Artikel

Digitaal mee zijn: niet voor iedereen

Jill Coene

—30 december 2021

Niet iedereen zit aan boord van de digitale trein of heeft toegang tot de voordelen ervan. Digitale uitsluiting kan leiden tot sociale uitsluiting en structurele ongelijkheid.

De digitalisering van de samenleving is al een tijdje aan de gang. De ontwikkelingen gaan bijzonder snel en vinden plaats op ieder levensdomein. De coronacrisis lijkt die digitalisering nog te hebben versneld. Plots schakelden we massaal over op afstandsonderwijs en telewerk en verliep sociaal contact vooral online. Ook de hulpverlening schakelde noodgedwongen over naar een online modus. Deze digitale revolutie heeft zowel voor- als nadelen.

Voordelen zijn bijvoorbeeld de (onbeperkte?) toegang tot online nieuws, sociaal contact via sociale netwerken, het online kunnen uiten van creativiteit of (politieke) opinies. Het ‘internet of things’ belooft ons leven makkelijker te maken, ‘slimme’ steden helpen energie besparen (bv. verlichting met sensoren). Drones bezorgen bloed en medicijnen in moeilijk toegankelijke gebieden. Via precisielandbouw kunnen boeren gewassen monitoren, en voedsel gekweekt in hoogtechnologische serres zou de voedselzekerheid kunnen garanderen. Vooral in de medische sector bracht en brengt de digitalisering veel vooruitgang. Chirurgische robots, het opvolgen van onze gezondheid via apps en ‘wearables’ en het langer thuis kunnen wonen door telezorg zijn daar voorbeelden van. Robots en cobots (collaboratieve robots die zij aan zij samenwerken met de mens) nemen risicovolle of repetitieve taken in de industrie over.

Nadelen zijn bijvoorbeeld privacy- en ethische kwesties, online desinformatie, fake news en online complottheorieën. Onze gegevens liggen te grabbel van bedrijven en overheden, wat kan leiden tot schandalen, zoals toen Cambridge Analytica data van miljoenen Facebook gebruikers verzamelde om de politieke campagne van Donald Trump te ondersteunen. Cyberpesten en cybercrime zijn in opmars en drones en ‘killer robots’ worden ingezet in oorlogen. Intussen maken de GAFA-bedrijven (Google, Amazon, Facebook en Apple) miljarden euro’s winst waarop zij amper belasting betalen. Samen controleren zij zowat alles op vlak van online reclame, communicatie en e-commerce. Big data, artificieel intelligente software en robots vormen het ‘nieuwe kapitaal’. Ook de milieu-impact van de digitale transitie is niet te onderschatten, met een enorm energieverbruik, de jacht op zeldzame mineralen en bergen ‘e-waste’, met nefaste gevolgen voor de gezondheid van de arme bevolking in het globale Zuiden die dat afval tracht te recycleren.

In 2020 had 9 % van dehuishoudens in België thuis geen toegang tot internet.

Niet iedereen zit echter mee aan boord van de digitale trein of heeft toegang tot de voordelen. Dat werd pijnlijk duidelijk toen er tijdens de eerste coronalockdown met spoed laptops moesten worden ingezameld voor leerlingen. In de volgende paragraaf geef ik enkele cijfers over digitale uitsluiting in België. Daarna zoom ik in op een concrete case waar deze problematiek voelbaar is: de toegankelijkheid van dienstverlening. Verder blijkt dat elk voordeel zijn nadeel heeft: digitale dienstverlening door de overheid kan onbedoelde gevolgen hebben. Ik eindig met enkele denksporen voor meer digitale inclusie.1

Digitale uitsluiting in cijfers

Gebrek aan toegang tot informatie- en communicatietechnologie (ICT) is slechts een aspect van digitale uitsluiting. Onderzoek wees op dertien sociaal-economische en digitale factoren die een rol kunnen spelen. Op sociaal vlak gaat het bijvoorbeeld over het inkomen, het opleidingsniveau of de maatschappelijke participatie van een persoon. Op digitaal vlak gaat het bijvoorbeeld over digitale vaardigheden, motivatie of toegang tot ondersteuning (bv. familie, vrienden, kennissen of formele ondersteuning).2

De relatie tussen sociale en digitale ongelijkheden is niet rechtlijnig. Leeftijd, arbeidssituatie, inkomen en opleiding zijn dan wel een goede voorspeller van digitale uitsluiting,3 factoren als autonomie (zelfredzaamheid, makkelijk zelf dingen uitproberen) of toegang tot ondersteuning (bv. hulp kunnen vragen aan vrienden) kunnen beschermend werken. Sociale uitsluiting hoeft dus niet noodzakelijk te leiden tot digitale uitsluiting. Bovendien kunnen ook bevoorrechte sociale groepen digitaal uitgesloten zijn; denk aan een hoogopgeleid persoon die nooit met een computer leerde werken, een jongere die graag gamet maar geen digitaal cv kan opstellen …

Digitale uitsluiting kan wel leiden tot sociale uitsluiting. Door de toenemende digitalisering van de maatschappij zullen digitaal uitgesloten groepen steeds verder achterop geraken om uiteindelijk uitgesloten te geraken van grote delen van de samenleving, leidend tot structurele ongelijkheid.4 Om slechts één voorbeeld te noemen: wie digitaal uitgesloten is, maakt weinig kans op een arbeidsmarkt die steeds meer digitale vaardigheden vereist. Hierdoor neemt het risico toe om terecht te komen in het onderste segment van de arbeidsmarkt (met weinig gunstige voorwaarden) of langdurig werkloos te worden (terwijl de uitkering langdurige werkloosheid in veel gevallen te laag is om minimaal aan de samenleving deel te nemen).

Toegang

In 2020 had 9 % van de huishoudens in België thuis geen toegang tot internet. Dit percentage daalde de voorbije jaren systematisch, van 46 % in 2006 over 27 % in 2010 tot 15 % in 2016.5 Het thuis beschikken over internet geraakte meer en meer ingeburgerd. De laatste jaren daalt dit aandeel minder snel. Wanneer de link met het gezinsinkomen wordt gemaakt, zien we dat de huishoudens met de laagste inkomens er weliswaar net als de hogere inkomens op vooruit gingen, maar dat ze nog steeds achterop zijn blijven hinken. Van de 20 % laagste inkomensgezinnen heeft anno 2020 nog altijd 19 % thuis geen internet tegenover 1 % bij de hoogste inkomens.

De redenen waarom huishoudens geen internet hebben, zijn divers. Het betreft niet alleen financiële barrières (te hoge verbindingskosten zoals abonnements- of telefoonkosten of te duur materiaal), maar bijvoorbeeld ook gebrekkige vaardigheden of desinteresse (Figuur 1).

6 % van de Belgen tussen 16 en 74 jaar heeft nog nooit het internet gebruikt, al is er een verschil naargelang opleidingsniveau, leeftijd, activiteitsstatus en inkomensklasse (Figuur 2). Deze factoren kunnen elkaar onderling versterken.

Motivatie, vaardigheden en ondersteuning

Niet iedereen is even gemotiveerd om op de digitale boot in te schepen. De ‘digitally self-excluded’ zien geen nut in het gebruik van digitale media, ook al hebben ze misschien wel toegang en de nodige vaardigheden. Een recente bevraging leert dat 14 % van de Vlamingen technologie in het algemeen niet vertrouwt.6

Toch zijn gebrekkige vaardigheden om met digitale toepassingen om te gaan een belangrijkere oorzaak van digitale uitsluiting. Men heeft bijvoorbeeld moeite met het aanmaken van een account en wachtwoord om een bepaalde toepassing te kunnen gebruiken, met het online zoeken naar (betrouwbare) informatie, met het bedienen van een ticketautomaat aan een bus- of treinstation, met het online maken van een afspraak bij de dokter of het reserveren van tickets voor vrijetijdsbesteding, met online overheidsdocumenten te raadplegen of in te vullen … De voorbeelden zijn legio.

In 2019 beschikte slechts 38 % van de Belgische bevolking (16-74 jarigen die de voorbije drie maanden van internet gebruik maakten) over bovengemiddelde digitale vaardigheden. Dat wil zeggen dat ze actief gebruik kunnen maken van digitale technologie, zoals doelgericht informatie opzoeken op het internet, online kunnen samenwerken, digitale technologie gebruiken om problemen in het dagelijkse leven op te lossen en te weten welke technologie het best geschikt is voor welk probleem. 30 % behaalde een basisniveau, en kon een beperkt aantal activiteiten uitvoeren op meerdere domeinen. 32 % had weinig digitale vaardigheden, wat wil zeggen dat zij slechts enkele activiteiten op een beperkt aantal domeinen konden uitvoeren.7 Een laag niveau van digitale vaardigheden hangt samen met een laag opleidingsniveau, een laag gezinsinkomen en leeftijd, hoewel het in mindere mate ook voorkomt bij personen met een hoge scholing, een hoog inkomen en jongeren.8 Ook algemene geletterdheid is van belang. In 2013 was 15 % van de volwassenen laaggeletterd en 14 % laaggecijferd.9 Deze vaardigheden zijn nochtans nodig om bijvoorbeeld te kunnen mailen, een tekstverwerker te kunnen gebruiken, online bankverrichtingen of aankopen te doen. 19 % had een laag ‘probleemoplossend vermogen in een technologierijke omgeving’.10 Daarmee bedoelt men “de vaardigheid om digitale technologie, communicatiemiddelen en netwerken te gebruiken om informatie te verzamelen en te evalueren, zodat men met anderen kan communiceren en praktische taken kan uitvoeren”.

De coronacrisis maakte de nood aan een eigen computertoestel thuis zichtbaarder.

Er zijn ook verschillen in de manier waarop mensen omgaan met digitale technologie. Gebruikt men het bijvoorbeeld louter om te gamen of zet men het strategisch in, bijvoorbeeld om het professioneel netwerk te verbreden?

Als we willen dat iedereen gebruik kan maken van digitale technologie, gaat het niet enkel over zorgen voor toegang, maar ook voor hulp en ondersteuning. Onderzoek leert immers dat zowel informele hulp van familie, vrienden, kennissen als formele hulp (opleiding, cursussen) belangrijke vormen van sociale ondersteuning bij digitale problemen zijn.11 Veel middenveldorganisaties zetten in op begeleiding van personen met weinig digitale vaardigheden,12 vaak met een gepast aanbod van laagdrempelige opleidingen die inspelen op de noden van het doelpubliek. Niet iedereen beschikt over een sociaal netwerk of gaat te rade bij formele instanties. Het is belangrijk om deze groep niet uit het oog te verliezen. Misschien kunnen de vele ‘digibuddies’ (vrijwilligers die digitaal uitgesloten personen ondersteuning bieden) hier een antwoord op zijn.

Toegankelijke dienstverlening

Persoonlijke dienstverlening wordt afgebouwd ten gunste van ticketautomaten, online tools en -reservatiesystemen en chatbots. Facturen worden vaker digitaal verstuurd en een groeiend aantal bedrijven werkt met digitale brievenbussen als Doccle. Energieleveranciers hanteren goedkopere prijzen voor online contracten, ten nadele van wie digitaal uitgesloten is. Een aantal bankkantoren sloot de deuren, waardoor bankverrichtingen digitaal dienen te gebeuren of mensen zich verder moeten verplaatsen om een fysiek kantoor te vinden. Hoewel een ruime meerderheid van 82 % van de Belgen (16-74 jaar) internetbankierde in 2020, deden laaggeschoolden (65 %), 65-plussers (75 %) en mensen met een laag inkomen (76 %) dat minder vaak. Voor verrichtingen die online gratis zijn, zoals rekeninguittreksels downloaden en overschrijvingen uitvoeren, rekenen sommige banken kosten aan als ze analoog gebeuren. Hoewel de prijzen uiteenlopen, vragen verschillende banken tot wel 2 euro per overschrijving aan het loket.13 Dit zijn slechts enkele voorbeelden die tonen dat digitale uitsluiting een grote impact kan hebben en zelfs een financieel nadeel kan zijn.

Ook de overheid zet steeds meer in op digitalisering. Burgers kunnen gebruikmaken van platformen om hun gegevens te raadplegen en beheren (e-box, mijn burgerprofiel, mijngezondheid.be, enzovoort). Zeer recent voorbeeld is de app CovidSafe waarin vaccinatiebewijzen en andere coronacertificaten worden opgeslagen. Met online tools zoals de Rechtenverkenner kunnen mensen nagaan voor welke rechten ze in aanmerking komen (bv. een verwarmingstoelage voor het gebruik van stookolie) en via de app MyBEnefits kunnen ze een attest aanvragen om een bepaald voordeel (bv. korting op cultuur- en sportactiviteiten) te verkrijgen. Het mag duidelijk zijn dat niet iedereen van deze services gebruik maakt. Het zijn vaak de mensen die die deze dienstverlening het hardste nodig hebben, die als eerste uit de boot vallen. Zij moeten te rade gaan bij hun sociaal netwerk of een beroep doen op sociaal werkers of andere professionals, waar opnieuw drempels kunnen spelen (zo zet niet iedereen de stap naar hulp).

Figuur 3 toont het aandeel Belgen (16-74 jaar) dat tijdens de laatste twaalf maanden internet heeft gebruikt en een online interactie met de overheid had tijdens die periode. Informatie opzoeken op overheidswebsites gebeurt het vaakst, maar er is een duidelijk verschil naar scholingsniveau en inkomensniveau. Dit geldt ook voor bijvoorbeeld het downloaden en/of afdrukken van officiële formulieren en het invullen en versturen van formulieren via websites van de overheid. Deze twee activiteiten worden overigens veel minder vaak ondernomen.

Wie ingevulde formulieren naar de overheid diende te versturen, maar dit niet via internet gedaan heeft, gaf als belangrijkste redenen aan: een gebrek aan vaardigheden of kennis (18 %), men deed een beroep op iemand anders (18 %) of men verkiest persoonlijk contact (16 %).

Een concrete toepassing van e-government is het verdwijnen van het papieren doktersvoorschrift. Dat heeft tot gevolg dat je enkel nog online je voorschriften kan raadplegen en beheren (bv. om een derde persoon toestemming te geven om in jouw plaats medicatie af te halen). Dit dient te gebeuren via mijngezondheid.be. Uit een bevraging bleek dat ouderen en personen die veel medicatie nemen minder bereid zijn om gebruik te maken van dit platform.14

Het is dus belangrijk dat overheidsinstellingen (of andere organisaties) niet besparen op laagdrempelige, bereikbare en persoonlijke dienstverlening voor kwetsbare groepen.15

Kan de slinger ook doorslaan?

De vraag hoe men technologie kan inzetten voor een betere sociale bescherming is relevant.16 De automatische toekenning van sociale rechten is een grote stap vooruit, al is er nog veel werk voor de boeg. Tegelijkertijd moet er behoedzaam worden omgegaan met automatische beslissingssystemen. Het invoeren van nieuwe digitale technologieën in de sociale bescherming en bijstand kan gepaard gaan met besparingen op het budget voor welzijn en toenemende voorwaardelijkheid.17 Door fouten in het systeem kunnen mensen onterecht hun uitkering verliezen. Zo werd in de Amerikaanse staat Indiana tussen 2006-2008 meer dan een miljoen mensen de toegang ontzegd tot voedselbonnen, Medicaid en uitkeringen, een stijging met 54 % tegenover de drie jaar voor de inwerkingtreding van een systeem van automatisering.18 De oorzaak lag onder meer bij een combinatie van systeemfouten en een sterk verminderde (fysieke) dienstverlening. Inmiddels werd het systeem gedeeltelijk bijgestuurd. Ook al kunnen fouten achteraf worden rechtgezet, een korte periode zonder inkomen kan grote gevolgen hebben voor mensen die op weinig ander inkomen of spaargeld kunnen terugvallen.

Andere voorbeelden uit de Verenigde Staten gaan over de risico’s van het gebruik van voorspellende software door overheidsdiensten. Zo schat een voorspellend algoritme in of een kind risico loopt op mishandeling of verwaarlozing. Door de manier waarop het algoritme werkt (de variabelen die het mee in rekening neemt en de ‘outcome’ variabelen die het voorspelt, die slechts een proxy zijn voor mishandeling en verwaarlozing) en het doelpubliek op wie het algoritme wordt ‘losgelaten’ (data van mensen die gebruik maken van publieke dienstverlening) worden kinderen van arme gezinnen veel vaker gelabeld als ‘mogelijk’ risico. Daardoor stijgt de kans om te worden geplaatst in pleegzorg.19 Een ander voorspellend algoritme tracht de kans in te schatten dat een beklaagde recidiveert tijdens vrijlating op borgtocht. Zwarte beklaagden bleken bijna dubbel zo vaak ten onrechte bestempeld als toekomstige criminelen, terwijl witte beklaagden vaker ten onrechte als ‘laag risico’ werden ingeschat. Het algoritmische model gebruikt de variabele ‘ras/etniciteit’ nochtans niet rechtstreeks, maar baseert zich op variabelen die daarmee kunnen samenhangen (zoals financiële instabiliteit/armoede, familiale criminaliteit, residentiële instabiliteit …).20 De Belgische context kan en mag niet zomaar vergeleken worden met de Amerikaanse, maar deze voorbeelden tonen dat er ook bij ons moet worden gewaakt over fouten in automatische processen of over het gebruik van voorspellende algoritmen.

Het is des te meer oppassen wanneer overheden software inzetten om fraude op te sporen. Er zijn gevallen bekend waar zo’n software mensen onterecht als fraudeur bestempelde. De Nederlandse ‘toeslagenaffaire’ (waar mensen onterecht beschuldigd werden van fraude met kinderopvangtoeslag) en SyRi (een systeem van datakoppeling om mensen in te schatten als potentiële fraudeur met uitkeringen of belastingen) zijn daar voorbeelden van. SyRi werd teruggefloten door een rechtbank omdat het in strijd was met het Europees Verdrag voor de Rechten voor de Mens. Burgers zouden onder meer niet op de hoogte worden gebracht van het feit dat er een ‘risicomelding’ over hen bestaat. Inmiddels ligt er in Nederland een nog intrusiever wetsvoorstel op tafel, dat op het moment van schrijven nog moet worden goedgekeurd (‘wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden’ of ‘super SyRi’, waarbij nog meer data gekoppeld zou worden). Hopelijk brengt het de Belgische overheden niet op ideeën. Verantwoording en transparantie over de achterliggende codes, menselijk toezicht en persoonlijke hulp- en dienstverlening blijven vereist.

Een rapport over de digitalisering van de Belgische publieke diensten besluit dat er veel voordelen zijn, zoals verhoogde transparantie, toegankelijkheid, snelheid, kostenbesparing en verhoogde performantie. Tegelijk stelt het dat er rekening moet worden gehouden met de “digitale kloof, privacy van burgers, databescherming en de overkoepelende vraag in welke mate digitalisering en automatisering van publieke diensten daadwerkelijk bijdraagt aan het algemeen welzijn”.21 De hier aangehaalde voorbeelden tonen dat dit oprechte bezorgdheden zijn.

Enkele denksporen

Digitalisering beïnvloedt onze leefwereld drastisch en heeft zowel positieve als negatieve consequenties. Terwijl sommigen er hun voordeel mee doen, kan wie uit de digitale boot valt de vruchten ervan niet plukken. Doordat de digitalisering steeds meer aanwezig is in alle domeinen van ons leven, wordt de kwetsbare positie van digitaal uitgesloten groepen bestendigd en verscherpt.

De aankoop van ICT-materiaal is duur. Hoewel de toegang tot computers en internet kan gerealiseerd worden in openbare ruimtes als bibliotheken en buurthuizen, kunnen openingsuren of reserveersystemen de toegang alsnog bemoeilijken. De coronacrisis maakte bovendien de nood aan een eigen toestel thuis zichtbaarder. Verschillende initiatieven zamelden laptops in voor kwetsbare gezinnen. De vraag is of deze computers en laptops lang zullen voldoen en of nieuw materiaal wordt voorzien van het nodige onderhoud en updates. Ook dat is immers een dure aangelegenheid.

Een radicaler idee is toegang tot vrij internet als een mensenrecht, gratis voor wie het zich niet kan veroorloven.

Daarnaast vormt de verbindingskost een probleem. De prijs voor breedbandinternet behoort in België tot de duurste in de Europese Unie, onder meer door onvoldoende concurrentie.22 Sommige steden en gemeenten bieden op hotspots zoals pleinen en parken gratis wifi aan,23 al vergt dit een blijvende investering, is de kwaliteit niet altijd even goed en kan men niet alle gewenste activiteiten op een openbaar wifinetwerk uitvoeren. Tijdens de coronacrisis bleek er wel wat mogelijk om gezinnen ook thuis te ondersteunen, zoals gratis wifi-vouchers. Telenet startte inmiddels met een proefproject rond basis­internet aan 5 euro per maand voor kwetsbare gezinnen. Dit is weliswaar een beperkte dienstverlening van 20 GB, die kan worden opgeschaald naar 150 GB voor 10 euro per maand.24 Het laat beperkte internettaken toe (bv. voor 5 GB kan een leerling huiswerk maken via Smartschool, voor 10 euro kan het daarnaast ook online les volgen). Als het aantal GB is opgebruikt, zou het gezin nog wel kosteloos kunnen blijven gebruikmaken van internet aan een lagere snelheid. Het betreft een proefproject, het valt dus af te wachten of dit in de toekomst zal worden verder gezet. Beter zou zijn dat de overheid kiest voor een meer structurele aanpak. In eerste instantie via een uitbreiding van het sociaal tarief voor telefonie en internet. Niet alleen zou een ruimere doelgroep er gebruik van moeten kunnen maken, maar ook mobiele telefonie zou er deel van moeten uitmaken (een optie die momenteel wordt onderzocht). Het zou ook beter zijn wanneer dit sociaal tarief automatisch wordt toegekend: wanneer mensen zelf stappen moeten ondernemen om een bepaald recht te genieten, is de uptake lager.25

Het ‘Permanent Overleg Ombudslui — Netwerk van ombudsmannen’ pleit er daarnaast voor dat internettoegang moet worden beschouwd als een basisbehoefte, net zoals de distributie en levering van water, gas en elektriciteit. Er zouden daarom regels moeten worden bepaald opdat elk huishouden een minimum aan betaalbare en kwaliteitsvolle internettoegang heeft (zoals bescherming tegen afsluiting).26 Een radicaler idee is toegang tot vrij internet als een mensenrecht, gratis voor wie het zich niet kan veroorloven, zoals de filosoof Reglitz bepleit.27 In het Verenigd Koninkrijk vraagt het Social Prosperity Network om ‘informatie’ (een basis telefoondienst, internet en een licentie voor televisiezender BBC) te beschouwen als universele basisdienst, naast gezondheidszorg, onderwijs, democratie en juridische diensten, een uitbreiding van het sociaal woningenaanbod, voeding en gratis busvervoer.28

De Vlaamse overheid startte in het kader van het relanceplan Vlaamse Veerkracht verschillende initiatieven voor digitale inclusie. Een daarvan (‘digibanken’) is gericht op het creëren van partnerschappen met het oog op geïntegreerde dienstverlening.29 Dat is een positieve ontwikkeling in een landschap van versnipperde actoren, om te vermijden dat iedereen naast elkaar werkt. Federaal start binnenkort een proefproject in het kader van de nieuwe beheersovereenkomst van B-Post. 10 % van de postkantoren zullen gedurende 2,5 jaar worden omgevormd tot ‘digihubs’ die digitale ondersteuning bieden (bv. om een dossier samen te stellen, een abonnement voor openbaar vervoer te vragen, …). Bij positieve evaluatie zal de dienst worden uitgebreid, nu betreft het immers slechts een 65-tal kantoren.30 Het zijn enkele voorbeelden die tonen dat de overheid eindelijk is wakker geschoten wanneer het gaat over digitale inclusie. Waarschijnlijk een positieve bijkomstigheid van de coronapandemie, en zeker te wijten aan de vele actoren op het terrein die eindelijk gehoor kregen (bv. via adviesorganen zoals de Vlaamse taskforce e-inclusie). Hopelijk leidt dit tot blijvende inspanningen waar voldoende budget tegenover staat.

Footnotes

  1. Geïnteresseerde lezers verwijs ik door naar het Jaarboek Armoede en Sociale Uitsluiting 2020 dat een themadeel bevat gewijd aan digitalisering en de mogelijke impact ervan op de levens van mensen in armoede. Coene, J., Ghys, T., Hubeau, B., Marchal, S., Remmen, R., Vandenhole, W., & Van Haarlem, A. (red.), Armoede en Sociale Uitsluiting Jaarboek 2020, Leuven/Den Haag, Acco, 2020, geraadpleegd via http://medialibrary.uantwerpen.be/.
  2. Mariën en Baelden, 8 Profielen van Digitale Ongelijkheden, iMinds-SMIT, Vrije Universiteit Brussel, 2015.
  3. Mariën en Van Audenhove, “Van digitale kloof naar digitale geletterdheid: sociale uitsluiting in het internettijdperk” in K. Segers & J. Bauwens (eds.) Maak mij wat wijs ! Media kennen, begrijpen en zelf creëren, Tielt, Lannoo Campus, p. 25-39, 2010.
  4. Jan van Dijk, “A theory of the digital divide”, in M. Ragnedda, & G. W. Muschert (Eds.), The digital divide: the internet and social inequality in international perspective, Routledge advances in sociology 73 (73). Routledge, p. 29-51, 2013.
  5. “ICT-gebruik bij huishoudens en individuen 2020”, Statbel, geraadpleegd via https://statbel.fgov.be/nl/themas/huishoudens/ict-gebruik-huishoudens#figures.
  6. Vandendriessche et al, “Imec.digimeter 2020: Digitale trends in Vlaanderen”, imec, 2020, geraadpleegd via www.imec.be/sites/default/files/inline-files/DIGIMETER2020.pdf.
  7. “Individuals’ level of digital skills”, Eurostat, 25 mei 2021, geraadpleegd via http://appsso.eurostat.ec.europa.eu/nui/show.do? dataset=isoc_sk_dskl_i&lang=en.
  8. Brotcorne en Valenduc, Uses of digital technologies and services in Belgium: what can be learnt from statistics in 2018? , Idealic, 2019.
  9. “Cijfers over geletterdheid”, Vlaanderen Onderwijs en Vorming, geraadpleegd via http://onderwijs.vlaanderen.be/nl/cijfers-over-geletterdheid.
  10. Wauters, Mariën en Vanaudenhove, The playing field of Belgian e-inclusion actors: Who, what, why, how?, IMEC-SMIT VUB, Idealic, 2020.
  11. Asmar, A., Van Audenhove, L., & Mariën, I., “De invloed van sociale ondersteuning op digitale zelfredzaamheid Wie helpt wie, op welke manier en wanneer bij het gebruik van digitale toepassingen? ”, in J. Coene, T. Ghys, B. Hubeau, S. Marchal, R. Remmen, W. Vandenhole, & A. Van Haarlem (red.), Armoede en Sociale Uitsluiting Jaarboek 2020, Leuven/Den Haag.
  12. Wauters, Mariën en Vanaudenhove, The playing field of Belgian e-inclusion actors: Who, what, why, how? , IMEC-SMIT VUB, Idealic, 2020.
  13. Zie een vergelijking van de tarieven door de Vlaamse Ouderenraad: www.vlaamse-ouderenraad.be/sites/default/files/inline-files/Vergelijking_Banktarieven_Basisdienstverlening.pdf.
  14. Cremer et al, “Vergroot het elektronisch voorschrijven van geneesmiddelen de gezondheidskloof in de samenleving? Impact van het papierloze geneesmiddelenvoorschrift in België”, in Coene et al (red.), Armoede en Sociale Uitsluiting Jaarboek 2020, Leuven/Den Haag, 2020.
  15. SERV, “Advies e-inclusie”, SERV, 2019; Claes et al, “2020, het jaar van de bewustwording van digitalisering en e-inclusie”, in Coene et al (red.), Armoede en Sociale Uitsluiting Jaarboek 2020, Leuven/Den Haag, 2020.
  16. Philip Alston, Report of the Special rapporteur on extreme poverty and human rights, United Nations General Assembly, Seventy-fourth session, Agenda item 70 (b), Promotion and protection of human rights: human rights questions, including alternative approaches for improving the effective enjoyment of human rights and fundamental freedoms, 11 oktober 2019.
  17. Philip Alston, Report of the Special rapporteur on extreme poverty and human rights, United Nations General Assembly, Seventy-fourth session, Agenda item 70 (b), Promotion and protection of human rights: human rights questions, including alternative approaches for improving the effective enjoyment of human rights and fundamental freedoms, 11 oktober 2019
  18. Virginia Eubanks, Automating Inequality: How High-Tech Tools Profile, Police, and Punish the Poor, St. Martin’s Press, New York, 2018.
  19. Philip Alston, Report of the Special rapporteur on extreme poverty and human rights, United Nations General Assembly, Seventy-fourth session, Agenda item 70 (b), Promotion and protection of human rights: human rights questions, including alternative approaches for improving the effective enjoyment of human rights and fundamental freedoms, 11 oktober 2019
  20. Amber De Kock en Katrien Schaubroeck, “Big data en bias: als algoritmes tot sociale uitsluiting leiden, wie is daar dan verantwoordelijk voor? ”, in Coene et al (red.), Armoede en Sociale Uitsluiting Jaarboek 2020, Leuven/Den Haag, 2020.
  21. Vereycken et al, Digitalisering van de Belgische publieke diensten. Impact op dienstverlening, arbeid en vakbondsstrategie, Leuven, HIVA KU Leuven, 2020.
  22. “Digital Economy and Society Index (DESI) 2020”, Europese Commissie, bezocht via http://digital-strategy.ec.europa.eu/en/policies/desi.
  23. Velen kregen daarvoor subsidies vanuit het Europees project WIFI4EU.
  24. Zie “Alles over Telenet Essential Internet”, Telenet, www2.telenet.be/nl/klantenservice/alles-over-telenet-essential-internet/.
  25. Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting, Armoede en ineffectiviteit van rechten non-take-up van rechten/Pauvreté et ineffectivité des droits non-recours aux droits, Die Keure, 2017.
  26. Permanent Overleg Ombudslui — Netwerk van ombudsmannen, Resolutie van POOL over internettoegang als een basisbehoefte die specifieke rechtsbescherming vereist, 2020, zie http: //www.federaalombudsman.be/sites/default/files/explorer/Resolutie_ombudsmannen_internettoegang.pdf; zie ook, “Internet als een basisbehoefte erkennen”, de Federale Ombudsman, 12 februari 2021.
  27. Merten Reglitz, “The Human Right to Free Internet Access”, Journal of Applied Philosophy, 37 (2), 2020, p 314-331.
  28. Jonathan Portes, Howard Reed en Andrew Percy, “Social prosperity for the future: A proposal for Universal Basic Services”, Social Prosperity Network, Londen, Institute for Global Prosperity, 2017.
  29. Zie: “Digitale inclusie: is iedereen mee? ”, Mediawijs, en Departement Werk en Sociale Economie, “Digibanken”, Vlaanderen.be.
  30. Zie: “Ministerraad keurt 7de Beheerscontract bpost met grote ambities op ecologisch en sociaal vlak”, Website Petra De Sutter, 23 juli 2021.