Artikel

Goede en slechte energienationalisaties

Mathieu Strale

—16 maart 2023

Nationalisering van de energiesector, het idee krijgt steeds meer steun. Maar voor de traditionele partijen en multinational Engie lonkt de kans om zo de kosten van nucleair afval op de bevolking af te wentelen.

Zelfs de architecten van de Europese energiemarkt moeten vandaag de dag toegeven dat de liberalisering van die markt heeft gefaald. De gevolgen van dat beleid lieten niet op zich wachten: onbetaalbare prijzen die schommelen op het ritme van de beurscasino’s, waardoor mensen in de kou blijven zitten en fabrieken moeten sluiten; een energieproductie die zijn grondstof nog altijd vooral haalt uit vervuilende bronnen, en grote afhankelijkheid van de invoer van energie. De nationalisatie van de energiesector is een antwoord dat de voorbije maanden almaar luider klinkt.

Voor velen lijkt die ambitie evenwel onbereikbaar. Bestaat niet het risico dat de toekomstige verliezen en kosten worden gesocialiseerd? Wat te doen met de genationaliseerde centrales? Zullen we schadeloosstelling moeten betalen, en hoeveel? Lopen we niet het risico dat de Europese autoriteiten en de energiegiganten ons doen boeten?

Mathieu Strale is onderzoeker aan het Institut de Gestion de l’Environnement et d’Aménagement du Territoire (het Instituut voor Milieubeheer en Ruimtelijke Ordening, DGES-IGEAT) van de ULB. Hij doet onderzoek naar de problematiek van de grootstedelijke mobiliteit in Brussel en Europa.

Ons land is in dit verband een schoolvoorbeeld. Het grootste deel van de elektriciteit is in handen van een buitenlandse multinational: Engie. De recente overeenkomst over de verlenging van twee kernreactoren houdt overigens een gedeeltelijke nationalisering van de infrastructuur in. Betekent dit dat we op de goede weg zijn? Zijn er goede en slechte nationalisaties?

In België is de herovering van de controle op Engie essentieel voor een energiebeleid in dienst van de bevolking

Met de overname van onze historische elektriciteitsproducent Electrabel kon de Franse multinational de hand leggen op de Belgische elektriciteitsmarkt. Engie heeft op zijn eentje 70 % van de elektriciteitsproductie van ons land in handen. Via diverse dochterondernemingen controleert de multinational bijna alle kerncentrales, maar ook het merendeel van de gascentrales en talrijke windmolenparken. Daarnaast beschikt het bedrijf over de grootste infrastructuur voor energieopslag, de centrale van Coo in de Ardennen.

Toen Engie de meerderheid van het kapitaal van Electrabel in handen kreeg, heeft dat zowat 15 miljard opgebracht voor de Franse multinational.

Samen met die infrastructuur erfde Engie ook de grotendeels afgeschreven en bijgevolg zeer rendabele investeringen. Want wat was de strategie van de Belgische overheid, met de steun van de vertegenwoordigers van het patronaat in de jaren zeventig, tachtig en negentig? Ze hanteerde hoge elektriciteitstarieven om de investeringen in de kerncentrales en het elektriciteitsnet zo snel mogelijk terug te betalen om daarna te profiteren van goedkopere elektriciteit.

Alle Belgische werknemers hebben dus met hun facturen die infrastructuur betaald, terwijl de winsten nu uitsluitend naar Engie vloeien. Electrabel is de “melkkoe” van de multinational geworden. Naar schatting heeft Electrabel sinds 1998, toen Engie de meerderheid van het kapitaal van het Belgische energiebedrijf in handen kreeg, 15 miljard opgebracht voor de Franse multinational. Bijna al die winst werd uitgekeerd in de vorm van dividenden.

Die economische macht geeft Engie politieke macht. Gezien haar machtspositie onderhandelt de onderneming met de Belgische autoriteiten “vanuit een zetel”, hetzij door te dreigen de stroom af te snijden, hetzij door haar vertegenwoordigers te installeren in ministeriële kabinetten. Zo profiteert Engie van alle beslissingen die in België op het vlak van energie worden genomen. Sinds het einde van de jaren negentig hebben de opeenvolgende federale regeringen zich tot doel gesteld de kerncentrales te sluiten en te vervangen door hernieuwbare energie. In 2003 werd zelfs een wet goedgekeurd, die in 2015 werd aangepast en bevestigd: alle kernreactoren moeten tegen 2025 gesloten zijn. Engie heeft hiervan geprofiteerd om royale subsidies binnen te halen voor de ontwikkeling van wind- en zonne-energie. Maar ook om op kosten van de belastingbetaler de bestaande gascentrales in stand te houden en zelfs nieuwe te bouwen. Die centrales moesten immers na de sluiting van de kernreactoren onze energiebevoorrading verzekeren totdat we over voldoende groene stroom beschikken.

Nu de regering heeft besloten de levensduur van bepaalde reactoren te verlengen, bedelt Engie opnieuw om subsidies voor de modernisering ervan. De centrale kwestie voor Engie is evenwel het nucleaire passief, dit wil zeggen de toekomstige kosten van de ontmanteling van de kerncentrales en de opslag van het radioactieve afval, die beide vroeg of laat aan de orde zullen zijn. Die kosten worden geraamd op ongeveer 40 miljard euro.

Nergens ter wereld is de volledige ontmanteling en de definitieve berging van kernafval tot een goed einde gebracht. In België is nog geen definitief besluit genomen over de technologie en de locatie voor de opslag van het afval. De kans is groot dat de kosten van de ontmanteling, die honderd jaar zal duren, hoger zullen zijn. De wet verplicht Engie om middelen opzij te zetten om die kosten te dekken. Om de drie jaar moet dat bedrag worden herzien, afhankelijk van de ontwikkeling van de werkelijke kosten van de ontmanteling, en het rendement van de geïnvesteerde middelen. Aangezien daardoor de beurskoers van de onderneming zou kunnen dalen, verkeert Engie in onzekerheid met betrekking tot de portefeuilles van haar aandeelhouders. Engie doet er dus alles aan om haar aandeel te beperken en te plafonneren en de risico’s naar de overheid door te schuiven.

De staat draait op voor de helft van de renovatiekosten van de verlengde reactoren met een budget van minstens een miljard euro en verbindt er zich toe de inkomsten van Engie te verzekeren.

In de huidige crisis is het Engie die als overwinnaar uit de bus komt. Het grootste deel van de productie gebaseerd is op kerncentrales, waarvan de productiekosten niet onderhevig zijn aan de schommelingen van de gas- of olieprijs. Toch kan het die elektriciteit verkopen tegen exorbitante beursprijzen, tot meer dan tien keer de productiekosten. Zo wordt de bijna constante winst van Electrabel omgezet in een overwinst, die een slordige 9 miljard bedraagt.1

Engie heeft dus een monopoliepositie, controleert de productie van een essentieel goed, namelijk elektriciteit, en bijgevolg ook de prijs ervan. De multinational profiteert van investeringen die door alle belastingbetalers worden gefinancierd en kaapt politieke besluiten voor haar eigen doeleinden.2 Almaar meer Belgen pleiten dan ook voor een volledige nationalisatie van Electrabel en publieke controle over onze energie.

Socialisatie van de verliezen ten voordele van Engie

De nationalisering van Engie-Electrabel en de energiesector in het algemeen heeft een sterke comeback gemaakt in het publieke debat, met standpunten en beslissingen die de kaarten dooreenschudden. Van de politieke partijen in België streed tot enkele maanden geleden alleen radicaal links (de PVDA) voor een publieke overname van de energiesector. Toch zijn er onlangs nieuwe en onverwachte aanhangers opgedoken. In het kader van de onderhandelingen over de verlenging van de levensduur van de Belgische kernreactoren dringen bijvoorbeeld ook de socialisten aan op de noodzaak om ze weer onder overheidscontrole te brengen. Zelfs de liberalen hebben de mogelijkheid geopperd om de kernreactoren op te vorderen en onder publiek beheer te stellen.

De overeenkomst tussen de Belgische regering en Engie over de verlenging van twee kernreactoren omvat wel degelijk een overheidsparticipatie van 50 % in de eigendom van die reactoren. En daar lijken zowel de rechtse partijen als de ecologisten en de socialisten, die aan het eind van de jaren negentig eensgezind voor de liberalisering van de sector hebben gestemd, vrede mee te hebben. Zelfs Engie is in de wolken. Zijn ze dan allemaal marxisten geworden?

Nee, verre van. De overheidsdeelname waarvan sprake komt in feite neer op een socialisering van de huidige kosten. De staat draait op voor de helft van de renovatiekosten van de verlengde reactoren met een budget van minstens een miljard euro. Ook de risico’s worden gesocialiseerd, aangezien de overheid de inkomsten van Engie garandeert, hetzij via een minimumprijs voor de verkochte elektriciteit voor het geval de elektriciteitsprijs te veel zou dalen, hetzij via een vaste subsidie in geval van sluiting van de reactoren, wat gezien de leeftijd van de infrastructuur niet ondenkbaar is. Zoals VRT-energiedeskundige Luc Pauwels uitlegt, werd Tihange 1 bijvoorbeeld, die eveneens met tien jaar wordt verlengd, zo vaak stilgelegd vanwege storingen allerhande, dat die centrale gedurende die tien jaar waarschijnlijk geen eurocent zal opbrengen, zelfs als rekening wordt gehouden met de huidige explosie van de elektriciteitsprijzen.3

Maar dit overheidsgeld om Engie bij te staan, riskeert wel op de energierekening van de gezinnen terecht te komen. Vooral als de financiële injectie door Engie in de ontmanteling en het beheer van het nucleaire afval geplafonneerd wordt. En het is zeer waarschijnlijk dat de kosten door dat plafond zullen breken. In dat geval zal de overheid — en dus de belastingbetaler — de volledige som moeten ophoesten. Als klap op de vuurpijl zal de regering een beroep doen op een voormalig directeur van Engie die een schatting moet maken van het maximale bedrag dat Engie zal moeten betalen voor haar nucleaire verplichtingen.4

Belfius, dat sinds 2011 en als gevolg van de bankencrisis voor 100  % in handen is van de Belgische staat, dient geen enkel openbaar of collectief doel.

De Belgische huishoudens zullen bijgevolg die installaties voor de derde keer betalen: eerst dienden hun facturen om de investering van de jaren ‘70 tot ‘90 af te schrijven en daarna om de winsten van Engie in de jaren 2000 tot 2020 te spekken; nu zullen zij moeten dokken voor de renovatie en ontmanteling vanaf de jaren 2020 tot… 2100. Het spreekt voor zich dat de activiteiten van Engie-Electrabel niet worden gehinderd door enige overheidscontrole; de multinational kan vrij zijn energie verkopen tegen hoge prijzen en de winsten incasseren.

In ruil voor al die toegevingen wordt de overheid mede-eigenaar van slechts 8 % van de elektriciteitsproductie van ons land. Dat is bij lange na niet genoeg om “onze energie weer zelf in handen te nemen”, zoals meerdere leden van de Belgische regering beweren. In feite is die overeenkomst verre van een overwinning op Engie maar een volledige capitulatie: het contract willigt alle eisen van de onderneming in. Zo zie je maar hoe groot de macht van de multinational is in het huidige politieke en regelgevende kader. En zoals RTBF-journalist Philippe Walkowiak zegt: “Op het einde van de rit is het de belastingbetaler die betaalt.”5 Die nationalisatie van de verliezen is niet uniek voor België. De Duitse regering heeft bijvoorbeeld Uniper, een van de vijf grootste energiespelers van het land, genationaliseerd en bezit nu 99 % van de aandelen. Die openbare overname was in feite bedoeld om te voorkomen dat Uniper kopje onder zou gaan. Het bedrijf was een van de grootste afnemers van Russisch gas. Als gevolg van de verstoring van de bevoorrading moest het gas kopen op de markt waar de prijzen explosief zijn gestegen. Miljarden verlies waren het gevolg. Met de nationalisatie van de onderneming komen die verliezen mee op het bord van de overheid terecht.

Ook de Franse regering, die al 80  % van de aandelen van EDF bezit, wil in de komende maanden haar portefeuille uitbreiden tot 100  %. Niet voor de opbouw van een nieuwe openbare dienst voor energie, maar om de enorme verliezen van het bedrijf over te nemen. Die hadden zich opgestapeld na de sluiting van de helft van de kernreactoren van het land als gevolg van vertraagd onderhoud of storingen in de veiligheidssystemen. Erger nog, met die volledige overheidscontrole hoopt Macron de uitvoering van zijn plan te vergemakkelijken, namelijk het bedrijf opdelen in verschillende entiteiten en de meest rendabele privatiseren.

Tot slot, of het nu gaat om de verlenging van de Belgische kernreactoren of om de Franse en Duitse, het is duidelijk dat net als tijdens de bankencrisis van 2008, de verliezen worden genationaliseerd en particuliere actoren in moeilijkheden worden geholpen met overheidsgeld, terwijl we de winsten uit het verleden, van vandaag en in de toekomst overlaten aan de privésector. Aan de marktlogica, die tot deze crisis heeft geleid, mag immers niet getornd worden.

De overheid die de particuliere sector te hulp schiet — vaak zelfs op diens verzoek — om ondernemingen zonder kleerscheuren door de crisis te loodsen of orde op zaken te stellen zonder iets aan het systeem te veranderen, is in de kapitalistische sfeer een bekend mechanisme. Er zijn tal van voorbeelden van ondernemingen die grotendeels of volledig in overheidshanden zijn en als particuliere ondernemingen worden gerund.

Belfius bijvoorbeeld, dat sinds 2011, na de bankencrisis, voor 100 % in handen is van de overheid, zonder nochtans enige publieke of collectieve doelstelling te dienen. Onze overheid is ook meerderheidsaandeelhouder van Proximus (met 53 % van de aandelen), dat echter wordt beheerd als een particuliere telecommunicatiespeler. De onderneming is zelfs genoteerd op de Brusselse beurs ten dienste van de publieke behoeften. Paradoxaal genoeg is de Franse staat niet alleen meerderheidsaandeelhouder van EDF, maar ook eigenaar van 25 % van Engie en dus aandeelhouder van twee van de drie giganten die de Belgische markt controleren. Maar net als bij EDF staat de Franse regering toe dat Engie wordt bestuurd als een privémonopolie en neemt zij genoegen met de dividenden.
Engels, Marx’ strijdmakker, besprak dit al aan het eind van de 19e eeuw, toen hij het had over nationalisatie in dienst van de kapitalisten: “Vermits ze niet in staat zijn hun crises op te lossen, wenden de kapitalisten zich, zodra ze met faillissement bedreigd worden, tot de staat voor hulp, om de risico’s te delen.”6 Die nationalisaties in dienst van het patronaat hebben niets te maken met een openbare en democratische overname in dienst van de collectieve noden.

In de Noordzee zou een gecoördineerde overheidsinvestering 5 miljard minder kosten dan de huidige logica op basis van individueel particulier initiatief.

Die publieke controle kan niettemin een voorwaarde zijn voor het ontstaan van nieuwe strijd. Even terug naar Belfius. Het collectief “Belfius is van ons”, dat al vele jaren actief is, eist dat de bank in dienst wordt gesteld van het collectief en verzet zich tegen de privatiseringsprojecten van de regering.7 Ook de Franse vakbonden vertrouwen op de overheidscontrole van EDF om op te komen voor een ander energiebeleid [zie verder].

100 % nationalisatie, ten voordele van de gemeenschap, voor goedkope en groene energie

Hoe voorkomen we dat de huidige kosten en toekomstige verliezen worden gesocialiseerd bij een overheidsovername van Engie-Electrabel en van de energiereuzen in het algemeen? Kortom, hoe kunnen we nationaliseren in dienst van collectieve, sociale en milieubehoeften?

Allereerst, als het doel is de almacht van de energiereuzen te breken, moeten we hun belangrijkste machtshefboom — ons afsnijden van stroom — breken. Dit wil zeggen: overgaan tot nationalisatie van alle grote energiespelers en hun activa. Met andere woorden: als we onze energietoekomst weer in eigen handen willen nemen, moeten we alle centrales van Engie, EDF-Luminus en TotalEnergies nationaliseren en ons niet beperken tot een gedeeltelijke overname van twee verouderde kerncentrales.

Ten tweede mogen die monopolies niet langer met overheidsgeld gefinancierd worden, noch om bedrijven in moeilijkheden tijdelijk te steunen, noch om de kosten over te nemen die de particuliere sector niet wil financieren. En de kwestie van de toekomstige kosten van de ontmanteling van fossiele of nucleaire infrastructuur moet een even krachtig antwoord krijgen: wie verantwoordelijk is voor die kosten, met name de privé-energiemonopolies en hun aandeelhouders, moet ze ook volledig betalen.
In België kon Engie de hand leggen op Electrabel zonder enige verbintenis voor de keuzes uit het verleden. De onderneming hoefde niet alle Belgen schadeloos te stellen of zich ertoe te verbinden haar elektriciteit goedkoper te leveren in ruil voor de overname van al grotendeels afgeschreven centrales.

Vandaag moet een nationalisatie in dienst van onze behoeften die logica omkeren en onze energietoekomst in openbare handen brengen zonder overname van de passiva van de vorige eigenaar.
Zouden we ons niet beter beperken tot de publieke overname van de investeringen in groene energie, en de fossiele brandstoffenondernemingen die geen toekomst hebben, in privéhanden laten? Zou het, met het oog op de kosten van ontmanteling en opruiming van de gas-, olie- en nucleaire infrastructuur, niet eenvoudiger zijn er de privé-eigenaars voor te laten opdraaien? Nee, want dat is juist de valstrik.

Ten eerste zadelen de monopolies de samenleving al op met enorme kosten. De winsten die zij maken met gas en olie vertalen zich in klimaatverandering met kosten die voor rekening van de gemeenschap zijn. Hetzelfde geldt voor kernenergie, aangezien het afval van vandaag nog duizenden jaren radioactief blijft. Alleen door de sector in zijn geheel over te nemen kunnen we de aandeelhouders van die multinationals de factuur toeschuiven.

Dankzij het meerderheidsaandeel van de overheid is het Deense bedrijf Orsted geëvolueerd van 85  % van zijn elektriciteit uit kolencentrales naar 85  % uit wind.

Bovendien zullen we tijdens de overgang naar 100 % hernieuwbare energiebronnen nog enkele jaren gebruik moeten maken van die fossiele centrales als we onze productie op peil willen houden. Zolang de reuzen uit de privésector echter eigenaar blijven van die fabrieken, behouden zij ook hun economische en politieke macht. In België dekt de productie van de kern- en gascentrales van Engie meer dan de helft van ons elektriciteitsverbruik. We zullen niet meteen zonder kunnen, ook al investeren we zo snel mogelijk in hernieuwbare energie.

En tot slot: zolang de particuliere energiereuzen de controle behouden, zolang zij er geld mee verdienen en hun winsten kunnen maximaliseren, zullen zij hun vervuilende activiteiten voortzetten.8 Dit is geen morele kwestie, maar een logisch gevolg van de markteconomie. De dag dat die activiteiten niet meer rendabel zijn, zullen de energiemonopolies hun centrales sluiten, de terreinen verlaten en proberen onder hun verantwoordelijkheid uit te komen. Dat hebben ze immers in het verleden nogal gedaan, namelijk bij de sluiting van de mijnen en bij de afbouw van de staalindustrie. De overheid mocht de rotzooi opruimen.

Om de groene overgang te versnellen of om ervoor te zorgen dat de verantwoordelijken voor de milieu- en sociale schade betalen: in beide gevallen moeten alle centrales van de energiereuzen, ook de activiteiten die zij zo snel mogelijk willen afbouwen, worden genationaliseerd. Het spreekt immers voor zich dat een publieke overname van de energiesector ten behoeve van de gemeenschap zich niet mag beperken tot de verandering van eigenaar.

Het is in de eerste plaats een kwestie van democratie. In ons land bijvoorbeeld is een nationalisatie die beperkt blijft tot de wederopbouw van een “Electrabel zoals in de tijd van het Belgique à papa” uit den boze. Electrabel heeft nooit in dienst van de bevolking gestaan. Die privéonderneming, een dochter van de Belgische financiële holding Société Générale, heeft in haar decennialange bestaan, in overleg met de intercommunales die verantwoordelijk zijn voor de distributie van de elektriciteit, te hoge energiekosten aangerekend aan de gezinnen. De winst werd doorgesluisd naar de Société Générale, de banksector, de federale staat en de gemeenten, terwijl die door het volk gefinancierde investeringen de behoeften van particuliere industriëlen dienden.

Vandaag de dag moet een nationalisatie juist de energieproductie in dienst stellen van het volk, door de prijzen te verlagen en te bevriezen, en door te investeren in functie van de collectieve sociale en milieubehoeften. Daarbij moet gewaakt worden over de tarieven en investeringskeuzes van gebruikers en werknemers.

Het doel moet zijn zo snel mogelijk goedkope en groene energie te ontwikkelen. Zelfs in de huidige marktlogica tonen alle studies over dit onderwerp aan dat de publieke eigendom van energie de prijzen doet dalen en de investeringen versnelt. Om de eenvoudige reden dat we niet langer afhankelijk zijn van het dictaat van winstbejag op korte termijn, dat wordt opgelegd door de aandeelhouders.

Wie de energie controleert, kan veel invloed uitoefenen op de organisatie van de samenleving, de productiewijze, onze manier van verplaatsing en verwarming.

Denemarken is een goed voorbeeld. De Deense overheid heeft haar energieproductie kunnen omvormen door de controle over zijn belangrijkste energiebedrijf, Orsted, te behouden. In één generatie is het bedrijf van 85 % van zijn elektriciteit uit kolencentrales overgestapt op 85 % van zijn elektriciteit uit wind. Nu is het land wereldkampioen op het vlak van groene energie. Niet door te wachten tot kolencentrales niet langer rendabel zijn, maar door investeringen te plannen in functie van democratisch bepaalde politieke doelstellingen. In plaats van de geproduceerde elektriciteit op de markt te verkopen, wordt voor bijna alles gewerkt met langlopende contracten met vaste prijzen, wat de overwinsten van de onderneming drastisch aan banden legt.

Tot slot moet de sector niet alleen genationaliseerd maar ook anders gereguleerd worden. De huidige concurrentie van allen tegen allen, moeten we vervangen door een overheidsovername die zich richt op samenwerking. En we moeten de energieproductie en -investeringen bundelen om zo snel mogelijk minder dure, betrouwbare en koolstofvrije energie te ontwikkelen, wat compleet het tegenovergestelde is van de regionalistische of nationalistische projecten van de N-VA of het Vlaams Belang. We mogen de elektriciteitsproductie, vooral die op basis van hernieuwbare bronnen, niet beperken tot de grenzen van een staat, laat staan van een regio.

Onze energietoekomst zal het resultaat zijn van het evenwicht tussen de energieopwekking door de windparken van de Noordzee, de Oostzee of de Atlantische Oceaan, met die van de Scandinavische of alpiene stuwdammen en de zonnepanelen van Zuid-Europa. Het verschil met de huidige logica in cijfers: voor de productie van dezelfde hoeveelheid energie zou een gecoördineerde overheidsinvestering in de windparken in de Noordzee 5 miljard minder kosten dan de huidige logica op basis van individueel privé-initiatief.9 Alle energiereuzen en al hun activa moeten bijgevolg worden genationaliseerd. Niet alleen bedrijven in moeilijkheden of dure actieve installaties waarvan ondernemingen zich willen ontdoen, maar ook de goed draaiende machines die overwinsten genereren. Niet alleen de windmolenparken, maar ook de nucleaire, gas- en kolencentrales die voor de bijl gaan zodra ze niet meer nodig zijn. Niet alleen gaan voor een verandering van management maar voor een verandering van het energiemodel. In België te beginnen met Engie-Electrabel. Volledige overname en prijsafspraken: dat zijn de twee hefbomen die socialisten en liberalen zorgvuldig links hebben laten liggen toen ze het over nationalisatie hadden. Hun pseudo-eisen zijn daardoor in overeenstemming met de verwachtingen van Engie en niet gericht op de behoeften van de mensen.

De nationalisatie van energie is een klassenstrijd

De nationalisatie van alle activa van de energiereuzen lijkt een onbereikbaar ideaal. Even begeesterd als Engie is om de kosten op de Belgische staat af te wentelen, even gedreven zal het, net als de andere giganten, met alle middelen vechten voor het behoud van de winst, en zal het een eventuele onteigening duur doen betalen.

Maar ook de bevolking is niet kansloos. Ook wij hebben een aantal troeven achter de hand.
Vooreerst staat niets een publieke eigendom in Europa in de weg. Er zijn in feite tal van bedrijven waarin de overheid een meerderheidsparticipatie heeft: EDF, Vattenfall en Orsted bijvoorbeeld. Ook de Belgische en Europese wetgeving voorziet in de opvordering en nationalisatie van bedrijven in het algemeen belang, en meerdere deskundigen hebben erop gewezen dat een openbare overname van energie in het algemeen belang zou kunnen zijn.

In geval van nationalisatie zullen de voormalige eigenaars uiteraard een hoge schadeloosstelling eisen. Nogmaals de beurs spekken van de energiegiganten voor infrastructuur die al met overheidsgeld is gefinancierd? Van bedrijven die de bevolking veel te hoge prijzen aanrekenen voor energie? Die al tientallen miljarden winst hebben gemaakt? Dat is én sociaal onrechtvaardig én politiek onaanvaardbaar. De Belgische huishoudens hebben de factuur voor de nationalisering van Engie al meermaals betaald. Heel de Belgische, Europese en mondiale bevolking draaien al elke dag op voor de kosten van de opwarming van de aarde, terwijl het de energiereuzen zijn die een zware verantwoordelijkheid dragen.

In het Verenigd Koninkrijk hebben klanten de onbetaalbare facturen in de prullenmand gegooid en de oprichting van openbare distributiebedrijven afgedwongen.

De Franse energiespecialist Aurélien Bernier noemt de monopolies in die sector “energiedieven”.10 De privésector heeft er alles aan gedaan om de energie weer in handen te krijgen: ze ondermijnden de nationale overheidsbedrijven, ze zetten de Europese Unie onder druk om ultraliberale richtlijnen uit te vaardigen, ze dwongen de landen van het Zuiden hun economie open te stellen voor de concurrentie… en wij mogen de sociale en ecologische prijs betalen. Van een schadeloosstelling kan dus geen sprake zijn. Dat zeggen ook de deskundigen van het Centre for the Study of Public Services van de Universiteit van Greenwich, die de sociale strijdcampagne Enough is Enough in het Verenigd Koninkrijk steunen: de huidige winsten van de energiereuzen zijn onrechtmatig en gebaseerd op overheidsmiddelen en subsidies.11 Er is dus geen reden om bij onteigening nogmaals te betalen.

Hoe kunnen we de voormalige eigenaars van de energie-infrastructuur laten opdraaien voor de kosten van de ontmanteling en het herstel van de sociale en milieuschade? Ten eerste is de omvang van die kosten op zich al een sterk argument voor een nationalisatie zonder schadeloosstelling. Ten tweede zullen we onze toevlucht moeten nemen tot andere pressiemiddelen: in pand nemen van hun andere activa, participaties van hun aandeelhouders in andere ondernemingen blokkeren of in beslag nemen, de betaling van sociale en milieukosten afdwingen voor internationale rechtbanken enzovoort. In België kan de staat zich bijvoorbeeld beroepen op de wet die bepaalt dat Engie voldoende geld opzij moet zetten om de ontmanteling van de centrales en de opslag van het geproduceerde afval te financieren.

Ook is het beginsel dat de vervuiler betaalt al meer dan dertig jaar verankerd in het Europees recht en ontslaat een verandering van eigenaar de vorige exploitant niet van zijn verantwoordelijkheid. Als Electrabel genationaliseerd zou worden en de onderneming weigert te betalen, zijn er nog altijd middelen om Engie onder druk te zetten, hetzij door onderhandelingen met de belangrijkste aandeelhouder, de Franse staat, hetzij door de inbeslagname van andere activa van de Engiegroep in België, zoals Tractebel, of de participaties van Electrabel in tal van andere landen.

Uiteraard zullen de monopolies en hun politieke bemiddelaars de bevolking die hen onteigent willen “straffen”. Bij een nationalisatie van alle Europese giganten zal een continentale openbare energiepool het kunnen opnemen tegen bijvoorbeeld de Amerikaanse giganten. Zo’n drastische ingreep op nationale schaal kan heel wat gevaarlijker lijken.

Als we Electrabel nationaliseren, lopen we dan niet het risico zonder stroom te vallen? Ook dat kunnen we weerleggen. Ten eerste produceren we zelf voldoende elektriciteit, maar ons land is ook een kruispunt en toegangspunt voor gas voor de buurlanden Duitsland, Frankrijk en Nederland. Ons land isoleren om ons te straffen als we onze centrales nationaliseren, kan niet zomaar. Integendeel, in de huidige context heeft Frankrijk, de grootste aandeelhouder van Engie, ons gas en onze elektriciteit nodig om een black-out te voorkomen. Bovendien zouden de Fransen om in hun behoeften te voorzien zelf baat hebben bij een prijsplafond.

Als er voldoende bewijs is dat openbare energie goedkoper en groener zou zijn, als er manieren zijn om de energiereuzen te nationaliseren zonder de verliezen te socialiseren en de aandeelhouders schadeloos te stellen, waarom gebeurt dat dan niet?

Omdat zo’n verandering van eigendom en politiek klassenstrijd is. Klassenstrijd tussen werknemers en privé-eigenaars. Wie de energie controleert, kan veel invloed uitoefenen op de organisatie van de samenleving, de productiewijze, onze manier van verplaatsing en verwarming. Een verandering van model zal dus niet worden uitgevochten voor de rechtbanken, in het Belgische of Europese parlement, en nog minder in de knusse directiekamers van de energiereuzen.

Voor de opbouw van een voor ons gunstige krachtsverhouding is de sociale beweging essentieel. De strijd tegen die privécontrole over onze energie is een centrale strijd van de arbeidersbeweging, de vakbonden en de linkse partijen. Wat maakte na de Tweede Wereldoorlog de openbare overname van de elektriciteitsproductie, maar ook van de oliegiganten of kolenmijnen in vele landen, van Frankrijk tot het Verenigd Koninkrijk of Italië, mogelijk?12 De mobilisatie van de arbeidersklasse. En het was dankzij de strijd van de vakbonden dat de meeste van die openbare energiediensten tot in de jaren tachtig in handen van het volk bleven.

In de context van de opbouw van de neoliberale Europese Unie heeft het kapitaal daarentegen zeer snel en met succes de energiesector eruit gelicht als de sector bij uitstek die zo snel mogelijk moest geliberaliseerd en geprivatiseerd worden.

Nu heeft de meerderheid van de bevolking belang bij een verandering van model. Het is een sociale strijd, die gevoerd wordt door de arbeiders van de sector en de vakbonden, de authentieke linkse partijen, de huishoudens en kleine ondernemers die het gehad hebben met die onbetaalbare facturen, en de milieubeweging die de klimatologische en sociale gevolgen van het huidige model aan de kaak stelt. Het is deze sociale strijd die een gunstige krachtsverhouding kan opbouwen. Samen kunnen zij met alle economische, juridische en politieke instrumenten de macht van de energiereuzen aanvallen.

De strijd steekt overigens overal in Europa de kop op. In Duitsland zijn het de bewoners, de vakbonden en de milieuverenigingen die de handen in elkaar slaan om de distributienetwerken en een deel van de productie over te nemen. In tientallen steden zoals Berlijn, München, Hamburg en Stuttgart hebben overwinningen geleid tot de oprichting van lokale openbare energiebedrijven of het behoud van met privatisering bedreigde bedrijven. In het Verenigd Koninkrijk hebben klanten de onbetaalbare facturen in de prullenmand gegooid en de oprichting van openbare distributiebedrijven afgedwongen. Nu neemt de sociale beweging Enough is Enough de strijd over en eist een nationalisatie van de energiesector. Dat project krijgt de steun van de overgrote meerderheid van de Britten, zelfs van meer dan twee derde van de kiezers van de conservatieve partij.13 In Frankrijk blokkeren de vakbonden al jaren de opeenvolgende plannen van Sarkozy, Hollande en Macron die het historische overheidsbedrijf EDF willen ontmantelen.14

In België eist het platform “Trop is te veel” van vakbonden, verenigingen en studentenvertegenwoordigers de nationalisering van energie.15 Dat is ook een eis van de radicaal linkse parlementaire groepering The Left in het Europees Parlement.

Zeven energiereuzen en drie oliemultinationals controleren de Europese markt: Engie, TotalEnergie, Shell, E-ON, Enel, BP, RWE, EDF, Vattenfall en Iberdrola. Het spreekt voor zich dat die monopolies dit allemaal niet zomaar laten gebeuren. Hun tegenaanvallen gaan van lobbyen, ook binnen de regeringspartijen, het aanspannen van rechtszaken in Duitsland tegen bedrijven die weer onder gemeentebeheer zijn gebracht, het saboteren van openbare leveranciers in het Verenigd Koninkrijk, tot juridische aanvallen op marktregulerende maatregelen, hoe beperkt ook, in Spanje of Italië. Net omdat de sectorgiganten de wind voelen draaien, gaan ze almaar driester te keer.

Uit het verleden én het heden blijkt duidelijk dat de sociale strijd het middel is om de krachtsverhouding ten gunste van de gemeenschap te veranderen. Om de nationalisering van de energie te bewerkstelligen en de bedrijven die al in overheidshanden zijn weer ten dienste van de gemeenschap te stellen, is dat de te volgen weg. Toch zijn crises, zoals die van vandaag, sleutelmomenten voor de opbouw van die collectieve strijd en om de overwinning binnen te halen.

Footnotes

  1. Over de mechanismen die deze overwinsten mogelijk hebben gemaakt, zie: Wim Debuocquoy, “Groene, goedkope en dus publieke energie”, Lava 19, 30 december 2019; en Mathieu Strale, “Hoe de energiereuzen ons in de gascrisis hebben gestort”, Lava 22, september 2022.
  2. Een treffende bevestiging en illustratie van een fundamentele gedachte van Marx die zegt dat de belangen van de overgrote meerderheid van de bevolking onverenigbaar zijn met die van een parasitaire kapitalistische minderheid.
  3. Luc Pauwels, “Waar zitten de angels in het akkoord over de levensduurverlenging van Doel 4 en Tihange 3?”, VRT, 12 januari 2023.
  4. Olivier Mouton, ” Le coût de la facture nucléaire… dans les mains d’un ancien d’Engie “, Le Vif, 13 januari 2023.
  5. Philippe Walkowiak, “Nucleaire: et à la fin c’est le contribuable qui paye”, RTBF, 10 januari 2023.
  6. Friedrich Engels, “Wetenschappelijk Socialisme”, Van utopisch tot wetenschappelijk socialisme, 1880.
  7. “Belfius est à nous”, Financité, 19 december 2016.
  8. Ze hebben overigens onlangs intensief en met succes gelobbyd bij de Europese Unie om kernenergie en fossiel gas te doen erkennen als groene energie. Zie: Mathieu Strale, “Hoe de energiereuzen ons in de gascrisis hebben gestort”, Lava 22, september 2022.
  9. “Noordzeestaten stemmen in met nauwere samenwerking op energiegebied”, Europese Commissie, 6 juni 2016.
  10. Aurelien Bernier, Accaparement et privatisation de l’ électricité, du gaz, du pétrole, Editions Seuil, 19 september 2018.
  11. David Hall, “Public ownership of the UK energy system — benefits, costs and processes”, Public Services International Research Unit, april 2016; en Vera Weghman, “Going Public: A Decarbonised, Affordable and Democratic Energy System for Europe. The Failure of Energy Liberalisation”, EPSU, 2019.
  12. In België zal die nationalisatie niet doorgaan. Er zal een compromis worden gevonden tussen de eisen van de vakbonden en de linkse krachten enerzijds en de belangen van de werkgevers anderzijds. Dit betekent het behoud van een particulier productiemonopolie, Electrabel, in handen van de Generale Maatschappij van België en de Holding Brussel Lambert, maar onderworpen aan een strenge regulering van prijzen en investeringen door een controlecommissie van werkgevers, vakbonden en de regering.
  13. “Two-thirds of Tory voters back temporary nationalisation of energy firms — poll”, The Guardian, 16 augustus 2022.
  14. Programme Progressiste de l’Energie de la FNME CGT: répondre aux besoins énergétiques et lutter contre la réchauffement climatique, februari 2021.
  15. Collectief Trop is Te Veel. Zie website https://titv.be/le-collectif/.