Artikel

De ecologische breuk van het kapitalisme

Kohei Saito

—1 oktober 2018

Het kapitaal schept met de ecologische crisis niet haar eigen grafdelver, maar evenmin zal technologische innovatie de desastreuze klimaatveranderingen keren.

La faille écologique du capitalisme

De aarde is nu dodelijk warm. In juni 2018 zijn in Quebec (Canada) na een zware hittegolf zo’n 70 mensen gestorven.1 Ook in Japan zijn in 10 dagen 30 mensen overleden – onder wie een kind van zes na een schooluitstap – en meer dan 10.000 mensen zijn met een hitteslag naar een ziekenhuis afgevoerd.2

Hittegolven zijn helaas niet het enige levensbedreigende probleem. Omdat de temperatuur van het zeewater stijgt, verdampt er meer zeewater, door de temperatuurstijging kan de lucht ook meer waterdamp vasthouden, waardoor het weer minder stabiel wordt en het plots veel heviger regent. Vorig jaar regende het in Fukuoka (Japan) in juli buitengewoon hevig, 40 mensen kwamen daarbij om. Er is toen gezegd dat de regenval zo fel was dat zoiets slechts 1 keer in de 50 jaar voorkomt. Maar in juli 2018 regende het nog meer. In West-Japan stierven 200 mensen. Kortom: het abnormale is vandaag normaal en de oude kennis waarover we beschikken kan ons niet zeggen wat de warmere toekomst zal brengen.

Klimaatverandering en kapitalisme

Vandaag waarschuwen wetenschappers dat, als de CO2-uitstoot tegen 2050 niet met 40-70 procent daalt, de gemiddelde temperatuur op aarde in 2100 meer dan 2,0 graden hoger zal liggen dan in de tijd van de industriële revolutie. Als we evenveel broeikasgassen blijven uitstoten als vandaag, zou de temperatuur met liefst 4,8 graden kunnen stijgen en dat zou door de terugkoppelingsmechanismen tot een onverwachte temperatuurstijging kunnen leiden. Vandaag ligt de temperatuur al 0,8 graden hoger dan in de tijd van de industriële revolutie en dat heeft al duidelijke en gevaarlijke veranderingen veroorzaakt. Het is dus zonneklaar dat de menselijke samenleving in 2100 een enorme catastrofe boven het hoofd hangt.

Ook de politici en bureaucraten kunnen het gevaar van de klimaatverandering niet negeren. Het akkoord dat in 2016 in Parijs werd ondertekend, geeft dat ook aan. Ook al zijn de beloften die daar zijn gedaan, niet voldoende om de klimaatverandering te stoppen — uit een studie blijkt dat, als de beloften van het Akkoord worden nagekomen, de gemiddelde temperatuur nog altijd met zowat 3 graden zal stijgen — in vergelijking met het gebrekkige Verdrag van Kyoto was het Akkoord van Parijs in elk geval een grote stap vooruit en maakte het echt een begin met de internationale samenwerking in de strijd tegen de klimaatverandering.

Men moet niet afstappen van het idee van groei. Het “degrowth”-debat leidt nergens toe

Maar de hoop werd algauw de kop ingedrukt toen de Amerikaanse president Donald Trump zich uit het akkoord terugtrok met zijn slogan “America First”: de Amerikaanse economische groei en de aardoliewinning kwamen op de eerste plaats. Als de VS, het land dat de meeste broeikasgassen uitstoot, niet meewerkt dan is de kans dat het akkoord gerealiseerd wordt nihil. Die jammerlijke beslissing toont aan dat de bestaande kapitalistische wereldorde, gebaseerd op totale mededinging en egoïsme, op internationaal vlak geen efficiënte maatregelen kan doorvoeren om de klimaatverandering aan te pakken. Hoe komt het dat het kapitalisme geen efficiënte oplossing kan bewerkstelligen?

Op het eerste gezicht lijkt het vreemd dat de kapitalistische productiemethode er niet in slaagt een puur technisch probleem op te lossen, met name het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen. In zijn geschiedenis heeft het kapitalisme nochtans tal van moeilijkheden overwonnen en leek het steeds een beter en comfortabeler leven mogelijk te maken. Dat het kapitalisme er niet in slaagt de ecologische crisis aan te pakken is enigszins een verrassing, vooral omdat er tal van nieuwe technologieën beschikbaar zijn zoals geo-engineering, Desertec en koolstofopslag in de bodem. Bovendien is klimaatverandering niet het enige ecologische probleem. Denk bijvoorbeeld ook aan de verminderde biodiversiteit, de woestijnvorming en het worst case scenario van kernongevallen. Strooien we ons geen zand in de ogen als we de oplossing van het ecologische vraagstuk verwachten van de nochtans steeds productievere en inventievere technologische innovaties?3

Aan de ene kant heeft de moderne tijd het technocratische project, met name het beheersen van de natuur, zo ver mogelijk doorgedreven. Aan de andere kant wordt de ecologische crisis precies door de technologische ontwikkeling almaar erger. Ondanks de toegenomen productiviteit staan mensen nu machteloos als ze door natuurrampen worden getroffen. Hier is de ‘dialectiek van de Verlichting’ aan het werk: het moderne project, het beheersen van de natuur, moet uiteindelijk het hoofd buigen voor de oncontroleerbare kracht van de natuur. De beheersing van de natuur verandert in een dwingende onderwerping aan de onbeheersbare macht van de natuur. Anders gezegd, het idee van “het einde van de geschiedenis” zoals geformuleerd door Francis Fukuyama — de wereldwijde overwinning van de democratie en het kapitalisme als eindpunt van de menselijke geschiedenis — wordt zo’n 30 jaar later realiteit in een andere vorm: “het einde van de menselijke beschaving” als gevolg van het wereldwijde neoliberale kapitalisme en de bijbehorende wereldwijde verslechtering van het milieu.

Marx’ kijk op ecologische crisis

In deze tegenstrijdige tendens van kapitalistische ontwikkeling is er de spanning tussen de kapitalistische samenleving en de natuur. Het is Karl Marx die, op basis van zijn doctrine van het metabolisme, de tendens van de degradatie van de natuur analyseerde als een centrale tegenstelling van de kapitalistische productie. Marx begrijpt de samenleving en de natuur in interactie als een historische proces van hun metabolisme, dat wordt bemiddeld door menselijke arbeid (zie ook kader, n.v.d.r).4 Deze bemiddeling wordt beschouwd als een “algemene voorwaarde van het metabolisme tussen mens en natuur, de eeuwige natuurlijke voorwaarde van het menselijk leven”, d.w.z. als een zuiver fysiologisch feit dat de mens op aarde helemaal niet kan produceren en reproduceren zonder materiële interactie met de buitenwereld.5

Die uitspraak klinkt misschien banaal, maar Marx wil vooral aangeven dat het metabolisme bepaalde economische veranderingen ondergaat, afhankelijk van de manier waarop arbeid in de maatschappij wordt georganiseerd. Marx wijst er vooral op dat in de kapitalistische samenleving het metabolisme tussen mens en natuur door waarde wordt bepaald. Met de opkomst van het kapitaal wordt het metabolisme gereorganiseerd en uiteindelijk vernietigd ten gunste van een maximale valorisatie van kapitaal. Deze vernietiging wordt veroorzaakt doordat de waarde als « zuiver sociale » objectivering van abstracte arbeid niet voldoende rekening kan houden met de materiële aspecten van het metabolisme. Hoe meer kapitaal uit winstmotief het hele arbeids- en distributieproces reorganiseert door de voortdurende verandering van de vorm van goederen en geld, hoe meer het metabolisme tussen mens en natuur unilateraal verloopt en uiteindelijk ondermijnd wordt.

De natuur werkt “elastisch” omdat ze kan worden aangepast aan de behoeften van het kapitaal. Het probleem is echter dat deze elasticiteit niet oneindig is. Ze is afhankelijk van de respectievelijke materiële omstandigheden. Als een bepaald punt wordt overschreden, verliest het zijn materiële elasticiteit zoals een kip zijn pluimen. Het kapitaal erkent deze natuurlijke grens echter niet en probeert deze te overwinnen door met nieuwe technologieën nieuwe gebruikswaarden en gebruiksvoorwerpen uit te vinden en vervolgens een algemeen systeem van ‘bruikbaarheid’ in te stellen. Maar Marx voegt eraan toe: “Uit het feit dat het kapitaal elke dergelijke grens als een barrière stelt en die ideëel overstijgt, volgt geenszins dat het deze in werkelijkheid heeft overwonnen, en aangezien elke barrière in tegenspraak is met zijn bestemming, beweegt de productie zich in tegenstellingen die voortdurend worden overwonnen, maar net zo voortdurend worden ingesteld.”6 Marx onderzoekt dus deze tegenstrijdige relatie tussen de logica van de kapitalistische uitbuiting en het universele metabolisme van de natuur.

Het monistisch concept “hybride” dat compatibel is met het kapitalisme, is volledig incompatibel met duurzame ontwikkeling.

Marx wijst kritisch op de kapitalistische omkering van de werkelijkheid: productie door middel van de menselijke metabolisme met de natuur is oorspronkelijk voor de bevrediging van concrete behoeften, maar is in het kapitalisme ondergeschikt aan de geobjectiveerde logica van uitbuiting. Volgens Marx is het juist de afwijking van deze twee logica’s die een “onherstelbare breuk” veroorzaakt in de relatie tussen het sociale en natuurlijke metabolisme. Deze zogenaamde ‘metabolische breuk’7 (metabolic rift), die John Bellamy Foster in Het Kapitaal ontdekte8, is een manifestatie van een tegenstrijdigheid van het kapitalisme.

Marx benadrukte destijds (op basis van de studie van het probleem van de uitputting van de gronden) dat de kapitalistische productie “het metabolisme tussen mens en aarde” verstoort, zijnde de terugkeer naar de bodem van de door de mens gebruikte bodemcomponenten in de vorm van voedsel en kleding. En zo verstoort ze de eeuwige natuurlijke toestand van permanente bodemvruchtbaarheid.9 Hoe meer kapitaal zijn eigen exploitatie nastreeft, hoe groter de discrepantie tussen deze twee logica’s, zodat kapitaal altijd de materiële kant van zijn drager vernietigt en de materiële voorwaarden voor duurzame productie en vrije menselijke ontwikkeling ondermijnt.

Ook de kapitalistische ontwikkeling en invoering van technologie wordt onvermijdelijk beperkt door de logica van de waarde. Met andere woorden, hun principe is winstoptimalisatie, waarbij het andere principe, namelijk het principe van de materiële wereld, dat in de eerste plaats moet worden beschouwd om de ecologische crisis te voorkomen, wordt genegeerd. Kapitaal weigert noodzakelijke elke actie of maatregel die de winst zou verminderen. Voor zover de kapitalistische productie gericht is op winst als organiserend principe van het metabolisme tussen mens en natuur, is duurzame productie slechts van marginaal belang.

Het monistisch concept ‘hybride’ dat compatibel is met het kapitalisme, is volledig incompatibel met duurzame ontwikkeling.

De valorisatie van kapitaal blijft altijd realiseerbaar zelfs als eilanden onder water verdwijnen en bewoners er niet langer kunnen leven.

Bovendien is er nog een ander element van spanning tussen kapitaal en natuur. Als de productiviteit met de technologie twee of drie keer toeneemt, kan de natuur niet plotseling een grotere vraag naar grondstoffen aanbieden. Maar die spanning betekent niet dat de verdieping van de ecologische crisis een overeenkomstige daling van de winstvoet en een crisis van kapitaalaccumulatie zou veroorzaken omdat de ‘voorspoedige natuur’ niet langer beschikbaar zou zijn.10 Volgens de theorie van de onderproductie door de natuur, die James O’Connor bestempelde als “de tweede contradictie van het kapitalisme”11 is de ecologische crisis ondergeschikt aan de economische crisis en dus speelt ze een secundaire rol.

Er moet worden benadrukt dat economische crisis niet noodzakelijkerwijs voortvloeit uit de verslechtering van de materiële toestand van de productie. De stijging van de olieprijzen heeft bijvoorbeeld geen problemen bij de kapitaalaccumulatie aan het licht gebracht, de hogere prijs heeft ertoe geleid dat de oliemaatschappijen nog diepere en vroeger onrendabele olievelden, oliezanden en olieschalievelden zijn gaan exploiteren en nieuwe technieken zoals fracking toepassen. Deze technologische vooruitgang maakt het mogelijk om de economische crisis te vermijden en zelfs meer winst te maken.

Voor de klimaatverandering is dit wel fataal. Terwijl het kapitaal zijn eigen crisistendens probeert te verzachten door te rekenen op de materiële elasticiteit van de natuur, verdiept de ecologische crisis zich als gevolg van de verwaarlozing van het universele metabolisme van de natuur. Met andere woorden, het kapitalisme stort niet in, maar vrije menselijke ontwikkeling in en met de natuur wordt bij uitstek onmogelijk als het metabolisme tussen mens en natuur globaal wordt vervormd.

Marx daarentegen stelde uitdrukkelijk dat “de geassocieerde producenten hun metabolisme rationeel met de natuur moeten regelen”.12 Voor het project van duurzame, vrije ontwikkeling is het in de eerste plaats nodig dat de logica van kapitaalaccumulatie ondergeschikt wordt gemaakt aan de metabolisme van de natuur. Dat veronderstelt natuurlijk een kritische evaluatie van de aard van de bestaande technologieën en natuurwetenschappen en het afstappen van het gebruik van irrationele technieken. Dat betekent niet dat men moet afstappen van het idee van groei. Het degrowth-debat is onproductief. Postkapitalistische groei is mogelijk dankzij investeringen in hernieuwbare energie, openbaar vervoer en allerlei low carbon-sectoren zoals onderwijs, zorg en kunst.

De valorisatie van kapitaal blijft altijd realiseerbaar zelfs als eilanden onder water verdwijnen en bewoners er niet langer kunnen leven.

Met zijn studie van de vruchtbaarheid van gronden kwam Marx tot drie concepten: ‘universeel natuurmetabolisme’, ‘sociaal metabolisme’ en ‘de metabolische breuk’. Mensen leven in het ‘universele natuurmetabolisme’. Zij gebruiken energie en grondstoffen van de natuur voor hun productie teneinde te voorzien in hun levensbehoeften. Dat is het ‘sociale metabolisme’ dat de mens kan reguleren. Maar onder het kapitalisme komt arbeid in loonverband en regeert het winstmotief. Zo worden én de grondstoffen én de arbeid, de bronnen van welvaart, ondermijnd, hetgeen een ‘metabolische breuk’ veroorzaakt. Met het perspectief van de metabolische breuk begrijpen we dat de klimaatverandering niet louter een kwestie is van economische schaal of ecologische voetafdruk. Centraal in de destructieve dynamiek is de drang van het kapitaal naar winst zonder enig oog voor menselijke behoeften of natuurlijke limieten.

  1. De metabolische breuk
    Die metabolische breuk is wat we de ‘eigenlijke’ ecologische crisis noemen. De meer vanzelfsprekende ecologische crisis focust op het aanbod van grondstoffen, uitputting van de bodem enz. Schaarse grondstoffen tasten de winstmarges aan en het kapitaal koppelt terug met rationeler energiegebruik of imperialisme, door de prijs voor de grondstoffen uit ontwikkelingslanden laag te houden bijvoorbeeld. De ‘eigenlijke’ ecologische crisis vind je niet terug in de boekhouding. Ze verlegt de focus naar de kapitaalaccumulatie. Crisissen dwingen het kapitaal tot steeds verdere expansie, wat resulteert in ecologische achteruitgang. Het kapitalisme functioneert relatief geïsoleerd van de milieuachteruitgang die ze systematisch creëert. En daarin onderscheidt het zich van andere economische systemen. Zo is de uitroeiing van species en vernietiging van hele ecosystemen logisch verenigbaar met de expansie van de kapitalistische productie. Marx maakte duidelijk dat het kapitalisme kan standhouden doorheen de milieucrisissen. Het heeft de mogelijkheid om zijn competitief, winstgedreven patroon van accumulatie verder te zetten ondanks de ecologische schade die het teweeg brengt. De metabolische breuken openen zelfs nieuwe terreinen voor het kapitaal zoals bijvoorbeeld de agrochemische industrie (meststoffen en pesticiden) of koolstofmarkten. (De redactie)

Een goed antropoceen?

Verschillende ‘linkse’ auteurs zijn het daar echter niet mee eens. Zij vinden dat dit soort romantische heimwee naar de goede oude tijd geen optimale oplossing is voor het probleem van klimaatverandering. In het tijdperk van het ‘antropoceen’— een nieuwe geologische periode waarbij overal op het aardoppervlak sporen te zien zijn van producten en nevenproducten van menselijke activiteiten — zou de wereld zowel op maatschappelijk vlak als qua natuur al volledig ‘hybride’ zijn, en echte natuur zou niet meer bestaan.13

In het artikel Love Your Monster beweert Bruno Latour bijvoorbeeld dat de echte fout van Dokter Frankenstein niet de creatie van een monster is, maar dat hij zijn monster in de steek heeft gelaten. Latour maakt een analogie met de huidige ecologische crisis en zegt: “Het is niet zozeer dat we er niet in geslaagd zijn zorg te dragen voor de schepping, we zijn er vooral niet in geslaagd zorg te dragen voor onze technologische creaties. We verwarren het monster met zijn schepper en schuiven de schuld voor onze zonden tegen de Natuur af op onze creaties. Maar onze zonde is niet dat we technologieën gecreëerd hebben, maar dat we er niet in geslaagd zijn ervan te houden en ervoor te zorgen. Het is alsof we beslist hebben dat we niet in staat waren onze kinderen te blijven opvoeden.”14

Latour vindt dat we in het tijdperk van de ecologische crisis de moderne technologieën en het concept productiviteit niet zomaar overboord mogen gooien. We mogen geen angst hebben voor de dingen die de mens uitgevonden heeft. De juiste weg vooruit is streven naar een verdere hybridisering van maatschappij en natuur, waarbij we met behulp van de bestaande technologieën “een steeds grotere mate van intimiteit tot stand brengen met de nieuwe vormen van natuur die we onophoudelijk creëren”.15

In dit verband is het vermeldenswaard dat het artikel is gepubliceerd door het Breakthrough-Institute, waar Latour een Senior Fellow is. Deze ecologische denktank beveelt geo-engineering aan als tegenmaatregel tegen de klimaatverandering, die gericht is op het verkoelende effect van de aarde door het verspreiden van sulfaataërosolen in de lucht en de vermindering van zonnestraling (het zogenaamde Solar Radiation Management), en promoot kernenergie als schone energie. In een brochure van het Breakthrough Institute met de titel Een ecomodernistisch manifest werd hetzelfde idee naar voren geschoven: een verder ingrijpen in de natuur met behulp van het toenemende aantal “socio-economische en technologische processen” is een noodzakelijke voorwaarde voor een “goed antropoceen”. 16

Duidelijk is dat men met de kijk van Latour en anderen niet van de kapitalistische productie moet afstappen als verdere technologische ontwikkelingen het “goede antropoceen” zouden kunnen bewerkstelligen. Met andere woorden, het komt niet tot een ‘ecologische breuk’ door de discrepantie tussen de maatschappelijke en natuurlijke metabolisme als contradictie van het kapitalisme. Leigh Phillips zegt bijvoorbeeld heel expliciet: “Er is geen metabolische breuk”.17 Deze monistische interpretatie van ‘hybride’, die compatibel is met het kapitalisme, is volledig incompatibel met het ecosocialisme van Marx, dat stelt dat we moeten beseffen dat er grenzen zijn aan de natuur en dat we daarmee rekening moeten houden en duurzaam moeten produceren.

Johan Rockström, directeur van het Stockholm Reselience Centre, introduceerde het begrip “planetaire grenzen” (planetary boundaries). In de loop van de kapitalistische ontwikkeling zijn we massaal fossiele brandstoffen gaan gebruiken. We stoten meer CO2 uit, wat de gemiddelde temperatuur doet stijgen. De stijgende hoeveelheid koolstofdioxide in de atmosfeer zorgt er ook voor dat zeeën zuurder worden. Wanneer een grenswaarde (tipping point) overschreden wordt, leidt dat tot onomkeerbare veranderingen, waarschuwt Rockström, en samen met terugkoppelingsmechanismen zullen die onverwachte, zich razendsnel ontwikkelende gevolgen voor het milieu hebben. Een voorbeeld: wanneer het ijs op Antarctica smelt, kunnen methaan en andere broeikasgassen die daarin vastgehouden worden, in de lucht terechtkomen, waardoor de klimaatverandering veel sneller zal gebeuren dan in de voorspellingen waarover we nu beschikken. Door de verzuring van de zeeën kunnen vissoorten uitsterven of het aantal soorten kan dalen, waardoor de voedselketen verstoord wordt en ook andere soorten zullen uitsterven.

Die onverwachte kettingreactie van negatieve gevolgen is een natuurlijk proces, dat op gang wordt gebracht door de stoffelijke grenzen van de natuur. Mensen kunnen dat niet uitlokken en ook niet naar believen veranderen. Wat wel vaststaat, is dat de CO2-uitstoot een fundamentele oorzaak is van de klimaatverandering en bepaald wordt door wat de maatschappij produceert. In die zin kan ze dus wel bewust door de mens veranderd worden. Kortom, we moeten beseffen dat de natuur haar grenzen heeft, de “planetaire grenzen”, en we moeten de zakelijke logica van het kapitaal, die het metabolisme tussen mens en natuur verstoort, heel bewust regelen. Anders dan bij een hybride interpretatie is een concept voor een andere vorm van dat metabolisme slechts mogelijk wanneer men maatschappij en natuur van elkaar scheidt en in eerste instantie de maatschappij verandert.18

Samenvattend kunnen we stellen dat het ruim verspreide idee dat de technologische ontwikkeling binnen het kapitalisme de ecologische crisis kan oplossen te optimistisch is. Een kapitalistische vorm van technologische ontwikkeling focust primair niet op duurzaamheid maar op het maken van meer winst. Maar ook het idee dat er automatisch een einde zal komen aan het kapitalisme wanneer de “voorspoedige natuur” ophoudt te bestaan, is te optimistisch. Die idee onderschat het elastische potentieel van het kapitaal, dat altijd alle hindernissen probeert te overwinnen.

We moeten de manier waarop we over economie denken helemaal omgooien, opdat onze vervuiling onze wereld niet helemaal op zijn kop zet.

Klassenstrijd tegen het rampenkapitalisme

In deze context mogen we een triest feit niet uit het oog verliezen. Naomi Klein wijst ons erop in haar verklaring voor “rampenkapitalisme”19, namelijk dat het “einde van de beschaving” niet gelijkstaat aan het “einde van het kapitalisme”. Kapitalisme is zoals gezegd een maatschappelijk productiesysteem met als belangrijkste doel niet de bevrediging van menselijke behoeften, maar de valorisatie van kapitaal. Dat doel kan men blijven nastreven, ook wanneer eilanden en kustgebieden door het stijgende zeewaterpeil verzwolgen zijn en de bewoners daar niet langer kunnen leven. Kapitaal is zo flexibel dat het probleemloos van de ene plek naar de andere kan verhuizen, terwijl de bewoners hun grondgebied en de daaraan verbonden tradities, cultuur en het materiële en maatschappelijke kader van hun leven verliezen. Dat is een nieuwe, 21e-eeuwse vorm van ‘primitieve accumulatie’, die een ‘milieuproletariaat’ (environmental proletariat) creëert dat gebukt gaat onder en strijd voert tegen industriële productievoorwaarden en bovendien ook af te rekenen heeft met ecologische productievoorwaarden.20

We moeten de manier waarop we over economie denken helemaal omgooien, opdat onze vervuiling onze wereld niet helemaal op zijn kop zet.

Voor het kapitaal zijn de klimaatverandering en de daaruit voortvloeiende rampen zelfs een bron van nieuwe businessopportuniteiten. Het kan nog meer winst genereren, want het kan niet alleen meer airconditionings, huizen en auto’s verkopen, maar ook nieuwe genetisch gemanipuleerde organismen (GGO’s) die bestand zijn tegen hittegolven en periodes van droogte, verzekeringen en schuilplaatsen tegen orkanen en overstromingen, en handel drijven in uitstootrechten. De 1 % zou nog rijker kunnen worden. Tegelijk worden de negatieve gevolgen van de klimaatverandering in de mate van het mogelijke door offshoring verschoven, waardoor de mensen in het zuidelijk halfrond en de armen die niet beschikken over het noodzakelijke kapitaal en de juiste technologie, het het zwaarst te verduren krijgen.

La faille écologique du capitalismeWat echt onrechtvaardig is in dit typische klassenconflict, is dat degenen die het kleinste aandeel hebben in de klimaatverandering er het meeste onder te lijden hebben, terwijl de rijken die in het verleden massaal broeikasgassen hebben uitgestoten, in de toekomst nog min of meer op een comfortabele manier kunnen blijven leven en zelfs meer winst kunnen maken. Daarom zal de wereldwijde klassenstrijd de volgende jaren nog belangrijker worden, om via het principe van klimaatrechtvaardigheid de nodige beschermingsmiddelen en schadeloosstellingen te bekomen.

Ook een ernstig engagement inzake de klimaatverandering, zoals aanbevolen door Marx — dus geen technologisch voortgangsoptimisme en ook geen hybride monistische interpretatie — kan kapitaalaccumulatie bemoeilijken. Daarvoor moet in der eerste plaats afgestapt worden van de wereldwijd overheersende ideologie van het neoliberalisme, we moeten minder consumeren, minder vliegen, meer investeren in openbaar vervoer, de rijken en grote concerns zwaarder belasten en de dure installaties voor de exploitatie van olie, schaliegas en teerzand sluiten: “Kortom, we moeten de manier waarop we over economie denken helemaal omgooien, zodat onze vervuiling onze wereld niet helemaal op zijn kop zet.”21

Footnotes

  1. Voir: Up to 70 people dead after Quebec heat wave
  2. Zie: https://mainichi.jp/english/articles/20180719/p2g/00m/0dm/101000c
  3. David Graeber beweert ook dat de razendsnelle ontwikkeling inbeelding is, omdat de technologische ontwikkeling in werkelijkheid geen van de dingen gerealiseerd heeft die in films uit de jaren 1970 als technologieën van de 21e eeuw werden bedacht. Men vraagt zich dus terecht af of ‘droom’-technologieën zoals geo-engineering en koolstofsopslag in de bodem in de komende jaren effectief kunnen worden toegepast om de klimaatverandering tegen te gaan. Vgl. David Graeber, The Utopia Rules: On Technology, Stupidity, and the Secret Joys of Bureaucracy, New York, Melville House, 2016.
  4. Georg Lukács, Conversation with Lukács (Cambridge, MA: MIT Press, 1974), p 43.
  5. MEGA II/6. p 198.
  6. MEGA II/1. P 198.
  7. MEGA II/4.2 p. 753.
  8. John Bellamy Foster, Marx’s Ecology: Materialism and Nature (New York: Monthly Review Press, 2000).
  9. MEGA II/6. p 476.
  10. Jason W. Moore, Capitalism in the Web of Life: Ecology and the Accumulation of Capital (London: Verso, 2015).
  11. James O’Connor, Natural Causes: Essays in Ecological Marxism (New York: The Guilford Press, 1998).
  12. MEGA II/4.3. p 838.
  13. Paul J. Crutzen, “Geology of Mankind”. In: Nature 415, 2002, p. 23.
  14. Bruno Latour, “Love Your Monster” Breakthrough Journal n°2 (herfst 2011), p 22.
  15. Ibid., p. 25.
  16. Een ecomodernistisch manifest (2015).
  17. Leigh Phillips, Austerity Ecology & The Collapse-Porn Addicts: A Defence of Growth, Progress, Industry and Stuff (Winchester: Zero Books, 2015), ch. 11.
  18. Andreas Malm, The Progress of This Storm: Nature and Society in a Warming World (London: Verso, 2018), p 72.
  19. Naomi Klein, Die Schock-Strategie: Der Aufstieg des Katastrophen-Kapitalismus (Berlin: Fischer, 2009).
  20. John Bellamy Foster, “Why Ecological Revolution?” Monthly Review 61, n°. 8 (januari 2010).
  21. Naomi Klein, This Changes Everything: Capitalism vs Climate (New York: Simon & Schuster 2014), p 83.