Artikel

Planeconomie van utopie tot wetenschap

Roel Van de Pol

—30 december 2021

Vandaag beschikken we over alle nodige kennis en techologie om de problemen die de socialistische planeconomieën plaagden, te overwinnen. De argumenten van de founding fathers van het neoliberalisme tegen de planeconomie zijn achterhaald.

“De afgelopen honderd jaar zijn we gaan geloven dat de markteconomie het beste systeem is, maar volgens mij zal dat in de komende drie decennia veranderen, en zal de planeconomie steeds groter worden … [M]et toegang tot allerlei gegevens, kunnen we misschien de onzichtbare hand van de markt vinden. Big data zullen de markt slimmer maken en het mogelijk maken om marktkrachten te plannen en te voorspellen, zodat we uiteindelijk een planeconomie kunnen realiseren.”1 Aan het woord is niet Peter Mertens van de PVDA, maar Jack Ma Yun, stichter en toenmalig voorzitter van de Chinese multinational Alibaba, nummer 31 op de wereldranglijst van grootste ondernemingen. Academische vertegenwoordigers van het officiële Chinese “marktsocialisme” vielen elkaar over de voeten om Ma ongelijk te geven. Heeft hij een punt, of is de planeconomie het luchtkasteel van Alibaba?

Zhang Weiying, professor aan de universiteit van Peking, haastte zich om te zeggen dat “het volstrekt onjuist [is] als sommigen geloven dat big data van een planeconomie een succes kunnen maken. Kennis en data zijn nuttig voor ondernemers, maar de echte ondernemersgeest gaat verder dan dat … [D]aarom hebben we ondernemers nodig.” Qian Yingyi, decaan en professor aan de School van Economie en Management aan de Tsinghua Universiteit, onderstreepte dat hoewel “sommigen weer [beginnen] na te denken over de planeconomie … [m]achines mensen niet [kunnen] vervangen. Aangezien mensen verbeelding, passie en idealen hebben die machines niet hebben, hebben ze ook incentives nodig.” Wu Jinglian, een andere Chinese econoom, beweerde dan weer dat “[w]etenschappers hebben aangetoond dat het onmogelijk is … om volledige informatie over de economische activiteiten te verzamelen”, wat nodig is om de economie te plannen.2

De argumenten van die Chinese economen zijn niet nieuw. Friedrich Hayek en zijn mentor Ludwig von Mises, boegbeelden van de hevig neoliberale Oostenrijkse School in de economie, kwamen voor de Tweede Wereldoorlog al met precies dezelfde bezwaren af. Alle latere preken over de onhaalbaarheid van de planeconomie, tot in China toe, schenken steeds diezelfde oude Oostenrijkse wijn in nieuwe zakken. Tegenstanders van de planeconomie beschouwen hun gelijk bovendien als bewezen door de ineenstorting van de Sovjet-Unie. Maar de waarheid is dat er vandaag meer bewijs is dan ooit dat een planeconomie niet alleen haalbaar, maar zelfs veel doelmatiger en efficiënter is dan de vrije markt — “gecorrigeerd” op z ’n sociaaldemocratisch of niet. Meer nog: de planeconomie is de enige manier om aan de stilaan catastrofale opwarming van de aarde te ontkomen. Dit is het verhaal van hoe een Russische wiskundige en twee Schotten de vloer aanvegen met de Oostenrijkers en hun Chinese epigonen, met de onverwachte hulp van Walmart, Colruyt en Apple.

Economie of anarchie?

Het woord economie komt van het Griekse oikos (huis) en nomos (wet) en betekent letterlijk: huishoudkunde. Nochtans zou je een huishouden dat zo egoïstisch en chaotisch functioneert als het kapitalisme op zijn zachtst gezegd disfunctioneel kunnen noemen. Het is een wanboel waarin afzonderlijke megabedrijven volledig op eigen houtje en compleet los van elkaar beslissen wat, waar, wanneer, hoe, hoeveel en voor wie ze produceren, enkel en alleen in functie van hun maximale winst. De mens heeft daarin maar een plaats zolang hij meerwaarde produceert en mag liefst zo snel mogelijk plaats ruimen voor een goedkopere machine. De natuur wordt zonder aarzelen opgeofferd voor elk extra percentje. Wegwerpproducten en verspilling zijn schering en inslag.

Om de haverklap raast er een crisis over de aardbol die mensen die willen en kunnen werken, massaal afdankt en perfect functionerende productieketens tot roest veroordeelt. Volledige regio ’s verschralen tot woestenij wanneer delokaliserende bedrijven met de noorderzon verdwijnen. De zwaksten vallen uit de boot, de groten worden nog groter. Ondertussen spenderen Teslagoeroes en Amazoncowboys fabelachtige sommen aan frivole ruimteavonturen, terwijl de armoede groteske proporties aanneemt. Dat het zo niet verder kan, maken deze tijden van pandemie en overstromingen pijnlijk duidelijk.

Alle preken over de onhaalbaarheid van de planeconomie komen steeds neer op dezelfde oude Oostenrijkse riedels van Hayek en von Mises.

De revolutionaire aartsvaders Karl Marx en Friedrich Engels hadden een duidelijke visie over de economische fundamenten van de samenleving die de anarchie van het kapitalisme moet opvolgen. “Zij zal voor alles de exploitatie van de industrie en van alle productietakken in het algemeen uit handen moeten nemen van de afzonderlijke, elkaar beconcurrerende enkelingen en in plaats daarvan al deze productietaken moeten laten bedrijven door de gehele maatschappij, d.w.z. voor gemeenschappelijke rekening en volgens gemeenschappelijk plan en met deelneming van alle leden van de maatschappij.”3 Op zich is daar niets wereldschokkends aan. Net als een huishouden moeten we als maatschappij samen, democratisch beslissen hoe we onze tijd en middelen best besteden en de productie plannen naar onze behoeften. Maar hoe zo ’n planeconomie er precies uit moet zien, daar hebben Marx en Engels zich amper om bekommerd.

Toch niet zo simpel

Eenmaal de sleutelsectoren en grote productieketens onder democratische controle in handen van de samenleving, zou de economie plannen een fluitje van een cent moeten zijn. Dat was toch de optimistische veronderstelling van Marx en Engels en wellicht de hoofdreden dat ze zich niet inlieten met de praktische kant van de zaak. Zo liet Engels zich zelfzeker ontvallen dat “[d]e maatschappij eenvoudig [kan] berekenen, hoeveel arbeidsuren in een stoommachine, een hectoliter tarwe van de laatste oogst, in honderd vierkante meter laken van een bepaalde kwaliteit steken … Het nuttige effect van de verschillende gebruiksvoorwerpen, aan elkaar en ten opzichte van de voor hun aanmaak nodige hoeveelheden arbeid gemeten, zal ten slotte het plan bepalen. De mensen doen alles heel eenvoudig af”.4 Best naïef, weten we nu. Dat het toch niet zo simpel is, bewijzen de vele problemen die de socialistische planeconomieën de afgelopen eeuw plaagden.

Hoe plan je een economie? Zoals veel dingen: met een tabel. Een input-outputtabel, om precies te zijn. Die ziet er zo uit: je hebt een heleboel rijen waarin elke rij een verschillend product (of dienst) is, en kolommen met precies dezelfde producten (of diensten). Als je de productieprocessen en de nodige grondstoffen en arbeidsuren voor elk van die producten kent, kan je de hele tabel zo invullen dat iedere rij je zegt hoeveel je van elk ander product nodig hebt om dat ene te produceren (input). Omgekeerd zegt iedere kolom je dan weer hoeveel je van dat ene product nodig hebt om alle andere te produceren (output). De uitdaging is dan om vervolgens het optimale plan te berekenen: hoe weeg je al die verschillende vereisten zo tegen elkaar af dat je precies voldoende (of iets meer) van elk product produceert om in totaal alle producten te maken die je nodig hebt, met zo weinig mogelijk moeite en zo min mogelijk verspilling? Of omgekeerd: hoe kan je het maximum halen uit alles wat je momenteel tot je beschikking hebt (grondstoffen, arbeidskracht, gereedschap en machines)?

Ook Marx ging ervan uit dat we simpelweg op maatschappelijk niveau moeten doen wat Robinson Crusoe deed op zijn eiland. “Alle kenmerken van de arbeid van Robinson gelden ook hier … De maatschappelijke betrekkingen van de mensen tot hun arbeid en tot de producten van hun arbeid blijven hier zowel in de productie als in de verdeling duidelijk en eenvoudig.”5 Inderdaad, alleen op een eiland, met weinig middelen, eenvoudige technieken en enkel basisnoden is de oefening vrij gemakkelijk. In zo ’n situatie kan je zelf snel inschatten wat je capaciteiten zijn, wat je nodig hebt, en wat de beste manier is om dat te realiseren met de middelen die je hebt. Thuis met een computer en een spreadsheetprogramma is het vandaag niet zo moeilijk om je huishouden optimaal te plannen.

Maar de moderne Europese economie produceert tientallen miljoenen verschillende producten en diensten. Een input-outputtabel met zoveel rijen en kolommen krijg je niet eens in je spreadsheetprogramma6, en zelfs als dat zou lukken zou je computer crashen bij het berekenen van de formules. Het is ook niet bepaald gemakkelijk om te weten te komen wat de voortdurend veranderende wensen en behoeften van alle 446 miljoen Europeanen zijn. We zouden redelijk eenvoudig democratisch kunnen beslissen hoeveel middelen er naar investeringen gaan en hoeveel naar consumptie ; hoeveel we willen uitgeven aan gezondheidszorg en hoeveel aan defensie. Zeker in tijden van televoting en eID kunnen we daar zonder probleem regelmatig over stemmen, en dat zou al een enorme vooruitgang zijn. Maar plannen welke investerings- of consumptiegoederen we vervolgens precies moeten produceren, hoe, en in welke hoeveelheid, laat staan dat optimaal plannen met zo weinig mogelijk moeite en verspilling: dat is toch andere koek.

De planeconomie is de enige manier om aan de stilaan catastrofale opwarming van de aarde te ontkomen.

Dat is precies waarom de Oostenrijkse econoom Ludwig von Mises beweerde dat een planeconomie onmogelijk is. Wie de economie efficiënt wil organiseren moet een idee hebben van de waarde van elk product tegenover tegenover alle andere producten en de voortdurend veranderende behoeften van de mensen. Maar als je de waarde van zoveel producten op een rationele manier met elkaar wil vergelijken, aldus von Mises, kan je dat niet door ze rechtstreeks in hun fysieke vorm, in natura, tegen elkaar af te wegen. Op z ’n marxistisch gezegd: op maatschappelijk niveau kan je onmogelijk de gebruikswaarde van de producten meten. Om te weten of zelfs iets onbenulligs als een appel op een bepaald moment meer waard is dan een peer voor de hele maatschappij, heb je gewoon te veel informatie nodig en moet je te veel berekeningen maken.7

Dus, zo vervolgt von Mises, enkel door alle producten eerst om te zetten naar één waardeschaal — geld — kan je hun waarde vervolgens vergelijken. En als je niet wilt dat die waardeschaal compleet willekeurig is en tot absurde situaties leidt, maar is gebaseerd op de reële beschikbare middelen en de noden en wensen van de mensen, moet je de concurrentie op vrije markt laten spelen en bedrijven zelf laten beslissen waar ze investeren. Met andere woorden, om de economie rationeel te laten functioneren, moet de ruilwaarde centraal staan en vrij spel krijgen. Dat allemaal proberen plannen is een onmogelijke opdracht en kan alleen maar leiden tot chaos en vooral massale verspilling. De mens heeft gewoon de capaciteiten niet om dat allemaal te berekenen. Zelfs met al haar tekortkomingen is de vrije markt onvergelijkelijk efficiënter.8

Een Nobelprijs voor de planeconomie

Op het moment dat von Mises zijn vlammende kritiek op het socialisme neerpende, in de jaren ‘20 en ‘30 van de vorige eeuw, bestond er inderdaad geen wiskundige methode om een optimaal plan in termen van de gebruikswaarde van fysieke producten en diensten, in natura, te berekenen. Maar tot diep in de jaren ‘60 groeide de Sovjeteconomie zoveel sneller dan die van het kapitalistische Westen dat de linkerzijde von Mises ’ bedenkingen met een gerust hart kon negeren.9 Ook voor veel burgerlijke economen was de superioriteit van zelfs een primitieve planeconomie tegenover de kapitalistische vrije markt gewoon in de praktijk pijnlijk evident. Een land dat in 1917 nog het meest “achterlijke” van Europa heette, alfabetiseerde in recordtempo tientallen miljoenen mensen, versloeg nog geen 30 jaar later de hypermoderne nazi-oorlogsmachine en stuurde vervolgens de eerste satelliet, hond en tenslotte mens de ruimte in.

Maar zoals ook andere groeilanden vandaag tonen, is het tijdens de zogenaamde take-off, wanneer de omschakeling van een landbouweconomie naar een industriële economie in gang is gezet, relatief “gemakkelijk” om snel te groeien, zeker voor een socialistische economie die dat planmatig aanpakt. De massale instroom van voormalige boeren als arbeiders in de nieuwe industrie laat toe om de industriële activiteit snel uit te breiden en almaar meer te produceren, wat op zijn beurt een weerslag heeft op de mechanisatie van de landbouw en zo nog meer arbeidskrachten vrijmaakt voor de industrie. Dat is de fase van extensieve groei. Maar die take-off duurt niet eeuwig: op een bepaald moment is het minimum van landbouwers dat nodig is om de voedselproductie te verzekeren bereikt. De fabrieken hebben geen acute nood meer aan extra arbeiders. De uitdaging is niet om zomaar meer te produceren, maar beter. Schaalvergroting moet plaats ruimen voor innovatie en verbeteringen in het productieproces. Dan begint de motor te sputteren.

Bij gebrek aan middelen en methoden om voor de hele economie een optimaal plan in natura te berekenen zonder tussenkomst van geld als maatstaf, namen de planners van het Sovjetministerie Gosplan hun toevlucht tot de redelijk ruwe methode van de “materiële balansen”. Dat zijn een soort primitieve input-outputtabellen die wel tonen hoeveel outputs je kan produceren met de beschikbare inputs, maar zonder echt in detail te kunnen gaan en zonder rekening te houden met de precieze samenhang tussen alle productietakken. De planners werkten als volgt: eerst productiedoelstellingen opstellen via het systeem van materiële balansen, en vervolgens alles omzetten naar geld. Elke onderneming moest dan haar materiële quota produceren, maar tegelijk verwachtte men ervan dat ze haar kosten kon dekken op financieel vlak. Dat leidde soms tot groteske situaties die von Mises gelijk leken te geven dat geldprijzen zonder concurrentie en markt betekenisloos zijn. Een berucht voorstel van de planners prikte de prijs van graan op dezelfde hoogte als die van brood, waardoor je net zo goed vers brood aan de kippen kon voederen.10 Of de fabrieken produceerden wel voldoende broeken, maar onvoldoende ritsen. Resultaat: een heleboel onbruikbare broeken. Bovendien waren de materiële balansen niet in staat om de kwaliteitsvereisten van de producten gedetailleerd genoeg te verduidelijken. De planners moesten zich beperken tot richtlijnen voor de hoeveelheid, in heel algemene categorieën. Gevolg: bergen goederen van zo ’n belabberde kwaliteit dat er niets mee aan te vangen viel.11 Zolang de Sovjeteconomie zo snel groeide dat ze elk jaar ruim meer produceerde dan het jaar ervoor, viel het effect van zo ’n kwakkels nog mee. Maar wanneer het groeitempo afremt en het erop aankomt om overal de efficiënte op te schroeven — over te schakelen naar intensieve groei — loop je tegen een muur. De extreemste gevallen geraakten dan wel opgelost, maar globaal er was geen alternatief: de kennis en technologie om het significant beter te doen, bestonden gewoon niet.

Een berucht voorstel van de planners prikte de prijs van graan op dezelfde hoogte als die van brood, waardoor je net zo goed vers brood aan de kippen kon voederen.

In 1939 bracht een jonge Rus met een kanjer van een wiskundeknobbel daar verandering in. Leonid Vitaljevitsj Kantorovitsj, amper 27 jaar maar ondertussen al vijf jaar professor in de wiskunde aan de universiteit van Leningrad, zocht op dat moment naar een manier om de productie in een multiplex-fabriek te verbeteren. Hij bedacht een wiskundig algoritme12 dat precies doet wat volgens von Mises onmogelijk was: exact berekenen wat de meest efficiënte manier is om met de beschikbare inputs precies de gewenste output te produceren, zonder de tussenkomst van geld en de markt.13 Het leverde hem, naast veel multiplex, tien jaar later de Stalinprijs en ten slotte in 1975, als enige Sovjetburger ooit, een Nobelprijs op die hij mocht delen met de Nederlands-Amerikaanse wiskundige Tjalling Koopmans. Die had later maar los van Kantorovitsj een gelijkaardig algoritme uitgevonden.14

Die algoritmes staan vandaag bekend als “lineair programmeren” en kapitalistische bedrijven gebruiken ze gretig om de productie in afzonderlijke fabrieken te perfectioneren. Want terwijl ze de vrije markt de hemel in prijzen, plannen de hedendaagse multinationals hun eigen logistieke- en productieprocessen alsof het een lieve lust is waarvan zelfs de meest rabiate Sovjetplanners enkel konden dromen. Een mastodont van de distributiesector als Walmart bijvoorbeeld zet centrale planning in om de logistiek, het voorraadbeheer, het personeel en de prijszetting in haar 11.000 winkels in 27 landen te organiseren. Het is de grootste werkgever ter wereld na het Amerikaanse Ministerie van Defensie en het Chinese Volksbevrijdingsleger. Mocht Walmart een land zijn, zou haar economie zo groot zijn als die van pakweg Zweden. Volledig gepland, zonder interne marktconcurrentie tussen de verschillende afdelingen van hetzelfde bedrijf. Amazon doet net hetzelfde en ook productiegiganten als General Motors en Toyota plannen over de grenzen heen de productie in hun duizenden afdelingen met tienduizenden personeelsleden.15

Maar Kantorovitsj, die wellicht nooit van von Mises had gehoord, had al snel begrepen dat zijn methode in een socialistische samenleving niet enkel toepasbaar is op afzonderlijke bedrijven. Je kan er ook de planeconomie in haar geheel mee optimaliseren.16 De weg naar een volledig geplande socialistische economie leek plots een heel stuk korter. Het droeg bij tot enkele jaren van vurig optimisme onder Sovjetplanners en -wetenschappers. Een decennium lang leek het voor velen alsof de Amerikaanse Droom plaats zou moeten ruimen voor de Rode Belofte, zoals kleurrijk beschreven in de bijzondere gelijknamige roman van Francis Spufford.17

InterNyet en Pinochet

Ook bij anderen glinsterden de ogen bij de gedachte aan het potentieel van de wetenschappelijke doorbraak van Kantorovitsj. Victor Gloesjkov, wiskundige en computerwetenschapper aan de Academie der Wetenschappen van Kiev in Oekraïne, besefte dat de nieuwe algoritmes in combinatie met de rekenkracht van de pas uitgevonden computers een regelrechte revolutie in de planning konden betekenen. Dat heette cybernetica en Gloesjkov zou ermee uitgroeien tot een ware legende. In 1962 ontwikkelde hij een visionair plan voor een nationaal computernetwerk (OGAS) om alle Sovjetbedrijven met elkaar en met de nationale planningsinstanties te linken, om zo alle nodige informatie te verzamelen, berekeningen te doen en productierichtlijnen uit te sturen voor een optimaal geplande economie. Internet avant la lettre. Jarenlang lobbyde hij voor zijn wetenschappelijke droom bij de Sovjetautoriteiten, waar hij aanvankelijk een luisterend oor vond bij toenmalig eerste minister Aleksej Kosygin. Het stond tenslotte in het nieuwe partijprogramma dat computers een centrale rol moesten spelen in de planning en de Sovjetpers loofde computers als “machines van het communisme”.18

Maar anders dan de kapitalistische managers in het Westen waren de bureaucraten in de Sovjet-Unie niet bepaald laaiend enthousiast. Planners en fabrieksdirecteurs vroegen zich af waarom ze hun verantwoordelijkheid voor en macht over de bepaling van de prijzen en de productie zomaar zouden overlaten aan een computer. Liberale hervormers opperden dan weer dat de Sovjeteconomie net méér onafhankelijkheid van en concurrentie tussen bedrijven nodig had om de inderdaad heel reële problemen met de planning aan te pakken. Ze zouden nu toch niet alles terug laten centraliseren door die halvegare met zijn futuristische rekenmachines? Bovendien was het verre van zeker dat de rekenkracht van de primitieve computers zou volstaan om het hele plan te berekenen. Toen Gloesjkov ook nog moest toegeven dat OGAS een slordige 20 miljard roebel zou kosten en moeilijker te organiseren zou zijn dan het ruimtevaartprogramma en het atoomonderzoek samen, belandde zijn plan in de prullenmand. Zoals de toepasselijke titel van het boeiende artikel van Slava Gerovitsj over deze periode luidt, werd het InterNyet voor OGAS.19 In het Westen haalden inlichtingendiensten en machthebbers opgelucht adem. Uit hun interne rapporten blijkt dat zij wél goed hadden begrepen welk gevaar Gloesjkovs project betekende voor het kapitalisme.20

Een mastodont als Walmart zet centrale planning in om de logistiek, het voorraadbeheer, het personeel en de prijszetting in haar 11.000 winkels te organiseren.

Het kan ook anders. Toen de militairen van generaal Augusto Pinochet het presidentieel paleis van Chili en bij uitbreiding het hele land in hun klauwen kregen, deden ze een bizarre ontdekking. Een futuristische controlekamer die zo uit Star Wars leek weggelopen, vol monitors en fauteuils voorzien van knoppen en schermen. Wat de fascisten hadden gevonden was het hart van Project Cybersyn. In het grootste geheim en met veel minder middelen dan de Sovjets had de linkse regering van Salvador Allende in 1971 de Britse managementwetenschapper Stafford Beer aangetrokken om een cybernetisch netwerk van telexmachines21 uit te rollen. Dat moest in bijna-realtime22 cijfergegevens over de economie verzamelen in één commandocentrum. Aan de hand daarvan kon regering dan snel en met kennis van zaken de meest actuele economische knopen doorhakken. Beers Cybersyn was de Chileense versie van Gloesjkovs OGAS, al waren de doelstellingen in vergelijking heel bescheiden. Ondanks alle beperkingen en moeilijkheden doorstond het systeem zijn vuurdoop toen het in 1972, verre van voltooid, met enig succes werd ingezet om het nationale vrachttransport te herorganiseren, op het moment dat de contrarevolutie met een vrachtwagenstaking de linkse regering trachtte te ondermijnen. Met Cybersyn probeerden de Chilenen in het klein moedig wat de Sovjets in het groot niet aandurfden, en leken zo aan te tonen dat het minstens evenzeer een kwestie is van politieke wil als van technische capaciteiten. Helaas betekende de fascistische staatsgreep en de brutale moord op Allende in 1973 het doodsvonnis van het project en de geboorte van een neoliberale Friedmaniaanse dictatuur.23

Van flop naar petaFLOPS

Het gebrek aan rekenkracht en politieke wil dwong het planningsministerie in de Sovjet-Unie om zijn ambitie te temperen en het plan te beperken tot een kleine selectie van de 2000 meest fundamentele producten en projecten. Voor ongeveer 18.000 andere producten gaven verschillende andere ministeries nog centrale richtlijnen en doelstellingen. Dat verklaart het succes van de Sovjets op bepaalde gespecialiseerde projecten, die de overheid als prioritair zag, zoals de ruimtevaart. Maar voor de miljoenen andere producten stelde Gosplan enkel een plan op in grote, algemene categorieën. Dat heeft weinig zin en leidt soms tot meer problemen dan oplossingen. Als je plant dat je 10 ton schroeven moet produceren, maar je zegt niet in welke maat die moeten zijn en of ze een platte of een kruiskop moeten hebben, kan je net zo goed opgezadeld raken met een mix van schroeven die nergens in passen of waar geen enkele schroevendraaier greep op heeft. Het is een fictief voorbeeld, maar de Sovjeteconomie kende wel degelijk zulke absurde situaties. Met bottlenecks, overproductie en verspilling, vertraging en vooral veel frustraties tot gevolg.24 En veel corruptie van fabrieksdirecteurs, die wanhopig hun toevlucht namen tot vriendjespolitiek en de zwarte markt om alsnog te bemachtigen wat ze nodig hadden om hun quota van het plan te realiseren.25 Kreeg von Mises dan toch gelijk?

Wie berekeningen krijgt voorgeschoteld die te complex zijn om op te lossen heeft twee keuzes: er extra rekenkracht tegenaan gooien, of een beter algoritme ontwikkelen. Het goede nieuws is dat we anno 2021 beide hebben. De Schotse computerwetenschapper Paul Cockshott publiceerde samen met collega-professor en econoom Allin Cottrell begin jaren ‘90 het nog steeds verfrissende boekje Towards a New Socialism waarin ze onomstotelijk de haalbaarheid van de planeconomie bewijzen.26 Het werk was trouwens oorspronkelijk bedoeld om de planners in de Sovjet-Unie te helpen om de almaar acutere economische problemen aan te pakken, maar kwam net te laat om hen nog van dienst te zijn. Het Schotse duo schuift twee oplossingen naar voor. Ten eerste hebben computers vandaag onvergelijkbaar veel meer rekenkracht dan die van de jaren ‘60.27 Ondertussen kunnen de goedkoopste smartphones veel complexere operaties aan dan de beste en duurste supercomputers destijds. Towards a New Socialism verscheen in 1993, maar de krachtigste hedendaagse supercomputer is sinds juni 2020 tot op het moment van dit schrijven de Japanse Fugaku. Die heeft een rekencapaciteit van 416 petaFLOPS.28 Dat is maar liefst een biljoen (duizend miljard) keer sneller dan de 0,418 megaFLOPS van de BESM-6, de krachtigste computer waarover Gloesjkov kon beschikken.29

Gloesjkov ontwikkelde een visionair plan om alle Sovjetbedrijven met elkaar en met de nationale planningsinstanties te linken. Internet avant la lettre.

Ten tweede beschrijven Cockshott en Cottrell reeds bestaande algoritmes die de vereiste rekenkracht drastisch terugschroeven. Als we ermee rekening houden dat de meeste waarden in de input-outputtabel nul zijn (om één huis te bouwen heb je bijvoorbeeld nul fietsen, nul vliegtuigen en nul potten choco nodig, daar hoef je dus geen berekeningen voor te maken), en als we ons tevreden stellen met een algoritme dat een oplossing geeft die 99% in plaats van 100% optimaal is, veel accurater dan wat de vrije markt ooit kan bereiken, dan daalt de complexiteit van de berekeningen spectaculair en daarmee ook de benodigde rekenkracht.30 Terwijl sommige criticasters beweerden dat één vijfjarenplan van Gloesjkov voor de hele Sovjeteconomie zelfs de krachtigste toenmalige computer honderd miljoen jaar zou kosten, heb je met de 416 petaFLOPS van de Fugaku en de algoritmes van Cockshott en Cottrell voor een economie als die van het huidige China maar een fractie van een seconde nodig.31 De bezwaren van von Mises zijn gewoon ingehaald door de wetenschap.

Op zoek naar de onzichtbare hand

Iets anders wat von Mises planeconomie verweet, is dat ze niet of onvoldoende reageert op de vraag — op de noden en wensen van de mensen. Iedereen kent de iconische beelden van aanschuifrijen voor supermarkten in het Oostblok. Dat zijn geen verzinsels, of toch niet allemaal. Maar het is wel relatief: achter het IJzeren Gordijn waren er aanschuifrijen aan de supermarkt, maar had iedereen een job, een dak boven zijn hoofd en toegang tot gezondheidszorg.32 Sinds de val van de Muur liggen de rekken er vol, maar wachten tientallen miljoenen werklozen op een job, vele honderdduizenden daklozen op een onderkomen, en ontelbare zieken op een ziekenhuisbed. Maar een huis, een job en een goede gezondheid of niet: tekorten en aanschuifrijen kunnen natuurlijk de bedoeling niet zijn. Dat leidt niet alleen tot ongelijkheid en frustraties, maar werkt ook corruptie in de hand — degene met de beste connecties kan de meest begeerde goederen bemachtigen. Beter zou zijn om net genoeg consumptiegoederen te produceren om ze verkocht te krijgen, en tegelijk aan ieders basisnoden te voldoen. Het kapitalisme negeert het laatste maar zorgt voor het eerste met de “onzichtbare hand”, via de wet van vraag en aanbod en met een flinke dosis verspilling. Een product dat erg in trek is, wordt duurder tot de prijs net zo hoog is dat er net voldoende is voor wie het wil, en vooral kan, betalen. Producten die niemand wil en die in de rekken blijven liggen, worden goedkoper tot ze toch verkocht geraken. Maar zonder vrije markt, aldus von Mises, moet de overheid op elk moment precies weten wat elke consument wil en dat is onhaalbaar.33

In de socialistische planeconomieën van de twintigste eeuw bestond er geen automatisch prijsmechanisme voor consumptiegoederen. De prijs van elk product werd voor een vijfjarenperiode vastgelegd door de planningsautoriteiten, op basis van een ruwe inschatting van de productiekost en, in het beste geval, een berekende gok van de noden en de wensen van de consumenten. Als er wachtrijen ontstonden of integendeel rekken vol ongebruikte spullen bleven liggen, dan kon daar ten vroegste pas iets aan veranderen in het volgende plan — als het al veranderde. Toen von Mises die kritiek formuleerde, in 1922, was het inderdaad bijzonder moeilijk om het anders aan te pakken. In de ogen van veel toenmalige Sovjetplanners waren automatische prijsmechanismen bovendien per definitie “bourgeois” en dus te mijden als de pest.34 Maar ondertussen zijn we wel driekwart eeuw verder.

Ook voor dit probleem bestaan er vandaag relatief eenvoudige oplossingen, die Cockshott en Cottrell ook uiteenzetten in Towards a New Socialism.35 Dat werkt via automatische feedbackmechanismen, zoals je boiler die automatisch uitschakelt als de thermostaat feedback krijgt dat de gewenste temperatuur is bereikt. Het basisprincipe is dat alle goederen en diensten die niet gefinancierd worden met belastingen en zo gratis of spotgoedkoop ter beschikking worden gesteld (zoals gezondheidszorg, huisvesting, nutsvoorzieningen enz.), verkocht moeten worden aan hun reële kost — dat wil zeggen aan de prijs die het best weergeeft wat het aan de maatschappij kost aan arbeidskracht en grondstoffen om het te produceren. Eerst berekent het planningsalgoritme die aanvankelijke, optimale prijs. Vervolgens komen de goederen aan die prijs in de rekken terecht. Zodra de winkels de deuren openen, monitoren informaticasystemen voortdurend hoeveel er van van elk product over de toonbank gaat en wat de resterende voorraad is. Dat gebeurt trouwens vandaag al in elke supermarkt: Colruyt weet op elk moment voor elke winkel exact hoeveel potten choco er nog in de rekken staan, dankzij haar informaticasystemen. Meer en meer werkt voorraadbeheer ook met computerchips zoals RFID waarmee je een product op afstand kan volgen — denk aan de beruchte supermarkten zonder personeel, waar je bij het buitengaan automatisch de prijs te weten komt. Colruyt gebruikt zo ’n systemen om te weten hoeveel ze wanneer er van welke producten moet laten bijleveren vanuit de depots.36 Een socialistische planeconomie kan er nog meer mee doen.

Wordt het duidelijk dat voor een bepaald populair product de voorraad te snel krimpt, omdat de productie de vraag niet kan bijhouden, kan het socialistische planningsalgoritme de prijs van dat product tijdelijk laten stijgen boven de optimale prijs. Het product wordt dus duurder dan wat het de maatschappij eigenlijk “kost” om het te produceren. Door die prijsstijging zullen minder mensen bereid zijn om die prijs neer te tellen, waardoor de vraag zakt. Zo vermijd je op korte termijn tekorten en wachtrijen. Tegelijk is het een signaal naar de planners: dit is een populair product, daar produceer je best méér van, zodat de prijs op middellange termijn terug kan zakken naar de optimale prijs en er toch genoeg is voor iedereen. Van andere producten ontstaan er dan weer overschotten omdat ze te weinig verkopen. Het planningsalgoritme zal de prijs dan laten zakken onder de optimale prijs zodat er meer mensen het zien zitten om het te kopen, en het niet blijft liggen in de rekken. Die prijsdaling is dan weer een signaal aan de planners dat het product niet erg in trek is, en dat ze dus productiecapaciteit (bijvoorbeeld arbeidskrachten) van de productie ervan kunnen weghalen om elders in te zetten. Zo krimpt het aanbod en kan de prijs weer op termijn weer stijgen tot de optimale prijs, nu zonder overschot.

Het is vraag en aanbod, maar zonder markt, en vooral zonder de invloed van winst. Ook Colruyt past vandaag zijn prijzen meerdere keren per dag aan, en laat die nieuwe prijzen automatisch verschijnen op de ondertussen digitale prijskaartjes aan de winkelrekken.37 Maar in tegenstelling tot het kapitalisme investeert het socialisme niet in het product dat het meeste winst oplevert, maar in het product dat zo populair is dat mensen er méér voor over hebben dan wat het werkelijk kost om het te produceren. Jack Ma heeft dus gelijk: we kunnen de “onzichtbare hand” van de markt wel degelijk vinden en zelfs heel zichtbaar maken. Maar anders dan wat Ma denkt kan dat niet pas de komende decennia: het kon al drie decennia geleden.

Knappe koppen

John Thornhill, redacteur innovatie van de zakenkrant Financial Times en ook geprikkeld door de uitspraken van Jack Ma, merkte op dat “het moeilijk [is] voor consumenten om een vraag te signaleren voor een product dat nog niet bestaat”.38 Zoals Apple-medestichter Steve Jobs ooit enigszins minachtend maar niet helemaal onterecht filosofeerde: consumenten weten niet wat ze willen tot je het hen laat zien. Wie vroeg er om smartphones voor die bestonden? Eén van de veronderstelde voordelen van de vrije markt is dat ze ruimte laat voor risico nemen en experimenteren, en dat ook beloont, zodat er volop nieuwe producten verschijnen. Een planeconomie zou die innovatieve drive missen en ter plaatse blijven trappelen. Die bedenking gaat eraan voorbij dat het zelfs in het kapitalisme niet in de eerste plaats privéondernemers zijn die de vernieuwing en technologische vooruitgang realiseren. In haar baanbrekende studie De Ondernemende Staat beschrijft econoom Mariana Mazzucato hoe het vooral universiteiten zijn die met overheidsgeld “gepland” het fundamentele onderzoek verrichten, waarvan private bedrijven vervolgens de vruchten plukken wanneer het moeilijke en risicovolle werk achter de rug is. Zulk onderzoek is immers heel duur en er is geen garantie op succes, waardoor privéondernemingen zoveel risico niet willen nemen tenzij de overheid hen flink subsidieert.39 Dat bleek nog maar eens bij de ontwikkeling van de vaccins tegen COVID-19, waarvoor het basisonderzoek bijna volledig gefinancierd werd met overheidsgeld.40

Zowat alles wat in een iPhone zit, komt voort uit onderzoek georganiseerd of gefinancierd door de overheid.

Neem nu het gadget dat ons leven het ingrijpendst heeft veranderd het voorbije decennium: de smartphone. De technologie achter lcd-schermen, touchscreen, gps, (draadloos) internet, micro-harddrives, compacte siliciumcircuits en zelfs de virtuele assistent Siri: zowat alles wat in een iPhone zit, komt voort uit onderzoek georganiseerd of gefinancierd door de overheid.41 Waar privébedrijven wél goed in zijn, is teren op de resultaten van dat fundamentele onderzoek om verkoopbare consumptieartikelen te ontwikkelen. De verdienste van Steve Jobs, of beter van zijn werknemers in het creatieve departement van Apple, is dat ze die verschillende technologieën op een gebruiksvriendelijke manier met elkaar hebben geïntegreerd en, vooral, dat ze een neus hebben voor aantrekkelijk design. De miljarden die dat oplevert, gaan achteraf wel naar de privé-aandeelhouders van Apple, niet naar de belastingbetaler die het fundamentele onderzoek betaalde.42 Maar een creatieveling in dienst van een overheidsbedrijf in een planeconomie kan even goed experimenteren met nieuwe consumptieartikelen als diezelfde creatieveling in dienst van een privébedrijf op de vrije markt. We kunnen bijvoorbeeld plannen om jaarlijks een bepaald budget opzij zetten om vrij te experimenteren met nieuwe producten. Dat is trouwens ook hoe dat gebeurt in zulke bedrijven — zij voorzien jaarlijkse budgetten voor research & development met precies dezelfde opzet.

De afkoeling van de aarde plannen

Cockshott en Cottrell baseren zich voor de berekeningen van de planning en de optimale prijzen, vooral in hun vroege werk zoals Towards a New Socialism, sterk op wat ze de “arbeidswaarde” van de producten noemen. Natuurlijk zijn er nog veel andere aspecten van de productie waarmee het socialisme rekening moet houden dan enkel de arbeidstijd die noodzakelijk is om iets te produceren. Denk bijvoorbeeld aan CO2-uitstoot, de productie van andere schadelijke afvalstoffen zoals PFOS, plasticeilanden in de oceaan of de vernietiging van natuurgebied. Stel dat voor de productie van twee producten even veel arbeidstijd nodig is, maar bij het ene komt er dubbel zoveel CO2 vrij. Dan is het duidelijk dat dat product de maatschappij een stuk meer “kost”, ook al is de “arbeidswaarde” van de twee goederen gelijk. Die overweging is ook belangrijk bij de prijszetting van consumptiegoederen. Het kan wel zijn dat de mensen bereid zijn om méér te betalen voor bepaalde vervuilende producten dan de arbeid die nodig is om die producten te produceren. Maar als in de productie van dat product veel meer CO2 vrijkomt dan bij andere producten, willen we toch zeker niet dat de planners daar zomaar méér van gaan produceren omdat het populairder is?

Dat het kapitalisme daar al helemaal geen antwoord op heeft, is duidelijk. Maar het socialisme zou het toch beter moeten doen. Algoritmes zoals die van Kantorovitsj maken dat perfect mogelijk. Bij de berekening van het optimale plan en van de socialistische consumptieprijzen kan de methode van lineair programmeren zonder problemen rekening houden met alle mogelijke extra beperkingen waaraan de berekeningen moeten voldoen.43 In een later artikel bespreekt Cockshott bijvoorbeeld in detail hoe het plan ook rekening kan houden met de CO2-waarde van elk product, in combinatie met de arbeidswaarde.44 Filosoof Jan Philipp Dapprich toont in zijn doctoraat met Cockshott als promotor wiskundig aan dat je met dat mechanisme nog efficiëntere kan prijzen berekenen.45 Het is met de algoritmes van Kantorovitsj en de methode van Cockshott en Cottrell dus perfect mogelijk voor een socialistische economie om een plan op te stellen met een harde limiet op de jaarlijkse CO2-uitstoot, om dat cijfer dan ook nog eens jaarlijks te laten zakken, en om binnen die criteria te berekenen wat de best mogelijke inzet van de beschikbare middelen is. Vergelijk dat met het kapitalisme waar het klimaat wordt versjacherd aan de hoogste bieder in de emissiehandel met CO2-certificaten.

Naast CO2 kan een planeconomie nog alle mogelijke beperkingen verwerken in het optimale plan dat de planningsalgoritmes berekenen. Bijvoorbeeld dat er een bepaald maximumplafond is van groene ruimte die nieuwe constructies mogen innemen. Of dat nachtarbeid tot een minimum moet worden herleid. Of dat gezonde voeding toegankelijker moet zijn dan suikerbommen, ook al zijn die laatste goedkoper om te produceren. Kortom: in een planeconomie is het de maatschappij die democratisch de limieten kan bepalen van wat, waar, wanneer, hoe, hoeveel en voor wie we wel of niet produceren. De technologie berekent vervolgens wat binnen die beperkingen de best mogelijke manier is om dat te doen.

Van utopie tot wetenschap

Marx en Engels beschouwden hun socialisme als wetenschappelijk en de ideeën en experimenten van hun socialistische voorgangers Robert Owen, Charles Fourrier en Henri de Saint-Simon, als utopisch. Veel van hun latere volgelingen hebben dat geïnterpreteerd als een verbod om over de toekomst na te denken en concrete voorstellen over het socialisme uit te werken, behalve in de meest vage en algemene trekken. Marx en Engels hadden inderdaad weinig geduld met dromerijen en fantasieën in het ijle. Maar praktisch en wetenschappelijk bestuderen hoe we een socialistische economie zo efficiënt en doelmatig mogelijk kunnen plannen op basis van de huidige techniek is nog iets anders dan fantaseren.

In een planeconomie is het de maatschappij die democratisch kan bepalen wat, waar, wanneer, hoe, hoeveel en voor wie we wel of niet produceren.

Vandaag kunnen marxisten voortbouwen op een eeuw successen en mislukkingen van de planeconomie in de socialistische landen. Dat is langer dan het industriële kapitalisme bestond toen Marx de British Library doorploeterde om Het Kapitaal te schrijven. Met die schat aan ervaring kunnen we vandaag vrij nauwkeurige lessen trekken hoe een planeconomie van de 21e eeuw kan functioneren. Cockshott en Cottrell hebben uitstekend werk verricht om die lessen wetenschappelijk en heel concreet uit te diepen. Want als we de werkende klasse en haar bondgenoten willen mobiliseren rond een alternatief, moeten we wel zeggen wat dat alternatief is, en het kunnen verdedigen tegen kritiek. Zeker als onze tegenstanders beweren dat we luchtkastelen verkopen, en dat de wetenschap en de geschiedenis ons ongelijk bewijzen. “[H]et socialisme, nu het een wetenschap is geworden, [moet] ook als wetenschap behandeld, d.w.z. bestudeerd worden.”46 Als de heersende klasse beweert dat het socialisme een utopie is, hebben wij de plicht om aan te tonen dat die utopie wetenschappelijk is, en daarvoor te steunen op de nieuwste wetenschappelijke inzichten en de modernste technologie.

Footnotes

  1. “Can big data help resurrect the planned economy?”, Global Times, 14 juni 2017.
  2. Ibid.
  3. Friedrich Engels, Beginselen van het Communisme, Amsterdam, Pegasus, 1976, p. 22-23.
  4. Friedrich Engels, De heer Eugen Dührings omwenteling der wetenschap, Moskou, Uitgeverij voor literatuur in vreemde talen, datum onbekend, p. 404-405 (cursivering toegevoegd).
  5. Karl Marx, Het Kapitaal: een kritische beschouwing over de economie, Bussum, De Haan, 1974, p. 36 (cursivering toegevoegd).
  6. Microsoft Excel aanvaardt bijvoorbeeld maximum van 1.048.576 rijen, zoals het Britse Ministerie van Gezondheid tot zijn scha en schande mocht ondervinden in de strijd tegen COVID-19. A. Hern, “Covid: how Excel may have caused loss of 16,000 test results in England”, The Guardian, 6 oktober 2020. Geraadpleegd op 18 oktober 2021.
  7. Ludwig von Mises, “Economic calculation in the socialist commonwealth”, in Friedrich August Hayek (red.), Collectivist Economic Planning, Londen, Routledge and Kegan Paul, 1936 ; Ludwig von Mises, Socialism: An Economic and Sociological Analysis, New Haven, Yale University Press, 1951.
  8. Ibid.
  9. Bahman Azad, Soviet Union: Heroic Struggle, bitter defeat. Factors contributing to the dismantling of the socialist state in the USSR, New York, International Publishers, 2000 ; Roger Keeran en Thomas Kenny, Socialism betrayed: Behind the collapse of the Soviet Union, New York, iUniverse, 2010.
  10. Jozef Stalin, De Economische Vraagstukken van het Socialisme in de Sowjet-Unie, Amsterdam, Pegasus, 1952, p. 22-23. Veertig jaar laten kon Gorbatsjov nog steeds voorbeelden aanhalen van boeren die vers brood voederden aan varkens als goedkoopste optie. Voor hem was dat een argument om de planeconomie volledig te ontmantelen.
  11. Alec Nove, The Economics of Feasible Socialism Revisited, London, HarperCollinsAcademic, 1991 ; Maurice Dobb, Soviet economic development since 1917, New York, New World Paperbacks 1965.
  12. Algoritme: een (reeks) wiskundige instructie (s) om vanaf bepaalde beginwaarden de uitkomst te berekenen.
  13. Leonid Vitaljevitsj Kantorovitsj, “The Mathematical Method of Production Planning and Organization”, Management Science, Vol. 6 (1960), p. 363-422 ; Paul Cockshott, “Von Mises, Kantorovich and in-natura calculation”, European Journal of Economics and Economic Policies Intervention, 7 (1), p. 167-199.
  14. Tot ontzetting van beide genieën was de Amerikaanse wetenschapper George Dantzig, die eenzelfde soort algoritme bedacht, niet mee genomineerd. Ivan Boldyrev en Till Düppe, “Programming the USSR: Leonid V. Kantorovich in context”, The British Journal for the History of Science, Cambridge University Press, 2020. Geraadpleegd op 18 oktober 2021.
  15. Leigh Philips en Michal Rozworski, People ’s Republic of Walmart: How the World ’s Biggest Corporations Are Laying the Foundation for Socialism, London, Verso 2019, p. 30-36 ; Peter Mertens, Op mensenmaat, Berchem, EPO, 2009, p. 222-228.
  16. Leonid Vitaljevitsj Kantorovitsj, The Best Use of Economic Resources, Oxford, Pergamom Press, 1965, p. xvii-xix.
  17. Francis Spufford, De Rode Belofte: Hoe de Sovjetdroom werkelijkheid leek te worden, Amsterdam, Nieuw Amsterdam, 2011.
  18. Slava Gerovitsj, From Newspeak to Cyberspeak: A History of Soviet Cybernetics, 256, 271-274 ; Boris Nikolajevitsj Malinovski, Pioneers of Soviet Computing, elektronische publicatie, 2010, p. 26-30 ; Benjamin Peters, How Not to Network a Nation: The Uneasy History of the Soviet Internet, Cambridge, MIT Press, 2016, p. 107-158.
  19. Slava Gerovitsj, “Internyet: Why the Soviet Union did not build a nationwide computer network”, History and Technology, Vol. 24 (4), 2008 ; Malinovski, p. 31-59 ; Peters, p. 159-190.
  20. Gerovitsj, From Newspeak to Cyberspeak, p. 45-46.
  21. Telex: voorloper van de faxmachine. Een telexmachine verzendt tekst over een afzonderlijk telegrafisch netwerk die bij de ontvanger op een printer wordt afgedrukt.
  22. Realtime: directe interactie, zonder enige vertraging.
  23. Eden Medina, Cybernetic Revolutionaries: Technology and Politics in Allende ’s Chile, Cambrige, MIT Press, 2014. Zie ook Stafford Beers eigen The Brain of the Firm, New Jersey, Wiley 1995.
  24. Nove, The Economics of Feasible Socialism Revisited ; Dobb, Soviet economic development since 1917.
  25. Alena Ledeneva, Russia ’s Economy of Favors: Blat, Networking and Informal Exchange, Cambridge, Cambridge University Press, 1998.
  26. Paul Cockshott en Allin Cottrell, Towards A New Socialism, Nottingham, Spokesman, 1993.
  27. Ibid., p. 58-59.
  28. FLOPS staat voor floating point operations per seconde. Een floating point operation is, ietwat simplistisch uigedrukt, een wiskundige berekening (optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, delen) met decimale getallen, bv. 3,14 x 6,5. Een megaFLOPS is een miljoen FLOPS. Een petaFLOPS is dan weer een miljard megaFLOPS of een biljard (miljoen miljard) FLOPS. De Fugaku maakt dus 416 biljard (416 met 15 nullen) berekeningen per seconde. Een upgrade in 2020 verhoogde de rekencapaciteit van de Fugaku nog naar 442 petaFLOPS.
  29. “Fugaku (supercomputer)”, Wikipedia. Geraadpleegd op 18 oktober 2021, en BESM-6, Wikipedia. Geraadpleegd op 18 oktober 2021.
  30. Cockshott & Cottrell, Towards A New Socialism, 55-58.P.
  31. Cockshott, “How Feasible are Jack Ma ’s Proposals for Computerized Planning?”, World Review of Political Economy, Vol. 10, Nr. 3 (Herfst 2019), 302-315.
  32. Azad, Soviet Union: Heroic Struggle, bitter defeat ; Keeran & Kenny, Socialism betrayed ; Hermann Leihkauf, “Fakten zu 40 Jahren DDR”, in Frank Flegel (red.), Unter Feuer: Die Konterrevolution in der DDR, Hannover, Offsensiv, 2009.
  33. Von Mises, “Economic calculation in the socialist commonwealth” ; Von Mises, Socialism.
  34. Michael Ellman, Planning Problems in the USSR: The Contribution of Mathematical Economics to their Solution 1960-1971, Cambridge, Cambridge University Press, 1978.
  35. Cockshott en Cottrell, Towards A New Socialism, p. 118-126.
  36. Maxime Bernaert, RFID TAGS: een onderzoek bij bevoorrechte getuigen. Masterthesis, Gent, Universiteit Gent, 2009, p. 28-39.
  37. “In maart 2020 alleen nog elektronische prijsetiketten in alle Colruyt-winkels”, Colruyt, 22 maart 2019.
  38. John Thornhill, “The Big Data revolution can revive the planned economy”, Financial Times, 4 september 2017. Geraadpleegd op 18 oktober 2021.
  39. Mariana Mazzucato, De Ondernemende Staat: Waarom de markt niet zonder overheid kan, Amsterdam, Nieuw Amsterdam 2015, p. 87-104.
  40. Stefanie Van Den Broeck, “Factcheck: ja, het basisonderzoek voor de coronavaccins is grotendeels met overheidsgeld betaald”, Knack, 15 februari 2021. Geraadpleegd op 18 oktober 2021.
  41. Mazzucato, p. 123-153.
  42. Idib., p. 218-236.
  43. Cockshott, “Von Mises, Kantorovich and in-natura calculation”.
  44. Paul Cockshott, “A defence of socialism in the XXI century”, Transition to 21st Century Socialism in the European Union, lulu.com, 2010.
  45. Jan Philipp Dapprich, Rationality and distribution in the socialist economy. PhD thesis, Glasgow, University of Glasgow, 2020.
  46. Friedrich Engels, De Duitse Boerenoorlog, Amsterdam, Pegasus, 1970, p. 23.