ChatGPT, dall-e en de platformeconomie vormen het speerpunt van de technologische revolutie. Maar hun opgang kan niet losgekoppeld worden van de strategische belangen van het Amerikaanse veiligheidsapparaat.
Wie zal de wereldwijde strijd van algoritmen en ‘lerende’ machines winnen? De Verenigde Staten of China? Achter deze vragen gaat een meer prozaïsche realiteit schuil. Voor veel bedrijven in Silicon Valley is het een kans om de hand te leggen op tientallen miljarden dollars aan overheidssubsidies en ze zijn bereid om daarvoor de armworsteling met Beijing te dramatiseren. Intensief lobbyen en verwijzingen naar de tijd van de botsingen tussen de blokken: de geopolitiek van de kunstmatige intelligentie is ook een kwestie van massa’s geld.
“De Koude Oorlog is voorbij”, verkondigde in 1988 een brochure waarin reclame werd gemaakt voor een merkwaardig videospel dat van de andere kant van het IJzeren Gordijn kwam. Onderaan op de voorpagina volgde een naschrift: “… of bijna”. Het document riep op om de “Sovjet-uitdaging” aan te gaan: “Net nu de spanningen tussen Oost en West beginnen af te nemen, hebben de Sovjets een beslissend punt gescoord tegen de Amerikanen.” Tegen een felrode achtergrond, boven een tekening van het Kremlin omgeven door geometrische figuren, stond het woord “Тетрис” in grote gele cyrillische letters, met het symbool van sikkel en hamer als laatste letter. In het Latijnse alfabet wordt dit “Tetris”.
Het boekje was het werk van Spectrum HoloByte, de verdeler van het spel in de Verenigde Staten, en staat nu tentoongesteld in het National Museum of American History in Washington, D.C. Dit softwarebedrijf uit Silicon Valley van de Britse mediabaron Robert Maxwell, had al begrepen dat het thema van de Koude Oorlog winstgevend kan zijn en wist al zijn codes — van traditionele Russische muziek tot afbeeldingen van Sovjet-kosmonauten — te benutten om van Tetris een fenomenaal succes te maken in de VS van Ronald Reagan.1
Gilman Louie, de toenmalige president van Spectrum HoloByte, is sindsdien een centrale figuur geworden in wat sommigen in Washington euforisch “Koude Oorlog 2.0” noemen — de strijd tussen China en de Verenigde Staten om de controle over de wereldeconomie. Het conflict strekt zich nu uit tot het technologische en zelfs militaire front, en draait niet langer om Tetris maar om kunstmatige intelligentie.
AFF, een non-profit uit de schoot van de CIA en Google, heeft als doel Washington “de wereldwijde technologieconcurrentie van de 21e eeuw te doen winnen”.
De carrière van Louie is emblematisch voor een traject in VS-stijl. Begin jaren tachtig maakte hij naam met vluchtsimulatiespellen, die zo populair werden dat de US Air Force hem wou ontmoeten. Nadien verscheen een van zijn bedrijven op de radar van Robert Maxwell, die het meteen opkocht.
Van het een kwam het ander, en eind jaren negentig kwam Louie aan het roer te staan van In-Q-Tel, het risicokapitaalfonds van de Central Intelligence Agency (CIA), een non-profit entiteit die als belangrijkste wapenfeit inzette op de technologie achter Google Earth. En toen de regering-Trump begon te klagen dat de VS achterliep op China in de technologierace, dook hij weer op in de National Security Commission on Artificial Intelligence (NSCAI), een prestigieus adviesorgaan onder leiding van Eric Schmidt, voormalig voorzitter en CEO van Google.
In een paar jaar tijd gingen Louie en Schmidt almaar nauwer samenwerken. De eerste nam het roer in handen van een door de tweede gesponsord fonds, America’s Frontier Fund (AFF), een non-profitorganisatie naar het model van In-Q-Tel met als doel Washington te helpen “de wereldwijde technologieconcurrentie van de 21e eeuw te winnen”. Het AFF beweerde de oplossing te zijn voor een groot aantal andere problemen en beloofde “de industrie nieuw leven in te blazen, jobs te creëren, regionale economieën te stimuleren en het hart van Amerika te bevrijden”.
De oprichting van het AFF was een reactie op de groeiende invloed van China op het gebied van zogenaamde “ontwrichtende” of “geavanceerde” technologieën, zoals kunstmatige intelligentie of kwantumcomputing. “Je bouwt geen geavanceerde technologieën in je garage”, stelt de website van het fonds, waarmee hij ingaat tegen de in Silicon Valley geliefde mythe van de individuele geniale ondernemer. Tussen de romans van Ayn Rand — die de lof zingt van het individualistisch kapitalisme — en overheidssubsidies kiest het AFF voor de laatste.2
De nieuwe Washington-consensus
Het is best grappig dat Louie, nadat hij de Koude Oorlog 1.0 had gebruikt om reclame te maken voor Tetris, nu de Koude Oorlog 2.0 gebruikt om reclame te maken voor kunstmatige intelligentie. Of gebruikt hij kunstmatige intelligentie om de nieuwe Koude Oorlog te bevorderen? In De Verenigde Staten van vandaag zijn deze twee operaties bijna niet te onderscheiden. Het enige waar we zeker van kunnen zijn is dat al deze publiciteit zich zal vertalen in harde cash.
Om zich aan te passen aan het tijdperk van de kunstmatige intelligentie, zou de slogan van Tetris moeten luiden “De nieuwe Koude Oorlog is begonnen… of toch bijna”, een boodschap die veel Amerikanen, van technologiebedrijven tot defensie-onderaannemers en oorlogszuchtige denktanks, goed in de oren klinkt.
De recente alarmkreten over de achterstand van de Verenigde Staten in de race om kunstmatige intelligentie lijken de politieke elites, die vredig sliepen in het sprookjesland van de vrije markt, wakker te hebben geschud. Als je hen hoort praten, zou je denken dat ze de dogma’s van de “Washington-consensus” hebben losgelaten — of zelfs, in sommige gevallen, hebben besloten zich aan te sluiten bij de “Beijing-consensus”.
In een door Schmidt mee ondertekend artikel in Foreign Affairs — de bijbel van het VS-establishment voor buitenlands beleid — ontwaart men zo een nieuw enthousiasme voor het idee van een sterke staat die de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie kan stimuleren.3 Daarnaast is er kritiek op beleidsfouten uit het verleden: ze stellen aan de kaak dat de Verenigde Staten zo gefascineerd waren door de “globalisering” dat ze niet meer toekwamen aan “strategische overwegingen” en ze bekritiseren de risicokapitaalindustrie voor haar kortzichtige keuzes. De oplossing voor de technologische doelstellingen van Washington op lange termijn, zo stellen zij, is in een paar woorden samen te vatten: “subsidies, door de overheid gegarandeerde leningen en aankoopverplichtingen”. Natuurlijk zouden de subsidies waarschijnlijk worden verdeeld via instellingen zoals de FFA, die, in tegenstelling tot conventionele risicokapitaalverstrekkers, in staat zouden zijn ze te verstrekken met het oog op de toekomst.
Dat OpenAI de concurrentie zo ver achter zich laat, komt onder andere doordat het zijn model kan trainen op het gigantisch online corpus van Engelse teksten.
Schmidt komt soms dicht in de buurt van een pleidooi voor een breed industriebeleid, maar hij waagt zich er nooit aan omdat de term nog steeds te beladen is. De nieuwe Washington-consensus beperkt zich vooralsnog tot de roep om meer overheidssteun voor de particuliere sector, met als belangrijkste rechtvaardiging het risico dat de Verenigde Staten de volgende Koude Oorlog zouden kunnen verliezen.
Dergelijke argumenten moeten meestal zowel Democraten als Republikeinen aanspreken. Dit vereist dat geopolitieke overwegingen worden aangevuld met economische overwegingen. Dat is deze keer het geval, met de promotie van kunstmatige intelligentie als middel om de Verenigde Staten weer groot te maken, zowel in het buitenland als in eigen land, en in het laatste geval door het stimuleren van nieuwe technologische industrie.
Wat sommigen ten onrechte hebben opgevat als de opkomst van het ‘post-liberalisme’ heeft in feite alle kenmerken van het militaire keynesianisme van weleer, waarbij hogere defensiebudgetten de overwinning op de Sovjet-Unie en de economische welvaart van de VS moesten garanderen.
Het blijkt echter heel moeilijk om drie decennia neoliberalisme uit te wissen. En nog meer om terug te keren naar de dagen van de Koude Oorlog, toen een handvol militaire bedrijven vrijwel onbeperkte financiering genoten. Men moet altijd de kaart van het privé-initiatief trekken, en generaals dromen er niet van zichzelf opnieuw uit te vinden als oprichters van start-ups.
De banden tussen het Pentagon en Silicon Valley zijn onmiskenbaar sterker geworden. Om te beginnen heeft het ministerie van Defensie de functie van directeur digitale en kunstmatige intelligentie gecreëerd. Die is ingevuld door Craig Martell, die voorheen verantwoordelijk was voor machine learning bij Lyft, het platform voor taxidiensten met chauffeur (VTC).
En wat hun werknemers ook mogen zeggen over de ethiek van dergelijke banden, technologiebedrijven blijven een belangrijke rol spelen in het aankoopbudget van het leger. Alphabet mag dan zijn samenwerking met het Pentagon bij Project Maven — een bewakingssysteem dat tot protesten onder zijn eigen ingenieurs had geleid — hebben opgegeven, maar dat weerhield het bedrijf er niet van om kort daarna Google Public Service op te richten, een entiteit die achter zijn onschuldige naam het leger voorziet van cloud computing-diensten.
Dit is geen op zichzelf staand voorbeeld. De expertise van Silicon Valley is onmisbaar voor het militaire establishment dat een systeem wil opzetten dat alle gegevens integreert die de verschillende strijdkrachten doorgeven. Met behulp van kunstmatige intelligentie kan deze informatie dan worden geanalyseerd om doeltreffend en gecoördineerd te reageren. Eind 2022 kende het Pentagon vier technologiereuzen — Microsoft, Google, Oracle en Amazon — een lucratief contract van 9 miljard dollar toe om de infrastructuur voor dit gedurfde project te ontwikkelen.
Voor wie bezorgd is over het culturele imperialisme van de VS, geeft ChatGPT nog meer reden tot bezorgdheid, omdat het wel eens de standaardbron zou kunnen worden om alle vragen in de wereld te beantwoorden.
Maar we zijn niet meer in de tijd van de eerste Koude Oorlog, en het is moeilijk te weten in hoeverre deze overheidsgulheid op keynesiaanse wijze kan doorsijpelen naar de gewone burger. Op het gebied van kunstmatige intelligentie bestaat het leeuwendeel van de arbeidskosten uit de salarissen van de steringenieurs — dat zijn er geen miljoenen, maar enkele honderden — en de talloze goedkope onderaannemers die de algoritmen trainen. De meeste daarvan bevinden zich niet eens in de VS. Zo helpen Keniaanse bedrijven OpenAI om te voorkomen dat ChatGPT, zijn populaire chatbot, obscene inhoud aanbiedt.
Ook moeten de economische voordelen van cloud computing nog worden aangetoond. Server farms (datacenters) bouwen is ongelooflijk duur en leidt vooral tot stijgende vastgoedprijzen. De milieukosten van al deze technologieën zijn verre van verwaarloosbaar. Met andere woorden, het multiplicatoreffect van deze dollarregen zou illusoir kunnen zijn.
Dus in plaats van de terugkeer van militair keynesianisme zou Koude Oorlog 2.0 de komst van ‘militair neoliberalisme’ kunnen inluiden, een vreemd regime waarin steeds hogere overheidsuitgaven voor kunstmatige intelligentie en cloud computing de ongelijkheid zullen vergroten en de aandeelhouders van de techkolossen verrijken.
De Chinese rivaal wurgen
In deze omstandigheden is het niet verwonderlijk dat zo velen van hen staan te popelen om de Koude Oorlog opnieuw te beginnen. En niemand heeft deze nieuwe consensus beter gedefinieerd dan de heer Schmidt.4 De voormalige Google-baas, die ongeveer 20 miljard dollar waard is, heeft de inner circle van Washington niet meer verlaten sinds zijn campagne voor Barack Obama in 2008. Tussen 2016 en 2020 stond hij aan het hoofd van een comité van het Pentagon, de Defence Innovation Board (DIB) — een rol die hem naar zo’n 100 VS militaire bases over de hele wereld bracht — voordat hij de NSCAI ging voorzitten. Hij is sinds kort ook lid van de nationale veiligheidscommissie voor opkomende biotechnologieën (NSCEB).
Schmidt heeft zoveel ijzers in het vuur dat je de tel kwijtraakt. Zo is er zijn risicokapitaalfonds Innovation Endeavors, dat genereuze financiering verstrekt aan militaire start-ups op het gebied van kunstmatige intelligentie, zoals Rebellion.5 Met andere woorden, terwijl hij en zijn partners meer dan 2 miljard dollar investeerden in kunstmatige intelligentiebedrijven, leidde Schmidt een overheidscommissie die meer overheidsgeld voor diezelfde bedrijven aanbeval. Dit geeft ons een beter inzicht in wat er achter zijn publieke pleidooien schuilgaat.
In overeenstemming met haar rol als onruststoker riep VS-senator Elizabeth Warren het Pentagon op om de aard van Schmidts banden met de VS-regering te verduidelijken, waarbij ze suggereerde dat het ministerie van Defensie mogelijk “gefaald heeft in het verdedigen van het algemeen belang” door hem zo’n onevenredige invloed te geven. Ook zijn intrede in het Comité biotechnologie, hoewel hij op dit gebied investeert — via een ander risicokapitaalfonds — heeft veel wenkbrauwen doen fronsen.6
En dan is er Schmidt Futures, een filantropische stichting die bij nader inzien eigenlijk een bedrijf met winstoogmerk is. Het kwam onlangs in het nieuws toen werd ontdekt dat het de salarissen financierde van meer dan twee dozijn werknemers van de VS-regering, onder meer in functies die verband houden met het bepalen van strategieën voor kunstmatige intelligentie en de regulering van de technologiesector.7 Schmidt (en indirect Schmidt Futures) hielp Martell zelfs om “Mr Artificial Intelligence” van het Pentagon te worden.
Amerikaanse IT-bedrijven willen hun toegang tot de Chinese markt behouden en zijn daarom fel gekant tegen een totale koude oorlog. De militaire onderaannemers hebben deze beperkingen niet.
Hoe kan een particulier bedrijf de salarissen van regeringsambtenaren betalen? Dankzij een leemte in de wetgeving: bepaalde organisaties zonder winstoogmerk die als zodanig geld kunnen ontvangen van particuliere ondernemingen, mogen dat doen. In dit geval is de tussenpersoon de Federation of American Scientists, een bekende denktank die zijn oorsprong vindt in het Manhattan Project (1942-1946). De huidige voorzitter is ene Louie, de man die Tetris beroemd maakte.
De slimste zet van Schmidt in zijn communicatieoperatie voor de Koude Oorlog was daarvoor de steun van Henry Kissinger verwerven, een man die erom bekend staat dat hij het gezelschap van miljardairs niet schuwt. Misschien is het de invloed van Schmidt, maar in ieder geval spreekt de intussen honderdjarige Kissinger over kunstmatige intelligentie zoals een 19-jarige zijn eerste LSD-trip zou beschrijven. “Ik geloof dat technologiebedrijven de weg hebben geopend naar een nieuw tijdperk van menselijk bewustzijn”, zei hij onlangs in een interview, alvorens een parallel te trekken met “wat de generaties van de Verlichting deden toen zij religie opgaven voor de rede”.8 We moeten dus geloven dat de heer Schmidt onze nieuwe Voltaire is.
In 2021 publiceerden Schmidt en Kissinger met de hulp van een derde pen een manifest.9 Ze schreven dat de “grondig destabiliserende situaties” waartoe de oorlog voor de kunstmatige intelligentie kan leiden, vergelijkbaar zijn met “diewelke door kernwapens worden gecreëerd”. “Moeten we verwachten dat terroristen aanvallen ontwikkelen met behulp van kunstmatige intelligentie? Kunnen ze het laten uitschijnen alsof ze van staten of andere actoren afkomstig zijn?”
De auteurs beantwoorden deze vragen niet, maar herhalen slechts de versleten argumenten over de onvermijdelijkheid van een “cyber 9/11” — de strijdkreet die zoveel militaire aannemers al hebben gebruikt om overheidsgeld binnen te halen. Dit alarmistisch discours bracht hen tot een logische conclusie: de wereld heeft een “op artificiële intelligentie toegepaste wapenbeheersing” nodig. En dat was het. Het boek geeft niet veel details en verkiest duidelijk vage algemeenheden boven analyse.
Schmidt wil zo graag profiteren van wat er overblijft van de reputatie van de voormalige buitenlandminister dat hij in hetzelfde jaar het Special Competitive Studies Project (SCSP) oprichtte, een denktank die zich bezighoudt met kunstmatige intelligentie en die gemodelleerd is naar een initiatief dat eind jaren vijftig op het hoogtepunt van de Koude Oorlog door Kissinger werd gelanceerd. In die tijd was dit allesbehalve een oproep tot wapenbeheersing. Hij geloofde veeleer dat een beperkt nucleair conflict met de Sovjet-Unie vrijwel onvermijdelijk was — en dat het waarschijnlijk een goede zaak voor de Verenigde Staten zou zijn.
Ondanks de prominente plaats die dit “wapenbeheersings”-idee inneemt in het boek van Schmidt en Kissinger, heeft het SCSP zich in een diametraal tegenovergestelde richting bewogen. Dit wordt geïllustreerd door de promotie van een strategie die wordt verkocht onder het catchy label Offset-X.
Gedurende de hele eerste Koude Oorlog vertrouwden de zogenaamde compensatiestrategieën van defensie (offset) op de nieuwste technologieën — van tactische kernwapens tot sensoren in de lucht — om de numerieke inferioriteit van de VS ten opzichte van Sovjettanks, -vliegtuigen en -soldaten te compenseren. Vanaf het midden van de jaren veertig werden drie van dergelijke strategieën ontwikkeld, alle gebaseerd op verschillende veronderstellingen.
De onderliggende gedachte van Offset-X is dat in geval van een oorlog tussen China en de Verenigde Staten het Volksbevrijdingsleger (VBL) VS-netwerken zou aanvallen; de Verenigde staten moeten klaar zijn. In een recent SCSP-rapport staat dat “de uitkomst van een potentiële oorlog met het VBL meer dan ooit zal afhangen van de superioriteit en de veerkracht van onze sensoren, netwerken, software, mens-machine-interfaces, logistiek, en vooral de systemen die dit alles met elkaar verbinden of laten samenwerken”. Dit klinkt op zijn minst niet echt als wapenbeheersing.
Voor niet-ingewijden kan een dergelijk vooruitzicht angstaanjagend lijken, maar deze regels zullen iedereen die het afgelopen decennium betrokken is geweest bij beslissingen in het Pentagon doen geeuwen van verveling. Zij herhalen namelijk gewoon in grote lijnen de derde Offset-strategie, die tussen 2014 en 2018 werd ingezet en onder meer werd geleid door Robert Work, de toenmalige onderminister van Defensie, die zojuist weer is opgedoken in de adviesraad van het SCSP.
De SCSP-rapporten zijn niet bedoeld voor de militairen maar voor het grote publiek. Het is het grote publiek dat moet overtuigd worden van de noodzaak om de defensiefinanciering voor kunstmatige intelligentie te verhogen. Daartoe moet worden aangetoond dat China de race om de suprematie in deze geavanceerde technologie aan het winnen is en dat een dergelijke overwinning een militaire nederlaag voor de Verenigde Staten betekent. De tweede hypothese is momenteel science fiction, maar is het wel waar dat China zo dicht bij een overwinning staat? Integendeel, het lijkt nog ver weg, te oordelen naar zijn onvermogen om een geloofwaardige concurrent voor ChatGPT te ontwikkelen — Baidu’s rampzalige presentatie van zijn Ernie Bot werd gevolgd door een daling van zijn aandelenkoers.10
Het leiderschap van Silicon Valley op het gebied van grote taalmodellen, d.w.z. de deep learning-technieken die door ChatGPT worden gebruikt, komt deels voort uit de culturele hegemonie van de Verenigde Staten. Dat OpenAI de concurrentie zo ver achter zich laat, komt onder andere doordat het zijn model kan trainen op een gigantisch corpus van Engelse teksten, waar het web vol mee staat. Er is veel minder content in het Mandarijn.
Niemand in Washington verbergt tenminste het feit dat het expliciete doel is China afhankelijk te houden en daarvan te profiteren
Voor degenen die al verontrust waren door het culturele imperialisme van de VS, geeft ChatGPT nog meer reden tot bezorgdheid, omdat het wel eens de standaardbron zou kunnen worden voor het beantwoorden van alle vragen van de wereld — en het leveren van de meest smakeloze en politiek correcte antwoorden. We dreigen allemaal gevangenen te worden van de cultuuroorlogen van de VS.
Buiten het specifieke gebied van de taalmodellen zou men toch kunnen denken dat de technologische vooruitgang in China goed blijft gaan. Volgens een studie van een vooraanstaande Australische denktank zou het land de leiding nemen in zevenendertig van de vierenveertig sleuteltechnologieën, op uiteenlopende gebieden als defensie, ruimtevaart, robotica, energie, milieu, biotechnologie, artificiële intelligentie, geavanceerde materialen en belangrijke kwantumtechnologieën.11
Het probleem met dergelijke evaluaties is dat ze vaak — en buitensporig — gebaseerd zijn op criteria zoals de relatieve prestaties van academische instellingen, de hoeveelheid publicaties of het aantal afgestudeerde onderzoekers. Dit kan worden gebruikt als een indicator om een machtspositie in een bepaalde sector vast te stellen, maar al dit onderzoek is waardeloos zonder de mogelijkheid om de resultaten toe te passen.
En dit is waar de inspanningen van Washington om de opkomst van China tegen te gaan vruchten afwerpen, of het nu gaat om het breken van Huawei’s dominantie in 5G of het voorkomen dat Beijing zelfvoorzienend wordt in de geavanceerde chipproductie.
Hierover zijn technologiebedrijven en militaire onderaannemers het niet altijd eens. De eersten willen meestal hun toegang tot de Chinese civiele markt behouden, alleen al vanwege de omvang ervan, en zijn daarom fel gekant tegen een totale koude oorlog. De laatsten hebben deze beperkingen niet, aangezien ze over het algemeen niet gebonden zijn aan civiele contracten en samenwerking met het Chinese leger uitgesloten is, op straffe van verbreking van hun partnerschap met het Pentagon. Ze willen Koude Oorlog 2.0 — en ze willen het nu. Sommigen zouden het trouwens niet erg vinden als het een hete oorlog zou worden.
Het beleid van de regering-Biden, dat gebaseerd is op een geduldige maar lonende wurging van de Chinese rivaal, weerspiegelt het moeilijke compromis tussen beide partijen. Washington probeert bondgenoten als Nederland, Zuid-Korea en Japan ervan te overtuigen hun sleuteltechnologieën niet langer aan China te verkopen. Het gebruikt ook juridische instrumenten die het van de Koude Oorlog heeft geërfd, zoals de Foreign Direct Product Rule, op grond waarvan het buitenlandse bedrijven kan worden verboden producten die met Amerikaanse technologie zijn vervaardigd, naar China te exporteren.
Men beoogt de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie duurder te maken, maar niet onbetaalbaar, zodat China’s streven naar autonomie winst kan opleveren voor de VS-bedrijven. Bovendien geven de maatregelen van Biden, door Beijing af te remmen, de VS de tijd om hun eigen problemen op het gebied van artificiële intelligentie op te lossen (die meestal te maken hebben met het feit dat zij te veel eieren in de mand van Taiwanese microprocessoren hebben gelegd). Niemand in Washington verbergt tenminste het feit dat het expliciete doel is China afhankelijk te houden en daarvan te profiteren — de houding die afhankelijkheidstheoretici als André Gunder Frank of Ruy Mauro Marini in hun tijd aan de kaak stelden.
Het blijft gissen of Beijing in staat zal zijn om een internationale coalitie te leiden, in welke vorm dan ook, om zijn belangen te behartigen. Want ook Washington handelt niet alleen. Het beheert of leidt verschillende internationale initiatieven zoals het Global Partnership on Artificial Intelligence (GPAI). Onlangs kondigde de FFA van Schmidt de oprichting aan van een gezamenlijk fonds met India, Japan en Australië onder auspiciën van de Quadrilaterale Veiligheidsdialoog (QUAD), een defensiegroepering van die vier landen die tot doel heeft de Chinese ambities in te dammen.
De meeste van deze operaties worden uitgevoerd onder de vlag van de verdediging van de democratie en de wereldvrede, zij het ten koste van opgeblazen militaire budgetten en de toenemende verrijking van technologiebedrijven en hun aandeelhouders.
Te midden van al dit tumult schittert Europa door afwezigheid. De reden is duidelijk: op militair gebied volgt het de Verenigde Staten. Als er zich veranderingen voordoen, zijn die meestal onbelangrijk, zoals toen de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) aankondigde dat ze Nederland had gekozen om de beheersmaatschappij voor haar nieuwe innovatiefonds van 1 miljard euro te huisvesten. Hoewel de oorlog in Oekraïne de Europese landen ertoe heeft aangezet hun militaire uitgaven te verhogen, is het waarschijnlijk dat VS-bedrijven zoals Palantir, geleid door Peter Thiel, het leeuwendeel van deze nieuwe meevaller voor kunstmatige intelligentie voor hun rekening zullen nemen.
Europa in de armen van de VS-technologie?
In dit stadium is het feit dat de Amerikaanse reuzen nog niet naar een hogere versnelling zijn geschakeld veel meer te wijten aan de Europese privacywetgeving dan aan een actief overheidsbeleid. ChatGPT is in Italië weliswaar verboden en een Duitse rechtbank heeft geoordeeld dat het gebruik door de politie van Palantirs software voor gegevensanalyse om misdrijven te voorkomen voordat ze worden gepleegd, ongrondwettelijk is. Toch is het onduidelijk hoe lang deze dijken stand zullen houden.
Volgens recente persberichten wordt de Koude Oorlog 2.0-retoriek van Washington herhaald door sommige leden van de Europese Commissie. Dit zal vermoedelijk leiden tot een verslechtering van de betrekkingen tussen de EU en China, terwijl eerstgenoemde verder in de armen van de VS wordt gedreven. Het is duidelijk dat Brussel er beter aan zou doen de twee partijen tegen elkaar uit te spelen, zoals het in het verleden bij andere kwesties heeft geprobeerd.
Silicon Valley, vastbesloten om munt te slaan uit de rage van kunstmatige intelligentie, wekte de VS uit zijn slaap en maakte van China een strategische vijand.
In 2014 betoogde beleidsmaker Linda Weiss dat het technologisch leiderschap van de Verenigde Staten meer te maken had met defensie-inspanningen dan met Silicon Valley.12 Ze stelde vast dat het Pentagon, zonder een rivaal uit de Koude Oorlog, zijn vermogen om baanbrekende innovaties te produceren had verloren, en vroeg zich zelfs af “waarom China zich nog niet had omgevormd tot een innovatiegerichte concurrent zoals de Sovjet-Unie en Japan”. Het was slechts een kwestie van tijd.
Weiss geloofde dat, als de Verenigde Staten de technologische wedloop wilden blijven leiden, ze hun obsessie met wat zij “financialisme” noemde moesten overwinnen, de belangen van Wall Street opzij moesten zetten en zich moesten richten op de wederopbouw van zijn industrie. Natuurlijk is de obsessie met financiën nooit afgenomen, maar er is een veel vreemder fenomeen ontstaan. Hoewel we inderdaad het begin zien van een verplaatsing van de chipproductie, is het nog niet duidelijk of de Verenigde Staten zullen worden gereïncarneerd als wereldleider in de sector.
Tegen alle verwachtingen in was het niet zozeer de verdwijning van Wall Street als wel de opkomst van Silicon Valley, vastbesloten om munt te slaan uit de rage van kunstmatige intelligentie, die de VS uit zijn sluimering deed ontwaken en van China een strategische vijand maakte zoals de Sovjet-Unie dat ooit was.
Wat als het allemaal begon met Tetris? De nieuwe Koude Oorlog begint. Of bijna.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk in het Frans in het mei-nummer van Le Monde diplomatique.
Footnotes
- Het verhaal van dit spel, dat begon in de Sovjet-Unie en op computers over de hele wereld terechtkwam, wordt verteld in Tetris, een Apple TV-film die op 31 maart 2023 werd uitgebracht.The Tetris Effect van Dan Ackerman (PublicAffairs, New York, 2016) blijft een onmisbaar boek over dit onderwerp.
- Zie François Flahaut, “Ni dieu, ni maître, ni impôts”, Le Monde diplomatique, augustus 2008.
- Eric Schmidt en Yll Bajraktari, “America could lose the tech contest with China”, Foreign Affairs, New York, 8 september 2022. Bajraktari staat aan het hoofd van SCSP, Schmidts denktank over kunstmatige intelligentie.
- Zie Kate Kaye, “Inside Eric Schmidt’s push to profit from an AI cold war with China”, Protocol, 31 oktober 2022.
- Jonathan Guyer, “Inside the chaos at Washington’s most connected military tech startup”, Vox, 14 december 2022.
- CNBC.com, 13 december 2022.
- Zie Alex Thompson, “Ex-Google boss helps fund dozens jobs in Biden’s administration”, Politico, 22 december 2022.
- Time, New York, 5 november 2021.
- Henry A. Kissinger, Eric Schmidt en Daniel Huttenlocher, The Age of AI: And Our Human Future, Little, Brown and Company, New York, 2021.
- Lees Gabrielle Chou, “La Chine entravée dans la bataille de l’intelligence artificielle”, Le Monde diplomatique, april 2023.
- Jamie Gaida, Jennifer Wong Leung, Stephan Robin en Danielle Cave, “ASPI’s critical technology tracker: The global race for future power”, Australian Strategic Policy Institute, 2 maart 2023.
- Linda Weiss, America Inc. Innovation and Enterprise in the National Security State, Cornell University Press, Ithaca, 2014.