadpleegd op 5 januari 2015)
  18. Mitchell Eve, “I am a woman and a human: a Marxist feminist critique of intersectionality theory”, Libcom.org, 2013. (Geraadpleegd op 5 januari 2015).
  19. Robin D.G. Kelley, “What Did Cedric Robinson Mean by Racial Capitalism?”, Boston Review, 12 januari 2017.
  20. Williams Eric, Capitalism and Slavery, University of North Carolina Press Books, 2014.
  21. Zie vooral de Indiase school over Subaltern Studies en het werk van Samir Amin.
  22. Voor meer, zie: Lazarus 2011; Hobson 2012.
  23. Bhandar Brenna, “Race, Gender, and Class”, International Socialist Network, 2013. (Geraadpleegd op 5 januari 2015)
  24. James Selma en Barbara Beese, Sex, race and class, Falling Wall Press, 1975.
  25. Het beroemdste voorbeeld is waarschijnlijk Angela Davis. Een ander bekend voorbeeld is de Black Panther Party, een partij die zich met het communisme identificeerde en waar tal van vrouwen lid van waren die werkten rond thema’s zoals gender, communisme en ras.
  26. Combahee River Collective, The Combahee River Collective Statement, april 1977.