De Russische invasie moet verklaard worden aan de hand van de uitbreiding van de NAVO, de herboren Russische imperiale ambities en de interne ontwikkeling van Oekraïne zelf.
Elke analyse die zich beperkt tot de acties van Rusland alleen, of die niet verder kijkt dan de binnenkant van Poetins hoofd, is in het beste geval een eenzijdige waanvoorstelling, en in het slechtste geval een moedwillige verdraaiing van de feiten.
Hoewel het nog niet duidelijk is hoe de oorlog zal verlopen die door de Russische inval in Oekraïne op 24 februari 2022 in gang is gezet, staat de wereld op de drempel van een onrustige nieuwe periode. Hieronder pogen we om de historische matrix te schetsen waaruit het huidige conflict zich heeft ontwikkeld, en om de mogelijke scenario’s te benoemen die in het verschiet liggen.
Drie met elkaar verweven analyselijnen
Het Kremlin draagt de verantwoordelijkheid voor het ontketenen van deze oorlog en zal, ongeacht de uitkomst, een zware morele last dragen voor de verwoesting die het reeds heeft aangericht. De gerechtvaardigde verontwaardiging en de eisen van solidariteit met de Oekraïners mogen echter niet de grotere vragen van historische verantwoordelijkheid uitsluiten.
Als machtigste blok in een decennialange geopolitieke strijd om Oekraïne speelden de VS en hun NAVO-bondgenoten onvermijdelijk een rol bij het vormgeven van de context voor de invasie, net zoals de interimperiale rivaliteiten in de Belle Epoque de weg vrijmaakten voor het uitbreken van de oorlog in augustus 1914. Elke analyse die zich beperkt tot de acties van Rusland alleen, of die niet verder kijkt dan de binnenkant van Poetins hoofd, is in het beste geval een eenzijdige waanvoorstelling, en in het slechtste geval een moedwillige verdraaiing van de feiten.
De oorlog is het gevolg van een langetermijndynamiek die Oekraïne in het centrum van de geopolitieke en geo-economische rivaliteit plaatst.
Voor een goed begrip moeten we drie met elkaar verweven analyselijnen bekijken. Ten eerste de interne ontwikkeling en prioriteiten van Oekraïne sinds 1991. Ten tweede de opmars van de NAVO en de EU in het strategische vacuüm dat in Oost-Europa is ontstaan na het einde van de Koude Oorlog. En ten derde het parcours van Rusland van post-Sovjetverval naar nationale herbevestiging. De botsingen en samenvloeiingen van deze drie dynamieken hebben de bredere context gevormd waarin Rusland vervolgens zijn agressie pleegde.
Versterkte ring van prowesterse staten
De oorlog van 2022 is tegelijk de uitdrukking en de uitkomst van een langetermijndynamiek die Oekraïne in het centrum van rivaliserende geopolitieke en geo-economische projecten heeft geplaatst. Enerzijds een door het Westen aangedreven tandem van de NAVO en de EU, die de strategische overheersing van de VS wil uitbreiden en Oekraïne in de liberaal-kapitalistische architectuur van de EU wil inpassen; anderzijds pogingen van Rusland om opnieuw een invloedssfeer in zijn “nabije buitenland” te vestigen. Gedurende een groot deel van de jaren negentig en 2000 kon het ene zich ongehinderd ontwikkelen, terwijl het andere weinig meer bleef dan een compensatiefantasie te midden van de Russische post-Sovjetontwrichting. Sinds het midden van de jaren 2000, toen de Russische economie weer opbloeide dankzij de inkomsten uit natuurlijke grondstoffen, liggen deze twee rivaliserende projecten echter op ramkoers, waarbij hun fundamentele onverenigbaarheid steeds duidelijker wordt.
Sinds zijn in 1991 verkregen soevereiniteit heeft Oekraïne gelijktijdige, versnelde processen van staats- en natievorming ondergaan, terwijl het tegelijkertijd zijn eigen belangen tracht te behartigen, los van zowel het Westen als Rusland. Maar na in de jaren 90 en het begin van de jaren 2000 te hebben geprobeerd een evenwicht te vinden tussen Rusland en het Westen, stond het daarna voor een ‘zero sum’-keuze. Sinds 2014 — na de annexatie van de Krim en vooral de aanhoudende oorlog in de Donbas — is de confrontatie tussen de twee projecten alleen maar intenser geworden. Het gevolg hiervan is een soort tektonische ver schuiving die de Oekraïense politiek een nieuwe vorm heeft gegeven, waarbij de leiders het land stevig in westelijke richting hebben gekanteld, zelfs toen de oostelijke gebieden verzand bleven in een door Rusland gesponsord separatistisch conflict.
Joesjtsjenko heeft Oekraïnes streven naar volledig NAVO-lidmaatschap opgevoerd. Maar destijds was er geen mandaat van de bevolking voor.
De invasie van Poetin in 2022 was bedoeld om dit reeds bestaande politieke en strategische patroon te verbrijzelen en het vervolgens opnieuw vorm te geven volgens de wensen van Moskou. Maar het zou ertoe kunnen leiden dat de onderliggende historische trend slechts bevestigd wordt, waarbij Ruslands post-Sovjetburen zich steeds verder van Rusland verwijderen en precies die versterkte ring van prowesterse staten tot stand brengen die de Russische politiek jarenlang heeft proberen te voorkomen.
De ontstellende paradox van de Russische militaire strategie is ook dat het eerste resultaat van de oorlog de verwoesting van de Russischtalige gebieden van Oekraïne is geweest, met als waarschijnlijke gevolg het afstoten van een bevolking die door het Kremlin lange tijd als een blokkerende minderheid binnen Oekraïne werd beschouwd. Door de fysieke vernietiging van het gedeelde Sovjeterfgoed dat Rusland en Oekraïne ooit verbond, bevestigt de oorlog alleen maar de onderliggende politieke realiteit.
Historische relatie met Rusland
De consolidatie van een vurig prowesterse Oekraïense politiek, waarvan de houding in hoge mate bepaald wordt door de noodzaak weerstand te bieden aan de Russische vijandigheid, is een verbluffend historisch resultaat gezien de pluriforme erfenis van het land en de gelijkenis met Rusland in zijn territoriale samenstelling, cultuur en demografisch profiel.
De huidige grenzen van Oekraïne, die zich uitstrekken van het historische hart van het Oekraïense nationalisme in het westen tot dat van de industriële moderniteit van de Sovjet-Unie in het oosten, zijn de erfenis van zowel het keizerlijke als het Sovjetverleden.1 Het waren de bolsjewieken die, in de nasleep van de burgeroorlog, in 1922 de contouren van de Oekraïense Socialistiche Sovjetrepubliek (SSR) vaststelden, waarin Kiev en de kern van het middeleeuwse land van de Roes werden samengebracht met steppegebieden (die oorspronkelijk in de achttiende eeuw door het Romanov-rijk waren veroverd) en de industrialiserende Donbas. Aan het begin en het einde van de Tweede Wereldoorlog werden in het westen nog meer Oekraïens sprekende provincies toegevoegd die vroeger Habsburgs en daarna Pools grondgebied waren geweest. In 1954 werd de Krim — vanaf 1921 een autonome eenheid binnen de Russische afdeling van de USSR, waarvan de hele Krim-Tataarse bevolking in 1944 massaal was gedeporteerd — overgedragen aan de Oekraïense SSR.
Het vroege Sovjetbeleid, in overeenstemming met de leninistische beginselen inzake zelfbeschikking, had het gebruik van de Oekraïense taal en de “indigenisering” van de staatsstructuren aangemoedigd; de jaren 1920 brachten ook een literaire en culturele bloei. Hoewel de heersende kringen van het communistische Oekraïne sindsdien uit Oekraïners bestonden, werd de ruimte om uitdrukking te geven aan een (gesovjetiseerde) Oekraïense nationale identiteit aanzienlijk kleiner. Demografisch gezien is er sinds de tijd van de tsaren sprake geweest van aanzienlijke migratie en samensmelting tussen de twee, op alle niveaus van de samenleving. Terwijl de industrialisatie van het Oekraïense oosten gepaard ging met een toevloed van Russischtaligen, werd de kolonisatie van de agrarische grens van Siberië in belangrijke mate uitgevoerd door Oekraïense boeren. Tegen het einde van het Sovjettijdperk was het grootste deel van Oekraïne volwaardig tweetalig: Russisch was de lingua franca of moedertaal in verschillende grote steden, en mensen in Kiev en de centrale provincies spraken dialecten waarin de twee waren samengesmolten.
Wat Oekraïne met de meeste andere voormalige Sovjetrepublieken deelde, was een economische structuur die fundamenteel was afgestemd op een systeem van een totale unie — en die dus dramatisch onevenwichtig bleek wanneer het een soeverein land werd. Naast een grote landbouwsector bezat Oekraïne de mijnen en de zware industrie van de Donbas, en eveneens een omvangrijke militaire sector. Na een periode van stagnatie in de jaren tachtig volgde de ineenstorting van de Sovjet-Unie. Oekraïne werd gedwongen nieuwe exportmarkten te zoeken, terwijl het probeerde zijn economie weer in evenwicht te brengen te midden van een inzinking die nog ernstiger was dan die in andere post-Sovjetstaten: het bbp kromp tussen 1990 en 1999 met meer dan 60 % en bleef zelfs in 2020 op nauwelijks de helft van zijn late Sovjetniveau (in constante prijzen).2
Deze specifieke kenmerken — territoriale diversiteit, een unieke relatie met Rusland, erfenissen van economische afhankelijkheid van de Sovjet-Unie — maakten van Oekraïne een intrinsiek divers en potentieel meer verdeeld land dan veel andere post-Sovjetstaten. Deze eigenschappen zouden de ontwikkeling van Oekraïne in de jaren negentig aan aanzienlijke beperkingen onderwerpen.
Strategisch evenwicht van 1994 tot 2005
Nationalistische bewegingen speelden een prominente rol in het Oekraïense streven naar soevereiniteit aan het eind van het Sovjettijdperk, hoewel dit in de praktijk werd geleid door een deel van de voormalige nomenklatura. In het referendum over onafhankelijkheid in december 1991 stemde 91 % van de kiezers ‘ja’.3 Dit overweldigende mandaat was echter ook gebaseerd op de belofte van grotere welvaart, en toen deze uitbleef groeide de ontevredenheid over president Leonid Kravtsjoek.
In 1994 won Leonid Koetsjma — een Russischtalige — het presidentschap door een campagne te voeren waarin hij betere banden met Rusland en decentralisatie beloofde. Achter de nationale resultaten gingen echter grote regionale onevenwichtigheden schuil: Kravtsjoek, een inwoner van Rivne, had in sommige westelijke provincies meer dan 90 % gescoord, terwijl Koetsjma die cijfers in het oosten en zuiden bijna omdraaide; het midden van het land was verdeeld.4 Na de verkiezingen werd de decentralisatie toch niet doorgevoerd.
De regering-Bush schoof de Franse en Duitse bezwaren terzijde en drong erop aan dat het uitbreidingsproces van de NAVO toch zou doorgaan.
Het decennium van Koetsjma’s ambtstermijn, van 1994 tot 2005, bracht een strategisch evenwicht dat de interne ongelijkheden van het land zowel weerspiegelde als verankerde. Zoals Orest Subtelny het formuleerde, “aangezien de verschillende politieke krachten in het land het niet eens konden worden over welke geopolitieke oriëntatie zij moesten kiezen, accepteerden allen dat neutraliteit voorlopig de beste optie was”. Dit hield in: het codificeren van Oekraïnes “niet-blokstatus” in wetgeving en het aannemen van een “multi-vector buitenlands beleid”.5
Enerzijds sloot Koetsjma verschillende belangrijke verdragen met Jeltsin, waaronder een cruciaal akkoord uit 1997 dat de soevereiniteit van Oekraïne garandeerde en een verdeling van de Zwarte Zeevloot overeenkwam. In 2000-01 sloot hij overeenkomsten met Poetin over gaspijpleidingen, die onder meer ten goede kwamen aan een handvol oligarchische clans. Hierdoor ontstond een laag van tycoons die een materieel belang hadden bij betere banden met Rusland.6 Anderzijds maakte Koetsjma ook veel toenadering tot het Westen, door te streven naar nauwere economische banden met de EU en naar samenwerking met de NAVO.7 Koetsjma stuurde ook 1700 Oekraïense troepen om deel te nemen aan de ‘stabilisatie’ van Irak na de invasie in 2003.8
Deze evenwichtsoefening was meer dan een kwestie van politiek opportunisme op korte termijn en was uiteindelijk geworteld in de geopolitieke en economische dilemma’s waarmee het post-Sovjet-Oekraïne werd geconfronteerd: moet het streven naar integratie met het Westen, met het risico van een semipermanente degradatie tot perifere status, of opnieuw banden aanknopen met Rusland, ten koste van een verminderde soevereiniteit of zelfs heropname in een nieuwe Sovjet-Unie?
De ambivalente houding van Oekraïne ten opzichte van het Gemenebest van Onafhankelijke Staten, dat in 1991 gezamenlijk door Jeltsin, Kravtsjoek en Stanislav Sjoesjkevitsj van Wit-Rusland werd opgericht, kwam grotendeels voort uit vrees voor dit tweede mogelijke scenario. Bezorgdheid over het eerste scenario leidde ertoe dat Koetsjma de Oekraïense productiesectoren met een hoge toegevoegde waarde nieuw leven wilde inblazen, om onder betere voorwaarden in de wereldeconomie te integreren en een sterke nationale kapitalistische klasse te creëren. Terwijl het eerste onderdeel van dit project werd gedwarsboomd door aanhoudende economische rampspoed, werd het tweede gerealiseerd in de perverse vorm van oligarchische clans die dankzij de staat hadden kunnen profiteren van een privatiseringsgolf in het begin van de jaren 2000.9
Niettemin is het handelspatroon van Oekraïne na 1991 snel gediversifieerd. Terwijl in 1995 53 % van de Oekraïense export naar Rusland ging, was dat in 2009 nog maar 25 %; omgekeerd daalde het aandeel van Rusland in de Oekraïense import van 43 % tot slechts 20 % in diezelfde periode.10 Een deel van deze ontstane ruimte werd ingenomen door EU-landen.11 Deze verschuivingen zijn een voorbeeld van een bredere centrifugale tendens onder de voormalige Sovjetstaten. Zij hebben elk nieuwe handelsbetrekkingen gesmeed, in veel gevallen vrijwel vanaf nul, en zij hebben zo hun wederzijdse economische afhankelijkheid met Rusland versoepeld, zonder deze volledig te verbreken. Maar de onderliggende dynamiek van de slinkende Russische economische invloed was duidelijk.
NAVO-uitbreiding
De ineenstorting van Rusland als grote mogendheid in de jaren negentig was niet alleen de oorzaak van een sociale en economische ramp op het binnenlandse front. Het was ook de aanleiding tot een grootscheepse strategische herschikking van Oost-Europa. De ontmanteling van het Warschaupact ging niet gepaard, zoals de Sovjetleiding naïef had gehoopt, met een symmetrische afbouw van de NAVO.12 Integendeel, de terugtrekking van de militaire macht van de Sovjet-Unie bood een kans die Washington beslist niet aan zich voorbij zou laten gaan.
Het was duidelijk dat veel van Oekraïnes industrieën ernstige schade zouden ondervinden van de voorwaarden van de associatieovereenkomst met de EU.
Toen de VS dreigden het proces van de Duitse hereniging te torpederen tenzij het binnen de NAVO zou plaatsvinden, drongen de Sovjets niet aan op neutraliteit.13 Toen de Sovjet-Unie zich terugtrok en de enige supermacht het voor het zeggen kreeg, drongen de Oost-Europese leiders snel aan op NAVO-lidmaatschap. De Visegrádgroep — Tsjechië, Hongarije en Polen — verklaarde in 1992 gezamenlijk dat zij wensten toe te treden tot de NAVO. In 1994 kondigde Clinton tijdens een bezoek aan Polen aan dat de toelating van nieuwe leden tot het bondgenootschap “niet langer een kwestie was van of, maar wanneer en hoe”.14
De weinige stemmen van verzet tegen de uitbreiding van de NAVO in Washington werden genegeerd, hun bezorgdheid over het provoceren van Rusland en de aarzeling van de NAVO-bondgenoten van de VS werden weggewuifd. De voornaamste reden waarom de uitbreiding van de NAVO zo’n hoge vlucht kon nemen, was dat Rusland geen bedreiging vormde. Dat momentum werd in de jaren 2000 vastgehouden: nadat de Visegrádgroep in 1999 was toegetreden, deden zeven andere landen — de Baltische staten plus Bulgarije, Roemenië, Slowakije en Slovenië — hetzelfde in 2004, gevolgd door Albanië en Kroatië in 2009.
Maar hoewel de uitbreiding in feite was gebaseerd op de zwakte van Rusland, was er aanvankelijk ook een schild van dubbelzinnigheid nodig om de klap voor Moskou te verzachten, en met name om te voorkomen dat Jeltsins herverkiezing in 1996 zou worden gedwarsboomd. De VS voerden een tweesporenbeleid waarbij Russische samenwerking met de NAVO werd aangemoedigd, maar aspiraties naar daadwerkelijk lidmaatschap werden afgewend.
Voor Russische strategen bleef echter de vraag naar het uiteindelijke doel van de NAVO bestaan: als het bondgenootschap niet tegen Rusland gericht was, waarom zou Rusland zich er dan niet bij mogen aansluiten? Het streven naar lidmaatschap zelf vloeide voort uit het feit dat in het buitenlands beleid van die tijd een “verwesterende” lijn overheerste. Men streefde naar nauwere integratie met het Westen en de totstandbrenging van een gemeenschappelijke veiligheidsarchitectuur, “van Vancouver tot Vladivostok” zoals de ministers van Buitenlandse Zaken van de VS en Duitsland in 1991 verklaarden, een uitspraak die door hun Russische collega Andrei Kozyrev werd herhaald.15
Deze lijn bleef overheersen tot ver in de regeerperiode van Poetin. In 2000 stelde hij zelfs Russisch lidmaatschap van de NAVO voor en bevestigde hij de plaats van Rusland als “deel van de Europese cultuur”.16 De westerse goedkeuring van zijn oorlog tegen Tsjetsjenië in 1999 werd gevolgd door Russische steun voor Bush’ ‘War on Terror’ na 9/11. Maar de Russische hoop op een dieper partnerschap, laat staan op een hertekening van de mondiale veiligheidsarchitectuur, werd de bodem ingeslagen. In de tweede helft van de jaren 2000 werd het steeds duidelijker dat de belangen van Rusland en het Westen fundamenteel onverenigbaar waren — en de gebeurtenissen in Oekraïne zouden een centrale rol spelen bij het aan het licht brengen en het verdiepen van die onverenigbaarheid.
Een sprong richting het Westen na de Oranje Revolutie
De Oranje Revolutie van 2004-2005, waarbij volksprotesten de prowesterse Viktor Joesjtsjenko in het zadel hielpen in plaats van de door Rusland gesteunde Viktor Janoekovitsj, zette het land op een politiek pad dat nu duidelijk afweek van dat van de meeste andere post-Sovjetstaten. Dmitri Furman stelde een gelijkenis vast tussen de regimes die begin jaren negentig aan de macht kwamen en bestempelde ze als “imitatiedemocratieën”.17 De term verwees naar een kloof tussen democratische vorm en antidemocratische inhoud, een façade van verkiezingen die de voortdurende macht van één partij verhulde.
Toen Poetin opnieuw president werd in 2012 kwamen nationalistische uitspraken steeds meer op de voorgrond in het Kremlin.
Maar hoewel Oekraïne zich in de jaren negentig aan dit patroon conformeerde, maakte zijn interne heterogeniteit de instandhouding van een onverdeelde heersende kliek onmogelijk. Het politieke leven was gevarieerder en meer omstreden dan in de meeste andere delen van de voormalige USSR. Oekraïne kende ook een meer polycentrische versie van de oligarchische verrijking die in Rusland had plaatsgevonden, en die leidde tot ruzies tussen clans met regionale boventonen die gemakkelijk werden overgebracht naar de politieke sfeer.18 De driehoeksrivaliteit tussen Joesjtsjenko, Janoekovitsj en Joelia Timosjenko — respectievelijk afkomstig uit Sumy, de provincie Donetsk en Dnipropetrovsk — illustreerde, oligarchische intriges daargelaten, dat daadwerkelijke politieke concurrentie de norm van het burgerleven werd. En dit op een manier die in Rusland gewoonweg niet bestond. Hierdoor werd ruimte geschapen voor massamobilisaties die op momenten van crisis de balans zouden kunnen doen doorslaan, zonder echter de bredere parameters van Oekraïnes post-Sovjet politieke economie fundamenteel te wijzigen.
De overwinning van Joesjtsjenko leidde ook tot een intensivering van de strijd tussen westerse en Russische belangen in Oekraïne, die gepaard ging met een verscherping van de interne politieke meningsverschillen in Oekraïne. Joesjtsjenko keerde zich af van Koetsjma’s strategie om tussen Rusland en het Westen te laveren en maakte een sprong richting het Westen, zowel economisch als geopolitiek. In 2008 begon de Oekraïense regering besprekingen met de EU over wat uiteindelijk een associatieovereenkomst zou worden, en in 2009 trad het land toe tot het oostelijk partnerschap van de EU.
Dankzij zijn sterke economische banden met het Westen heeft Joesjtsjenko de Oekraïense financiële markten geliberaliseerd en een toevloed van buitenlandse investeringen op gang gebracht, die zijn gestegen van netto 1,7 miljard dollar in 2004 tot 10,2 miljard dollar in 2007. Maar in plaats van de Oekraïense industrie nieuw leven in te blazen, vloeide een groot deel van de investeringen naar financiën en onroerend goed. Het aandeel buitenlands kapitaal in het Oekraïense bankwezen is gestegen van 13 % in 2004 tot meer dan 50 % in 2009. Drie vijfde van dat aandeel was in handen van belangen uit zes EU-landen, terwijl Russisch kapitaal goed was voor nog eens een vijfde.19
Hoewel de bbp-groei tussen 2004 en 2008 gemiddeld meer dan zes procent bedroeg, waren de vruchten ervan in sociaal en geografisch opzicht ongelijk verdeeld. De westelijke provincies, die van oudsher arm waren toen zij deel uitmaakten van Oostenrijk-Hongarije en Polen, bleven het verst achterop hinken. Door het gewicht van de landbouw in hun economieën en de werkloosheidsniveaus waren zij slechter af dan het midden van het land en het oosten, waarbij het oosten werd gestimuleerd door de vraag naar kolen, cokes en staal.20 Hun aanhoudende ellende was een van de voorwaarden voor de nationalistische mobilisaties van 2014; het pro-EU-sentiment werd in veel gevallen geschraagd door een gefrustreerd verlangen naar de betere kansen die zelfs de lagere regionen van de EU-arbeidsmarkten boden.
Maar hoewel de prowesterse oriëntatie van de regering zeker werd gedeeld door een groot deel van de bevolking, bleven de oostelijke provincies zowel economisch als cultureel nauw verbonden met Rusland. Ze bleven een voldoende sterke basis voor Janoekovitsj om in 2010 met succes de macht uit te dagen — een herinnering aan het feit dat de keuze van Oekraïne tussen de rivaliserende blokken in het oosten en het westen nog niet definitief was beslist, en dat de keuze zelf een splijtzwam was in de binnenlandse politiek van Oekraïne.
Belangrijk keerpunt: NAVO-top 2008
Naast de pogingen om nauwer met de EU te integreren, heeft Joesjtsjenko Oekraïnes streven naar volledig lidmaatschap van de NAVO geïntensiveerd. Destijds was er geen mandaat van de bevolking voor een dergelijke koers, en de Oekraïense grondwet verbood buitenlandse militaire bases.21 Maar de ambitie van de Oekraïense regering werd goedgekeurd op de NAVO-top van Boekarest in april 2008, samen met die van Georgië. In het officiële communiqué stond onomwonden “deze landen zullen lid worden van de NAVO”.22 Maar het proces werd ontdaan van een expliciet tijdschema gezien de bezwaren van Poetin tegen Oekraïens of Georgisch lidmaatschap.
Dit was een belangrijk keerpunt, waarbij de historisch verwijtbare rol van de VS bij het aansturen van de NAVO-uitbreiding moet worden benadrukt. De regering-Bush was zich voldoende bewust van de Russische bezorgdheid om Oekraïne en Georgië niet onmiddellijk de weg naar het lidmaatschap te bieden, maar schoof de Franse en Duitse bezwaren terzijde door erop aan te dringen dat het proces toch zou doorgaan. Hierdoor bleven de twee aspirant-lidstaten in een wachtkamer zitten, zonder de vermeende voordelen van het lidmaatschap, terwijl de Russische bezorgdheid bleef toenemen.
De VS ontgrendelden een massale toestroom van hulp, zo’n 4 miljard dollar tussen 2014 en 2021, waarvan zo’n 2,5 miljard dollar aan militaire steun.
Dit beleid, dat werd opgedrongen door Washington vanaf de veilige afstand van 5000 mijl, bracht willens en wetens de bevolkingen van Georgië en Oekraïne in gevaar, een beschamende strategische berekening waarvoor tot nu toe alleen niet-NAVO-leden de prijs hebben moeten betalen. De NAVO is er wellicht van uitgegaan dat Rusland de volgende uitbreidingsronde gewoon zou moeten slikken, zoals het de vorige keren ook heeft gedaan. Maar de tijdelijke machteloosheid van Rusland om zich te verzetten tegen de groei van het bondgenootschap in de jaren negentig was niet hetzelfde als permanente berusting, en de NAVO-planners voorzagen vast dat er vroeg of laat een zekere reactie zou komen.
Deze reactie kwam amper vier maanden na de bijeenkomst in Boekarest, in de vorm van de Russisch-Georgische oorlog. Hoewel de oorlog van augustus 2008 slechts enkele dagen duurde, zette hij een patroon uit dat in 2014 in Oekraïne zou worden gevolgd. De interventie van Rusland, door het Kremlin gerechtvaardigd in termen van een humanitaire ‘verantwoordelijkheid om te beschermen’ — waarmee het westen een retorische spiegel werd voorgehouden — heeft de interne verdeeldheid in feite gestold tot ‘bevroren’ separatistische conflicten die duidelijk bedoeld waren als blokkade tegen een volledig lidmaatschap van de NAVO. Tegelijkertijd heeft de Russisch-Georgische oorlog aangetoond dat het Kremlin niet over andere overredingsmiddelen dan geweld beschikt. En dat geweld vervolgens steeds meer een van de instrumenten van het buitenlands beleid is geworden — een gevaarlijke verlaging van de drempel voor het gebruik van militaire macht. Maar terwijl de houding van Rusland zichtbaar was veranderd, bleven de bredere parameters van het VS-beleid dezelfde, waardoor verdere botsingen zo goed als onvermijdelijk werden.
Maidanprotesten: verre van een nationaal fenomeen
De Maidanprotesten van 2013-14 en de nasleep ervan kristalliseerden een krachtige reeks polarisaties binnen de Oekraïense politiek, waarin externe economische en geopolitieke krachten als grimmige binaire keuzes van existentiële aard verschenen: het Westen of Rusland, de NAVO of Poetin, de EU versus de door Rusland geleide Euraziatische Unie, zelfs beschaving of barbarij. Deze tegenstellingen kwamen vervolgens in aanraking met de politieke, sociale en demografische ongelijkheden van het land, dat bovendien te maken had met economische stagnatie. Na een drastische krimp bij het uitbreken van de wereldwijde economische crisis — het bbp kromp in 2009 met 15 % — en een kortstondige opleving, kwam de groei in 2013 opnieuw tot stilstand.
De economische frustraties werden nog verergerd door de corruptie en de autoritaire toon van het bewind van Janoekovitsj. Deze voormalige gouverneur van Donetsk en zijn verwante clan waren duidelijk geneigd de Russische materiële belangen te behartigen (en daar natuurlijk persoonlijk van te profiteren). Desondanks kwamen onder Janoekovitsj de onderhandelingen met de EU over een associatieovereenkomst in een stroomversnelling, waardoor het land in een westwaartse spiraal bleef. Het was echter ook duidelijk dat veel van de binnenlandse industrieën van Oekraïne ernstige schade zouden ondervinden van de voorwaarden van de associatieovereenkomst. En zelfs sommige oligarchen hadden bedenkingen, met name over de onverenigbaarheid van nauwere banden met de EU en voortzetting van de handel met Rusland.23
De ommezwaai van Janoekovitsj over het ondertekenen van de overeenkomst in december 2013, gevolgd door de harde repressie van de eerste Euromaidanprotesten, heeft de bredere opstand aangewakkerd die in februari tot zijn afzetting heeft geleid. De Maidanprotesten legde veel van de disfuncties van het vorige systeem bloot, en toonde tegelijkertijd aan hoe broos de steun voor pro-Russische politici was. Nu Janoekovitsj en de zijnen diep in diskrediet waren geraakt, werd het politieke toneel al snel gedomineerd door prowesterse figuren die manoeuvreerden om de goedkeuring van de Maidanbetogers te krijgen.
Extreemrechtse slogans werden genormaliseerd en uiterst rechtse paramilitaire formaties geïntegreerd in het staatsveiligheidsapparaat.
Maar de eensgezindheid die in de straten van Kiev te zien was, was verre van een landelijk verschijnsel. De politieke ontwikkelingen in de hoofdstad leidden tot een breuk met het Russischtalige oosten, die het Kremlin vervolgens nog verbreedde door de Krim te annexeren en de separatistische strijdkrachten in de Donbas te bewapenen. Deze acties bevestigden in hoge mate de aloude bewering van Oekraïense nationalisten dat Rusland een bedreiging vormde voor de territoriale integriteit van hun land. De oorlog in de Donbas en de annexatie van de Krim hebben uiteindelijk ook bijgedragen tot het resultaat dat zij juist hadden moeten voorkomen: de consolidatie van een sterk prowesters Oekraïne met groeiende banden met de EU en de NAVO.
Russisch grootmachtnationalisme
De Oekraïnecrisis van 2013-2014 vormde ook een keerpunt voor Rusland, zowel wat zijn binnenlandse politiek als zijn internationale oriëntatie betreft. Naar buiten toe was het resultaat ongetwijfeld een geopolitieke nederlaag voor het Kremlin, waardoor de prowesterse oriëntatie van Oekraïne werd verstevigd en de vijandelijkheden met de VS en Europa werden verscherpt. Intern werd de annexatie van de Krim door het Kremlin echter als een triomf begroet, omdat (zoals Poetin zei) het grondgebied dat het Kremlin als “een onlosmakelijk deel van Rusland” beschouwde weer in de nationale schoot werd opgenomen.24
De annexatie, die destijds zeer populair was, leidde tot een ‘Krimconsensus’ die Poetin in staat stelde de daaropvolgende confrontatie met het Westen gemakkelijk te doorstaan. Deze consensus zelf wees op een andere cruciale ontwikkeling: de nieuwe prominente plaats van het Russische grootmachtnationalisme in de officiële ideologie en praktijk.
Gedurende een groot deel van de jaren negentig leek het Russische nationalisme op sterven na dood, waardoor voorspellingen dat een revanchistisch beleid zou voortkomen uit de vernederingen van de ineenstorting van de USSR, in de wind werden geslagen. Een deel van de reden hiervoor was de wanorde bij de staat en de diepe bloedarmoede in de maatschappij, waardoor regelrechte nationalistische mobilisaties even weinig kans van slagen hadden als elke andere vorm van massapolitiek. Maar een andere reden voor de aanvankelijke zwakte van het Russische nationalisme was Ruslands eigen status als multinationale federatie, waarin Russen de overgrote meerderheid vormden — 80 % volgens de eerste volkstelling na de Sovjettijd in 2002 — naast tal van andere etnische groepen, waarvan velen de “titulaire nationaliteiten” van autonome republieken of regio’s waren. In een dergelijke structuur zou een openlijk etnisch Russisch nationalisme destabiliserend werken. Vandaar het gebruik van verschillende termen om te verwijzen naar etnische Russen (russkie) en burgers van de Russische Federatie (rossiane), waarbij in officiële verklaringen over het algemeen deze laatste term verkiezen.
Vanaf 2012, toen Poetin opnieuw president werd, kwamen elementen van nationalistisch denken echter steeds meer op de voorgrond in de uitspraken van het Kremlin. De Russische beschaving werd een leidende rol toebedeeld in de verdediging van “traditionele waarden” tegen een liberale aanval.25 Het hardhandig optreden tegen afwijkende meningen na de protesten van 2011-2012 nam vaak de vorm aan van een interne cultuuroorlog tegen antinationale elementen. Het gekwetste Russisch nationalisme werd eveneens gemobiliseerd in de Oekraïnecrisis van 2013-14: het werd ingezet om de Russische interventie aan de kant van de Russischtaligen in de Donbas te rechtvaardigen.
De vermenging van taal en burgerschap die hier aan de orde was, duidde ofwel op een opzettelijke instrumentalisering, ofwel op een diepgaand misverstand: veel Russischtaligen in Oekraïne beschouwden zichzelf als Oekraïners die toevallig Russisch spraken, in plaats van als geëssentialiseerde maar op de een of andere manier misplaatste Russen. De Donbasoorlog heeft ook een aantal verontrustender mogelijkheden geopend: als Rusland bereid was de grenzen van Oekraïne ter discussie te stellen in naam van de verdediging van de ‘Russen’, welke grenzen zouden dan nog meer kunnen worden herzien, en op welke basis?
Oekraïne is, naast het gebied waar Ruslands gas door loopt, de grootste potentiële markt voor elk Russisch regionaal economisch project.
De nieuwe prominente plaats van nationalistische motieven in de opvattingen van het Kremlin duidde op zich al op een bredere verschuiving. De Oekraïnecrisis van 2013-2014 maakte deze verschuiving duidelijk en verergerde haar: de economische en territoriale logica’s van de Russische macht werden ontkoppeld.26 Tijdens de bloei van de natuurlijke grondstoffen in de jaren 2000 lagen de geopolitieke prioriteiten van Rusland en de belangen van zijn kapitalisten grotendeels op één lijn, waarbij de projectie van macht in het ‘nabije buitenland’ verenigbaar was met een overzees investeringsstreven van Russische bedrijven. Symptomatisch voor deze nauwe overlapping was een manifest uit 2003 van Anatoly Chubais, organisator van Jeltsins privatisering, waarin Rusland werd opgeroepen een “liberaal imperium” te smeden, als “de enige, unieke en natuurlijke” macht in de voormalige Sovjetlanden. In Oekraïne waren deze twee logica’s in ongewone mate met elkaar verweven, met name door de rol van zijn pijpleidingen bij het vervoer van Russisch gas naar de Europese markten.
Na 2014 zijn de twee logica’s echter uit elkaar getrokken: de Donbasoorlog heeft geleid tot de fysieke vernietiging van veel industriële activa in Russisch bezit, terwijl de annexatie van de Krim tot westerse sancties heeft geleid die zowel de inkomende als de uitgaande investeringen hebben belemmerd. Dat het Kremlin het de moeite waard vond om deze straffen te ondergaan, wijst op de onderliggende verschuiving in de aard van de Russische macht.
Versterking van rechts-nationalistische bewegingen
De Maidanprotesten waren een symptoom van een lang aanslepende crisis van de politieke vertegenwoordiging in Oekraïne.27 In plaats van deze crisis op te lossen, heeft het verloop van de Oekraïense politiek na de Maidanprotesten deze echter alleen maar verergerd, en de interne verdeeldheid in het land is nog groter geworden, zelfs terwijl de regeringen de parallelle geopolitieke en geo-economische integraties van het land met Washington en Brussel hebben geïntensiveerd.
Petro Porosjenko, die in 2014 werd verkozen, ondertekende een diepgaande en uitgebreide vrijhandelsovereenkomst met de EU die in 2016 in werking trad, terwijl de VS een massale toestroom van hulp ontgrendelde, zo’n 4 miljard dollar tussen 2014 en 2021, waarvan zo’n 2,5 miljard dollar aan militaire steun.28 Amerikaanse diplomaten waren nauw betrokken bij de onderhandelingen over de eerste overgangsregeringen na de Maidanprotesten, en werkten daarna nauw samen met het Oekraïense militaire apparaat en de inlichtingendienst. Toen het bbp snel kromp en de schuld van het land opliep, begon Porosjenko ook aan een drastische neoliberale herstructurering door middel van bezuinigingsmaatregelen die door het IMF waren aanbevolen.
Hoewel de Maidanprotesten in deze opzichten een intensivering van de reeds bestaande dynamiek met zich meebrachten, was een van de onderscheidende kenmerken van het politieke leven na deze beweging de abrupte versterking van de positie van rechts-nationalistische bewegingen. Aangezien zij de meest prominente georganiseerde kracht waren in de Maidanbeweging, behielden zij na afloop van de protesten een veel groter mobiliserend vermogen dan enige andere tendens. Prowesterse liberalen, hoewel stevig verankerd in beleidskringen en ngo’s, waren niet zo sterk vertegenwoordigd.
Door het ontbreken van een geïnstitutionaliseerde politieke en ideologische grens tussen de liberale vleugel van de burgermaatschappij en extreemrechts, zoals Volodymyr Isjtsjenko het uitdrukt, kon rechts een mate van ideologische en institutionele invloed verwerven die niet in verhouding stond tot hun werkelijke aantal en, van cruciaal belang, tot hun electorale prestaties.29 Terwijl partijen als Svoboda het bij de stembus lieten afweten, werden extreemrechtse slogans in het openbare debat genormaliseerd en werden uiterst rechtse paramilitaire formaties door minister van Binnenlandse Zaken Arsen Avakov tijdens zijn zevenjarige ambtstermijn (2014-21) in het staatsveiligheidsapparaat geïntegreerd. Dit contrast tussen de beperkte electorale reikwijdte en de uitgebreide overheidssteun, alsook de toegang tot wapentuig, onderscheidt Oekraïens rechts van opkomende neofascistische tendensen elders.
In de context van de aanhoudende Donbasoorlog vond de voorstelling van nationalistisch rechts van Oekraïne als een land dat voortdurend wordt aangevallen door zijn antagonistische buurman, duidelijk weerklank. Het conflict in de Donbas veroorzaakte in de eerste zes maanden een golf van dodelijke slachtoffers en massale ontheemding (in oktober 2014 waren aan beide zijden ongeveer 4000 doden gevallen, terwijl in Oekraïne een half miljoen mensen als binnenlands ontheemden geregistreerd staan en tienduizenden anderen naar Rusland zijn gevlucht) en bleef ook daarna een gestage stroom slachtoffers genereren.30
Het staakt-het-vuren dat in februari 2015 in Minsk werd overeengekomen, was hoogstens theoretisch en werd ten zeerste verafschuwd door een nieuw mondig nationalisme dat elk akkoord met Rusland in het beste geval als een ondraaglijke last en in het slechtste geval als verraad beschouwde. Op belangrijke momenten zou een aanzienlijk deel van de publieke opinie, van liberalen tot uiterst rechts, zich mobiliseren om maatregelen tegen te houden die worden gezien als een teken van concessies aan Rusland. Deze dynamiek verklaart ten dele waarom de grondwetswijzigingen van het Tweede Minskprotocol van 2015 — decentralisatie van de macht en een speciale status voor de provincies Donetsk en Loehansk — noch onder Porosjenko, noch onder zijn opvolger, Volodymyr Zelenski, zijn doorgevoerd. Beiden werden nochtans met een aanzienlijk vredesmandaat verkozen.
De overwinning van Zelensky in 2019 was een voorbeeld van de hierboven beschreven crisis in de vertegenwoordiging. Zijn enorme marge bij de tweede ronde in april — 73 % tegen 24 % voor Porosjenko — werd in juli geëvenaard door een lawine in de wetgevende macht. Zijn partij Dienaar van het volk, genoemd naar zijn populaire tv-show en nog maar een paar maanden oud, behaalde 43 % van de stemmen en 254 van de in totaal 450 zetels. Het anti-establishmentsentiment was een kernelement van Zelensky’s aantrekkingskracht, geboren uit frustratie over de voortdurende economische stagnatie en oligarchische corruptie. Maar zijn beloften om vrede te stichten in de Donbas en zijn meer verzoenende houding ten opzichte van Russischtaligen (Porosjenko had de pensioenen stopgezet, een verbod ingesteld op handel met de door de separatisten bezette gebieden en het gebruik van het Russisch in de openbare ruimte beperkt) waren ook cruciaal. Vooral in de oostelijke provincies, waar hij Porosjenko met een nog grotere marge overtrof.
De teloorgang van dit programma na het aantreden van Zelensky getuigt van het krachtige gecombineerde gewicht van nationalistische en prowesterse impulsen binnen het Oekraïense politieke systeem. Het gebrek aan grenzen tussen liberalen en extreemrechts maakte beschuldigingen van samenwerking met Rusland tot een bijzonder effectief wapen in interne politieke gevechten. Het had een onomkeerbaar nationalistisch effect, waardoor de polarisatie toenam en de manoeuvreerruimte van de regering afnam.
De schijnbare tweedeling tussen twee verklarende schema’s — ofwel de NAVO, ofwel het Russische nationalisme — blijkt uiteindelijk onjuist.
De politieke teneur in Oekraïne heeft duidelijke beperkingen opgelegd aan de uitvoering van de akkoorden van Minsk, maar heeft omgekeerd het momentum van de westwaartse strategische heroriëntatie van het land alleen maar doen toenemen. In februari 2019 werd de Oekraïense grondwet gewijzigd om zijn “niet-blokstatus” ongedaan te maken en de “onomkeerbaarheid van de Europese en Euro-Atlantische koers van Oekraïne” te bevestigen, en om een verbintenis tot toekomstig NAVO-lidmaatschap vast te leggen. Destijds bleek uit enquêtes dat slechts ongeveer 45 % van de Oekraïense bevolking voorstander was van toetreding tot de NAVO.31
De voortschrijdende gemilitariseerde crisis na 2014 was een krachtige versneller voor de consolidatie van een Oekraïens nationaal zelfbesef dat in toenemende mate werd bepaald door het antagonisme met het grotere buurland. Zoals in zovele eerdere historische conjuncturen werden de processen van natie- en staatsvorming in Oekraïne vanaf 2014 overgenomen door externe krachten en verstoord door oorlog.
De beslissing van het Kremlin om aan te vallen
Poetins televisietoespraak van 21 februari 2022, bedoeld om de komende invasie te legitimeren, gaf blijk van een karakteristieke mengeling van houdingen tegenover Oekraïne. Elk van hen speelde een rol in het besluit van het Kremlin om het buurland aan te vallen; geen van hen is voorbehouden aan Poetin alleen. Deze houdingen zijn geworteld in verschillende lagen van denken binnen de Russische elite, en hun plotselinge superpositie verklaart ten dele de mengeling van rationele berekening en imperiale overextensie achter de invasie.
Eén laag van denken is strikt geopolitiek, waarbij Oekraïne wordt gezien als een vitaal strategisch punt dat geen enkele Russische regering bereid zou moeten zijn af te staan aan de NAVO. Een tweede laag, die zowel put uit veronderstellingen uit het Sovjettijdperk als uit de bronnen van het Russische nationalisme, houdt vast aan de overtuiging dat Oekraïne “geen echt land” is, zoals Poetin in 2008 tegen George W. Bush zou hebben gezegd. Deze fundamentele opvatting van het huidige Oekraïne als hooguit een contingente historische constructie wordt in Rusland breed gedeeld en verwoord door figuren variërend van Gorbatsjov tot Solzjenitsyn, die zelf putten uit een lang imperiaal precedent.32
Een derde reeks vooroordelen over Oekraïne is van recentere datum en heeft betrekking op de status van Oekraïne als een verwant maar afzonderlijk land dat een ander politiek traject volgt dan Rusland. Terwijl Rusland het systeem van de “imitatiedemocratie” heeft gehandhaafd, heeft Oekraïne het herhaaldelijk omvergeworpen door middel van volksopstanden. De Maidanprotesten roepen het schrikbeeld op van een politieke wanorde die een directe bedreiging vormt voor het bewind van het Kremlin. Ten vierde is er de geo-economische status van Oekraïne: het is niet alleen de plaats waar de pijpleidingen liggen die het Russische gas naar de belangrijkste Europese markten vervoeren, maar ook de grootste potentiële markt voor elk door Rusland geleid regionaal economisch project.
Al deze motieven werden samengevoegd in de beslissing om binnen te vallen. Poetins toespraak van 21 februari bevatte een bekende herhaling van beschuldigingen tegen de uitbreiding van de NAVO en de dubbele moraal van het Westen, en kritiek op het “agressieve nationalisme en neonazisme” in Oekraïne na de Maidanprotesten, waarmee hij een geliefd thema van de Russische regeringsmedia versterkte. Maar het grootste deel van zijn toespraak was gewijd aan een lange geschiedenisles, bedoeld om de kunstmatige aard van Oekraïnes huidige grenzen aan te tonen. Poetin richtte zijn woede in het bijzonder op Lenin en op het beleid van de bolsjewieken inzake de nationale kwestie: “waarom waren zulke gulle giften nodig, die de stoutste dromen van de meest ijverige nationalisten te boven gingen?”
Wat het heden betreft verklaarde Poetin dat als de Oekraïense nationalisten echt “decommunisatie” wilden — waarbij hij vooral verwees naar de Rada-wetgeving van 2015 die “communistische” organisaties en symbolen verbood en opriep tot het hernoemen van straten — “dat ons prima uitkomt”. De implicatie was dat de Oekraïners in dat geval bereid moesten zijn om gebieden te verliezen die de communisten aan Oekraïne hadden “geschonken”. De erkenning van de onafhankelijkheid van de Volksrepublieken Donetsk en Loehansk was een eerste stap in die richting. De historische fantasie die hier speelde, was niet het herstel van de Sovjet-Unie en bijgevolg de reïncorporatie van een ondergeschikt, semisoeverein Oekraïne; het was veeleer de ontrafeling van de Sovjeterfenis en een terugkeer naar de imperiale grenzen, waardoor het spookbeeld van de opsplitsing van Oekraïne werd opgeroepen.
Is dit eigenlijk al die tijd het doel van het Russische beleid geweest — een revanchistisch neo-imperialisme dat uit is op de onderwerping van de periferie, dat een tijdlang verborgen ging achter bezwaren tegen de uitbreiding van de NAVO, maar dat nu eindelijk onthuld is in de vernietiging die in Oekraïne is ontketend? Voor veel liberale commentatoren bewees de Russische invasie dat NAVO-uitbreiding eigenlijk niet het probleem was, maar veeleer het alibi voor het onvermogen van Rusland om een soeverein Oekraïne te aanvaarden, of ook wel zijn verzet tegen de EU.33 Hoewel het belang van het Amerikaanse en Europese establishment om de uitbreiding van de NAVO uit het beeld te bannen duidelijk is, hebben sommigen aan de linkerzijde ook een versie van deze redenering overgenomen.34 Anderen wijzen erop dat er onvoldoende aandacht is besteed aan het autonome gewicht van het nationalisme in de berekeningen van het Kremlin, en het gevaarlijke vermogen daarvan om elke rationele afweging van economische of politieke belangen te overvleugelen, alsook aan de actieve rol van Rusland bij het uitoefenen van neo-imperiale druk op zijn omgeving, in plaats van slechts te reageren op westerse bewegingen.35
Het meest rampzalige scenario voor Oekraïne is de onbepaalde verlenging van het conflict.
Maar de schijnbare tweedeling die zich nu ontwikkelt tussen twee verklarende schema’s (het ene benadrukt de uitbreiding van de NAVO, het andere de lang verborgen kracht van het Russische nationalisme; het ene zou Rusland verontschuldigen, het andere de rol van de NAVO minimaliseren) blijkt uiteindelijk onjuist. Er bestaat geen wereld waarin de uitbreiding van de NAVO niet heeft plaatsgevonden, en de opkomst van een steeds assertiever en meer gemilitariseerd Russisch nationalisme is onlosmakelijk verbonden met dat proces, omdat het er voor een groot deel door werd voortgestuwd en versterkt.
Wat Oekraïne betreft zijn de Russische nationalistische fantasieën steeds verstrengeld geweest met geostrategische berekeningen, het bevorderen van oligarchische belangen en het zelfbehoud van het systeem van “imitatiedemocratie”. Over het gewicht dat wij aan deze factoren toekennen kan worden gediscussieerd, maar niet over het feit dat zij gelijktijdig bestaan. Erkenning van hun bestaan doet overigens niets af aan de verantwoordelijkheid van Rusland voor de inval in Oekraïne. Dit helpt eerder om de zaak te verduidelijken, door ons in staat te stellen de verschillende schakels in de causale keten te identificeren die ons tot dit moment hebben gebracht, en de mate van verantwoordelijkheid van elke actor te onderscheiden. Een consequente anti-imperialistische politiek vereist niet alleen een veroordeling van misdadige oorlogen, maar ook inzicht in het spanningsveld tussen de grootmachten dat deze oorlogen telkens weer veroorzaakt.
Toekomstbeelden
Het ergst denkbare scenario, een totale oorlog tussen de NAVO-mogendheden en Rusland, heeft zich nog niet voorgedaan. Maar hoe langer de oorlog voortduurt, hoe groter de kans op een escalatie met mogelijk catastrofale gevolgen. De strijdlustige verklaring van Biden tijdens een bezoek aan Polen eind maart, dat Poetin “niet aan de macht kan blijven”, heeft de kansen op een dergelijke uitkomst vergroot. Hoewel het reeds duidelijk werd geïmpliceerd door de gecoördineerde economische oorlogsvoering van het Westen, op een nooit eerder geziene schaal, wordt regimeverandering nu expliciet, zij het officieus, als het doel van het VS-beleid gesteld.
Het meest rampzalige scenario voor Oekraïne is de onbepaalde verlenging van het conflict, waarbij het veel grotere Russische leger het opneemt tegen de Oekraïense strijdkrachten die voortdurend worden herbewapend door de VS en de Europese mogendheden. Het resultaat zou zijn dat Oekraïne het toneel wordt van een meedogenloze proxy-oorlog, waarbij de hulp van de VS en hun bondgenoten de vernietigende kracht van de Russische wapens helpt te belemmeren zonder deze te neutraliseren. Dit is waar het gecoördineerde beleid van de westerse regeringen momenteel op afstevent, en de implicaties hiervan maken hun schijnbare bezorgdheid voor het welzijn van de Oekraïners tot een aanfluiting. Op 28 februari beschreef Hillary Clinton op MSNBC het Afghanistan van de jaren tachtig als “het model waar men nu naar kijkt”, hoewel “je niet moet rekenen op de gelijkenissen”. Het voorbeeld van Syrië lijkt niet minder huiveringwekkend relevant.
Een minder pessimistisch scenario houdt nog steeds een vredesakkoord in. Wat ook de contouren mogen zijn van een uiteindelijke vredesregeling met betrekking tot neutraliteit, de Krim en de provincies Donetsk en Loehansk, er lijkt brede overeenstemming te bestaan over het feit dat Oekraïne moet worden uitgesloten van NAVO-lidmaatschap. Gezien de geringe bescherming die de mogelijkheid van NAVO-lidmaatschap Oekraïne heeft geboden en het feit dat de NAVO zelf het conflict heeft uitgelokt, zou de Oekraïense bevolking dat een aanvaardbare voorwaarde voor vrede kunnen vinden.
Een mogelijkheid, ergens tussen de twee voorgaande scenario’s in, is dat een militaire patstelling niet leidt tot een vredesregeling maar tot een gewapend bestand. Aan de ene kant zouden de Russische bezettingstroepen voldoende grondgebied in handen kunnen krijgen om een de facto afscheiding af te dwingen, terwijl aan de andere kant de Oekraïense strijdkrachten, met steun van de NAVO, achter frontlinies zouden worden geplaatst die zich over honderden kilometers uitstrekken. Dit zou een veel grootschaliger versie zijn van de versterkte wapenstilstandslijn tussen Noord- en Zuid-Korea, en dit zou een permanente militarisering inhouden, niet alleen van de staten aan weerszijden, maar in een groot deel van Europa.
Wat de uitkomst ook moge zijn, in de tussentijd zal Europa waarschijnlijk verder militariseren, waarbij de aankondiging van Duitsland eind februari om de militaire uitgaven op te voeren tot meer dan 2 % van het bbp een duister voorteken is van de dingen die zullen komen. Indien de heersende politiek-economische orde gehandhaafd blijft, is het moeilijk voor te stellen dat deze toename van de militaire uitgaven niet ten koste zal gaan van de weinige sociale vangnetten die er nog zijn. Neoliberale veiligheidsstaten zullen groei inruilen voor nog meer raketten en prikkeldraad.
In Rusland zelf heeft de oorlog geleid tot een meer uitgesproken autoritaire wending. De uitbarsting van protesten tegen de invasie leidde tot een binnenlandse repressie, met duizenden arrestaties in tientallen steden. Hoewel de animo voor de oorlog onder de bevolking gering blijft, kan de algemene toename van de westerse druk op het regime en de bredere Europese militarisering die het gevolg zal zijn van het conflict, ertoe leiden dat men zich rond de vlag gaat scharen in plaats van massaal te deserteren of in opstand te komen. De enorme ongelijkheden van het huidige economische model zullen waarschijnlijk verder toenemen, terwijl de militaire uitgaven een steeds groter deel van het slinkende nationale inkomen van Rusland opslokken.
Het is moeilijk om hier geen parallellen te zien met de nadagen van de Belle Epoque. Net als nu voedden de interimperiale spanningen een onstuimige wapenwedloop. Net als nu schaarde de publieke opinie zich ook toen gemakkelijk achter de nationale regeringen. In 1914 volgden de linkse parlementaire partijen dit voorbeeld door in hun nationale parlementen voor oorlogskredieten te stemmen. Hiermee maakten zij het bloedbad mogelijk dat zij twee jaar eerder hadden beloofd te voorkomen. Dit is natuurlijk een andere eeuw, maar sommige oude instrumenten — internationalisme, klassensolidariteit, een felle en compromisloze analytische helderheid — zullen nodig zijn om links te herbewapenen tegen deze nieuwe ronde van interimperiale twisten: tegen de machtigen, zowel tegen hun oorlogen als hun vrede.
Lichtelijk ingekorte versie van Tony Wood, “Matrix of War”, New Left Review, 133-134, 6 april 2022.
Footnotes
- Voor een evenwichtig historisch overzicht van deze tijdperken, zie Orest Subtelny, Ukraine: A History, 4e editie, Toronto 2009, blz. 201-335 en 348-537.
- Gegevens van de Wereldbank over de nationale rekeningen, “GDP (constant 2015 US $)-Ukraine”.
- Figuur uit Ella Zadorozhniuk en Dmitri Furman, “Ukrainskie regiony i ukrainskaia politika,” in Furman, ed., Ukraina i Rossiia: obshchestva i gosudarstva, Moskou 1997, blz. 104, Tabel V.
- Cijfers uit Zadorozhniuk en Furman, “Ukrainskie regiony i ukrainskaia politika,” blz. 117, Tabel VIII.
- Subtelny, Ukraine, blz. 598.
- Yuliya Yurchenko, Ukraine and the Empire of Capital, Pluto Press, Londen 2018, blz. 75-8.
- Een voorbeeld hiervan was een zeer provocatieve gezamenlijke oefening met VS-strijdkrachten voor de kust van de Krim in 1997, die aanleiding gaf tot anti-NAVO-protesten op het schiereiland: Anatol Lieven, Ukraine and Russia: A Fraternal Rivalry, United States Institute of Peace, 1999, blz. 120.
- “Kuchma asks parliament to send troops to Iraq”, Kyiv Post, 3 juni 2003.
- Marko Bojcun, Towards a Political Economy of Ukraine: Selected Essays, 1990-2015, Stuttgart 2020, blz. 211; en Yurchenko, Ukraine and the Empire of Capital, blz. 83-6.
- Sergej Kulik e.a., Ekonomicheskie interesy i zadachi Rossii v sng, Moskou 2010, blz. 97, Prilozhenie 11.
- Cijfers uit de Harvard Atlas of Economic Complexity.
- “Laten we zowel de NAVO als het Warschaupact opheffen. Laten we uw bondgenoten en de onze vrijlaten”, stelde de Sovjetminister van Buitenlandse Zaken Eduard Sjevardnadze in september 1989 voor aan de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken James Baker: geciteerd in M. E. Sarotte, Not One Inch: America, Russia and the Making of Post-Cold War Stalemate, New Haven 2021, blz. 29.
- Sarotte, Not One Inch, hoofdstukken 2 en 3.
- Sarotte, Not One Inch, p. 191; zie ook James Goldgeier, Not Whether But When: The US Decision to Enlarge NATO, Washington DC 1999.
- Sarotte, Not One Inch, p. 128.
- “Putin Says ‘Why Not?’ to Russia Joining NATO”, Washington Post, 6 maart 2000.
- Dmitri Furman, Dvizhenie po spirali: politicheskaia sistema Rossii v riadu drugikh sistem, Moskou 2010; Engelse vertaling binnenkort verkrijgbaar bij Verso als Imitation Democracy: The Development of Russia’s Post-Soviet Political System.
- Bojcun, Towards a Political Economy of Ukraine, blz. 137–8.
- Gegevens van de Wereldbank over de nationale rekeningen, “Foreign direct investment, net inflows (BoP, current US $)”; en Bojcun, Towards a Political Economy of Ukraine, blz. 200-1.
- Bojcun, Towards a Political Economy of Ukraine, blz. 201; Volodymyr Ishchenko, “Ukraine’s Fractures”, NLR 87, mei-juni 2014.
- Rajan Menon en Eugene Rumer, Conflict in Ukraine: The Unwinding of the Post-Cold War Order, Cambridge, 2015, blz. 39.
- “Bucharest Summit Declaration”, 3 april 2008.
- Yurchenko, Ukraine and the Empire of Capital, blz. 155-6.
- “Toespraak van de president van de Russische Federatie”, 18 maart 2014.
- Zie Ilya Budraitskis, “Putin Lives in the World that Huntington Built”, in Dissidents among Dissidents, Londen en New York 2022, blz. 7-11.
- Mijn analyse hier is gebaseerd op Ilya Matveev, “Between Political and Economic Imperialism: Russia’s Shifting Global Strategy”, Journal of Labour and Society, 2021.
- Hier baseer ik mij op de analyse van Volodymyr Ishchenko en Oleg Zhuravlev van de Maidanprotesten en de nasleep ervan als een “deficiënte revolutie”: “How Maidan Revolutions Reproduce and Intensify the Post-Soviet Crisis of” Political Representation”, PONARS Eurasia Policy Memo No. 714, oktober 2021.
- Congressional Research Service, “Ukraine: Background, Conflict with Russia, and US Policy”, 5 oktober 2021, blz. 33; en gegevens 2014-21 van ForeignAssistance.gov.
- Zie het interview met Volodymyr Ishchenko in dit nummer van Lava.
- Zie International Crisis Group, “Nobody Wants Us: The Alienated Civilians of Eastern Ukraine”, rapport nr. 252, 1 oktober 2018, en International Crisis Group, “Peace in Ukraine: The Costs of War in Donbas”, rapport nr. 261, 3 september 2020.
- Het cijfer is gebaseerd op opiniepeilingen die aan weerszijden van de grondwetswijziging zijn gehouden: 44 % in december 2018 en 49 % in mei 2019. De cijfers zijn vooral opvallend gezien het feit dat de peiling werd uitgevoerd onder auspiciën van USAID: “Public Opinion Survey of Residents of Ukraine”, Center for Insights in Survey Research, 6-15 november 2021.
- In oktober 1991 zei Gorbatsjov tegen George Bush dat “Oekraïne met zijn huidige grenzen een onstabiele constructie zou zijn als het zich zou afscheiden”, en dat “het slechts was ontstaan omdat plaatselijke bolsjewieken het op een gegeven moment zo hadden ingedeeld om hun eigen macht veilig te stellen”: Sarotte, Not One Inch, p. 127. Solzjenitsyn van zijn kant verweet de Oekraïense nationalisten dat zij “gretig de valse leninistische grenzen van Oekraïne aanvaardden”: Lieven, Ukraine and Russia, p. 150.
- Volgens Sam Greene is “Moskou’s probleem, ondanks alle retoriek over de NAVO, in wezen de Europese Unie”: “Here’s looking at EU”, 10 februari 2022, tldrussia.substack.com.
- Greg Afinogenov, “The Seeds of War”, Dissent, 2 maart 2022.
- Volodymyr Artiukh, “US-plaining is not enough. To the Western left, on your and our mistakes”, Commons.ua, 1 maart 2022.