Vandaag verscherpt de digitalisering de fundamentele tegenstellingen van het kapitalisme. Toch kunnen we de nieuwe technologieën ook aanwenden voor menselijke emancipatie en een leefbare planeet.
“Sorry, die pint zit er toch niet in vanavond, de slimme bot op het werk heeft het weer begeven, ik ga opnieuw moeten overwerken”. Dit berichtje ontving ik onlangs. De slimme computerbot, Ariana gedoopt, ging het werk van Maria revolutioneren: geen repetitieve taken meer, veel gemakkelijker kunnen werken en tijd krijgen voor de complexere gevallen, de rest zal Ariana wel afhandelen. Maria’s bazen waren zo euforisch dat ze alvast twee van haar collega’s afdankten. Ze waren niet meer nodig. Sindsdien heeft Maria veel meer werk. Nu moet ze niet enkel haar eigen werk doen, maar ook de fouten van Ariana rechtzetten, inspringen omdat een derde collega met burn-out thuis zit, nieuwe collega’s uit Oost-Europa via Zoom opleiden en het volgende project voorbereiden: “Ariana 2.0”, die met artificiële intelligentie veel van haar werk zal automatiseren. Maria verwacht er niet meer veel van, maar ze hoopt vooral haar job te behouden.
We lijken een invasie mee te maken van “slimme technologie”. Die zou, zo hoopt men, het mogelijk maken bepaalde zaken te meten, er een cijfer op te plakken en vervolgens te optimaliseren. Bovendien kunnen die apparaten met elkaar communiceren en zo samenwerken. Die slimme technologie zet ons voor scherpe uitdagingen.
In de wereld van de arbeid wordt slimme technologie op verschillende manieren gebruikt, maar een rode draad is dat ze het mogelijk maakt arbeid anders te organiseren. Slimme schroefmachines in de auto-industrie helpen bijvoorbeeld het management om arbeiders aan te sturen, maar ook om gedetailleerd de activiteit van ieder van hen te meten. Zo kunnen arbeiders apart worden gecontroleerd, waar het vroeger vaak enkel mogelijk was om op de resultaten van een ploeg te reageren. Slimme technologie maakt het zo mogelijk om de productiviteit op te drijven, maar ook om syndicale organisatie te ondermijnen door steeds de minst presterende arbeiders te ontslaan, of de gegevens te gebruiken om werknemers tegen elkaar uit te spelen.
Thuis bestuurt je smartphone de smart speaker naast je smart TV en je kan via de slimme deurbel zien dat de Deliveroo-koerier met je pizza is aangekomen. Die slimme tech heeft ons leven op een aantal vlakken vergemakkelijkt en de smartphone heeft mensen over heel de wereld op ongeziene wijze met elkaar verbonden. Maar ook thuis zijn perfide mechanismen aan de gang. Jouw slimme tandenborstel meet hoe vaak je je tanden poetst en hoe goed je dat doet. De gegevens over je mond en je poetsgedrag stuurt het door naar de fabrikant. Die berekent een tandenpoetsscore en geeft via een app op je smartphone poetstips. Die app kan zelfs met je tandarts communiceren over je handhygiëne. Niets mis mee zou je denken, tot de tandverzekering zich komt moeien. Beam, een Amerikaanse start-up in tandverzekeringen, heeft haar kans geroken en kan nu het gedrag van haar klanten volgen. Een lage tandenpoetsscore leidt tot een hogere premie, poets je goed, dan zakt je premie. Bovendien krijgt het bedrijf zo unieke informatie over de binnenkant van duizenden Amerikaanse monden. Die informatie is uitermate lucratief in de miljoenenbusiness van tandverzekeringen.
De sleutelvraag over deze ‘slimme technologie’ is: wie komt die slimme technologie ten goede? Wie controleert wat er gemeten wordt, hoe worden gegevens gebruikt en wie bepaalt de optimalisatie? Kortom: wie bezit de slimme technologie? Op die manier kunnen we nagaan of het gebruik van technologie de werkende klasse vooruithelpt, versterkt en emancipeert, of dat technologiegebruik ervoor zorgt dat vooral de heersende klasse er beter van wordt. Technologie is niet neutraal, en “slimme” technologie is dat evenmin.
Een lage tandenpoetsscore leidt tot een hogere premie, poets je goed, dan zakt je premie.
Wie de winnaars van deze slimme revolutie zijn, is duidelijk. Waar in 2009 de grote oliemaatschappijen de top 20 van de grootste beursgenoteerde bedrijven domineerden, heeft Big Oil vandaag plaats geruimd voor Big Tech, dat meer dan de helft van de giganten in de top 20 levert. 1 Door de coronacrisis werd nog een versnelling hoger geschakeld. Google, Apple, Facebook, Amazon en Microsoft, vaak samengenomen tot het acroniem GAFAM, zijn de meest bekende Amerikaanse multinationals. De rest van deze Big Tech-bedrijven zijn, uitgezonderd elektrische auto-fabrikant Tesla Motors en chipproducent Nvidia, Aziatisch van oorsprong met Chinese internetgiganten Tencent, Alibaba, de Taiwanese chipfabrikant TSMC en Samsung uit Zuid Korea. Ook al is beurswaarde een relatief begrip en gevoelig voor bubbels, de pijlsnelle opkomst van Big Tech valt niet te ontkennen. De gigantische groei van deze bedrijven maakt hun eigenaars steenrijk. Acht van de tien rijksten op aarde komen uit de techsector en de persoonlijke vermogens van Jeff Bezos en Bill Gates flirten met de 200 miljard dollar; Tesla-CEO Elon Musk is sinds kort zelfs al meer dan 300 miljard waard. Bovendien is deze sector de spil geworden van een geopolitieke strijd tussen China en de Verenigde Staten.
Als we het globale kapitalisme van vandaag willen begrijpen, moeten we de gigantische kapitaalconcentratie in Big Tech begrijpen. Hoe heeft Big Tech zich zo kunnen ontwikkelen? Welke zijn de gevolgen voor de dagelijkse maatschappelijke relaties, thuis en op het werk? Men noemt de opkomst van al deze slimme apparaten thuis en in de industrie ook wel “de vierde industriële revolutie”. De eerste industriële revolutie had plaats in de 19e eeuw. Karl Marx beschreef hoe dit de maatschappij ingrijpend veranderde. Twee eeuwen later blijven die analyses verrassend relevant.
Marx over innovatie
In Het Kapitaal besteedt Marx in het hoofdstuk “Machinerie en grootindustrie” meer dan 100 pagina’s aandacht aan het belang van technologische ontwikkeling, hoe die de maatschappij vorm geeft 2 en hoe die leidt tot fundamentele tegenstellingen onder het kapitalisme.3
Als eerste merkt hij op dat “een kritische geschiedenis van de technologie zou trouwens aantonen hoe zelden een uitvinding uit de achttiende eeuw het werk was van een enkele persoon.”4 Ook in de 21e eeuw is het belangrijk hierbij stil te staan. Het is immers, bijvoorbeeld, niet Steve Jobs alleen die de iPhone ontwikkeld heeft. Dit toestelletje is er enkel dankzij publiek gefinancierde onderzoeksprogramma’s en het collectieve werk van duizenden mensen van generaties, zoals de Italiaanse econome Mariana Mazzucato aantoonde.5 Bovendien wordt het vandaag geproduceerd dankzij het werk van duizenden mensen van over heel de wereld, vaak in penibele omstandigheden.6 Maar door dit te negeren, probeert men helden te maken van deze elite en vergoelijkt men hun immense rijkdom. Om niet in deze ideologie 7 van Silicon Valley mee te gaan is studie van technologie noodzakelijk. Het “onthult het actieve handelen van de mens ten opzichte van de natuur, onthult het directe productieproces van diens leven en daardoor ook diens maatschappelijke levensomstandigheden en de geestelijke voorstellingen, die hij[, de mens, nvdr.] zich hierbij maakt”, aldus Marx.
Ten tweede beschrijft hij de concrete manier waarop machines de samenleving veranderde in Manchester, het hart van het toenmalige globale kapitalisme. De invoering van machines herorganiseerde arbeid concreet in de sectoren waar ze geïnstalleerd werden, maar ook ver erbuiten:
“De omwenteling van de productiewijze in industrie en landbouw maakte vooral echter ook een revolutie noodzakelijk in de algemene voorwaarden van het maatschappelijk productieproces, in de communicatie- en transportmiddelen. … [deze] waren volstrekt ontoereikend in de manufactuurperiode met haar grotere maatschappelijke arbeidsverdeling, haar concentratie van arbeidsmiddelen en arbeiders en haar koloniale markten; zij ondergingen dan ook inderdaad een revolutie. Op analoge wijze werden de transport- en communicatiemiddelen uit de manufactuurperiode spoedig een ondraaglijke belemmering voor de grootindustrie met haar koortsachtige productiesnelheid, haar massale productie, haar onophoudelijke verplaatsing van kapitaal en arbeid uit de ene productiesfeer naar de andere en met de door haar tot stand gebrachte wereldwijde samenhang der markten.”8
Intussen zijn we drie industriële revoluties verder, maar diezelfde dynamieken zijn nog altijd aan het werk. Om een digitale omslag mogelijk te maken in de industrie heeft het grootbedrijf nood aan de digitalisering van heel de samenleving. Alles wat niet gedigitaliseerd is, vormt een rem op de verdere ontwikkeling van de productiemiddelen en wordt zo stelselmatig gedigitaliseerd.
De invoering van machines had in de negentiende eeuw volgens Marx drie belangrijke invloeden op de arbeider. 1) Niet enkel de arbeider zelf, maar heel zijn familie wordt ingeschakeld in het bedrijf, om zo de uitbuitingsgraad te verhogen. 2) Men kon de arbeidsdag verlengen en 3) de intensiteit mateloos verhogen. Marx legt uit dat de verlenging van de arbeidsdag leidt tot sociale strijd waarin de intensivering een belangrijke inzet is. Even lang, maar intensiever werken, omdat de machine een deel van ‘de last’ van het werk draagt, is dan het resultaat.
Digitale technologie wordt door hedendaagse kapitalisten op gelijkaardige manieren gebruikt en ze gaan zelfs verder dan in de 19e eeuw. In haar laatste rapport over invloed van technologie op de arbeidsomstandigheden schrijft de International Labour Organisation hoe technologie vandaag de werkdag verlengt: “Het maakt het moeilijker de grenzen tussen werk en persoonlijk leven te identificeren. Werknemers krijgen de indruk dat langer verbonden blijven en sneller kunnen reageren een teken is van goede prestaties, en blijven zo ook thuis hun job uitvoeren, buiten de werkuren.”9
Ook de intensifiëring komt terug. Het aantal zware ongevallen in de zwaar gerobotiseerde magazijnen van het Amerikaanse Amazon ligt bijvoorbeeld drie keer hoger dan gemiddeld.10 In deze magazijnen maken robots het mogelijk het werkritme ongezien op te drijven. Tot slot zijn heel wat Crowdworkers11 bijvoorbeeld vrouwen die een zorgtaak hebben en hopen zo te kunnen bijverdienen, zij het een derde slechter betaald.12
Om een digitale omslag mogelijk te maken in de industrie heeft het grootbedrijf nood aan de digitalisering van heel de samenleving.
Dat fenomenen zo gelijklopend zijn tussen de 19e en 21e eeuw mag niet verbazen: het is eigen aan de manier waarop het kapitalisme zijn productie organiseert. De concurrentie dwingt de individuele kapitalist om het meeste uit zijn investering te halen en sneller te innoveren dan de concurrent. Eens geïnstalleerd begint de klok te tikken en verliezen de machine en de technologie aan waarde omdat de concurrenten na verloop van tijd over goedkopere en betere technologie beschikken. Een computer kan dan enkele jaren geleden nog top notch zijn, vandaag is hij niet meer in staat zijn om de nieuwste software te draaien. Marx noemde dit ‘morele slijtage’ en concludeert: “Hoe korter de periode is, waarin haar totale waarde wordt gereproduceerd, des te kleiner het gevaar van de morele slijtage en hoe langer de arbeidsdag is, des te korter is die periode.”13 Het zijn deze dwingende wetten die al sinds de oorsprong van het kapitalisme een technologierace voortstuwen. Dit leidt tot de fundamentele tegenstelling over technologie:
“Aangezien de machine als zodanig de arbeidstijd verkort, maar kapitalistisch gebruikt de arbeidsdag verlengt; als zodanig de arbeid verlicht, maar kapitalistisch gebruikt de intensiteit van de arbeid verhoogt; als zodanig een overwinning van de mens op de natuurkrachten is, maar kapitalistisch gebruikt de mens aan de natuurkrachten onderwerpt; als zodanig de rijkdom van de producenten vergroot, maar kapitalistisch gebruikt hen verpaupert…”14
Hoewel vandaag de soorten technologie anders zijn dan in het Manchester van de 19e eeuw waar Marx en Engels hun studie op hebben gebaseerd, zijn de dynamieken op vlak van arbeidstijd, autonomie en levenskwaliteit gelijkaardig. Maar we moeten wel het onderscheid maken tussen de technologie enerzijds en haar aanwending anderzijds. We moeten niet de technologie zelf bestrijden, maar het kapitalistische misbruik ervan.
Industrie 4.0 en de ontwikkeling van digitale technologie
De stoommachine gaf aanleiding tot de eerste industriële revolutie, elektriciteit tot de tweede en persoonlijke computers en het internet tot de derde. De ontwikkeling van micro-elektronica, het internet en vooral van artificiële intelligentie zijn nu zo ver gevorderd dat hun gelijktijdig gebruik de basis legt voor een vierde industriële revolutie, ook wel ‘industrie 4.0’ genoemd.15
Twee technische ontwikkelingen maken dit mogelijk.16 Enerzijds volgt sinds de jaren 70 de ontwikkeling van computerchips de zogenaamde ‘wet van Moore’.17 Dit zorgt ervoor dat de snelheid waarmee computers informatie kunnen verwerken al een halve eeuw exponentieel stijgt. Daardoor neemt de hoeveelheid informatie of data die verwerkt kunnen worden ook exponentieel toe. Anderzijds is er de ontwikkeling van het internet sinds de jaren 80, dat ook een exponentieel verloop kent volgens de zogenaamde ‘wet van Cooper’.18 Het aantal mensen dat beschikt over internetverbindingen is gegroeid van 16 miljoen (0.4% van de wereldbevolking) in 1995 naar 4.57 miljard (58.7% van de wereldbevolking) in januari 2020.19 Deze twee ontwikkelingen scheppen ongeziene manieren waarop kapitaal winst kan maken.
De kwantitatieve ontwikkelingen in snelheid van computerchips en internet, kunnen op een bepaald moment omslaan in kwalitatieve veranderingen. De smartphone is hiervan een goed voorbeeld. Het toestel is kwalitatief helemaal anders dan de vaste computers of grote laptops en vindt zo zijn weg naar steeds meer mensen. Omdat de technologie generisch is (het is niet voor één specifiek doel ontwikkeld), ontstond binnen de kortste keren een hele nieuwe economie van apps die de functionaliteit van het toestelletje sterk kunnen uitbreiden. De groei van de huidige Big Tech-bedrijven hangt rechtstreeks samen met de opkomst van de smartphone en die laatste is nu uit het dagelijkse leven niet meer weg te denken.
Hoe de volgende grote kwalitatieve omslag zal plaatsvinden is nu nog koffiedik kijken, maar momenteel wil men steeds meer verschillende soorten toestellen verbinden met het internet en zo vormgeven aan het zogenaamde Internet of things.20 Naast menselijke gebruikers krijgen zo ook ‘dingen’ toegang tot internet. Bijvoorbeeld een digitale deurbel met een camera die je smartphone laat weten dat er iemand aan de deur staat of de ‘smart speakers’ die meeluisteren naar wat je thuis zegt (bv. Alexa van Amazon).
Maar de echte vooruitgang wordt verwacht in de industrie omdat men voortaan op verschillende plaatsen bedrijfsprocessen van nabij kan opvolgen. Door machines boordenvol sensoren te hangen, wordt het mogelijk om vroegtijdig defecten te detecteren en kunnen verschillende onderdelen rechtstreeks met elkaar communiceren en op elkaar inspelen zonder dat daar een operator voor nodig is. Maar ook arbeiders krijgen sensoren, waarmee men nieuwe managementtechnieken kan toepassen die de winsten de hoogte kunnen injagen.
Het aantal zware ongevallen in de zwaar gerobotiseerde magazijnen van Amazon ligt bijvoorbeeld drie keer hoger dan gemiddeld.
Het internet of things is, tot slot, ook de basis van de ‘Slimme stad’. Hierbij worden steden volgepropt met sensoren die passanten in een winkelstraat of zelfs de vulgraad van de papiermanden meten of met slimme camera’s de bewegingen van burgers in de gaten houden.21 Op die manier kunnen burgemeesters hun stad op dezelfde manier beheren als hun computer.
Deze drie voorbeelden van nieuwe digitale industrie zijn volop in ontwikkeling. Het globale financierskapitaal droomt ervan dat dit nieuwe markten opent die duizenden miljarden waard zijn en die het kan monopoliseren. Wie hierin zal slagen hangt niet noodzakelijk af van wie de snelste toestelletjes kan installeren, maar wel wie deze het best kan inzetten voor eigen winst. Naast de hardware, dit zijn de toestellen en hun verbinding, is er immers ook nood aan adequate software, dit zijn de algoritmes die de toestellen aansturen. Het is de software die de vierde industriële revolutie onderscheidt van de derde, dankzij de ontwikkeling van artificiële intelligentie.
De strijd om data als voeding voor artificiële intelligentie
Om deze nieuwe algoritmes te kunnen bouwen is Big Tech erop uit om zo veel mogelijk data te verzamelen uit alle hoeken van de samenleving. Jouw vakantiefoto’s kunnen helpen om gezichtsherkenningsprogramma’s te maken en video’s van het rijgedrag van heel veel mensen op de snelweg kunnen helpen om zelfrijdende auto’s te bouwen. Maar tegelijk zet het ook legers onderbetaalde arbeiders, voornamelijk uit het globale zuiden, in om ruwe gegevens op te kuisen, zodat de computer ze kan gebruiken om te leren.22
Nieuwe artificiële intelligentie-algoritmes worden immers niet door menselijke programmeurs uitgedacht, maar zijn door een ‘zelflerend’ algoritme tot stand gekomen. Hiervoor wordt zo’n computerprogramma met een grote hoeveelheid data gevoed. Door die data te analyseren, kan het na verloop van tijd patronen herkennen. Op deze manier traint het algoritme zich om een welbepaalde taak uitzonderlijk goed te kunnen, vaak beter en sneller dan een mens. Voor beeldherkenning wordt bijvoorbeeld een ‘deep learning’ algoritme gebruikt die na het analyseren van een groot aantal foto’s van katten kan zeggen of een onbekende foto een kat bevat of niet.23 Op dezelfde manier wil men algoritmes meer complexe taken laten uitvoeren. Van het besturen van zelfrijdende wagens over het aansturen van robots in landbouw en industrie tot financiële transacties en consumentengedrag voorspellen, de slimme algoritmes gaan het allemaal moeten kunnen.24 Zie je een boodschap al ‘Klanten met interesse in product X, hebben meestal ook interesse in product Y’ op een webshop, dan weet je er artificiële intelligentie aan het werk was.
Daarom wordt deze techniek door sommigen in de sector ook op dezelfde hoogte gezet als de stoommachine of het elektriciteitsnetwerk: een ‘general purpose technology’ die impact heeft op alle onderdelen van de economie.25 Eerder dan de met elkaar verbonden toestelletjes zelf, zijn het deze slimme algoritmes die bepalen of de nieuwe technologie impact heeft.
We bevinden ons middenin de wereldwijde race naar de slimste algoritmes. De krachten die deze race winnen, zullen ook het sterkst staan om de volgende generatie algoritmes te ontwikkelen. Maar dat komt met een prijs. Kate Crawford, schrijft in ‘An Atlas of AI: “… artificiële intelligentie is een extraherende industrie. De creatie van hedendaagse systemen kan enkel door het uitbuiten van energie, de planeet, goedkope arbeid, en data op een gigantische schaal.”26 De race wordt over heel de wereld gelopen en dat verandert de wereld op diens beurt. Om deze race te kunnen winnen, maakt Big Tech gebruik van een nieuw bedrijfsmodel, het platformbedrijf.
De opkomst van platformbedrijven
Big Tech wil overal in tussenkomen. Om een zo groot mogelijk deel van de meerwaarde die in de maatschappij gecreëerd wordt te kunnen toe-eigenen, gebruiken die bedrijven hun technologie om zo veel mogelijk data te verzamelen en ook om zo veel mogelijk van hen afhankelijk te maken. Jezelf omvormen tot platformbedrijf is hiervoor de beste manier en digitale technologie maakt dit ook mogelijk.
De App Store van Apple of de Play Store van Android spelen bijvoorbeeld de rol van platform. Alle nieuwe apps op je smartphone dien je via dat platform te kopen. Omdat Apple en Google, de maker van Android, het platform beheren, pikken ze een graantje mee. Maar tegelijk hebben zij de beste informatie over welke apps het goed doen en kunnen dus er zelf gelijkaardige ontwikkelen om de oude uit de markt te prijzen.
Digitale platformbedrijven bestaan in verschillende soorten en maten. Er zijn reclameplatformen zoals Google en Facebook, transportplatformen als Uber, maaltijdleveranciers als Deliveroo, maar ook Netflix en Spotify zijn productplatformen. De Amazon-webwinkel is natuurlijk ook een platformbedrijf, maar minder geweten is dat de motor achter de groei van de technologiegigant eigenlijk haar clouddivisie Amazon Web Services is. Hiermee biedt Amazon servercapaciteit aan waar anderen hun software op kunnen draaien. Meer dan een derde van het totale internet bevindt zich op die Amazonservers en zelfs andere platformbedrijven als Netflix en Facebook zijn ervan afhankelijk. Het zorgt zo voor meer dan de helft van de winst van Amazon zelf. Hierdoor kan het moederbedrijf andere activiteiten met verlies laten draaien en de competitie op andere domeinen winnen.
Centraal in het model van platformbedrijven is dat ze diensten verlenen ‘as a service’. Zo koop je niet meer een product van het bedrijf, maar huur je hen in om een dienst te verlenen. Klanten zijn geen eigenaar meer van toestellen die ze kopen, maar enkel gebruikers. De producent houdt controle over het gebruik. Steeds meer bedrijven willen platformbedrijven worden omdat ze zo voor veel langere tijd winst kunnen maken uit wat ze produceren. Ook buiten de traditionele technologiesector maakt dit model opmars. Van de wereldbekende Amerikaanse tractorfabrikant John Deere tot General Electric en Siemens,27 allemaal positioneren ze zich als platformbedrijf.
Het wordt voor platformbedrijven pas echt interessant wanneer ze gebruik kunnen maken van het netwerkeffect 28 om hun sector te monopoliseren. Netwerkeffecten spelen overal in de economie, maar komen vooral naar boven wanneer communicatie nodig is. Je gaat pas een telefoon aanschaffen als er andere mensen zijn die je ermee kan bellen. Omgekeerd, wordt het nut van jouw telefoon groter wanneer ook andere mensen er een aanschaffen. Hetzelfde kan je zeggen over sociale netwerken als Facebook, Instagram of Whatsap. Eens een platformbedrijf in een bepaalde sector dominant is, zal het voor lange tijd zeer moeilijk zijn voor anderen om dit over te nemen.
De financiële crisis maakte de droom van Big Tech mogelijk
De Big Tech mastodonten die we vandaag kennen zijn groot geworden omdat ze zich konden positioneren als platformbedrijf en het netwerkeffect ten volle kunnen uitbuiten. Maar hun dominantie vandaag hebben ze ook te danken aan de financiële crisis van 2008. Het internet was in de begindagen nog hoofdzakelijk een publieke onderneming met publieke ICT infrastructuur, dit veranderde na 2008.
Om de economie uit het slob te trekken, pompten heel wat landen duizenden miljarden via quantitative easing. Tegenover de lage winstvoeten in de traditionele industrie, kon de snel ontwikkelende technologiesector heel veel kapitaal aantrekken.29 Bovendien beloven deze technologiespelers de toen noodlijdende overheden ook dat ze overheidstaken veel goedkoper kunnen organiseren. Ook zijn heel wat technologiespelers actief in de militaire sector, waardoor ze ongestoord hightech wapentuig kunnen ontwikkelen, maar ook een digitaal controleapparaat uitbouwen.30
Startups als Uber die beloofden de taxi-industrie te revolutioneren en in no-time hun markt te domineren waren hiervan de winnaars. Door nieuwe technologie zetten ze een bestaande sector op zijn kop en proberen ‘disruptief’ oude spelers uit de markt te prijzen. Ze beloven hun financiers op korte termijn monopoliewinsten en beloven overheden dat investeringen in openbaar vervoer niet meer nodig zijn.
De groeiende Big Tech bedrijven fungeren als ijsbrekers tegen sociale wetten.
Uber is een instructief voorbeeld aangezien het bedrijf nog nooit winst gemaakt heeft.31 Om de toekomstige winst, die het zijn aandeelhouders belooft, te kunnen realiseren, botst het bedrijf op de arbeidswetgeving en op bestaande publieke diensten die beter en goedkoper zijn. En dus moeten beiden op de schop en daar heeft het bedrijf veel geld voor over. Zo voert ze een intense strijd tegen de verplichting haar chauffeurs te erkennen als werknemers. Het is duidelijk dat in dit geval het bedrijfsmodel van Uber in gevaar komt omdat de loonkosten te hoog zouden zijn. Recent wonnen Uber en consoorten in de staat California nog een campagne om platformwerkers, zoals hun chauffeurs, onder te brengen in een speciaal, inferieur, statuut.32 Ze betaalden meer dan tweehonderd miljoen dollar voor deze campagne, een lucratieve investering op kap van de chauffeurs.33 Tegelijk bouwen lokale overheden onder druk van Uber het openbaar vervoer bijna volledig af, waardoor het bedrijf zijn monopolie volledig kon verzekeren.34 Ook in Vlaanderen trekt de Vlaamse regering de kaart van de platformbedrijven en ‘Mobility as a service’ om bushaltes te kunnen schrappen en het lokale openbaar vervoer over te laten aan gesubsidieerde private platformbedrijven.
De tactieken die Uber gebruikt om haar macht te verzekeren zijn eigen aan de manier waarop Big Tech de maatschappij naar zijn hand zet en ze maakt hiervoor gretig gebruikt van de burgerlijke staten. Zo is Big Tech ondertussen ook de grootste lobbyist bij de Europese instellingen, nog vóór de farma- en oliebedrijven.35 Ze hebben geld geroken bij de relanceplannen van de Europese Commissie waarvan er minstens 20% naar digitale projecten moet gaan en hun ‘slimme oplossingen’ worden door steeds meer beleidsmakers overgenomen. Ondertussen wil de Europese Commissie met haar ‘Digital Europe’ strategie de digitale markt die gedomineerd wordt door Amerikaanse en Aziatische mastodonten doorbreken door bedrijven te subsidiëren om Europese kampioenen te worden.36 Zo pakte ze recent nog uit met de ambitie om zwaar te investeren in de productie van eigen Europese computerchips om minder afhankelijk te worden van bedrijven buiten de EU.37
We staan nog maar aan het begin van de digitale revolutie, maar we voelen haar al sterk. Overal ter wereld komen mensen op tegen de groeiende macht van de platformbedrijven. Hoewel de technologie nieuw is, blijft organisatie de sleutel om betere loon- en arbeidsvoorwaarden af te dwingen en te ijveren voor een maatschappij op maat van de werkende klasse. Hierbij kan technologie net helpen in de emancipatie van de werkende klasse.
De klassenstrijd in tijden van digitalisering
We staan nog maar aan het begin van de digitale revolutie waar we allemaal gevolgen van zullen ondervinden. De technologie van Big Tech geeft alle kapitalisten de mogelijkheid om ons meer te controleren, te verdelen en vooral om steeds meer van onze tijd op te eisen; tijdens de werkdag, maar ook in onze vrije tijd. Het zal de golf van burn-outs die ons nu al overspoelt enkel versterken. Bovendien is het een illusie dat het enkel oudere werknemers raakt. Jongeren krijgen in toenemende mate te kampen met technostress, de druk om altijd beschikbaar te zijn en flexibel in te spelen op wat de baas vraagt.38
De strijd om het bezit van technologie en de manier waarop die gebruikt wordt, zijn steeds belangrijkere aspecten van de klassenstrijd. De strijd voor de dertigurenweek en tegen de voortdurend stijgende werkdruk hangen hier rechtstreeks mee samen. Maar steeds vaker gaat het ook over de data die over werknemers verzameld worden en de manier waarop algoritmes die gebruiken.
De groeiende Big Tech-bedrijven fungeren daarnaast als ijsbrekers tegen sociale wetten. In de nieuwe sectoren die de platformbedrijven creëren, wordt technologie gebruikt om sociale wetten te omzeilen. Maar ook hier groeit het verzet tegen de precaire arbeidsomstandigheden die ze met zich meebrengen. Manifesterende taxichauffeurs in Barcelona en Brussel die opkomen tegen Uber, orderpickers in Amazonmagazijnen in de VS en Duitsland die vakbonden oprichten, Deliverookoeriers in Europese centrumsteden die zich organiseren om een degelijk arbeidsstatuut te eisen, de werkende klasse verzet zich en dat is nodig.
De Belgische vakbonden hebben sinds enkele jaren afdelingen die platformwerkers, zoals maaltijdkoeriers, organiseren en op Europees en internationaal niveau voeren ze samen de strijd voor betere arbeidsvoorwaarden voor platformwerkers.39 Ze gebruiken hier ook digitale technieken voor. Zo is er het vakbondsplatform Fair Crowd Work 40 dat door de Duitse vakbond IG Metal werd opgericht. Hierop kunnen crowdworkers platformen en werkgevers een score geven en elkaar raad geven hoe het beste met de platformen om te gaan. Het biedt hen ook een plek om collega’s te ontmoeten en zich te organiseren.
De strijd wordt ook gevoerd rond democratie. Digitale technologie maakt steeds verdergaande surveillance en controle van burgers door de staat mogelijk en dit brengt een steeds verder schrijdende aanslag op collectieve en individuele rechten met zich mee. Maar het gaat ook over wie eigenaar is van de data die we met z’n allen produceren en hoe slimme algoritmes die gebruiken om winst te maximaliseren.
De Europese overheden staan op het punt om honderden miljarden publiek geld in de digitale economie te pompen; laat dat dan ook naar publieke digitale projecten gaan.
Tot slot is het natuurlijk een globale strijd. Niet alleen reiken de tentakels van Big Tech over heel de wereld om grondstoffen en arbeid te kunnen uitbuiten voor de ontwikkeling van nieuwe producten en algoritmes, in het globale Zuiden slagen ze er vaak in om een hele lokale economie van zich afhankelijk te maken. 41 Bovendien neemt de klimaatimpact van de technologiesector ook hand over hand toe.42
De digitalisering verscherpt de fundamentele tegenstellingen van het kapitalisme. De concentratie van rijkdom in handen van slechts enkelen is nog nooit zo groot geweest en de productie van die rijkdom nog nooit zo collectief geweest. Binnen het kapitalisme gaan we die tegenstellingen niet oplossen, we hebben hiervoor een ander systeem nodig: een socialisme waarin digitale platformen in publieke handen zijn, de toegang voor iedereen gegarandeerd is en data collectief en democratisch beheerd worden. Waarin technologie een sleutel kan zijn om productie op een democratische manier te organiseren, om tijd vrij te maken en om de democratie participatief te maken. Maar ook waarin innovatie niet om winst dient te draaien, maar om de mens en de planeet.
Hoe dit concreet vorm zal krijgen kunnen we nog niet zeggen, maar we kunnen deze principes vandaag al gebruiken om op te komen voor concrete publieke projecten die in deze richting gaan. Projecten die bovendien in de begindagen van het internet veel dichterbij stonden dan we nu ons kunnen inbeelden. Toen hadden de grote private mastodonten er nog geen cashkoe in gevonden en was het internet een veel meer open plaats.43 Toen was het nog mogelijk om projecten als Wikipedia op te starten, vandaag de grootste encyclopedie ter wereld, maar het stimuleerde bijvoorbeeld ook de open-sourcebeweging om wereldwijd samen te werken aan vrije en open software. Software die nota bene de basis legde voor Android, het besturingssysteem waar meer dan 70% van de smartphones wereldwijd mee werken.
We moeten opkomen voor de uitbouw van moderne publieke digitale infrastructuur. De Europese overheden staan op het punt om honderden miljarden publiek geld in de digitale economie te pompen, laat dat dan ook naar publieke digitale projecten gaan. Laat ons bijvoorbeeld het nieuwe glasvezelnetwerk dat momenteel overal wordt uitgerold en iedereen van supersnel internet kan voorzien, publiek maken. Zo kunnen we iedereen ook internettoegang garanderen en het zelfs gratis maken. Maar we kunnen ook een publieke cloud opzetten zodat we onze data democratisch kunnen beheren en er fysieke infrastructuur is die nieuwe digitale platformen voor publiek goed kunnen ondersteunen, in plaats van enkel binnen de wetten van de private markt te moeten werken.
En dan is er veel mogelijk. Dan kunnen we een krachtige creatieve digitale golf starten die nieuwe projecten op poten zet. Van huurplatformen waarmee steden huurprijzen kunnen reguleren over openbaar vervoerplatformen die de dienstverlening toegankelijk maken, maar ook overheden data opleveren om mobiliteitsknopen te ontwarren tot platformen die privacyproof medische data op populatieniveau kunnen analyseren om preventieve gezondheidszorg uit te bouwen. Het zijn slechts drie voorbeelden van wat er mogelijk is als we de digitale tools en knowhow opnieuw in publieke handen nemen. Slimme technologie is niet neutraal, laat het ons dan gebruiken voor mens en planeet, we hebben het dringend nodig.
Footnotes
- The 100 largest companies in the world by market capitalization in 2021”, Statista, mei 2021.
- Andy Merrifield, “Marx on technology”, MR Online, 7 mei 2021.
- Karl Marx, Het Kapitaal: Kritiek van de politieke Economie, Boom uitgevers, 2010
- Ibid, p. 275
- Mariana Mazzucato, De Ondernemende Staat, Nieuw Amsterdam, 2015.
- Jenny Chan, Mark Selden, Pun Ngai, Dying for an iPhone; Apple, Foxconn and the lives of China’s workers, Haymarket, 2020.
- Richard Barbrook en Andy Cameron, “The Californian Ideology”, Science as Culture 6.1, 1996, p. 44–72.
- Marx, p 285.
- “Digital labour platforms and the future of work: Towards decent work in the online world”, ILO, 2018.
- Will Evans, “How Amazon hid its safety crisis”, Reveal News, 29 september 2020.
- Crowdworkers zijn mensen die via online platformen als Amazon’s Mechanical Turk kleine opdrachten uitvoeren, zoals een foto beschrijven, voor een kleine betaling. Hun werk is cruciaal voor de ontwikkeling van artificiële intelligentie.
- Michele Cantarella en Chiara Strozzi, “Workers in the crowd: The labour market impact of the online platform economy”, Industrial and corporate change, mei 2019.
- Marx, ibid. p. 303.
- Marx, ibid. p. 334.
- Klaus Schwab, “The Fourth Industrial Revolution”, Foreign Affairs, 12 december 2015.
- Matthew Cole, Hugo Radice, Charles Umney, “The Political Economy of Datafication and Work: A New Digital Taylorism? ”, The Socialist Register, 2020.
- Deze empirische wet zegt dat het aantal transistoren, rekeneenheden die berekeningen uitvoeren, in microchips iedere twee jaar verdubbelt en dus een exponentieel verloop kent.
- Emil Björnson en Erik Larsson, “How Energy-Efficient Can a Wireless Communication System Become? ”, 52nd Asilomar Conference on Signals, Systems, and Computers, 2018, p. 1252-1256.
- Zie www.internetworldstats.com/stats.htm.
- Ajay Raina en M. Palaniswami, “The ownership challenge in the Internet of things world”, Technology in Society 65 101597, mei 2021.
- Francesca Bira en Evgeny Morozov, “Rethinking the smart city, Democratizing Urban Technology”, Rosa Luxemburg Stiftung, 2018. Zie ook: Jathan Sadowski, Too Smart. How digital capitalism is extracting data, controlling our lives, and taking over the world, MIT Press, 2020.
- Will Douglas Heaven, “AI needs to face up to its invisible-worker problem”, Technology Review, 11 december 2020.
- Een toegankelijke uitleg over verschillende Buzzwords over dit thema zoals ‘machine learning’, ‘AI’ en ‘deep learning’ vind je hier: www.datamation.com/artificial-intelligence/ai-vs-machine-learning-vs-deep-learning/.
- Artificial Intelligence in Society, OECD, 2019.
- Anderton et al, “Virtually everywhere? Digitalisation and the euro area and EU economies”, Occasional Paper Series, Europese Centrale Bank, 2020.
- Kate Crawford, Atlas of AI, Yale University Press, 2021.
- Nick Srnicek, Platform Capitalism, Polity, 2016.
- Een netwerkeffect is het effect dat ervoor zorgt dat een product of dienst meer waarde heeft voor iemand, naargelang er meer gebruikers zijn die hetzelfde product of de dienst al gebruiken. Dit betekent ook dat wanneer iemand van een product of dienst gebruik gaat maken, de waarde ervan voor huidige gebruikers zal toenemen of de potentie daartoe heeft.
- Srnicek, ibid.
- Edward Ongweso Jr, “Big Tech Has Made Billions Off the 20-Year War on Terror”, Vice, 21 september 2019.
- Mansoor Iqbal, “Uber Revenue and Usage Statistics (2021) ”, Business of Apps, 5 augustus 2021.
- Alex N. Press, “No Surprise, Uber and Lyft Lied About Helping Workers”, Jacobin, 28 augustus 2021.
- Alex N. Press, “Gig Companies Are Bringing the Disastrous Prop 22 to a State Near You”, Jacobin, 16 augustus 2021.
- James Wilt, Do Androids Dream of Electric Cars? Public Transit in the Age Google, Uber, and Elon Musk, Between The Lines, 2020.
- “The lobby network: Big Tech’s web of influence in the EU”, Corporate Europe Observatory, 31 augustus 2021.
- “The Digital Europe Programme”, European Commission.
- “EU says it’s ready to invest ‘significant’ funds in chip sector”, EURACTIV.com, 21 mei 2021.
- Stress 4.0 trifft vor allem die Jungen, Hans Böckler Stiftung, 2018.
- Anne Dufresne en Cédric Leterme, Travailleurs de plateforme. La lutte pour les droits dans l’économie numérique, rapport voor de GUE/NGL, januari 2021.
- Voor meer info: faircrowd.work.
- “Digital control: How Big Tech moves into food and farming (and what it means) ”, GRAIN, 21 januari 2021.
- Cole, ibid.
- Robert McChesney, “Tussen Cambridge en Silicon Valley”, Lava 6, 2018.