Vincent Bevins toont in The Jakarta Method hoe Washingtons anticommunistische kruistochten heel de wereld blijvend hebben getekend. Een belangrijke les met de Koude Oorlog tegen China in het verschiet.
De 20e-eeuwse geschiedenis van landen als Rusland en China wordt vlotjes geassocieerd met grootschalig geweld. Vermeld Cambodja en iemand zal beginnen over Pol Pot en de Killing Fields. Begin over Vietnam en de conversatie zal vlug over de Vietnamoorlog gaan. Maar zodra je met Belgen over Indonesië begint, is de kans groot dat het gezelschap zal toegeven dat de geschiedenis van dat land een blinde vlek is en glijdt het gesprek vermoedelijk af naar de stranden van Bali en andere vakantiebestemmingen.
Dat is vreemd, want in 1965 was het land het toneel van een van de meest grootschalige uitingen van politiek geweld van de voorgaande eeuw. Men schat dat, op enkele maanden tijd, ongeveer een half tot een miljoen echte en vermeende Indonesische communisten werden afgeslacht. Dat gebeurde systematisch, om louter politieke redenen en met de actieve hulp van de naoorlogse supermacht, de Verenigde Staten.
Decennialang bleef een van de zwartste bladzijden uit de moderne wereldgeschiedenis bijna volledig onder de radar, maar begin deze eeuw nam de interesse voor de gebeurtenissen toe. Dat is in belangrijke mate te danken aan twee langspeelfilms van de Britse cineast Joshua Oppenheimer. The Act of Killing uit 2012 en The Look of Silence uit 2014 zijn bloedstollende documentaires, die zowel de daders als de slachtoffers van de moordpartijen aan het woord laten. De gebeurtenissen en hun gevolgen worden met zoveel detail door de betrokkenen beschreven dat de films een verpletterende indruk nalaten. Er is nauwelijks een recensie te vinden zonder verwijzing naar opstaande nekharen of koude rillingen. De films droegen ertoe bij dat de Verenigde Staten een aantal geheime documenten uit die periode vrijgaven. Daarvan konden historici gebruik maken om eindelijk de gebeurtenissen in deze periode uit de Indonesische geschiedenis te gaan ontrafelen.
The Jakarta Method, het boek van Vincent Bevins, voormalig correspondent voor de Washington Post en de Los Angeles Times in respectievelijk Zuidoost-Azië en Brazilië, is niet het meest omvattende geschiedkundige werk over de Indonesische slachtpartijen van 1965. Bevins focust vooral op het belang van de gebeurtenissen voor de Koude Oorlog tegen het communisme en waarom die vandaag nog altijd zeer relevant zijn. Terwijl Oppenheimer in zijn films inzoomt op de verschrikkelijke gebeurtenissen, kiest Bevins voor het vogelperspectief. Hij wil net het bredere kader beschrijven.
Toch vertelt Bevins doorheen het boek ook concrete verhalen van mensen, onder wie ook overlevers van de gebeurtenissen van 1965. Hij vertelt dat de stokoude overlevers van het geweld vaak veronderstelden dat hij hun getuigenis over de folteringen wilde horen. Dat was namelijk de voornaamste interesse van de meeste journalisten en academici. Bevins had andere vragen en oefende daarvoor de exacte verwoording ervan in het Bahasa. Die vragen luidden als volgt: “Als je terugdenkt aan 1963 en 1964, wat voor een wereld waren jullie dan aan het uitbouwen? Hoe dachten jullie toen dat de wereld er in de eenentwintigste eeuw zou uitzien? En is dat de wereld zoals we hem nu kennen? ”
Bevins weet het politieke geweld in Indonesië te kaderen in de anticommunistische Koude-Oorlogsstrategie van de Verenigde Staten.
De antwoorden die hij kreeg van de overlevers, waren eenduidig: “Dikwijls lichtten hun ogen op toen ik de eerste vraag stelde. Naar het antwoord moesten ze niet lang zoeken. Ze bouwden een sterke, onafhankelijke natie op. Ze verzetten zich tegen de heersende mogendheden van die tijd. Het socialisme zat er nog niet meteen aan te komen maar eens zou het er komen. Ze wilden een wereld creëren zonder uitbuiting en systemische onrechtvaardigheid. Het antwoord op de tweede vraag was zo duidelijk dat het vreselijk leek om ze te stellen. Ze spenderen hun laatste levensjaren in een haveloos, arm, afhankelijk, kapitalistisch land, terwijl ze elke dag te horen krijgen dat het een misdaad was om ooit iets anders te durven dromen.”
De socialistische horizon verduisteren
Waarom Jakarta 1965 vandaag nog relevant is, legt hij zelf uit aan de hand van twee anekdotes. Als buitenlandverslaggever voor de Los Angeles Times ontmoette hij Jair Bolsonaro in 2016 in het Braziliaanse parlement. Bolsonaro was toen nog een vrij onbekende extreemrechtse volksvertegenwoordiger. Toen Bevins hem vroeg of hij niet bang was dat de discutabele afzettingsprocedure tegen presidente Dilma Roussef de geloofwaardigheid van de nieuwe, rechtse regering zou ondermijnen, sloeg Bolsonaro’s antwoord hem met verstomming. “De wereld zal ons dankbaar zijn dat we voorkomen dat Brazilië een nieuw Noord-Korea wordt,” zei de Braziliaanse politicus die het later tot president zou schoppen. Zelfs jaren na het einde van de dictatuur en onder de lokale versie van parlementaire democratie, kon de Braziliaanse elite de demonen van het anticommunisme oproepen om gelijk welke gematigd progressieve politicus, in dit geval Roussef en Lula, de laan uit te sturen.
De tweede anekdote speelt zich een jaar later af. Bevins is dan correspondent voor de Washington Post met standplaats Jakarta. Wanneer hij er een bijeenkomst bijwoont van activisten en academici over de gebeurtenissen van 1965, wordt het gebouw omsingeld door manifestanten die anticommunistische slogans scanderen. Bevins wordt zelf publiek beschuldigd van lidmaatschap van de niet-bestaande communistische partij. Communisme is immers nog altijd illegaal in Indonesië.
Door zijn ervaringen in Indonesië en Brazilië en door zijn kennis van beide landen met elkaar te verbinden ontdekt hij een patroon ontdekt. Hij weet het politieke geweld in beide landen, net zoals in 21 andere landen, te kaderen in een netwerk van anticommunistische moordcampagnes die passen in de Koude-Oorlogsstrategie van de Verenigde Staten.
“Zoals we gezien hebben,” zegt hij op het einde van het boek, “ontstond in de jaren 1945-1990 een los, wereldwijd netwerk van anticommunistische uitroeiingscampagnes die door de VS gesteund werden. Ze leidden tot massamoorden in minstens 23 landen. Een centraal plan was er niet, noch een centrale controlekamer vanwaaruit alles gedirigeerd werd, maar ik denk dat de uitroeiingscampagnes in deze landen gezien moeten worden als met elkaar verbonden en als een cruciaal aspect van de overwinning van de VS in de Koude Oorlog. (…) De mannen die de doelgerichte executies van dissidenten en ongewapende burgers uitvoerden, leerden van elkaar. Ze namen de methoden over die in andere landen ontwik waren keld. Soms noemden ze zelfs hun operaties naar de programma’s die ze nabootsten.”
incent Bevins geeft het voorbeeld van Brazilië, Argentinië en Chili, waar men postkaarten of opschriften met verwijzingen naar ‘Jakarta’ als een bedreiging tegen linkse activisten gebruikte. In het Portugees of Spaans, als “Operação Jacarta”, “Yakarta Viene” of “Plan Yakarta”, in Zuid-Amerika stonden deze termen in de jaren 60-70 van vorige eeuw voor hetzelfde: staatsterreur tegen het communisme.
Waarom Jakarta de primeur kreeg van deze exploten van de Koude Oorlog is gemakkelijk historisch te kaderen. David Van Reybroucks boek Revolusi beschrijft bijvoorbeeld hoe het naoorlogse Indonesië er onder de charismatische leider Soekarno in slaagt om het koloniale juk af te schudden. Deze onafhankelijkheidsstrijd inspireert ook andere bevrijdingsbewegingen en postkoloniale naties en de conferentie van Bandung in 1955 wordt een mijlpaal in de emancipatie en ontvoogdingsstrijd van de toenmalige Derde Wereld. Soekarno, die zelf geen communist was, liet de PKI, de Communistische Partij van Indonesië, bovendien toe om zich verder te ontwikkelen en uit te groeien tot de grootste communistische partij buiten China en de Soviet-Unie. Het spreekt voor zich dat dit een doorn in het oog was van de Verenigde Staten, de nieuwe naoorlogse supermacht die van het verslaan van het communisme een strijd op leven en dood had gemaakt.
“De vernietiging van links (in Indonesië) had een enorme impact op de Derde Wereld,” schrijft de Indische marxist Vijay Prashad in een citaat dat Bevins overneemt in het boek, “De meest conservatieve, zelfs reactionaire sociale klassen kregen de bovenhand over het politieke platform dat gecreëerd werd in Bandung. Als bijverschijnsel van de militaire regimes, verwierpen de opkomende politieke krachten het oecumenische, antikoloniale nationalisme van links en de liberalen en kozen voor een wreed nationalisme dat de nadruk legde op rassendiscriminatie, religie en hiërarchie.”
Blijvende gevolgen van het anticommunisme
Ook binnen de progressieve en bevrijdingsbewegingen van die tijd brachten die gebeurtenissen een discussie op gang over de rol van geweld. Bevins verwijst bijvoorbeeld naar de discussies tussen de Communistische Partij van Chili en de Movimiento de Izquierda Revolucionaria (MIR). De MIR werd in 1965 opgericht en zag in de uitroeiing van de Indonesische communisten het bewijs dat een gematigde koers onvermijdelijk tot een nederlaag zou leiden omdat ze de revolutionaire beweging kwetsbaar maakte voor politiek geweld. Het inspireerde de MIR tot het uitbouwen van een ondergrondse organisatie die het gebruik van geweld voor mogelijk hield. Ze zag in de coup van generaal Pinochet in 1973 — met steun vanuit Washington — tegen de democratisch verkozen Chileense president Allende uiteraard een bevestiging van haar theorie.
De conferentie van Bandung in 1955 wordt een mijlpaal in de emancipatie en ontvoogdingsstrijd van de toenmalige Derde Wereld.
Volgens The Jakarta Method heeft Washingtons anticommunistische kruistocht op minstens vijf manieren onze wereld bepaald. Eerst en vooral is er het onverwerkte trauma in vele landen. Terwijl sommige landen, zoals Chili en Argentinië, erin slaagden om een verwerking in gang te zetten, gebeurde dat in andere landen niet. In Indonesië bleef men gewoon ontkennen. Maar de psychologische gevolgen van de geheime operaties worden overal gevoeld, zelfs in de VS zelf, waar vele burgers banden hebben met de landen die er slachtoffer van werden.
Ten tweede vernietigde de gewelddadige anticommunistische kruistocht mogelijke alternatieve ontwikkelingsmodellen. Hoewel het moeilijk te zeggen is wat er gebeurd zou zijn in andere omstandigheden, is het mogelijk dat men op de grondvesten van Bandung een alternatief voor het kapitalisme zou hebben ontwikkeld.
Ten derde hebben deze operaties ook de aard van deze regimes in de Derde Wereld veranderd, net zoals de economische systemen die er achteraf ontstonden. Hetzelfde geldt zelfs voor de voormalige socialistische landen. “We zouden kunnen zeggen dat toen de Tweede Wereld instortte, deze landen werden geïntegreerd in een systeem dat nog bestond uit twee types van landen: westerse geavanceerde kapitalistische landen en exportgerichte kapitalistische, anticommunistische cliëntenstaten. Ze zonken weg in de laatste categorie,” observeert Bevins.
De vierde manier waarop het anticommunistische uitroeiingsprogramma de wereld bepaalde, is door de wereldwijde socialistische beweging te ondermijnen. Vele linkse groepen die de twintigste eeuw overleefden, beslisten dat ze geweld moesten gebruiken om niet uitgeroeid te worden. “De belangrijkste verliezers van de twintigste eeuw waren zij die te veel in democratie geloofden of zij die geloofden in de woorden van de Verenigde Staten en in wat de rijke landen beloofden, in plaats van wat ze deden. Die groep werd uitgeroeid.” Ten vijfde, besluit Bevins, is het gevolg van deze kruistochten dat het fanatieke anticommunisme ons nooit verlaten heeft.
Men schat dat, op enkele maanden tijd, ongeveer een half tot een miljoen echte en vermeende Indonesische communisten werden afgeslacht.
In een boekbespreking zegt de econoom Branko Milanovic: “Dit is een onmisbaar boek voor iedereen die interesse heeft in de Derde Wereld ten tijde van de Koude Oorlog en in de verbanden tussen verschillende operaties van de ‘anticommunistische internationale’. Het belang van dat onderwerp zal enkel toenemen. Misschien blijkt dat de beslissende, wereldwijde omslagen niet die zijn welke we meestal zo beschouwen (zoals de val van de Berlijnse Muur), maar wel wat er gebeurde in landen als China, India, Vietnam, Indonesië, Brazilië.”
Hoewel Bevins er in zijn boek slechts zijdelings naar verwijst, kan de relevantie van deze geschiedenis alleen maar toenemen in de context van de nieuwe Koude Oorlog, ditmaal tegen China. In de huidige wereldverhoudingen worden China en de Chinese Communistische Partij opgevoerd als het grote gevaar voor de welvaart, het welzijn en de stabiliteit van het Westen. De Verenigde Staten zijn nog altijd ten zeerste bereid om in te grijpen waar nodig. Het zou geen wonder zijn indien we in de komende jaren opnieuw een toename van dergelijke gewelddadige, massale politieke afrekeningen zouden zien.