- How Will Capitalism End? Essays on a Failing System? is het jongste boek van Wolfgang Streeck. Streeck (°1946) is een socioloog, gespecialiseerd in economische sociologie. In de jaren 1990 adviseerde hij de regering Schröder. Hij is directeur emeritus van het Max Planck Instituut voor Sociale Wetenschappen in Keulen en professor sociologie aan de universiteit van die stad. Zijn vorig boek verscheen in het Nederlands onder de titel Gekochte tijd. De uitgestelde crisis van het democratisch kapitalisme.
De kritieken op het kapitalisme vermenigvuldigen zich aan hoog tempo. Wolfgang Streeck, pilaar van de Duitse sociaaldemocratie, onderscheidt vijf systemische defecten.
De standpunten van Wolfgang Streeck hebben gezag, in elk geval voldoende om editorialist Martin Wolf van de Financial Times te bewegen tot een boekbespreking van zijn How Will Capitalism End? en de belangrijkste columnist van de krant The Guardian tot een uitgebreid interview. De huidige linkse leiding van het Britse Labour bewondert Streeck en nodigde hem in 2016 uit op een partijconferentie in Liverpool. The Guardian schreef: “Dat hij zelf uit kringen van de gevestigde orde komt die hij nu op de korrel neemt, verleent Streecks analyse extra kracht. Hij heeft sleutelposities bekleed. Zo stond hij mee aan het hoofd van het belangrijkste instituut voor sociale wetenschappen in Duitsland en was hij in de late jaren 1990 een adviseur van de regering-Schröder. Hij is een van meest eminente Europese theoretici van het kapitalisme.”
Zoals de titel van zijn nieuwe boek How will Capitalism End? al doet vermoeden, is de stelling van Streeck dat het kapitalisme op zijn laatste benen loopt. Het einde is niet meer zo veraf, zegt hij. Streeck opent zijn boek met een verwijzing naar een boek van vijf andere sociale wetenschappers: Does capitalism have a future?1 De auteurs daarvan zijn Immanuel Wallerstein, Randall Collins, Michael Mann, Georgi Derluguian en Craig Calhoun. Al die denkers, schrijft Streeck, zijn het erover eens dat het kapitalisme afstevent op een ultieme crisis, hoewel elk van hen daar andere redenen voor aandraagt.
Streeck is de tegenhanger van ‘postmarxisten’ als Mason en Srnicek die menen dat het ‘postkapitalisme’ een wereld van overvloed en vrije tijd brengt.
Voor Wallerstein bevindt het kapitalisme zich onderaan de Kondratieffgolf,2 een toestand waaruit het zich niet meer kan oprichten (om allerlei redenen, vooral te wijten aan de neergang van de VS-hegemonie in de wereld). Craig Calhoun daarentegen is van mening dat het kapitalisme zwicht voor door de staat geleide economieën, die het kapitalisme zouden kunnen herstellen in een nieuwe, ‘niet-markt’-vorm. Michael Mann is het ermee eens dat de Amerikaanse hegemonie tot het verleden behoort en ziet het kapitalisme evolueren naar een onvoorspelbaar platform, met strijd tussen kapitalistische rivalen en met daarnaast een versplinterde strijd van de werkende klasse. De enige hoop ligt in een overwinning van het sociaaldemocratische compromis, vindt Mann. Randall Collins leunt nog het dichtst aan bij een marxistisch perspectief meent Streeck. Het kapitalisme maakt almaar meer komaf met mensenarbeid en neemt zijn toevlucht nemen tot robots en artificiële intelligentie. Dat leidt tot scherpe klassenconflicten en stagnatie vindt Collins, want de meeste werkende mensen zullen onvoldoende inkomen hebben om de producten van de robots te kopen. Hoewel Collins’ analyse naar mijn mening niet strikt marxistisch is, toch is zijn conclusie dat de enige hoop ligt in een socialistische omvorming. Derluguian ten slotte meent dat de ondergang en ineenstorting van de Sovjet-Unie doen vermoeden dat het kapitalisme niet plaats zal maken voor socialisme maar voor ‘postkapitalistische versplintering’.
Na dit alles, waar situeert Streeck zich dan? Zijn visie op de toestand van het kapitalisme komt in het vervolg van zijn boek aan bod. Het levert een uitstekend relaas op, met name bij de kritiek op keynesiaanse en reformistische antwoorden. Streeck meent dat het kapitalisme zal sterven “aan duizend kerven” en dat de alternatieven van Mann en Calhoun het niet van de dood zullen redden. Bij gebrek aan een proletariaat met de kracht om de samenleving vooruit te stuwen onder het socialisme, zal het kapitalisme ten onder gaan aan zijn eigen tegenstellingen. Het zal opgevolgd worden, niet door het socialisme, maar door “een voortdurend interregnum”, een “lange periode van entropie” waar niet het collectivisme zich zal tonen, maar integendeel een disparaat individualisme.
Vijf systemische defecten
Streeck onderscheidt “vijf systemische defecten” in het kapitalisme van vandaag: de stagnatie, de oligarchische herverdeling, de plundering van het publieke domein, de corruptie en de globale anarchie. Die defecten escaleren en ze duwen het kapitalisme als sociale orde in een kritieke toestand. Groei heeft plaatsgemaakt voor structurele stagnatie en wat nog van economische vooruitgang overblijft, wordt almaar minder gedeeld. Het kapitalisme is ten prooi gevallen aan chronische crisissen van inflatie, overheidsfinanciën en private schuld. En regulerende instellingen bestemd om het systeem te stabiliseren, zijn bezweken.
Streeck ziet in de groeiende ongelijkheid een eerste systemische stoornis. (In de VS geven de 400 rijkste belastingbetalers 10.000 keer meer inkomen aan dan de 90 procent armsten. En de honderd rijkste families hebben er 100 keer meer rijkdom dan die 90 procent.) Vervolgens is er de corruptie; die is bij de rijken en machtigen schering en inslag, wat blijkt uit de rol van de banken. Ook is er nog de groeiende macht van het financiekapitaal, correct omschreven als een volstrekt onproductieve en schadelijke sector van het kapitalisme. Het is allemaal al vele malen gezegd – in het bijzonder door de Franse economist Thomas Piketty in zijn magistrale boek Kapitaal in de eenentwintigste eeuw.3 Streecks verslag van de ongelijkheden en defecten van het kapitalisme is veel gemakkelijker te volgen dan dat van Piketty.
Streeck besluit dat het kapitalisme aan het einde van zijn Latijn is als sociale organisatie. Het idee dat je het ‘moderne kapitalisme’ kunt runnen als een ‘gemengde economie’ onder technocratisch bestuur en tegelijk onder democratische controle, werd in de jaren tachtig losgelaten. Vervolgens begreep men in de neoliberale revolutie de sociale en economische orde opnieuw als het weldadige resultaat van ‘het vrije spel van de marktkrachten’. Maar de crisis van 2008 bracht de belofte van zelfregulerende markten die op eigen kracht een evenwicht bereiken in diskrediet zonder dat ook maar enige plausibele nieuwe formule voor politiek-economisch bestuur in zicht kwam. Alleen al dit gegeven kun je zien als een symptoom van een crisis die systemisch is geworden is, en dat des te meer naarmate ze verder aansleept.
In het tijdperk van de globalisering, zo schrijft Streeck, bevinden staten zich in markten in plaats van dat markten zich in staten bevinden. De marktlogica bepaalt alles, het meest nog op politiek vlak, waar niets nog heilig is en alles aan die markt wordt geofferd: almaar lagere belastingen, almaar minder regelgeving, almaar meer exploitatie van de werknemers – en dat alles in naam van “de eisen van de internationale markten”. De meest en hoogst geprezen sector in onze geglobaliseerde wereld is de financiële sector. De VS hebben deze sector van het nationale naar het internationale niveau opgetild. “De financiële industrie wist overal aan democratische controle te ontsnappen, behalve misschien in de VS,” noteert Streeck. Maar, zo voegt hij eraan toe, daar werd deze sector “de belangrijkste bron van groei, van belastinginkomsten en van sponsoring voor kiescampagnes.” Hij beschrijft de financiële sector als een kieskring op zich. Maar de kiezers in hun kleine natiestaten hebben er als globaal fenomeen totaal geen greep op, of dat lijkt toch alleszins zo.
De globalisering “koppelde de democratie los van de politieke economie,” zo argumenteert Streeck verder. Die globalisering “deed de democratie opdrogen en maakte tegelijk voor het kapitalisme de weg vrij voor een nieuw, marktgedreven, niet-egalitair groeiproces.” De oude macht van de vakbonden is verdwenen. De globalisering levert big business onbeperkte toegang tot de goedkoopste arbeid in de wereld – tot in uithoeken waar de lonen het laagst zijn en de werknemers aan het oog van de wereld zijn onttrokken. Terwijl het wereldkapitaal naadloos aan elkaar is gesmeed, zijn de werkers verstrooid over de aardbol en verdeeld door taal en etniciteit.
Hoe implodeert het kapitalisme?
Streeck verwacht dat het wereldkapitalisme uiteindelijk zal imploderen als gevolg van zijn eigen falen eerder dan door druk of revoltes van onderuit. Met andere woorden, het kapitalisme is zijn eigen ergste vijand. Maar het postkapitalisme zal geen beter, ‘socialistisch’ systeem meebrengen, zoals marxisten verwachten of hopen. Streeck beschouwt het als een “marxistisch vooroordeel dat het kapitalisme als historisch tijdperk alleen zou eindigen wanneer een nieuwe of betere maatschappij in zicht komt en een revolutionair subject klaarstaat om die maatschappij tot stand te brengen in functie van de vooruitgang van de mensheid.” Integendeel, het kapitalisme is onrechtvaardig, corrupt en niet in staat te voldoen aan de noden van de mensen. Maar omdat er geen maatschappelijke positieve kracht is die de plaats van het kapitaal kan innemen “zal de toestand van het kapitalisme in de afzienbare toekomst er een zijn tussen hangen en wurgen: dood of op het punt te sterven aan een overdosis van zichzelf”.
De opkomst van ‘populistische’ antimigrantenpartijen en nationalistische bewegingen in Europa, de brexit en de overwinning van de demagoog Donald Trump in de VS lijken de voorspelling van Streeck te bevestigen. De sociaaldemocratische consensus van de gouden jaren zestig met hun economische groei en volledige tewerkstelling werd verdrongen door de neoliberale periode van afbraak van de welvaartsstaat. In die periode zijn de gedereguleerde markten en de globalisering de scepter gaan zwaaien. Vandaag, sinds de grote recessie met haar stagnerende inkomens voor de meerderheid en enorm gewin voor een minuscule elite, staat niet het socialisme op de agenda maar bevinden we ons in een ‘tijdperk van woede’.
Het verwondert niet dat de columnist van de Financial Times Martin Wolf als notoir verdediger van het kapitalisme Streecks pessimistische visie over het kapitalisme niet deelt.4 Zeker, zegt Wolf, Streeck heeft gelijk dat in geen enkele maatschappij sprake is van een stabiel evenwicht. “Zowel de economie als het politieke bestel moeten zich aanpassen en veranderen”, maar alleen een markteconomie kan voor democratie zorgen. Het gevaar van vandaag is niet het einde van het kapitalisme maar dat van de democratie. En dus, zegt Wolf, moeten de democratische regeringen samenwerken om “de spanningen tussen de democratische natiestaat en de markteconomie” onder controle te houden. “Is die taak uitvoerbaar?” vraagt Wolf zich af. En zijn antwoord luidt: “Ja, absoluut” – al weet hij niet echt hoe dat dan wel moet.
Streeck daarentegen verwerpt de mogelijkheid van een huwelijk tussen de democratie en de markteconomie. “Al bijna mijn hele leven onderzoek ik de mogelijkheden van een intelligente sociaaldemocratische oplossing van het klassenconflict. De idee dat we het kapitalisme kunnen omvormen en tot meer gelijkheid en sociale rechtvaardigheid bewegen. Dat we het beest kunnen temmen. Vandaag denk ik dat dit min of meer utopische idealen zijn.”5
Extreme ongelijkheid in welvaart en inkomen is voor het kapitalisme altijd de norm geweest, ze is niet enkel een product van de ‘moderne economie’. In dat opzicht was de korte periode van de gouden jaren na 1945 speciaal, en niet de neoliberale periode sinds de jaren zeventig. En als dat zo is, dan is Wolfs vraag naar de tussenkomst van ‘progressieve regeringen’ met het oog op het creëren van een gelijk speelveld met een ‘opwaartse verdeling’ louter wishful thinking. Het sociaaldemocratische compromis van de jaren zestig keert niet terug in het kapitalisme van de 21e eeuw. Hier staat Streeck dichter bij de waarheid dan Wolf.
Tussen postkapitalisten en postmarxisten
Maar Streeck gaat verder. Het is onwaarschijnlijk dat het socialisme het kapitalisme zal opvolgen, vindt hij, omdat daar geen bewust subject voor is, en al evenmin een strijd van betekenis in die richting: “Er bestaat niet zoiets als een socialistische wereldbeweging, die de vergelijking kan doorstaan met het socialisme van de 19e en het begin van de 20e eeuw dat met zoveel succes de strijd aanbond met het kapitalisme in nationale gevechten om de macht.”
In de plaats daarvan voorspelt hij een tijd van barbarij na de instorting van het kapitalisme, te vergelijken met wat zich voordeed na de val van het Romeinse rijk in de 5e eeuw. Toen maakte een gesofisticeerde slavenhouderseconomie plaats voor stamstaten, maakten steden plaats voor kleine dorpjes en ging het grondbezit naar kleine groepjes; de technologie verdween in de vergetelheid…
In zekere zin is deze opvatting van Streeck het pendant van wat ‘postmarxisten’ als Paul Mason6 en Nick Srnicek7 schrijven. Zij menen dat het ‘postkapitalisme’ juist een wereld van overvloed en vrije tijd zal brengen, dankzij de vooruitgang van de robotisering, de artificiële intelligentie en de digitale interneteconomie. Het einde van het kapitalisme wordt in hun ogen bewerkstelligd door een beweging van sociale netwerken. In hun ook vorig jaar gepubliceerde boeken gaan deze postkapitalistische optimisten ervan uit dat een informatierevolutie gaande is die een samenleving van overvloed zal creëren door de uitbouw van een virtueel kosteloze en arbeidsbesparende economie. De kapitalistische markt en de grote monopolies kunnen die informatierevolutie niet tegenhouden of controleren. Nu al duikt volgens hen binnen het kapitalisme de ‘postkapitalistische’ productiewijze op, gebaseerd op vrij bezit en maatschap van informatie, net zoals de kiemen van het kapitalisme opdoken uit het feodalisme.
Zouden we geleidelijk aan kunnen evolueren naar een postkapitalistische, niet-industriële samenleving als het resultaat van de globalisering en van de vervanging van het zware industriële werk door de technologie, zodat mensen minder uren werken en meer vrije tijd hebben? Dat idee van een gestage overgang naar een postindustriële vrijetijdsmaatschappij kwam in de jaren 1930 van de toonaangevende prokapitalistische economist John Maynard Keynes. Op het dieptepunt van de Grote Depressie van de jaren 1930, toen veel van zijn studenten begonnen te kijken naar het marxisme als de uitleg voor de crisis, en naar het socialisme als alternatief, promootte hij het kapitalisme als de weg vooruit.8
Keynes was ervan overtuigd dat de kapitalistische wereld een enorme groei van het bnp per hoofd van de bevolking zou realiseren. En zo zouden we een postkapitalistische vrijetijdseconomie binnentreden die een einde zou maken aan de armoede. Streeck verwijst dat slag optimisme terecht naar de prullenmand. De armoede wereldwijd blijft immers een afschuwelijk spook, als een inherent falen van het kapitalisme. En in plaats van te evolueren naar een vrijetijdsmaatschappij is het aantal werkuren in de ontwikkelde landen nauwelijks gedaald terwijl in de industriële sectoren van de opkomende economieën de arbeidsduur zeer hoog blijft. We moeten nog altijd zwoegen om ons brood te verdienen (met uitzondering van de 1 procent) en doen dat in almaar meer onzekere banen. Het is een karakteristiek van de periode sinds de wereldwijde financiële crash dat het gemiddelde reële inkomen in alle grote economieën onder het niveau van tien jaar geleden blijft.
Kunnen we via geleidelijke verandering werkelijk een ‘postkapitalistische’ vrijetijdsmaatschappij bereiken? Er zal een revolutionaire opstuwing nodig zijn om de productiewijze en de sociale relaties in de wereld te wijzigen, ook al is de productiviteit van arbeid met inzet van robots en van nieuwe technologie, die ons kan bevrijden van het gezwoeg, nu al potentieel aanwezig. Uiteindelijk blijft het kapitalisme een rem op de productie, met de kapitalisten als een klassenkracht tegen de vrijheid.
Streeck mag zich dan al geen techno-illusies maken over postkapitalisme, zijn standpunt staat wel bol van een cynisme dat afgescheiden lijkt van de werkende klasse en doordrongen is van de beleving van de reactionaire neoliberale periode (een miniem korte tijd in het bestaan van mens en kapitalisme).
Kracht van verandering
Is het proletariaat dan werkelijk niet langer een kracht voor verandering? Empirische argumenten spreken Streeck tegen. Nog nooit is de industriële arbeidersklasse op wereldschaal groter geweest. Het is juist dat haar aandeel in de ontwikkelde economieën gedaald is van 31 procent 1991 naar 22 procent vandaag. De tewerkstelling in de verwerkende industrie daalde tussen 1995 en 2005 in de ontwikkelde economieën met 24 procent. Hier, in de zogeheten ontwikkelde kapitalistische economieën, heeft de desindustrialisatie zich doorgezet. Het aantal industriearbeiders daalde er met 18 procent, van 130 miljoen in 1991 naar 107 miljoen in 2012.9
Toch telde de wereld in 1991 maar 2,2 miljard mensen die met hun werk waarde produceerden. Vandaag zijn dat er 3,2 miljard. In de voorbije twintig jaar is het totale arbeidsleger in de wereld dus aangegroeid met een miljard.
Ook het industriële arbeidsleger is sinds 1991 gestegen, en wel met 46 procent: van 490 miljoen naar 715 miljoen in 2012. Op wereldvlak is er dus ook geen sprake van desindustrialisatie. Aan het einde van dit decennium zal het industriële arbeidscontingent meer dan 800 miljoen werkers tellen. Het is sinds 1991 met 1,8 procent per jaar toegenomen, sinds 2004 met 2,7 procent per jaar (tot in 2012). Dat is een sneller groeiritme dan dat van de ‘dienstensector’ (2,6 procent per jaar). Het proletariaat in de wereld is nooit talrijker en sterker geweest.
Ook de klassenstrijd is nooit uitgestorven. Zelfs in het autoritaire China zijn er elk jaar duizenden stakingen. En niet alle ‘populistische’ bewegingen die in Europa en Azië de kop hebben opgestoken, zijn van rechtse signatuur. Podemos in Spanje, Syriza in Griekenland en zelfs de Vijfsterrenbeweging in Italië worden beschouwd als antikapitalistische alternatieven. De dubbele overwinning van Jeremy Corbyn als leider van de Britse Labourpartij heeft gezorgd voor een toestroom van nieuwe leden. Met 650.000 zijn ze nu, wat Labour tot de grootste linkse partij van Europa maakt. Zelfs in de VS tonen de peilingen nog altijd aan dat senator Bernie Sanders, die zichzelf een socialist noemt, Donald Trump of Hillary Clinton had kunnen verslaan als hij maar op het stembiljet had gestaan. Lang niet alles is dus kommer en kwel.
Bij Marx was er geen sprake van het ‘optimistische vooroordeel’ waar Streeck marxisten van beschuldigt. Ook Marx erkende dat een tijd van barbarij zou kunnen volgen na de ineenstorting van het kapitalisme. Er is geen garantie dat het socialisme volgt op het kapitalisme. En Marx zegt net als Streeck, dat het kapitalisme nog even kan voortsukkelen als er geen “revolutionair subject” (te weten de arbeidersklasse) opstaat om door politieke actie een einde te maken aan de kapitalistische productiewijze. Streeck slaat de spijker op de kop als hij zegt dat het kapitalisme geen lang leven meer beschoren is. Maar heeft hij het bij het rechte eind dat er niets voorhanden is om het te vervangen en de menselijke samenleving vooruit te duwen?
- Wolfgang Streeck, How Will Capitalism End? Essays on a Failing System, Londen, Verso, 2016, 272 p.
Footnotes
- Immanuel Wallerstein, Randall Collins, Michael Mann, Georgi Derluguian en Craig Calhoun, Does Capitalism Have a Future?, Oxford University Press.
- Michael Roberts, “Profit cycles – do they exist?”, zie: https://thenextrecession.wordpress.com/2010/02/11/profit-cycles-do-they-exist/.
- Thomas Piketty, Capital in the Twenty-First Century, Harvard University Press.
- Martin Wolfs, “The case against the collapse of capitalism”, Financial Times, zie: https://www.ft.com/content/7496e08a-9f7a-11e6-891e-abe238dee8e2.
- Aditya Chakrabortty, “Wolfgang Streeck: the German economist calling time on capitalism”, The Guardian, 9 december 2016, zie: https://www.theguardian.com/books/2016/dec/09/wolfgang-streeck-the-german-economist-calling-time-on-capitalism.
- Paul Mason, PostCapitalism: A Guide to Our Future, Penguin, 2016.
- Nick Srcenik, Alex Williams, Inventing the Future: Post-capitalism and a World Without Work, Verso, 2016.
- John Maynard Keynes, Economic Possibilities for our Grandchildren, 1930, zie: http://www.econ.yale.edu/smith/econ116a/keynes1.pdf.
- International Labour Organisation, A World of Work, 2015.