Artikel

Simonde de Sismondi, sentimentele kritiek

Klaus Müller

—11 oktober 2023

400 jaar geleden werd William Petty geboren, 300 jaar geleden Adam Smith en 250 Simonde de Sismondi. Bovendien is het de 200e verjaardag van de dood van David Ricardo. In een vierdelige serie herdenken we de grote economen, op wie Karl Marx zich baseerde. We beginnen met de kleinburgerlijke en romantische Simonde de Sismondi.

Is de romanticus een wereldvreemde, sentimentele dromer die droomt van een betere wereld? Iemand die oplossingen zoekt in het verleden? In zekere zin geldt dit voor Sismondi, die door Lenin tot de economische romantici wordt gerekend. Maar deze eigenschap alleen doet geen recht aan de grote Fransman. Want romantiek is vooral een uitdrukking van onbehagen en kritiek op het vijandig mensbeeld van de opkomende kapitalistische samenleving. Niemand voor hem heeft de zwakheden van dit maatschappelijk systeem zo duidelijk benoemd als Sismondi. Dat is zijn verdienste. “Indien bij Ricardo de politieke economie meedogenloos haar eindconclusie trekt (…), voltooit Sismondi dit eindbesluit door haar te laten twijfelen aan zichzelf.”1 Met deze woorden benadrukt Karl Marx de bijzondere positie van Sismondi en kent hem een ereplaats toe in de geschiedenis van het economisch denken. David Ricardo voltooide de klassieke burgerlijke politieke economie in Engeland; de Fransman Sismondi zette er de kroon op door er een gefundeerde kritiek van de sociale misstanden aan toe te voegen.

Leven

Klaus Müller is een Duitse economische wetenschapper. Hij heeft meer dan 15 boeken op zijn naam staan en is auteur van vele andere artikelen over politieke economie. Ook schrijft hij regelmatig voor het tijdschrift Die Junge Welt.

Jean-Charles-Léonard Simonde de Sismondi werd 250 jaar geleden geboren, op 9 mei 1773 in Genève als zoon van dominee Gédéon-Francois Simonde. Hij kwam uit een oude Italiaanse adellijke familie die in 1524 vanuit Pisa naar Frankrijk was geëmigreerd. De hugenotenfamilie, protestantse bekeerlingen, werd gedwongen het katholieke Frankrijk te verlaten en naar Zwitserland te verhuizen na de herroeping van het Edict van Nantes in 1685, dat protestanten tolerantie en burgerrechten had verleend. Sismondi bracht zijn jeugd door op het landgoed van zijn rijke ouders, in de buurt van zijn geboorteplaats. Hij voltooide een handelsopleiding in 1792 en begon in hetzelfde jaar rechten te studeren aan de Academie van Genève. Een jaar later moest hij die studie opgeven, omdat zijn familie voor de revolutie van Genève naar Engeland vluchtte, waar ze anderhalf jaar woonden.

Sismondi leefde in twee tegengestelde tijdperken: vóór de revolutie in dat van de bourgeoisie die streeft naar emancipatie, na de revolutie in het tijdperk dat vooral de kleinburgerij ontgoochelde.

Na een verblijf in Toscane, vlak bij Florence, keerde Sismondi in de herfst van 1800 terug naar Genève. De stad behoorde sinds 1798 tot Frankrijk. Hier wijdde hij zich aan literaire activiteiten en nam hij deel aan gesprekken met schrijvers en geleerden die zich rond Madame de Staël schaarden in het kasteel van Coppet aan het Meer van Genève. In de discussiegroep zaten vooraanstaande persoonlijkheden uit heel Europa, waaronder Friedrich Schlegel, August Wilhelm Schlegel en Adelbert von Chamisso, allemaal belangrijke vertegenwoordigers van de literaire en filosofische Romantiek. In 1819 trouwde Sismondi met de Engelse Jessie Allen, een tante van Charles Darwin. Het huwelijk bleef kinderloos. Sismondi wordt beschreven als een zachtaardige, welgemanierde en gevoelige man, een trouwe vriend, zorgzame zoon en voorbeeldige echtgenoot. Tijdgenoten meldden dat Sismondi van jongs af aan klungelig en onhandig was, wat hem voorbestemde om een kamergeleerde te worden. Later werkte hij hard en onvermoeibaar en zat tot het einde van zijn leven acht of meer uur per dag achter zijn bureau.

Zijn werk gesitueerd in de tijd

Sismondi, een geboren Genèver in hart en nieren, was, zoals de Sovjet-econoom Andrej Anikin opmerkt, Frans in zijn denkwijze en in de opmaak van zijn werk.2 Maar ook de Italianen kunnen aanspraak op hem maken, omdat hij een groot deel van zijn onderzoek heeft gewijd aan de geschiedenis en economie van Italië. Sismondi sprak Latijn, Duits, Engels, Spaans en Portugees. Hij was Europees en kosmopoliet in de beste zin van het woord.

Sismondi, schrijft Achim Toepel, die zijn belangrijkste werk in de DDR uitgaf, is “een van de denkers die de meest turbulente periode van de Franse geschiedenis —het decennium voor de burgerlijke revolutie, de revolutie zelf” en de decennia erna— “met een alerte geest hebben meegemaakt en in hun geschriften mede vorm hebben gegeven”.3 Het was een tijd van enorme veranderingen in de Europese samenleving: de Franse Revolutie, de Napoleontische oorlogen, het continentale stelsel van 1806 tot 1813 — het verbod op de invoer van goederen uit Engeland en zijn koloniën — de industriële revolutie en de eerste grote economische crises van het industriële kapitalisme, die als eerste zichtbaar werden in Engeland.

Sismondi leefde in twee tegengestelde tijdperken: vóór de revolutie in dat van de bourgeoisie die streeft naar emancipatie, na de revolutie in het tijdperk dat vooral de kleinburgerij ontgoochelde. Beide tijdperken hebben hun stempel op hem gedrukt. Sismondi zag echter vooral de grote armoede van het volk, voor wie hij een diep medelijden voelde. Zo werd hij een scherp criticus van het kapitalisme en de burgerlijke politieke economie. Hij zocht oplossingen voor de brandende sociale problemen van zijn tijd. Toepel zegt dat Sismondi behoort “tot die grote geleerden die we in het verleden vaak tegenkwamen en wier wetenschappelijke systemen de volle bandbreedte van intellectuele horizon omvatten.4 Naast de economische theorie heeft hij een op zichzelf staande theorie van de staat en de maatschappij vastgelegd in het boek Forschungen über die Verfassungen der freien Völker (Onderzoek naar de grondwetten van vrije volkeren), een immens geschiedkundig werk, te vinden in het 30-delige Geschichte der italienischen Freistaaten im Mittelalter (Geschiedenis van de Italiaanse vrije staten in de Middeleeuwen) en in het 33-delige Geschichte der Franzosen (Geschiedenis van de Fransen), en ten slotte het literair-historische werk ‘Die Literatur des südlichen Europas’ (De literatuur van Zuid-Europa), dat uit vier delen bestaat.” De brede kijk en hoge kwaliteit van zijn economische, filosofische, historische, literair-historische en rechtsfilosofische observaties hebben hem vele onderscheidingen opgeleverd. Sismondi was lid van talloze wetenschappelijke academies en genootschappen in veel Europese landen. Om onafhankelijk en in alle rust te kunnen werken, sloeg Sismondi een aanbod van tsaar Alexander (1777-1825) af om een leerstoel in politieke economie aan de universiteit van Vilnius te aanvaarden, evenals een benoeming aan de beroemde Sorbonne in Parijs.

Econoom

Sismondi’s vroege economische werk werd in 1801 in Genève gepubliceerd en was getiteld Tableau de l’agriculture toscane. Twee jaar later publiceerde hij zijn eerste grote economische werk, De la richesse commerciale, waarin hij de inhoud en het ontstaan van handelsrijkdom analyseerde. Sismondi bekende een vurig volgeling te zijn van de leer van Adam Smith (1723-1790), wiens vrijhandelsdoctrine en laissez-faire-opvattingen hij onderschreef, d.w.z. het economische beleidsmodel van privé-initiatief en de grootst mogelijke terughoudendheid van de overheid in economische zaken.

Sismondi sloeg een aanbod af van tsaar Alexander (1777-1825) van een leerstoel in politieke economie aan de universiteit van Vilnius, evenals een benoeming aan de beroemde Sorbonne in Parijs.

Zijn belangrijkste economische werk volgde in 1819, Nouveaux principes de l’économie politique (Nieuwe principes van politieke economie). Dit boek zou Sismondi al snel tot een beroemd econoom in gans Europa maken. Opmerkelijk is dat de auteur hierin radicaal afwijkt van zijn vroegere opvattingen. Hij vergeleek de inhoud van het werk van Adam Smith met de sociaal-economische realiteit van zijn tijd. En moest daarbij vaststellen dat het vrije spel van krachten, het egoïstische streven van het individu naar winst, geenszins leidt tot de grootste welvaart voor allen, zoals Smith en Ricardo hadden aangenomen. In het voorwoord van de eerste editie zegt hij dat hij tot dit inzicht kwam als gevolg van de eerste marktcrisis in 1815 en in het licht van de miserie bij de fabrieksarbeiders en de vernietiging van de welvaart van de boeren, waarvan hij getuige was geweest in Italië, Frankrijk en Zwitserland en die hij ook kende uit Engeland, Duitsland en België.

Zijn boek was niet zozeer het resultaat van een grondige studie van het werk van andere geleerden. Sinds de publicatie van zijn vroege werk had hij slechts een paar naslagwerken gelezen. Zijn nieuwe opvattingen waren voortgekomen uit waarnemingen van de werkelijkheid. Die overtuigden hem ervan dat de doctrines van Smith, zoals voorgestaan door Ricardo en anderen, niet juist konden zijn. “Hoe meer ik vorderde met mijn werk,” schreef hij, “hoe meer ik overtuigd raakte van het belang en de juistheid van de veranderingen die ik aanbracht in het systeem van Adam Smith.”5 Het was duidelijk: de grootindustrie brengt welvaart voor enkelingen, maar de meerderheid van de bevolking lijdt honger. Economen en filosofen noemen een natie rijk wanneer

“ze een immense accumulatie van rijkdommen vaststellen, alsook een voorbeeldige landbouw en een bloeiende handel, verder ontwaren ze fabrieken die de producten van menselijke ijver onophoudelijk vermenigvuldigen, en ten slotte treffen ze een regering aan die bijna onuitputtelijke schatten tot haar beschikking heeft, zoals Engeland (…). Maar ze laten volledig na om te onderzoeken of degenen die met hun handen werken en alle rijkdom creëren niet in uiterste beperking moeten leven (…). Een natie is (…) niet rijk te noemen als de rijke wint wat de arme verliest (…).”6

De oude economische wetenschap leert ons niet om nood en ongelijkheid te begrijpen noch om ze tegen te gaan.

Crisistheoreticus

Sismondi was de eerste econoom die een crisistheorie opstelde. Dit is zijn blijvende verdienste op het gebied van de politieke economie en daarin ligt zijn betekenis in de theoriegeschiedenis. David Ricardo had zich niet uitgelaten over het crisisprobleem en Jean B. Say (1767-1832), de Fransman met het concept van het automatisch marktevenwicht, had zelfs ontkend dat overproductie kon bestaan. Elk aanbod zou altijd zijn eigen overeenkomstige vraag creëren. Er kan hoogstens sprake zijn van een kortstondige “blokkade van afzetkanalen” als er producten ontbreken die afzetkanalen openen voor anderen. Periodieke overproductie is van nature een toevallige, gemakkelijk te herstellen onderproductie.

Sismondi’s argument tegen deze stelling van Say is opmerkelijk. Hij baseert zijn verklaring van de crisis op het valse dogma van Adam Smith, die de waarde van de totale jaarproductie gelijkstelt aan de som van de inkomsten uit lonen, winst en rente, en zo de waarde van het verbruikte constante kapitaal (machines, materiaal enz.) niet in rekening brengt. De waarde van de productie is altijd gelijk aan de som van de inkomens. Het inkomen vormt de vraag. Maar hoe kan er dan te veel worden geproduceerd? Sismondi bedoelt dat de productie van elk jaar zichzelf inruilt voor het inkomen van het voorgaande jaar. Productie en afzet lopen uiteen omdat in een groeiende economie het lagere inkomen van de vorige periode altijd de hogere productie van de huidige periode moet opeisen en betalen, wat niet genoeg is. Het uitgestelde vraageffect van het inkomen veroorzaakt de crisis. Onverkoopbare goederen stapelen zich voortdurend op in de magazijnen omdat de consumptiemogelijkheden voortdurend kleiner zijn dan het productievolume. De kapitalistische economie produceert meer dan ze kan consumeren.

Daarom hadden economen als Smith en Say het mis toen ze voorstelden om de productie uit te breiden, omdat ze daarmee de tegenstelling tussen productie en consumptie alleen maar vergrootten. De enige uitweg uit de crisis is de externe markt, een opvatting die later door Rosa Luxemburg werd omarmd in haar kritiek op Marx’ reproductiemodellen. De concentratie van eigendom en rijkdom in de handen van enkelingen verkleint de interne markt. De producenten worden gedwongen om hun goederen op buitenlandse, externe markten te verkopen, een visie waar Lenin het resoluut mee oneens was. Van de reddende uitweg van buitenlandse markten is het maar één stap verder naar de onhoudbare stelling dat het kapitalisme automatisch moet instorten als er geen absorberende externe markten meer zijn. Nog een reden waarom het kapitalisme er niet in slaagt om alle goederen die het produceert te verkopen, volgens Sismondi, is de ongelijke inkomensverdeling.

Inkomensstructuur en productiestructuur drijven van elkaar weg. Loonarbeiders kunnen zich geen dure goederen veroorloven; hun inkomen is net voldoende, als het al genoeg is, voor de meest dringende levensbehoeften. Ondernemers en winstmakers, die comfortabel hun basisbehoeften kunnen bevredigen, vinden op de binnenlandse markt niet genoeg luxegoederen naar hun smaak en verkiezen buitenlandse aan te kopen. Een deel van de jaarlijkse productie blijft onverkocht omdat het niet overeenstemt met de binnenlandse inkomens- en vraagstructuur. De welgestelden zijn goed voorzien van noodzakelijke levensmiddelen, terwijl de armen geen geld hebben om er genoeg van te kopen. Luxegoederen kunnen ze zich al helemaal niet veroorloven.

Maar Sismondi zag de belangrijkste oorzaak van de tegenstelling tussen productie en consumptie die leidde tot de crisis in de scheiding van eigendom en arbeid, dit wil zeggen in de vernietiging van de ambachtelijke productie, de ondergang van de producenten van basisgoederen. “We bevinden ons in een situatie die volledig nieuw is voor de samenleving”, schreef hij. “We streven ernaar om eender welke eigendom van eender welke arbeid te scheiden.”7 Daardoor zal de rijkdom zich concentreren in de handen van enkelen, de kleine producenten van goederen zullen geruïneerd en geproletariseerd worden, de arbeiders zullen steeds armer worden. De toenemende productie stoot op een gebrek aan consumptiecapaciteit in de samenleving, de interne markt wordt kleiner. Sismondi zag de oplossing niet alleen in het vinden van afzetmogelijkheden op buitenlandse markten. Hij wil terug naar een eenvoudige warenproductie die eigendom en arbeid herenigt. De staat moet ingrijpen, niet om de industriële ontwikkeling te bevorderen, maar om deze te beteugelen. En de staat zou alles moeten doen om de sociale situatie van de arbeiders te verbeteren. Hij moet de lonen verhogen en de productiearbeider carrièremogelijkheden bieden, alsook mogelijkheden bieden om “een deel van de winst van het bedrijf te verkrijgen door goed gedrag”.8

Sismondi’s vroege economische werk werd in 1801 in Genève gepubliceerd en was getiteld “Tableau de l’agriculture toscane”.

Met deze voorstellen legt Sismondi de basis voor de sociaalreformistische illusies waaraan talloze burgerlijke economen via John Stuart Mill (1806-1873) zich tot op de dag van vandaag hebben overgegeven: het particuliere kapitalistische eigendom willen beschermen en vergroten en tegelijkertijd de ongelijkheid in de verdeling van inkomen en rijkdom ten gunste van de achtergestelden willen corrigeren. Achim Toepel is vol lof over de crisistheorie van Sismondi, ondanks al haar tekortkomingen. Voor hem zijn de crises niet terug te voeren op buitengewone verstoringen van de kapitalistische economie, zoals natuurrampen, politieke gebeurtenissen enz.

Voor Sismondi zijn crises geen toevalligheden zoals voor Ricardo en Say. Het zijn verschijnselen die wetmatig voortvloeien uit de kapitalistische productieverhoudingen. “Met dit geweldig idee heeft Sismondi het economische denken van zijn tijd verrijkt met een belangrijk inzicht.”9 Hoe scherpzinnig zijn inzichten in de werking van de kapitalistische productie ook waren, toch bleven ze beperkt. Sismondi besefte niet dat de tegenstellingen tussen productie en consumptie, tussen eigendom en arbeid, een dieperliggend conflict van fundamentele aard weerspiegelden, de fundamentele contradictie van het kapitalisme tussen het sociale karakter van de productie en de particuliere kapitalistische toe-eigening van de producten. Sismondi zag de tegenstrijdigheden van het kapitalisme en hekelde ze scherp. Maar hij begreep ze niet, besefte niet dat ze vanzelf voortkwamen uit de omstandigheden waarnaar hij wilde terugkeren en waarin hij de oplossing zag.

Het oordeel van Marx, Engels en Lenin

Het Communistisch Manifest formuleert het aldus:

“In landen als Frankrijk, waar de boerenklasse veel meer dan de helft van de bevolking uitmaakt, was het vanzelfsprekend dat schrijvers die opkwamen voor het proletariaat tegen de bourgeoisie, voor hun kritiek op het bourgeoisregime de kleinburgerlijke en kleinboerenmaatstaf hanteerden en de partij van de arbeiders vanuit het standpunt van de kleinburgerij benaderden. Zo ontstond het kleinburgerlijk socialisme. Sismondi is de hoofdfiguur van deze literatuur, niet alleen voor Frankrijk, maar ook voor Engeland. Dit socialisme ontleedde op de meest scherpzinnige manier de tegenstrijdigheden in de moderne productieverhoudingen. Het ontmaskerde de soepele eufemismen van de economen. Het toonde onweerlegbaar de vernietigende effecten aan van machines en arbeidsverdeling, de concentratie van kapitaal en landeigendom, de overproductie, de crises, de noodzakelijke ondergang van de kleinburgerij en de boeren, de ellende van het proletariaat, de anarchie in de productie, de schreeuwende wanverhoudingen in de verdeling van de rijkdom, de industriële vernietigingsoorlog van de naties onderling, de ontbinding van oude gebruiken, oude familiebanden, oude nationaliteiten. Vanuit een positieve houding wil dit socialisme echter ofwel de oude productie- en transportmiddelen herstellen en daarmee ook de oude eigendomsverhoudingen en de oude maatschappij, ofwel wil het de moderne productie- en transportmiddelen met geweld weer opsluiten binnen het kader van de oude eigendomsverhoudingen die door hen werden opgeblazen, door hen moesten worden opgeblazen. In beide gevallen is dit reactionair en utopisch tegelijk. Gilden in de fabriek en patriarchale economie op het platteland, dat zijn zijn laatste woorden.”10

De oude economische wetenschap leert ons niet om nood en ongelijkheid te begrijpen noch om ze tegen te gaan.

Lenins oordeel over Sismondi is ook dialectisch. In zijn werk Over de kenmerken van de economische romantiek schrijft hij:

“In tegenstelling tot de klassieke economen, wier systemen een reeds gevormde kapitalistische sociale orde voor ogen hadden en de arbeidersklasse als gegeven en vanzelfsprekend beschouwden, benadrukt Sismondi juist het proces van de ondergang van de kleine producent, het proces dat leidde tot de vorming van de arbeidersklasse. Dat Sismondi zich verdienstelijk heeft gemaakt door te wijzen op deze tegenstrijdigheid in de kapitalistische sociale orde valt niet te ontkennen, maar als econoom heeft hij dit fenomeen niet begrepen en heeft hij zijn onvermogen om het consequent te analyseren verhuld met ‘vrome wensen’.”11

En verder:

“Op alle punten verschilt hij van de klassieken doordat hij wijst op de tegenstrijdigheden van het kapitalisme. Dit aan de ene kant. Aan de andere kant kan hij de analyse van de klassieken op geen enkel punt voortzetten (en dat wil hij ook niet), daarom beperkt hij zich tot een sentimentele kritiek op het kapitalisme vanuit het standpunt van de kleinburgerij. Deze vervanging van wetenschappelijke analyse door sentimentele verzuchtingen en klaagzangen is de reden voor de buitengewone oppervlakkigheid van zijn stellingname.”12

Sismondi’s utopie anticipeert niet op de toekomst, maar herstelt het verleden; hij keek niet vooruit, maar terug.

Invloed

Sismondi’s opvattingen en werk beïnvloedden talrijke denkers, zoals Thomas Robert Malthus (1766-1834), die vanwege zijn theoretisch en empirisch weerlegde “bevolkingswet” beroemd en berucht geworden is. Een directe leerling en aanhanger is de Franse econoom en filosoof Eugéne Buret (1810-1842). Theoretisch “gebaseerd op de opvattingen van Sismondi, stak Buret echter meer stoutmoedigheid en nadruk in zijn hervormingsprojecten en was daardoor in staat om een zekere invloed uit te oefenen op sommige socialistische schrijvers in Frankrijk (…). Terwijl in het werk van Sismondi de voorstelling van de maatregelen die nodig zijn om het kwaad te bestrijden zeer aarzelend is (…), staan in het werk van Buret de projecten om de tegenstrijdigheden van sociale ellende te overwinnen centraal”, schrijft Achim Toepel.13 Ook Karl Marx waardeerde het werk van Buret.

Een tweede leerling van Sismondi is Villeneuve-Bargemont. In tegenstelling tot Sismondi probeerde hij christelijke principes te integreren in de politieke economie en zo als eerste een pad in de politieke economie te bewandelen “waarop andere denkers hem later volgden en dat uiteindelijk culmineerde in het systeem van sociale mystiek van de schrijvers John Ruskin (1819-1900) en Leo Tolstoj (1828-1910)”.14 Ibid.[/note

Sismondi’s romantiek beïnvloedde economen als Antoine-Elisé Cherbuliez (1797-1869), die Marx in het Kapitaal een volgeling van Sismondi noemt. Onder zijn tijdgenoten waren de econoom Adolphe Jérome Blanqui (1798-1854), de filosoof Joseph Droz (1773-1850), de vroege utopische socialisten Henri de Saint-Simon (1760-1825) en Charles Fourier (1772-1837) beïnvloed door Sismondi, en later Louis Blanc (1811-1882) en Johann Karl Rodbertus (1805-1875). De Russische Narodniki namen het standpunt van Sismondi over dat consumptie cruciaal was en dat het totale product van een land niet op de interne markt kon worden gerealiseerd. Ze concludeerden op een reactionair-romantische manier dat kapitalistische ontwikkeling in Rusland onmogelijk was.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk in Junge Welt.

Footnotes

  1. Karl Marx, Zur Kritik der politischen Ökonomie, Marx-Engels-Werke (MEW), deel 13. Berlijn 1961.
  2. Andrej A. Anikin, Ökonomen aus drei Jahrhunderten, Berlijn 1974.
  3. Jean Ch. L. Simonde de Sismondi, Neue Grundsätze der politischen Ökonomie oder Vom Reichtum in seinen Beziehungen zur Bevölkerung, eerste deel, ingeleid en uitgegeven door Achim Toepel. Berlijn 1971.
  4. Ibid.
  5. Simonde de Sismondi.
  6. Ibid.
  7. Ibid.
  8. Ibid.
  9. Achim Toepel, ibid.
  10. Karl Marx, Friedrich Engels: Manifest der Kommunistischen Partei, Marx-Engels-Werke (MEW), deel 4. Berlijn 1977.
  11. Vladimir I. Lenin: Zur Charakteristik der ökonomischen Romantik, Lenin-Werke, deel 2. Berlijn 1961.
  12. Ibid.
  13. Achim Toepel, ibid.