Artikels

De gespleten tong van de Italiaanse regering

Hugues Le Paige

—23 december 2022

De nieuwe Italiaanse premier Giorgia Meloni weet zowel haar extreemrechtse achterban als het Europees gezinde establishment te enthousiasmeren. Analyse uit Le Monde diplomatique.

Italiaans premier Giorgia Meloni en Ursula von der Leyen, voorzitter van de Europese Commissie | Shutterstock

Tijdens haar bezoek aan Brussel begin november legde Giorgia Meloni haar geloofsbrieven voor: de Italiaanse premier is bereid de Europese verdragen nauwgezet na te leven, zich te onderwerpen aan het dogma van de bezuinigingen, Oekraïne koste wat het kost te steunen … Standpunten die zij combineert met een autoritair ultraconservatisme in maatschappelijke kwesties. Dat laatste is voor de leiders van de EU evenwel van minder belang.

“Dat de Italianen op Giorgia Meloni hebben gestemd, betekent niet dat ze een terugkeer naar het fascisme willen, maar net dat ze dat onmogelijk achten.”1 Die uitspraak komt uit de mond van psychoanalyticus Massimo Recalcati, die een voorliefde heeft voor paradoxen. Maar we kunnen niet ontkennen dat hij het deels bij het rechte eind heeft.

Het succes van Fratelli d’Italia (Broeders van Italië) bij de parlementsverkiezingen van 25 september heeft veel (en terechte) verontwaardigde reacties en morele afkeer uitgelokt. Velen vrezen immers voor de komst van het ‘postfascisme’ in het land. In 1994 ging Silvio Berlusconi met zijn regering al in zee met extreemrechts, namelijk met de Allianza Nazionale van Gianfranco Fini en de (toen regionalistische) Lega Nord van Umberto Bossi.

Maar op dat moment was de machtsverhouding in het voordeel van klassiek rechts. Nu liggen de kaarten anders. Voorbij zijn de twintig jaar van een met Berlusconisme doordrenkt politiek leven dat het individualisme verheerlijkte en al wat collectief was verguisde (in naam van een anticommunisme, maar zonder communisten dan).

Meloni’s partij dankt haar overwinning vooral aan de vele thuisblijvers (een recordaandeel van 36,1%) en aan haar positie als enige tegenstander van de uittredende regeringscoalitie.

En ook al is het taboe op een stem voor uiterst rechts verdwenen, dat alleen verklaart het succes van Meloni niet. Haar partij dankt haar overwinning vooral aan de vele thuisblijvers (een recordaandeel van 36,1%), aan haar positie als enige tegenstander van de uittredende regeringscoalitie van Mario Draghi (met de bijna onzichtbare partijen Sinistra Italiana [Italiaans links] en Verdi per l’Europa [Groenen voor Europa]) en aan de daaropvolgende verschuiving van de stemmen van de Lega naar Forza Italia (de heer Berlusconi).

De partij van Matteo Salvini, die van 17% van de stemmen in 2018 terugviel naar 8,7% in 2022 betaalt haar deelname aan Draghi’s nationale eenheidsregering duur. Uiteindelijk overtuigden rechts en extreemrechts maar weinig meer kiezers in vergelijking met vorige verkiezingen, maar Meloni zette met haar 7,3 miljoen stemmen de machtsverhoudingen op hun kop (26%, tegenover 4,3% in 2018).

Hugues Le Paige is een Belgisch journalist en regisseur. Hij werkte bijna 40 jaar bij de RTBF en bracht een documentaire uit over de Italiaanse Communistische Partij.

De rechtse kiezers voelen zich voortaan gerechtigd om op Fratelli d’Italia te stemmen alsof het om een traditionele partij zou gaan. Maar dat betekent niet dat zij het ‘postfascisme’ genegen zijn. De nieuwe premier weet dat maar al te goed. Tijdens de campagne perfectioneerde ze haar bekwaamheid in het praten met een gespleten tong: aan haar extreemrechtse achterban deed ze toezeggingen in maatschappelijke kwesties waarvan zij de ideologische wortels opeist; nieuwe centrumrechtse kiezers stelde ze dan weer gerust met haar gehechtheid aan de democratie, haar steun aan Oekraïne en haar rotsvaste instemming met de Atlantische doctrine.

Ministerie van het gezin … en het geboortecijfer

Die dubbele strategische as komt duidelijk naar voren uit de eerste stappen die Georgia Meloni zette zodra ze aan de macht kwam, gaande van de samenstelling van haar regering, langsheen haar trip naar Brussel en tot haar openingsrede. Op sociaal-economisch en diplomatiek vlak wijst alles erop dat zij resoluut liberaal en Atlantisch zal zijn. De premier lijkt in de voetsporen te treden van haar voorganger, Mario Draghi, met wie zij zowel tijdens de verkiezingscampagne als na haar overwinning het contact heeft opgedreven om Brussel niet van meet af aan tegen zich in het harnas te jagen en het Europese herstelplan van 200 miljard euro veilig te stellen.

Ze benoemde Giancarlo Giorgetti, lid van de Lega maar overtuigd Europeanist en voormalig minister in Draghi’s regering, tot minister van Economie en Financiën. Ook de keuze van Antonio Tajani voor de post van Buitenlandse Zaken moest Brussel geruststellen: hij was de rechterhand van Berlusconi, uit wiens greep hij zich heeft losgewrongen om zich meer autonoom op te stellen. Dit nieuwe hoofd van de diplomatie is tevens een overtuigd pro-Europees Atlanticus.

Tijdens haar eerste ontmoeting met de Europese autoriteiten in Brussel op 3 november bevestigde de nieuwe Italiaanse premier ook haar onvoorwaardelijke steun aan Oekraïne, haar duidelijke wil om de Europese verdragen te respecteren en het begrotingstekort onder controle te houden, en dit allemaal zonder een zweem van soevereinisme. Dat Meloni zich zo solidair achter de Europese Commissie en haar bezuinigingsdoctrine schaart, zal door een belangrijk deel van haar electoraat niet in dank worden afgenomen.

Op sociaal-economisch en diplomatiek vlak wijst alles erop dat Meloni resoluut liberaal en Atlantisch zal zijn. Ze heeft het contact met Mario Draghi, haar voorganger, fel opgedreven.

Als het gaat om de rechten van vrouwen, immigranten en de hele LGBTQ+-gemeenschap, maar ook om de departementen justitie, onderwijs en veiligheid, is het een heel ander verhaal. In al die kwesties en domeinen staat voor Georgia Meloni het drieluik “God, familie, vaderland” voorop en wil ze haar merk opleggen aan haar partners. Zo heeft ze ministeries toegekend aan uitgesproken extreemrechtse persoonlijkheden zoals Galeazzo Bignami, die op een foto staat te pronken in een zwart shirt met een nazi-armband, en nu staatssecretaris van Infrastructuur is geworden.

Symbolische posten kregen dan weer een nieuwe benaming: het ministerie van Onderwijs is nu ook het ministerie van “Verdienste”; het woord “Geboortecijfer” staat nu naast dat van (het ministerie van) het Gezin en de Gelijkheid van Kansen. Het bestuur ervan werd toevertrouwd aan Eugenia Maria Roccella, die, nadat ze eerst had gemiliteerd voor het recht op abortus, het geweer van schouder veranderde en op 25 augustus op de tv (L.A7) verklaarde: “Abortus is geen recht.”

En Meloni mag Salvini dan het ministerie van Binnenlandse Zaken geweigerd hebben, ze vertrouwde het wel toe aan zijn voormalige kabinetschef Matteo Piantedosi, die al even weinig op heeft met immigratie als de leider van de Lega. Nauwelijks benoemd of hij weigerde al verschillende humanitaire schepen vol asielzoekers de toegang tot de Italiaanse havens. Al wie niet van boord mocht noemde hij “de restlading van het schip”.

De affaire legde het cynisme van het Europese migratiebeleid bloot en veroorzaakte een crisis met Frankrijk, dat zich op 10 november gedwongen zag 234 migranten van de Ocean Viking op te nemen om de Italiaanse afwijzing te verhelpen. Dat ging wel gepaard met nooit geziene vergeldingsmaatregelen: naast de versterking van de grenscontroles schortte de Franse regering de opvang op van 3500 vluchtelingen die zich momenteel in Italië bevinden.

Niets illustreert echter beter de autoritaire neigingen van de regering Meloni dan haar eerste wetgevingsinitiatief. Om zogezegd een einde te kunnen maken aan een of andere technoparty, introduceerde zij per decreet volgend nieuw misdrijf waar maximaal zes jaar gevangenis aan vastzit (wat telefoontaps en voorlopige hechtenis toelaat): “Binnendringen in (particuliere of openbare) terreinen of gebouwen met het oog op bijeenkomsten die gevaarlijk zijn voor de openbare orde, veiligheid of gezondheid.” Een formulering die op elke bezetting van een fabriek, school of universiteit kan slaan. Een storm van protesten deed Meloni terugkrabbelen, maar zij bleef fundamenteel achter het initiatief staan. Het idee is dus niet voorgoed van tafel geveegd.

De overwinning van Meloni, de kers op de taart van de ideologische verbintenis tussen het neoliberalisme en extreemrechts in één regeringsformatie, is ongezien. Maar ze is ook vergelijkbaar met die van de Vijfsterrenbeweging (M5S) en de Lega in 2018: ze is het resultaat van een proteststem en getuigt van de afwijzing van de traditionele partijen, die afgesneden zijn van de werkende klasse en niet in staat zijn de politieke vertegenwoordiging weer in ere te herstellen.

Hoewel het moeilijk is om op dit electorale nomadisme een cijfer te plakken, illustreert het, in combinatie met een almaar massalere onthouding, de ontgoocheling van de Italiaanse bevolking. Het succes van Fratelli d’Italia moet worden gezien in het licht van de nederlaag van de Partito Democratico (PD), die er niet in geslaagd is zich op te werpen als alternatief voor Meloni.

Het is juist dat vanuit louter rekenkundig oogpunt de nederlaag beperkt bleef: van 22,8% van de stemmen in 2018 naar 19,1% in 2022. Maar symbolisch en politiek hebben de democraten jammerlijk gefaald.

In het zuiden van het land heeft de PD geen enkele van de bij meerderheid van stemmen toegewezen zitjes veroverd (de Italiaanse kieswet verdeelt een derde van de zetels in het parlement bij meerderheid van stemmen en twee derde bij evenredige vertegenwoordiging).

In het centrum (Toscane, Umbrië, Emilia-Romagna), ooit een onwrikbaar bastion van de Partito Comunista Italiano (PCI), ligt Fratelli d’Italia voor op de PD, die alleen nog in de grote steden weerstand biedt en meer dan ooit haar bijnaam “ZTL” verdient. “ZTL” staat voor “Zona a Trafico Limitato” (zone met beperkt verkeer), meestal (toeristische) stadscentra met beperkte toegang voor auto’s en waar vooral welgestelde burgers wonen.

In het noorden, in Sesto San Giovanni, een voorstad van Milaan die vroeger het “Italiaanse Stalingrad” werd genoemd en waar de communisten de plak zwaaiden, behaalde Isabella Rauti de zege. Zij is een voormalig lid van de jongerenafdeling van de Movimento Sociale Italiano (MSI, een neofascistische partij die in 1995 van het toneel verdween) en is nu aangesloten bij Fratelli d’Italia. Ze werd zopas benoemd tot staatssecretaris van Defensie.

De weigering van Enrico Letta, de secretaris van de PD, om in zee te gaan met de Vijfsterrenbeweging, die hij de schuld gaf van de val van de regering Draghi, kwam hem duur te staan. Door de deur te sluiten voor de enige coalitie die (beter) weerstand had kunnen bieden aan extreemrechts, kon de Vijfsterrenbeweging zich links positioneren met een gedurfder sociaal programma (burgerschapsinkomen, minimumloon, loonpariteit). Het leverde haar een onverwacht electoraal herstel op (15,4% van de stemmen maar nog altijd 18 punten minder dan in 2018). De crisis van centrumlinks is evenwel van oudere datum en een pak dieper.

De PD, die elf jaar heeft geregeerd (met uitzondering van de twee jaar van de regering Conte-Salvini), wordt nu in feite alleen nog beschouwd als de behoeder van de instellingen. Het is de partij die nationale eenheidscoalities en de zogenaamde regeringen van technocraten steunt en een drastisch bezuinigingsbeleid voert. Een treffend voorbeeld is de regering van Mario Monti in 2011, met haar bezuinigingsplan van 20 miljard euro op de overheidsuitgaven.

De PD is meer geïnteresseerd in de maatschappelijke problemen van de rijke stedelijke klasse dan in de verzuchtingen van de werkende klassen: herverdeling, werkgelegenheid en solidariteit.

De maatregelen worden telkens weer gepresenteerd als onvermijdelijk, zonder alternatief, apolitiek. Maar zoals politicoloog Arthur Borriello opmerkt, “kan de onttrekking van het politieke zelf niets anders zijn dan een politieke operatie”.2 Van Romano Prodi, die in 1996 bezuinigingen oplegde om Italië in lijn te brengen met de criteria van Maastricht, tot de coalitie onder leiding van Draghi, via Matteo Renzi die met zijn “Jobs Act” de aanwervings- en ontslagvoorwaarden dereguleerde, is de PD, zoals de meeste Europese socialistische partijen, gepokt en gemazeld in het sociaal liberalisme.3

Italiaans Links: niet meer dan een splinterpartij

De PD is meer geïnteresseerd in de maatschappelijke problemen van de rijke stedelijke klasse dan in de verzuchtingen van de werkende klassen: herverdeling, werkgelegenheid en solidariteit. Ze heeft geleidelijk het contact verloren met de massa van (al dan niet) precaire werknemers en werklozen, zelfs nu de ongelijkheid in Italië overhand toeneemt. Volgens het Nationaal Instituut voor de Statistiek (Istat) leefden in 2021 2,9 miljoen huishoudens in relatieve armoede (met een inkomen van minder dan de helft van het gemiddelde inkomen voor de regio), en nog eens 1,9 miljoen in absolute armoede, d.w.z. zonder of met slechte toegang tot gezond voedsel, fatsoenlijke huisvesting, elektriciteit, onderwijs of drinkwater.

Na de verkiezingen begonnen tal van activisten, intellectuelen en leiders van de PD vanop de tribunes of in verklaringen aan een vorm van zelfkritiek en trokken de louter institutionele functie van hun partij in twijfel. De PD “is veranderd in een slapende portier die het Palazzo controleert en bewaakt vanuit het wachthuisje”, merkte auteur Stefano Massini op.4 Hij verwees hiermee naar Pier Paolo Pasolini, die met zijn metafoor van het palazzo (“paleis”) een onderscheid maakte tussen de centra van de macht en de wereld van het volk. Letta zelf zei de dag na de verkiezingen: “We kunnen niet langer de civiele verdediging van de Italiaanse politiek zijn. Dat we ons dit nu pas realiseren, geeft aan hoe lang de weg is die voor ons ligt en hoe vaak en hartverscheurend we ons zullen moeten heruitvinden.” Het voor januari geplande congres, dat tot een successieoorlog dreigt te worden gereduceerd, zal niet volstaan.

Buiten de partijpolitiek zijn collectieven, verenigingen en sociale centra actief op het gebied van sociale en klimaatkwesties, twee thema’s die totaal afwezig waren in de verkiezingscampagne.

Terwijl de PD verdeeld blijft over de kwestie van de allianties (met de Vijfsterrenbeweging of met de liberale en centristische partijen van Renzi en Carlo Calenda) en over de houding ten opzichte van de vredesbeweging die op 5 november in Rome honderdduizend mensen bijeenbracht, ligt er aan de linkerzijde geen enkele oplossing in het verschiet.

Bij de laatste verkiezingen was de deelname van Sinistra Italiana — dat verbonden is verbonden met Verdi per l’Europa — en de lijst Unione popolare — die de splinterpartijen verenigde en de steun kreeg van Jean-Luc Mélenchon en Jeremy Corbyn — louter symbolisch (ze behaalden respectievelijk 3,6% en 1,4%). En toch zijn er buiten de partijpolitiek collectieven, verenigingen en sociale centra actief op het gebied van sociale en klimaatkwesties, twee thema’s die totaal afwezig waren in de verkiezingscampagne.

Italiaans links heeft zich nooit hersteld van de zelfontbinding van de Italiaanse Communistische Partij in 1991.5 Haar verschillende opvolgers bleken niet in staat een strijdbare beweging op te bouwen. De PD, die in 2007 werd opgericht in de hoop voormalige communisten en christendemocraten samen te brengen, zag al snel dat die laatsten de overhand kregen; de eersten hadden al lang afstand gedaan van hun erfgoed.

In zijn analyse schrijft de historicus van het politieke denken Carlo Galli:

“De PD verkeert al in moeilijkheden sinds haar ontstaan enkele maanden vóór de uitbarsting van de hypotheekcrisis, die de liberale wereldorde zou door elkaar schudden. … De Europese Unie heeft op die crisis gereageerd met bezuinigingen, gesteund door de PD, … een partij die was omfloerst door een neoliberale nevel en een blind vertrouwen had in de globalisering. Toen de globalisering uiteenspatte, zweeg de partij in alle talen en vond ze geen aansluiting bij de beweging die de samenleving op een nieuwe leest wilde schoeien.”6

Door een fundamentele bladzijde in de Italiaanse geschiedenis om te slaan — die van het antifascisme als cement van de samenleving — heeft de overwinning van Meloni de toestand van Italiaans links scherp gesteld. En dit links is nog steeds wanhopig op zoek naar een nieuwe identiteit.

Dit artikel werd oorspronkelijk gepubliceerd in Le Monde diplomatique, december 2022.
Editor’s note: Campagne ‘Extreem rechts, nee bedankt!‘ heeft als missie in Brussel en Vlaanderen organisaties aan te sporen om in de aanloop van de verkiezingen in 2024 mensen aan te spreken. Mensen die twijfelen of die denken dat extreemrechts oplossingen kan aanbieden voor de grote problemen die we kennen: de toename van de sociale ongelijkheid, de wooncrisis, de stijgende prijzen… Ze willen mensen bewapenen om in gesprek te gaan met diegenen die mogelijkerwijze voor extreemrechts zouden stemmen. Meer informatie op hun website.

Footnotes

  1. La Repubblica, Rome, 29 september 2022.
  2. Arthur Borriello, Quand on n’a que l’austérité. Abolition et permanence du politique dans les discours de crise en italie et en Espagne (2010-2013), Éditions de l’Université Bruxelles, 2018.
  3. Lees hierover Andrea Fumagalli. “Jobs Act, le grand bluff de Matteo Renzi”, Le Monde diplomatique, juli 2016.
  4. La Repubblica, 28 september 2022.
  5. Lees Antoine Schwartz, “L’étrange disparition du Parti communiste italien“, Le Monde diplomatique, januari 2022.
  6. II Manifesto, 30 oktober 2022.