Artikels

Leugens en dogma’s in de liberale energiepolitiek

Aurélien Bernier

+

Mathieu Strale

—19 januari 2024

De volatiele energieprijzen en onzekere leveringen werden opzettelijk gecreëerd om de overheidsmonopolies te breken. En nu levert het blind vertrouwen op de markt ons ook een averechtse energietransitie. Interview met auteur en specialist energiebeleid Aurélien Bernier.

Shutterstock

Mathieu Strale: Een paar maanden geleden publiceerde u “L’énergie hors de prix. Les dessous de la crise.” Wat beoogt het boek?

Aurélien Bernier : In 2018, toen ik mijn vorige boek 1 publiceerde, was ik al zeer kritisch over de liberalisering van elektriciteit en gas. In die tijd bekritiseerden veel progressieve linkse partijen en vakbonden deze markt al, omdat ze zeiden dat deze uiteindelijk zou instorten.

En in 2021 was het zover. De liberalen probeerden al snel het falen van de energiemarkt te verdoezelen door uit te leggen dat het te maken had met Covid en vervolgens met het economisch herstel, dat een onvoorziene schok op de markten had veroorzaakt. Uiteindelijk bood de Russische oorlog in Oekraïne hun een nog beter excuus.

Dus aan de ene kant wilde ik de werking van en de prijszetting in de energiemarkt uitleggen en een begrijpbare uitleg geven van de gevolgen van deze politieke keuze.

Aan de andere kant wilde ik de officiële leugen ontkrachten dat Poetin de oorzaak van de crisis is. De oorlog van Rusland in Oekraïne is verwerpelijk, maar de prijsstijgingen daaraan wijten om de liberalisering goed te praten en mensen te laten geloven dat de markt voorheen goed werkte, is een oneerlijk politiek manoeuvre. Tot slot blijf ik mijn standpunt uitwerken dat ik al in 2018 verdedigde: de noodzaak om openbare energiemonopolies (her)op te richten, opdat dergelijke crisissen zich nooit meer zouden kunnen voordoen.

In uw analyse van de crisis legt u uit dat het fiasco van de Europese energiemarkt voorspelbaar was. Dezelfde oorzaken veroorzaakten dezelfde effecten twintig jaar geleden in Californië en meer recentelijk in Texas. Waarom is men daar zo blind voor, denkt u?

Het is meer dan blindheid, het is dogmatisme. De Europese Unie en de regeringen van de lidstaten waren zich terdege bewust van de risico’s. Ze wisten dat zodra de markt krap wordt, zodra er schaarste optreedt, de prijzen heel snel stijgen. Dit wordt al tientallen jaren gedocumenteerd door energie-economisten.

De oorlog van Rusland in Oekraïne is verwerpelijk, maar dit conflict de schuld geven van de prijsstijgingen is een excuus voor deregulering.

Elektriciteit is moeilijk op te slaan, alleen met batterijen of stuwdammen, en het systeem moet constant in balans zijn. In een openbaar monopolie is deze balans vrij eenvoudig: de openbare exploitant schakelt de centrales in en uit als dat nodig is, te beginnen met de eenheden met de laagste productiekosten en eindigend met de duurste, die alleen tijdens piekuren werken.

Maar in een markt verloopt dat heel anders. Tijdens deze piekmomenten kunnen de exploitanten die eigenaar zijn van de centrales die het elektriciteitsnet in evenwicht kunnen houden, een zeer hoge prijs vragen, een rente voor schaarste. Hun energiecentrales inschakelen is immers essentieel om het systeem in stand te houden. Dit geeft hun een buitensporige hoeveelheid macht.

In Californië had deze situatie in 2001 al geleid tot manipulatie door privé-exploitanten die de elektriciteitscentrales vertraagd opstartten en zo de prijzen kunstmatig opdreven. Dit leidde vervolgens tot een algemene crisis, met een explosie van de prijzen en zelfs stroomuitval.

Aurélien Bernier is auteur en specialist in milieu- en energiebeleid. Hij heeft verschillende boeken geschreven, waaronder Les voleurs d’énergie (Utopia, 2018) en L’énergie hors de prix (Les Editions de l’atelier, 2023).

In Europa begint de prijsexplosie met het gas, vanaf het late voorjaar van 2021, bijna een jaar voor de oorlog in Oekraïne. In werkelijkheid komt het voort uit een falen van de markt.

Hoe werkte het vóór de liberalisering? We hadden langetermijncontracten tussen de bedrijven die gas verdelen in Europese landen en de bedrijven die het gas produceren, vaak buiten de Europese Unie. Deze 10-, 15- en 20-jarige contracten zorgden voor een zekere stabiliteit in aanbod en prijs.

Maar deze langetermijncontracten stonden liberalisering in de weg. Toen het staatsbedrijf Gaz de France bijvoorbeeld enorme hoeveelheden gas kocht op lange termijn, beschikte het over ideale leveringsvoorwaarden waar geen enkele privéspeler tegenop kon.

Daarom heeft de Europese Unie opgelegd dat deze langetermijncontracten vervangen moeten worden door korte: van een kwartaal, een maand of zelfs van dag tot dag onderhandeld op de gasbeurzen . Deze kortetermijncontracten waren bijzonder aangepast aan de ontwikkeling van het transport van vloeibaar aardgas (LNG) per schip: Als een schip bijvoorbeeld vertrekt uit de VS, ‘s werelds grootste LNG-exporteur, kan het naar Azië of Europa varen, afhankelijk van de gasmarktprijzen, of zelfs op zee wachten tot de prijzen weer stijgen. Dit is natuurlijk goed nieuws voor de gashandelaren uit Europa en de VS.

Maar deze keuze zorgt voor grote instabiliteit. Zodra het verbruik stijgt of de voorraden onder druk komen te staan, moeten gasleveranciers zich naar de beurzen haasten om extra gas te vinden, waar de prijzen de pan uit rijzen. Dit was het geval in de lente van 2021 met het economisch herstel na de pandemie, in combinatie met een frisse lente. Vervolgens sloeg met de Russische invasie in Oekraïne het systeem op hol. Maar het is de Europese Unie die de politieke keuzes maakt die dit zotdraaien mogelijk maken.

Lidstaten praten over industriebeleid, maar in werkelijkheid hebben ze er geen: ze verpakken gewoon de wensen van privélobby’s.

Hoewel deze risico’s bekend waren, waren de Europese autoriteiten en de lidstaten van mening dat de energie, het gas en de elektriciteit die we nodig hebben om onze huizen te verlichten en te verwarmen en onze fabrieken te laten draaien, goederen zijn als alle andere.

Zelfs vandaag, na deze historische crisis, blijft de Europese Unie in deze termen over de markt praten: “Het heeft goed gewerkt, het werkt goed en het zal goed blijven werken, ons beschermen tegen hoge prijzen en ons in staat stellen om de energietransitie te financieren”. Het is zo’n beschamende en flagrante leugen dat het alleen verklaard kan worden door een dogmatische benadering. Volatiele prijzen en onzekere leveringen werden opzettelijk gecreëerd om de overheidsmonopolies en de langetermijncontracten waarop ze gebaseerd waren te breken. Daar draait het allemaal om: Openbare energiebedrijven, zoals die bestonden in Frankrijk, Griekenland, Italië, Spanje, Portugal en het Verenigd Koninkrijk, zijn onverteerbaar voor de Europese leiders.

Voorstanders van de markt gebruiken vaak het argument dat de markt de groene transitie zal versnellen: concurrentie tussen producenten en productiebronnen zou een overstap naar hernieuwbare energiebronnen aanmoedigen, aangezien deze lagere productiekosten hebben dan fossiele brandstoffen en profiteren van overheidssubsidies. Maar u laat ook zien dat dit niet waar is.

Engie is een interessant voorbeeld. Engie is een gasbedrijf, maar besloot enkele jaren geleden om zich op hernieuwbare energie te richten. Niet omdat de top nieuwe ecologische overtuigingen beleed, maar omdat het rendabeler en minder riskant was geworden om te investeren in hernieuwbare energie, gezien de overheidssubsidies die het bedrijf kon binnenhalen, terwijl de gasprijs daalde en de winstgevendheid onzekerder was geworden.

Maar ten eerste heeft Engie niet zomaar geïnvesteerd in hernieuwbare energie. Alleen in wat winstgevend was en gedekt werd door overheidssubsidies: windenergie en fotovoltaïsche zonnepanelen. Engie heeft niet in gelijke mate geïnvesteerd in thermische zonne-energie, verwarmingsnetwerken, geothermische energie of energie-efficiëntie, die nochtans onontbeerlijk zijn voor de transitie.

In een kapitalistisch systeem zijn coöperatieve alternatieven op welk gebied dan ook gedoemd om kleine initiatieven te blijven.

Als we met gezond verstand een transitie willen realiseren, moeten we eerst massaal investeren in het renoveren van gebouwen en de energie-efficiëntie in de industrie verbeteren. Vervolgens moeten we ons richten op hernieuwbare thermische energie en verwarmingsnetwerken, en pas dan op hernieuwbare elektriciteitsproductie. Maar energiebedrijven hebben geen interesse om te investeren zodat klanten minder verbruiken. Ze hebben daarnaast weinig interesse in thermische energie omdat ze die, in tegenstelling tot elektriciteit, niet op de markt kunnen verkopen. Daarom werd de overheidssteun opgericht. Op Europese schaal gaat 70% hervan naar de opwekking van windenergie of fotovoltaïsche energie en 30% naar thermische hernieuwbare energie. Dit betekent dus 70% voor elektriciteit en 30% voor warmte. Vertrouwen op de markt en de energiereuzen zorgt er in feite voor dat we een averechtse energietransitie maken.

Nu de inflatie en de stijgende rente het kortetermijnrendement van de investeringen in vraag stellen, klapt de hele zwikzwak in elkaar: de lobby van de Europese windenergiesector, Wind Europe, meldt dat het aantal orders voor nieuwe windturbines in 2022 is gehalveerd. Zozeer zelfs dat de grote Europese windturbineproducenten in de problemen komen bij gebrek aan orders. Nu we alles uit de kast moeten halen om de klimaatuitdaging aan te gaan, laten we ons industrieel apparaat verkommeren.

Want ja, voor meer dan het garanderen van de winstgevendheid van privé-investeringen dienen overheidssubsidies niet. Lidstaten praten over industriebeleid, maar in werkelijkheid hebben ze er geen: ze verpakken gewoon de wensen van privélobby’s. Het gaat over het publiek uitdelen van geld, naargelang de privébelangen, voor windenergie, zonne-energie, waterstof of elektrische auto’s, zonder algemeen kader.

Mathieu Strale is onderzoeker aan het Institut de Gestion de l’Environnement et d’Aménagement du Territoire (het Instituut voor Milieubeheer en Ruimtelijke Ordening, DGES-IGEAT) van de ULB. Hij doet onderzoek naar de problematiek van de grootstedelijke mobiliteit in Brussel en Europa.

Een industriële strategie moet echter gebaseerd zijn op een analyse van de behoeften van de samenleving. Welke activiteiten ontwikkelen we en waar? Waarin investeren we overheidsgeld en hoe oriënteren we de investeringen van de bedrijven? Wat moet terug naar de openbare sector en wat laten we aan de privé?

Met andere woorden, een vorm van planning die door de overheid wordt gestuurd en gebaseerd is op samenwerking tussen staten. Nu doen we het tegenovergestelde. We zijn bezig met het installeren van concurrentie tussen Europese landen voor de productie van hernieuwbare elektriciteit. Elk van hen hoopt een “energiehub” te worden en zijn zonne-, wind- of waterstofproductie met winst te verkopen aan zijn buren. Miljarden overheidsgeld worden geïnvesteerd in elkaar beconcurrerende projecten.

Als al dat geld, op basis van democratische keuzes, was geïnvesteerd in isolatie, in verwarmingsnetwerken, in de behoeften van mensen en in de publieke productie van groene energie, hadden we de crisis zeker niet op dezelfde manier ervaren.

Een ander argument dat gebruikt werd om ons de energiemarkt te verkopen, was het idee dat we zo energiecoöperaties gingen kunnen oprichten. Concurrentie zou deze grote spelers, met hun fossiele of nucleaire krachtcentrales, moeten verzwakken ten gunste van lokale, hernieuwbare alternatieven die democratischer worden beheerd. Dit argument werd met name gebruikt door de ecologische partijen.

Meer dan een illusie was het niet. Het enige dat verzwakt werd, is de openbare energiedienst, terwijl privégiganten zoals Engie, TotalEnergies en E-On er nog sterker uitgekomen zijn. Ook al blijven de coöperaties populair, de energiecrisis heeft ook hun grenzen aangetoond: velen zagen zich verplicht om de prijzen voor hun leden drastisch te verhogen, omdat ze zich op de markt moesten bevoorraden om te voorzien in de gas- of elektriciteitsbehoefte die hun productie overtrof. Verschillende zijn zelfs failliet gegaan. Anderen daarentegen maakten winst op de kap van de andere consumenten, door hun overproductie tegen marktprijzen te verkopen. Tot slot worden de grootste coöperaties verleid tot partnerschap of zelfs tot verkoop aan de grote privéspelers in de sector.

De vakbonden van EDF mobiliseren zich om de openstelling voor concurrentie van hydro-elektrische stuwdammen, een nieuwe stap naar liberalisering, tegen te werken.

In feite kan het alleen maar hiertoe leiden. In een kapitalistisch systeem zijn coöperatieve alternatieven, op welk gebied dan ook, gedoemd om kleine initiatieven te blijven die de dominante spelers in de markt niet overschaduwen en in de weg lopen. Om te kunnen groeien, moeten ze zich houden aan de regels van de markt, concurreren met de dominante spelers voor toegang tot krediet en een breder klantenbestand, en zich daarom in zekere zin aanpassen aan de manier waarop particuliere bedrijven werken. En deze privégiganten zullen niet zomaar concurrenten laten opduiken zonder te reageren. Ze zullen hen willen uitkopen, met hen concurreren om klanten en op prijs enzovoort.

Als we een sociaal en ecologisch energiebeleid willen, is er in werkelijkheid maar één prioriteit: de openbare controle over energie heroveren. Deze controle kan verschillende vormen aannemen, afhankelijk van de situatie in elk land. Waar alles privaat is, zal dit ongetwijfeld stapsgewijs gebeuren, te beginnen met een openbaar kader, om vervolgens die schakels te nationaliseren die als strategisch worden beschouwd. Waar de staat reeds eigenaar is van energieproductie- of distributiebedrijven, zal het een kwestie zijn van deze bedrijven te democratiseren en ten dienste te stellen van onze behoeften. Maar op de lange termijn, denk ik, is een volledig openbaar en van de marktwetten bevrijd energiesysteem de enige eis die steek houdt.

In België is alle elektriciteitsproductie in privéhanden. Men denkt dat EDF, dat een staatsbedrijf is, als dominante speler het spel zou hebben veranderd tijdens de energiecrisis. We hebben veel gehoord over de gereguleerde energietarieven die de prijsstijgingen in Frankrijk tijdens de crisis hebben beperkt. Tegelijkertijd echter is EDF-Luminus aanwezig op de Belgische markt en verschilt het niet van Engie of TotalEnergies: de prijzen zijn omhoog geschoten en ze hebben de vaste tarieven uit hun aanbod gehaald.

EDF is eigendom van de Franse overheid, recent zelfs terug voor 100%. Helaas hebben de opeenvolgende regeringen besloten dat het moet worden beheerd volgens de marktlogica, met kortetermijnwinsten als enig doel. Dit had veel gevolgen. Allereerst kwamen er enorme besparingen op investeringen en personeel, tot op het punt dat het onderhoud van het productieapparaat in gevaar kwam. dDe geldstromen werden namelijk bestemd voor het opkopen van buitenlandse bedrijven, niet alleen in Europa, maar ook in Zuid-Amerika en Afrika. Hoewel het bedrijf een lange geschiedenis van internationale samenwerking had, begon het zich te gedragen als elke andere roofzuchtige privéspeler. Daardoor verschilt EDF in België niet van de andere in haar tarieven en diensten naar de consumenten toe.

De werknemers van EDF vormen de laatste pijler van de openbare energiedienst. Ze zijn erg actief in de sociale strijd, maar ook voor het behoud van een algemene toegang tot energie, tegen stroomafsluitingen. En inderdaad, de overgrote meerderheid van EDF-klanten gaf er de voorkeur aan om hun gereguleerde tarieven te behouden, aan vaste prijzen, zoals die bestonden vóór de liberalisering, en niet te luisteren naar de “sirenes van de markt”. Dit beschermde hen gedeeltelijk tegen de explosie van de prijzen tijdens de crisis. Het feit dat deze niet door de mark gedicteerde tarieven nog steeds bestaan in Frankrijk, terwijl ze in veel landen zijn verdwenen, is ongetwijfeld te danken aan het behoud van een vorm van overheidscontrole over energie.

Slimme meters maken het mogelijk om tarieven te hebben die zes keer per dag veranderen.

Maar zelfs deze beperkte openbare dienst is onverteerbaar voor de verdedigers van de markt. Onder druk van de Europese Commissie werden gereguleerde tarieven afgeschaft. In overeenstemming met het Europese dogma van de markt wou Macron EDF opsplitsen. Dit is het Hercules-project, dat in 2019 werd aangekondigd, maar tijdens de energiecrisis in de ijskast werd gestopt. Het nucleair park zou afgesplitst worden van de rest van het bedrijf en zou openbaar blijven, omdat geen enkele particuliere investeerder het financiële en technologische risico wil nemen om reactoren aan het einde van hun levensduur te ontmantelen en het afval op te slaan, of om nieuwe centrales te bouwen.

Hetzelfde verhaal als in België, dus 2. Om de levensduur van de reactoren te verlengen, zal de Belgische staat betalen en opdraaien voor de financiële risico’s die Engie niet wil nemen: door een deel van de kosten voor het vernieuwen van reactoren te betalen, maar vooral door de onvoorziene kosten voor de opslag van radioactief afval te dekken.

Dit is de socialisatie van toekomstige verliezen. Aan de andere kant wekt de rest van de activiteiten van EDF, en in het bijzonder de hydro-elektrische stuwdammen, de hoogste interesse op bij de particuliere sector. De meeste van deze dammen zijn al afgeschreven en produceren zeer goedkoop elektriciteit. Productie die onder controle kan worden gehouden. Hun turbines kunnen naar behoefte gestopt of opnieuw opgestart worden, en dit kan de wisselvalligheid van de zonne- of windproductie afvlakken, wat de komende jaren van onschatbare waarde zal zijn. De Europese Unie eist dat concessies voor hydro-elektriciteit worden opengesteld voor concurrentie. Het verlies van deze met overheidsgeld betaalde energiebron, essentieel voor de elektriciteitsbalans en enorm winstgevend voor de privésector omdat zeer goedkope elektriciteit tegen marktprijzen kan verkocht worden, is onaanvaardbaar. De vakbonden van EDF mobiliseren zich om deze nieuwe fase van de liberalisering tegen te gaan, en het is een strijd die verder gaat dan de toekomst van het bedrijf.

Tot slot, als we u horen praten, denk ik dat de oorzaken van de energiecrisis nog niet in kaart gebracht zijn. Toch kondigt de Europese Unie een akkoord aan om de energiemarkt te hervormen. Wie heeft er dan gelijk?

Het laat je misschien glimlachen, maar het is een grimlach: Tijdens de crisis wendde het industriële patronaat, dat jarenlang had gestreden voor liberalisering van de energiemarkt, zich tot de regeringen. Dit keer om overheidsingrijpen en bescherming tegen deze markt te eisen. Want geen zicht hebben op de energieprijzen is ook voor hen een ramp.

Dus voor de Europese Unie, die altijd een luisterend oor heeft voor de privélobby’s van de industrie, bestond de uitdaging van de hervorming van de energiemarkt er uit om al het mogelijke te doen om die markt in stand te houden en tegelijkertijd deze grootverbruikers te beschermen.

Wat stelt deze hervorming voor? Een markt met 2 snelheden creëren. Enerzijds zal de energiemarkt blijven werken zoals voorheen, met zijn energiebeurzen en gedereguleerde prijzen. Anderzijds zullen grote industriële verbruikers langetermijnaankoopcontracten kunnen afsluiten met producenten, tegen stabielere en buiten de markt onderhandelde prijzen. Het breidt ook de mogelijkheid uit voor grote elektriciteitsproducenten om te profiteren van een door de overheid gegarandeerd tarief voor hun productie. Als de elektriciteitsprijs op de beurzen onder de gegarandeerde ondergrens zakt, zal de staat het verschil bijpassen en de eigenaars van windturbines, zonnepanelen en kerncentrales vergoeden. Het doel van deze maatregel is om privé-investeringen in energie te ondersteunen door de prijzen beter zichtbaar te maken, ten koste van de staat en de belastingbetaler. Tegenover de grote energieproducenten en -consumenten heeft de Europese Unie dus gelijk als ze zegt dat de crisis zich niet op dezelfde manier kan herhalen als in 2021, aangezien ze beter beschermd zijn tegen de onzekerheden van de markt.

Aan de andere kant zal de markt voor kleine consumenten alswerknemers en hun gezinnen en kmo’s, blijven werken zoals nu, met al zijn wispelturigheid en het risico dat de prijzen op elk moment exploderen.

Met het bedrag aan overheidssteun dat tijdens de crisis in Frankrijk is vrijgemaakt, hadden we een bedrijf als Engie drie keer kunnen nationaliseren.

De hervorming van de markt zal deze prijsschommelingen zelfs nog vergroten. Dit zal gebeuren door prijsregulering af te bouwen waar die nog bestaat, zoals in Frankrijk, maar ook door de veralgemening van slimme meters te versnellen. In Spanje maken deze meters het bijvoorbeeld mogelijk om tarieven te hebben die dagelijks zes keer veranderen, afhankelijk van de elektriciteitsprijs. Dit staat bekend als dynamische prijszetting. En we kunnen nog veel verder gaan, met tarieven die elk uur veranderen. Privéspelers kunnen dan volledig het risico van de energiebeurzen op de consument afwentelen.

Het is dit genre prijszetting, dat misschien krankzinnig lijkt, dat de Europese Unie aanmoedigt. Ze predikt dat dit energiebesparing stimuleert. Als de prijzen stijgen, krijg je berichten dat je je verbruik moet verminderen als je minder wilt betalen. Maar we weten dat alleen mensen met aanzienlijke financiële middelen de technologie kunnen installeren die nodig is om het verbruik in realtime te beheren. De midden- en werkende klasse daarentegen hebben erg weinig speelruimte. Ze moeten het licht en de verwarming aanzetten of de was doen als ze thuiskomen. En het is juist dan, wanneer de consumptie piekt, dat de prijzen het hoogst zullen zijn.

De digitale meter kan ook worden gebruikt om op afstand energie af te sluiten voor mensen die niet op tijd betalen. Of, zoals in België en het Verenigd Koninkrijk, families in moeilijkheden verplichten om “budget”- of “voorafbetalings”-meters te installeren. Hierbij moeten ze vooraf betalen voor hun verbruik en zodra het budget op is, wordt de elektriciteit of het gas afgesloten. Nogmaals, dit is een manier voor energiebedrijven om alle risico’s af te wentelen op de consument.

We stevenen dus af op een verergering van energiearmoede en contracten die schandalig winstgevend zullen zijn voor leveranciers. Misschien krijgen we gereguleerde tarieven voor kwetsbare personen, zoals het sociale tarief in België, maar die worden opgehoest door de staat en de belastingbetaler en kosten de privésector dus niets.

Dit is dezelfde logica die schuilde achter de noodhulp die sinds 2021 beschikbaar was om de explosie van de energieprijzen het hoofd te bieden. Het was zeker nodig om mensen te helpen tijdens de crisis. echter, omdat we niet tegelijkertijd de energieprijzen op de markten bevroren, ging het geld van deze subsidies rechtstreeks naar het opkrikken van de winsten van privéspelers. Ik heb een kleine berekening gemaakt: met het bedrag aan overheidssteun dat tijdens de crisis in Frankrijk is vrijgemaakt, had een bedrijf als Engie drie keer genationaliseerd kunnen worden tegen de huidige aandelenkoers. Dit zou ons collectief veel minder gekost hebben.

Dit argument is erg interessant voor de Belgische situatie. Voor ons is de voornaamste uitdaging de openbare en democratische controle over onze energie te herwinnen, het over te nemen van Engie. Het bedrijf controleert het grootste deel van de elektriciteitsproductie en gasdistributie. Maar onze Franse buren, denkt men, zullen nooit aanvaarden dat we Engie nationaliseren, dat er represailles zullen volgen etc. Welnu, leg uit dat het realistisch is en dat het ook goed zou zijn voor de Franse families.

Engie is echt een praktisch voorbeeld van hoe we anders naar energie kunnen kijken in Europa. We hebben een Franse groep die de dominante speler is in België. Dus het incasseert dividenden op de kap van de Belgische bevolking, maar ook op die van de Fransen, de Afrikanen, en overal waar het actief is. Is het normaal dat een Frans bedrijf zulke strategische activa bezit terwijl België het grootste deel van de investering heeft betaald en perfect in staat is om zijn energiesysteem te doen draaien, te investeren en alles te beheren? Wat kun je doen met zo’n speler? Het hangt er allemaal van af hoe de politieke situatie zich ontwikkelt.

Stel dat de krachtsverhoudingen in België onder druk van de werkende klasse, de PTB/PVDA en de progressieve krachten kantelen en leiden tot een openbare overname van de energiesector, terwijl Macron in Frankrijk nog steeds president is. Het is duidelijk dat de nationalisering van Engie alleen kan worden overwogen voor Belgische activa en in een machtsstrijd tussen de Belgische staat en Engie. Dit is perfect mogelijk en zal waarschijnlijk de situatie in België verbeteren, maar niets veranderen aan de situatie in Frankrijk.

Iedereen, en alle Europese vakbonden, is het er over eens dat energie weer onder publieke controle moet komen.

Idealiter zouden we dat moeten kunnen afhandelen onder progressieve staten aan weerskanten van de grens. De Franse regering kan dan besluiten om de hele Engie-groep te nationaliseren. Activa in het buitenland, zoals de Belgische centrales, worden eigendom van de Franse staat, en wat dan?

In tegenstelling tot sommige nationalisten die denken dat het belangrijk is om de macht van Frankrijk te herstellen, inclusief via zijn activa in het buitenland, geloof ik dat volkssoevereiniteit een principe is dat overal moet gelden. Er is geen enkele reden waarom Engie, nu weer openbaar, zou moeten profiteren van activiteiten in het buitenland. We moeten overschakelen op een logica van samenwerking, de manier waarop we energiesystemen beheren herdefiniëren en activa teruggeven aan de staten. België en Frankrijk zouden kunnen samenwerken in de energietransitie , maar ook met Afrikaanse landen. We kunnen ons hierbij allerlei zaken voorstellen, van openbare dienst tot openbare dienst.

Juist inzake deze kwestie van internationale samenwerking en energie-uitwisseling is een van de argumenten van de verdedigers van de markt, of van degenen die zich er niet fundamenteel tegen willen verzetten, dat een markt onontbeerlijk is om uitwisseling van energie tussen landen te beheren. Maar je laat zien dat het ook anders kan.

Op dit moment zitten we in een puur commerciële logica. De nieuwe internationale koppelingen zijn ontwikkeld om elektriciteit of gas te laten circuleren en de reuzen in de sector in staat te stellen deze tegen de marktprijs te verkopen. Maar het kan ook anders werken. We hebben bijvoorbeeld een land midden in Europa dat Zwitserland heet. Het maakt geen deel uit van de Europese energiemarkt. De uitwisseling van elektriciteit aan de grens is daarom onderworpen aan bilaterale overeenkomsten tussen landen, aan prijzen overeengekomen buiten de markt om. Zo was de grenshandel in de Europese Unie vóór de liberalisering geregeld.

Dat is wat de Europese Unie dwars zit, dat de lidstaten nog steeds reguleringsmechanismen hebben. Dus koestert men de leugen als zou de markt nodig zijn om energie uit te wisselen. In feite gebeurde energie-uitwisseling al lang voordat de Europese markt werd opgericht. De eerste elektriciteitskoppelingen dateren van het begin van de 20e eeuw. Deze handel buiten de markt om blijft parallel aan de energiemarkt bestaan.

Dit is belangrijk om te weten, want het idee om een krachtsverhouding op te bouwen waarbij de 27 lidstaten van de Europese Unie tegelijkertijd de energiemarkt willen afbouwen en samenwerken om een alternatief te ontwikkelen, is op dit moment utopisch. Veel realistischer integendeel is het deze krachtsverhouding op te bouwen met een beperkter aantal landen, zoals Frankrijk, België, Portugal en Spanje. Deze landen zouden kunnen besluiten om de Europese energiemarkt te laten voor wat ze is. Dit zou, in ieder geval tijdelijk, een parallel systeem creëren. Er zou een energiesamenwerkingszone komen tussen de landen die genoeg hebben van de markt, maar die zouden handel blijven drijven met de andere landen die binnen de markt blijven, door middel van bilaterale overeenkomsten.

U zei eerder dat bij EDF de werknemers de laatste garantie zijn voor openbare dienstverlening. Het is ook de kracht die de bakens kan verzetten in deze strijd tegen de markt. Bovendien werk je met de Fédération nationale des mines et de l’énergie (FNME) 3van de CGT, de afdeling van de vakbond die actief is in de energiesector. Hoe ziet u deze krachtsverhouding opgebouwd worden?

Ik werk effectief samen met het maandblad van de FNME CGT. Sinds iets meer dan een jaar publiceert het elke maand een artikel over een Europees land om de geschiedenis van zijn energiesysteem te vertellen en om de stand van zaken van de liberalisering, de gevolgen van de crisis en de strijd in de energiesector te beschrijven. Voor dit journalistieke werk interview ik kameraden van andere vakbonden. En het is fascinerend.

Als je op Europees niveau werkt, is het ingewikkeld om een gemeenschappelijke ordewoord te vinden en tegelijkertijd rekening te houden met de politieke en historische bijzonderheden van elk land. Ik denk echt dat het mogelijk is. Wat iedereen deelt is de terugkeer naar de openbare controle over energie. Alle vakbonden zijn het hierover eens.,rekening houdend met de verschillende situaties.

De oorlog van Rusland in Oekraïne is verwerpelijk, maar dit conflict de schuld geven van de prijsstijgingen is een excuus voor deregulering.

In Frankrijk hebben we het geluk dat we kunnen zeggen dat we een volledige nationalisatie van energie willen, een terugkeer naar 100% publiek eigendom. Maar om allerlei soorten redenen kunnen we andere klokken horen luiden, in landen die verder zijn gegaan in de liberalisering of die een andere geschiedenis van strijd hebben, terwijl openbare controle iets is dat overal gedeeld kan worden.

Verder moeten we een perspectief bieden. Hoe kunnen we naar meer publieke controle en publiek eigendom evolueren en tot internationale samenwerking komen op een niveau dat niet noodzakelijk onmiddellijk, of misschien wel nooit, dat van de 27 lidstaten zal bereiken? Het is een hele karwei, ingewikkeld maar fascinerend.

Ik zou het bijvoorbeeld geweldig vinden om dit tussen Frankrijk en België te kunnen uitwerken. Hoe kunnen we een energiesamenwerking plannen vanaf het moment dat we de bedoeling hebben de markt te verlaten en over te stappen op openbaar eigendom? Welke kennis of technologie heeft Frankrijk waar België baat mee zou kunnen hebben en omgekeerd, wat wordt er in België gedaan dat Frankrijk ook zou kunnen doen? Welke relatie zouden we met onze buurlanden kunnen hebben? Hoe kunnen we onze kameraden in bijvoorbeeld Spanje en Duitsland, die vechten voor meer overheidscontrole, steunen en tegelijkertijd omgaan met regeringen die in de logica van de markt blijven hangen?

Door dergelijk toekomstgericht en praktisch werk zouden we serieuzer genomen worden door het grote publiek, dat ondergedompeld is in het dominante discours over de onmogelijkheid om de markt te verlaten. We moeten in staat zijn om een campagne te voeren om de openbare dienst te verdedigen en terug te winnen, niet alleen door de energievakbonden te mobiliseren, maar ook de werknemers in andere sectoren, de gemeenteraden, de bewoners en het middenveld.

Om dit te bereiken moeten we ook vermijden in de val te trappen die de liberalen spannen. De eerste is om het debat te verschralen tot het soort productielijnen, de technologieën die al dan niet ontwikkeld moeten worden enzovoort.

Dit is precies wat er gebeurt in België, waar rechts het debat aanzwengelt over het al dan niet uitbreiden en verlengen van kernenergie en alle andere traditionele partijen trappen erin. Sterker nog, als we niet van eigenaar wisselen, of we nu kernenergie, gas of windenergie verkiezen, Engie blijft de winnaar, het domineert elke sector.

Ook al is het waar dat we verschillende economische en technologische achtergronden hebben,we moeten elkaars standpunten respecteren, anders zullen we onze tijd verspillen met onszelf te verdelen en dat is waar rechts op zit te azen. Wat ons verenigt, waar we radicaal kunnen en moeten in zijn, en front kunnen vormen in elk land en internationaal, is het punt van openbare controle over energie en overheidsinvesteringen. Daar hebben we allen baat bij. Het is belangrijk om deze arena niet over te laten aan de autoritaire regeringen van rechts en uiterst rechts, die ons willen vangen in een tegenstelling tussen een ademloos liberalisme en een egoïstisch nationalisme. Wat we nodig hebben is een terugkeer naar democratische controle en samenwerking, in Europa en met de rest van de wereld.

Footnotes

  1. Aurélien Bernier, Les voleurs d’énergie. Accaparement et privatisation de l’électricité, du gaz, du pétrole, Utopia, 2018,http://www.editions-utopia.org/2018/09/19/1549/
  2. Zie: https://lavamedia.be/goede-en-slechte-energienationalisaties/
  3. Zie: https://lavamedia.be/we-hebben-acties-nodig-die-laten-zien-dat-de-werkende-klasse-woedend-is//