Artikels

Sociale reproductie en het feminisme van de 99%

Kapitalisme is niet alleen een productiewijze of een economisch systeem, maar bovenal een geheel van sociale relaties. Interview met Tithi Bhattacharya.

Sociale reproductie en het feminisme van de 99 %

Rad van tong, scherp van geest en links in hart en nieren. Tithi Bhattacharya is een van de boeiendste ‘klassedames’ aan het militant feministische front, al wordt ze als revolutionair marxiste zelf liever met kameraad aangesproken. Als voltijds historica, activiste, schrijfster en moeder brengt ze vlijmscherpe analyses over kapitalisme, gender, marxistische theorie, Zuid-Oost Azië, kolonialisme en islamofobie. De voorbije maanden doorkruiste ze de  American South om de stakende leerkrachten in West Virginia en Oklahoma een hart onder de riem te steken. Wanneer ze het voorbije jaar zelf niet aan het organiseren was voor de Internationale Vrouwenstaking, dan voerde ze wel ergens een vurig pleidooi voor de Boycot, Divestment and Sanctions campagne tegen de Israëlische bezettingspolitiek.

Tithi Bhattacharya
Tithi Bhattacharya is professor Zuid-Aziatische geschiedenis en directeur van Global Studies aan de Purdue University. Zij is auteur van The Sentinels of Culture: Class, Education, and the Colonial Intellectual in Bengal (Oxford University Press, 2005) en van Social Reproduction Theory: Remapping Class, Recentering Oppression (Pluto Press, 2017). Ze is lid van de International Women’s Strike in de Verenigde Staten.

Naast al dat activisme en engagement, vond ze ook nog de tijd om een nieuw boek te schrijven. In Social Reproduction Theory: Remapping Class, Recentering Oppression, uitgegeven door Pluto Press, verkent ze, samen met andere linkse kanjers als Nancy Fraser, Lise Vogel, Susan Ferguson, David McNally en Cinzia Arruzza, het perspectief van ‘sociale reproductie’ om het alledaagse leven onder het kapitalisme beter te begrijpen. Door de focus te verleggen naar ‘reproductieve’ thema’s als kinderopvang, gezondheidszorg, pensioenen en familieleven, analyseert het boek de ‘holistische’ relatie tussen economische exploitatie en sociale onderdrukking op het kruispunt van gender, kleur, klasse en seksualiteit.

De sociale reproductietheorie (SRT) zit sinds enkele jaren opnieuw in de lift. Binnen een marxistisch canon dat vooral oog heeft voor de ‘productieve’ kapitalistische economie en de rol van betaalde loonarbeid hierin, werpen sociale reproductiefeministen hun licht op alle zorgende, emotionele, koesterende en reproductieve arbeid die zowel thuis als op het werk en in de gemeenschap nodig is om het kapitalisme als totaalsysteem in leven te houden. Volgens Bhattacharya presenteert SRT, als gesofisticeerd alternatief voor intersectionaliteit, cruciale inhoudelijke en strategische inzichten voor antikapitalisten, feministen en antiracisten allerlande die ‘de wereld willen winnen’. Een openhartig gesprek over haar nieuwste boek, sociale reproductie, #metoo, de recente stakingsgolf en het belang van ‘rommelige’ verhalen rond gender en kleur om ‘zuivere’ klassenanalyses te vertroebelen.

Sigrid Vertommen – Wat voegt de sociale reproductietheorie volgens jou toe aan de traditionele categorieën van de marxistische analyse?  Wat is het theoretische en politieke belang van dit verzameld werk?

Tithi Bhattacharya – SRT is geen toevoeging aan het marxisme, het is eerder een verdere verdieping van de inzichten van Marx inzake de arbeidswaardetheorie. In hoofdstuk 21 van Het Kapitaal (v.1) schrijft Marx dat ieder maatschappelijk productieproces tevens een reproductieproces is, maar hij werkte het reproductieve luik nooit ten gronde uit. Zijn analyse van het kapitalisme richt zich vooral op de meerwaarde die arbeid creëert in de productie van goederen, terwijl hij de (re)productie van arbeidskracht buiten beschouwing laat. De centrale doelstelling van SRT is dan ook om aan te tonen dat er binnen het kapitalisme een fundamenteel verband bestaat tussen de reproductie van arbeidskrachten enerzijds en de productie van goederen anderzijds. Denk aan al het werk dat thuis moet gedaan worden, en alle relaties die moeten onderhandeld worden met partners, babysitters, leerkrachten of buren alvorens de werkneemster ’s morgens haar eigenlijke werkplaats bereikt. De SRT analyseert de sociale omstandigheden waarin de bezoldigde werknemer, als de drager van arbeidskracht en de bron van winst, onder het kapitalisme wordt gereproduceerd op dagelijkse en intergenerationele basis.

Een kleine groep vrouwen uit de elite hebben het glazen plafond kunnen doorbreken door hun sociale reproductietaken uit te besteden.

De SRT wijst op twee types van reproductie: de reproductie van arbeidskracht, en de reproductie van kapitalistische sociale relaties. Beide types zijn met elkaar verweven, maar verhouden zich in een noodzakelijke doch contradictorische relatie tot elkaar. Hun relatie is noodzakelijk, omdat, volgens het marxisme, de reproductie van arbeidskracht de bron is van winst voor het kapitalisme. Als er geen werkneemster is, dan is er ook geen winst. De werkneemster heeft voedsel, kleding, onderdak, onderwijs, gezondheidszorg enzovoort, nodig om te leven.

Het kapitalisme moet zich in zekere mate bekommeren om deze levensnoden, want als het niet meer investeert in al deze levensnoden, zouden werknemers gewoonweg sterven. Het is evenwel een contradictorische relatie, omdat investeren in de levensnoden van de werknemer niet winstgevend is voor het kapitalisme. Investeren in een goede openbare gezondheidszorg, sociale woningen of duurzame en gezonde voedselproductie, snijdt in de directe winsten van de kapitalisten. Bijgevolg staat het kapitalisme altijd voor een dilemma: het hangt af van de vitale levenskracht van de werkende klasse, maar wil er tegelijkertijd niet teveel in investeren. Het is deze noodzakelijke en contradictorische relatie waarop de SRT zich richt en die ze analyseert.

Wat fascinerend en inspirerend is in je werk is de zeer brede definitie die je hanteert van wie en wat telt als arbeidersklasse. Voor jou is de werkende klasse méér dan alleen de loonarbeider. Kan je dit duiden?

De ‘loonarbeider’ mag dan de juiste definitie zijn van degene die momenteel werkt voor een loon, maar zo’n visie op klassenstrijd is die van de in slaap dommelende vakbondssecretaris. Voor ons, revolutionaire marxisten, moet de arbeidersklasse gezien worden als iedereen in de producerende klasse die tijdens haar of zijn leven deelnam aan de totaliteit van de reproductie van de maatschappij ongeacht of dat werk betaald werd of onbetaald bleef. Zo’n integrerende klassenvisie verenigt de tijdelijke latino hotelmedewerker uit Los Angeles, de flex-werkende moeder uit Indiana die thuis moet blijven omwille van de dure kinderopvang, de Afro-Amerikaanse voltijds leraar uit Chicago, en de blanke mannelijke werkloze gewezen United Automobile Workers (UAW) uit Detroit.

We moeten dus afstappen van het algemeen aanvaarde begrip dat kapitalisme enkel een economisch systeem is. Kapitalisme is niet alleen een productiewijze, maar een geheel van sociale relaties. Dat is precies waarop we de nadruk willen leggen in het boek. Kapitalisme betekent uitbuiting en extractie van meerwaarde, maar ook dominantie, vervreemding en onderdrukking. Als we kapitalisme enkel zien als een economisch verhaal, dan stopt ons verhaal bij de fabriek, het landbouwveld, het bedrijf of het kantoor, met andere woorden, bij loon en winst.

Wat we dreigen te vergeten bij zo’n beperkte benadering van het kapitalisme is dat de werkneemster enkel een relatie heeft tot het loon, omdat ze een relatie heeft tot het leven. We moeten dringend het leven en de levensrelaties toevoegen aan het verhaal van de kapitalistische tirannie. De sociale voedingsstoffen die nodig zijn opdat dat leven zou bloeien zijn gezondheidszorg, een degelijk pensioen, kinderopvang, openbaar vervoer, eten. Dit zijn de dingen die mensen aanzetten om te gaan werken. Mensen gaan niet werken omdat ze zo graag aan een bureau zitten en door hun baas afgeblaft worden. Zij zijn gedwongen om te gaan werken om voor zichzelf en hun gezin in te staan.

Het onbetaalde, huishoudelijke ‘vrouwenwerk’ moet uit de private sfeer van het gezin gehaald worden en opnieuw gecollectiviseerd worden.

Het neoliberalisme slaagde erin de meeste van deze sociale voorzieningen te privatiseren. Bovenop een aanval op de lonen wil het ook nog water, elektriciteit, huisvesting, ouderenzorg en gezondheidszorg privatiseren. Maar aanvallen in deze vitale sectoren worden zo onmiddellijk en ingrijpend gevoeld door de werkende klasse, dat we een heropflakkering zien van verzet tegen de bezuinigingspolitiek. Aan een werkneemster zeggen dat haar loon zal verminderen is één ding, maar haar zeggen dat haar water zal worden afgesloten, of vergiftigd, zoals in Flint, Michigan, dan beseft ze dat niet alleen haar eigen leven, maar ook het leven van haar gezin en de mensen van wie ze houdt op het spel staan. Sociale reproductiefeministen, ikzelf inbegrepen, hebben geprobeerd om deze reproductieve protestacties rond water, gezondheidszorg, pensioen, enzovoort als klassenstrijd te analyseren, omdat ze noodzakelijk zijn voor de hernieuwing van arbeidskracht. Kapitalisme is dus niet alleen warenproductie, maar ook sociale reproductie van leven en arbeidskracht, en het is daarom dat het begrip klassenstrijd dringend moet uitgebreid worden naar die sociale reproductieve sferen.

Als we stellen dat reproductie een onderdeel is van het klassenconflict, wat zijn dan de strategische implicaties voor het inhoudelijke en organisatorische werk van vakbonden en vrouwen- en feministische organisaties?

De vakbonden waren onze beste middelen tot verzet. Maar jammer genoeg is er momenteel een schrijnend gemis in onze revolutionaire gereedschapskist aan een militante vakbond die de loonstrijd leidt. Sinds het begin van het neoliberalisme in de jaren 70, is de standaardsituatie op de werkplaatsen zowel in het Noorden als het Zuiden dat er geen vakbonden zijn, of in het beste geval tamme en zwakke vakbonden.<

Als er vandaag een aanval is op de lonen, hebben we niet noodzakelijk dezelfde steun van de vakbonden die we hadden in de jaren 30 of 60 om collectief te strijden tegen die loonsvermindering. In een context waarin de reële lonen overal ter wereld dalen en de werkuren stijgen is dat dramatisch. De hoop die de mensen stelden in de vakbonden werd bovendien beschaamd door decennia van enerzijds ‘unionbusting’ van hogerop en anderzijds de transformatie van de vakbond tot een bedrijf dat het kapitalisme eerder beheert in plaats van het te bestrijden. Als we de vakbondsmacht willen heropbouwen, dan moet de vakbond opnieuw een middel worden om sociale macht op te bouwen voor de werkende klasse. Terug naar de periode van ‘class struggle unionism’ of klassenstrijdsyndicalisme, zoals dit in de Verenigde Staten tijdens de jaren 30 het geval was. Dat vergt een diepgaand begrip van de noden van werknemers op hun werkplaats samen met hun noden buiten het werk, en hoe die twee met elkaar in relatie staan. Een voorbeeld. Stel je voor dat je vakbond zegt: “ Ik zal je loon verdedigen, maar als de immigratieambtenaar jou en je gezin aanvalt, dan komen we niet tussen.” Vergelijk zo’n vakbond met één die samenwerkt met migrantengemeenschappen in hun strijd tegen deportaties of raciale gentrificatie. Het verschil in respect, vertrouwen en erkenning is monumentaal. Wij moeten deze vorm van klassenstrijdsyndicalisme vernieuwen en heruitvinden.

Wat zo fantastisch is aan #Metoo is dat de stilte die vrouwen decennialang werd opgelegd publiekelijk werd doorbroken.

Ons werk als feministen, marxisten en revolutionairen in het algemeen, is naar onze vrouwenorganisaties gaan, of naar de Palestijnse bevrijdingsbewegingen of naar Black Lives Matters, om erop aan te dringen dat we moeten strijden voor lonen. Tegen onze vakbonden en syndicale bewegingen moeten we zeggen dat strijden voor eerlijke lonen de problemen van racisme, seksisme en imperialisme niet zullen oplossen. Een vakbond die dat verband niet kan leggen zal geen succes hebben, zelfs niet in de enge betekenis van een loonstrijd.

Kan je enkele voorbeelden geven van vakbonden die deze verbanden wel leggen?

In de Verenigde Staten waren er de laatste jaren twee zeer goede voorbeelden, wat de deur opende voor dit nieuwe type van vakbondsorganisatie. Eén voorbeeld is de lerarenvakbond in Chicago, the Chicago Teachers Union, die zichzelf een sociale rechtvaardigheidsvakbond noemt. In Chicago, en vooral in Afro-Amerikaanse en Latino buurten, werden de voorbije jaren heel wat scholen gesloten. De Chicago Teachers Union wou strijden tegen de sluiting van deze scholen. Zij werkten ook samen met de lokale gemeenschap om zich te verzetten tegen deportaties. Toen de vakbond in 2012 werkelijk in staking ging, steunden deze gemarginaliseerde gemeenschappen de staking onvoorwaardelijk, omdat ze de vakbond al van daarvoor kenden, de vakbondsvlag herkenden van toen ze samen met hen strijd voerden. Om die reden was de staking van de leraren in Chicago zo succesvol. Meer recent en op zeer kleine schaal, is een vleugel van de vakbond van vrachtwagenchauffeurs in New York, actief in de strijd tegen de nieuwe deportatiewetten die de Trump-administratie invoerde. Dit is de weg vooruit om de sociale macht die de vakbonden vroeger hadden terug te winnen.

De Internationale Vrouwenstaking is een ander voorbeeld van een ‘knooppunt-collectief’ waar al die strijdbewegingen kunnen samen komen. Als een antikapitalistisch feministisch project, promoot het een ‘working class’ feminisme, een feminisme voor de 99 %. Vakbonden en organisaties moeten die extra inspanning doen om thema’s samen te weven die traditioneel beschouwd werden als economische of klassenthema’s met sociale reproductiethema’s. Dat is de enige weg voorwaarts.

In een boeiend hoofdstuk in je nieuwste boek schetst Nancy Fraser een historisch overzicht van de verschillende reproductiewijzen onder het kapitalisme, van het 19de-eeuws industrieel kapitalisme en kolonialisme tot de keynesiaanse welvaartsstaat na de Tweede Wereldoorlog en het neoliberalisme sinds 1970. Wat is er zo bijzonder aan de neoliberale reproductiewijze? En wat is het verschil met voorgaande reproductiewijzen?

Er zijn twee tendensen in de neoliberale sociale reproductiewijze. Een is de directe en brutale privatisering van levensnoodzakelijke diensten en instellingen. Van water, gezondheidszorg, onderwijs en woningen, tot voedsel, zaden en olie, was het neoliberalisme een sloophamer van het Keynesiaanse pact dat bestond tussen staat en kapitaal in de naoorlogse wereld.<

Twee, er vond ook nog een andere commodificatie plaats: productief werk dat voordien ‘gratis’ werd gedaan door het onbetaald werk van huisvrouwen of nog eerder door slaven, werd nu omgevormd tot slecht betaalde jobs op de arbeidsmarkt. Als we kijken naar de Amerikaanse economie en arbeidsmarkt, dan zijn de meeste jobs in de dienstensector die groeiden in de Amerikaanse economie jobs die te maken hebben met de sociale reproductie van arbeidskracht en die worden meestal uitgevoerd door vrouwen. Ik heb het over poetsvrouwen, kindermeisjes, verpleegsters, sekswerksters. 57  % van de totale groei in jobs in de dienstensector zijn jobs in de sociale reproductie, in gezondheid, sociale zorg en voedingsdiensten.

Het commodificeren, het tot handelswaar maken van deze jobs heeft huishoudelijke werklast voor vrouwen uit de werkende klasse enkel maar verzwaard. De enige groep die hiervan profiteert is een kleine toplaag van elitevrouwen. Zij kunnen het glazen plafond doorbreken om CEO, professor of magistraat te worden door hun sociale reproductietaken uit te besteden aan een Indische nanny en een Afro-Amerikaanse poetshulp. Voor de vrouwen uit de werkende klasse en gekleurde vrouwen betekent dit alles een dubbele werkshift: werken in andermans huis aan een minimumloon en daarbovenop het afstompende en eindeloze huishoudelijk werk in hun eigen huis.

Hoe zien sociale reproductie en reproductieve arbeid eruit in jouw ideale post-kapitalistische maatschappij? Ben je voorstander van een sterke welvaartsstaat waarin zorg en reproductie gecollectiviseerd zijn? Of zie je meer heil in de creatie van reproductieve commons, met autonome crèches, een basisinkomen of een loon voor/tegen huishoudelijk werk als tools voor reproductieve rechtvaardigheid?

We leven in meedogenloze neoliberale tijden waarin het kapitalisme gemeenschappen, vrouwen en de natuur uitperst, en alle levensactiviteiten bedreigt. Op het eerste gezicht klinkt de keynesiaanse oplossing van een versterking van de welvaartsstaat zeer verlokkelijk. Ik zou me dus natuurlijk verheugen op een grotere en versterkte welvaartsstaat, die iedereen van gezondheidszorg en sociale woningen voorziet. En ik steun de strijdbewegingen die dit tot doel hebben. Maar een vernieuwde en heroplevende welvaartsstaat is niet het einde van de discussie, eerder het begin. En hier scheiden de wegen van de reformistische feministen en revolutionaire feministen.<

Wij hebben meer ambitie en hebben een groter doel voor ogen, de ontmanteling van het kapitalisme en de invoering van democratische controle over de productie- en de reproductiemiddelen door de meerderheid van het volk. Wij strijden niet voor dit project omdat het romantisch of utopisch klinkt. We zijn er ons van bewust dat zelfs als we erin slagen de welvaartsstaat nieuw leven in te blazen en gratis geneeskunde voor iedereen bekomen, de NHS (de Britse National Health Service, ndvr) redden, een leefloon voorzien in India, zullen we het allemaal weer verliezen bij de volgende cyclus van kapitalistische crisis. Het kapitalisme is nu eenmaal een systeem dat gevoelig is voor cyclische crisissen. De verworvenheden die in tijden van voorspoed werden opgebouwd, zullen weer worden aangevallen in tijden van crisis, en de volgende generatie zal dezelfde strijd dus opnieuw moeten voeren. Wij willen een permanente oplossing in naam van de generaties die na ons komen en omwille van het voortbestaan van onze planeet.

Hoe zal sociale reproductie er dan moeten uitzien na de revolutie?

Alhoewel we als marxisten niet bezig zijn met het maken van blauwdrukken van de ideale communistische maatschappij, zou ik – teruggrijpend naar de ideeën van de eerste marxisten in het bijzonder de bolsjewieken – zeggen dat het belangrijkste probleem van vrouwenonderdrukking de scheiding tussen reproductie en productie is. We moeten deze scheiding afschaffen en dat kan enkel door de productie te reorganiseren in functie van onze menselijke noden. Dit kan op zijn beurt de sociale productie ‘ontgenderen’ door deze processen de collectieve sociale verantwoordelijkheid van iedereen te maken, in plaats van enkel van vrouwen.

De Amerikaanse feministe en dichteres Adrienne Rich redde mij door het onderscheid te maken tussen moederschap als ervaring en moederschap als instituut.

Als praktische stappen zou bijvoorbeeld al het onbetaalde, huishoudelijke ‘vrouwenwerk’ uit de private sfeer van het gezin moeten worden gehaald en opnieuw gecollectiviseerd worden. Al dat saaie, vervelende, isolerende was-plas- en kookwerk moet uit het individuele huis en gesocialiseerd worden, ofwel door de overheid die collectieve zorg voorziet, ofwel doordat iedereen binnen de gemeenschap op een sociale manier deelneemt aan de zorgtaken. Het is niet dat wij, werkende vrouwen, niet graag koken, het is dat we geen keuze hebben en elke dag moeten koken nadat we al een hele dag gewerkt hebben. Het gebrek aan keuze doodt onze geest en onze ziel. De socialisering van het huishoudelijk werk betekent niet dat de individuele keuze is afgeschaft, maar dat keuze voor het eerst zijn ware betekenis krijgt.

Ik ben het niet echt eens met de campagne ‘Wages for Housework’ (loon voor huishoudelijk werk) die werd gelanceerd in de jaren 70 door autonomistische feministen als Silvia Federici, Selma James en Mariarosa Dalla Costa. Ik ga akkoord dat huishoudelijk werk de basis vormt voor waardecreatie, het reproduceert arbeidskracht. Maar huishoudelijk werk creëert geen meerwaarde op de manier waarop de warenproductie dat doet. Er een loon voor vragen lijkt me dus een foute strategie.

Dit gezegd zijnde, zijn wij, sociale reproductiefeministen enorme dankbaarheid verschuldigd aan deze autonome feministische pioniers om de aandacht te vestigen op de arena van het onbetaald werk. Zij waren natuurlijk niet de eersten die dit deden. Ze werden voorafgegaan door de bolsjewieken en door de revolutionaire tradities van de zwarte arbeiders in de Verenigde Staten. Maar deze revolutionaire traditie ging verloren in de naoorlogse periode. De Italiaanse autonomisten deden een geweldige job door deze radicale tradities weer op te graven en dwongen ons om het kapitalisme in zijn geheel te bekijken, als een eenheid van productie en reproductie.

Hoe kunnen we ons met de #metoo-opstand verbinden vanuit een marxistisch feministisch perspectief en vanuit de sociale reproductietheorie? Tot dusver zijn het meestal radicale en liberale feministen die zich het thema van seksueel- en gendergerelateerd geweld toe-eigenen door te verwijzen naar de roofdierachtige natuur van de man als bron van alle kwaad.

#Metoo is een fantastische doorbraak. Wat zo inspirerend is, is niet dat vrouwen zich bewust werden van seksueel geweld op het werk. Vrouwen zijn er zich altijd al bewust van geweest en ze hebben het steeds verduurd en gecontesteerd. Maar wat wel fantastisch is, is dat de stilte die ons vrouwen, decennialang werd opgelegd publiekelijk werd doorbroken. Dat het een opgelegd stilzwijgen was is een belangrijke nuance. De stilte komt niet van vrouwen die bang zijn om te spreken. Ze is ons eerder opgelegd door kapitalistische sociale relaties. Laat me twee voorbeelden geven van dit opgelegd zwijgen.

Als je denkt aan alle infrastructurele obstakels waar vrouwen mee geconfronteerd worden als ze een seksueel delict willen aangeven: de politie en het rechtssysteem zijn duidelijk niet onze vrienden. Vrouwen worden gedwongen hun trauma voor zichzelf te houden of er alleen over te spreken met dichte familie en vrienden. Als je in de Verenigde Staten bijvoorbeeld, een senator of een congreslid wil aangeven voor seksueel geweld, moet je een jaar verplichte therapie en bemiddeling volgen, vooraleer je zelfs maar een formele klacht kunt indienen. Dat zijn infrastructurele hordes naast de schaamte en het je-dronk-te-veel, en je-rok-was-te-kort en andere dergelijke vrouwonvriendelijke nonsens.

Het tweede probleem is eveneens infrastructureel, maar misschien minder opvallend. Waarom komt een vrouw niet in opstand tegen haar baas, die haar aanrandt of ongewenste seksuele avances maakt? Het antwoord van het kapitalisme hierop is dat ze ofwel bang is of medeplichtig. Het antwoord van de sociale reproductietehorie is dat haar sociale status sterk gecompromitteerd wordt afhankelijk van haar etniciteit, klasse, gender en immigratiestatus. Als je een migrantarbeider bent en je bent het slachtoffer van seksueel geweld door je baas of een collega, dan bestaat de kans dat je je mond zult moeten houden en het geweld zal moeten verduren. Het alternatief betekent vaak dat je je inkomen zal verliezen of dat je stilletjes zal vertrekken naar een andere job waar eenzelfde dynamiek zich dreigt te herhalen. Naast het loon hebben migrantenarbeiders geen degelijk systeem van gezondheidszorg of sociale voorzieningen waarop ze kunnen vertrouwen. Als je ontslagen wordt in een land als de Verenigde Staten, is er geen veiligheidsnet tussen de dag dat je wordt ontslagen en de dag dat je nieuw werk vindt: geen gezondheidszorg, geen openbare diensten om jou en je familie doorheen de werkloze periode te loodsen. Het welig tierende seksueel misbruik op het werk houdt verband met het gebrek aan vakbonden op het werk, en het gebrek aan sociaal reproductieve diensten buiten het werk. Dat zijn de zaken die vrouwen stilte opleggen en hen belet de daders aan te klagen.

In de Verenigde Staten moet je een jaar therapie en bemiddeling volgen, wil je een senator of een congreslid aangeven voor seksueel geweld.

Dit is het soort verbanden die de internationale vrouwenstaking probeert te leggen: tussen gender en seksueel geweld en kapitalistische relaties. Vechten tegen een baas of een gewelddadige echtgenoot is nodig, maar niet voldoende. We moeten vechten voor een systeem dat ons een sterke vakbond geeft om onze rechten op het werk te verdedigen, en een sterk sociaal welvaartsysteem buiten het werk voor het geval we ons werk verliezen. In Chicago vochten hotelmedewerkers en hun vakbonden voor een paniekknop, die ze kunnen indrukken als er iets met hen zou gebeuren terwijl ze een kamer poetsen. Ik beschouw antikapitalistisch feminisme als de paniekknop tegen kapitalistisch geweld.

Hoe verrijken jouw gedachten, ideeën, perspectieven betreffende sociale reproductie de organisatie van de International Women Strike in de Verenigde Staten?

Sinds twee jaar ben ik, samen met een fantastische groep van feministische kameraden, lid van de International Women’s Strike in de Verenigde Staten. Als militant feministisch project proberen we twee dingen.

Ten eerste tussenkomen tegen de kapitalisatie van het feminisme. Zoals ik hiervoor al uitlegde: de dominante trend van het neoliberaal kapitaal bestond er niet in de feministische retoriek overboord te gooien, maar die om te vormen tot kapitaalcentrisch. Tegen deze verschraalde visie van het feminisme, concretiseerde International Women Strike een duidelijk anti-kapitalistisch feminisme, het feminisme van de 99  %.

Ten tweede was het gebruik van het woord ‘staking’ zeer belangrijk en we werden ervoor bekritiseerd door verschillende groepen van de Amerikaanse linkerzijde. Maar wij gebruikten het opzettelijk. Wij wilden de aandacht vestigen op het cruciale inzicht van SRT dat loonarbeid en sociale reproductie verschillende aspecten zijn van dezelfde kapitalistische eenheid en bijgevolg vraagt verzet tegen de ene vorm een opstand tegen de andere. Wij dachten niet, en we doen dat nog niet, dat vakbondsmacht in de Verenigde Staten zal heropgebouwd worden door te focussen op rekrutering op de werkplaats in de enge en geïsoleerde betekenis. We denken eerder dat een brede sociale strijd door de werkers, de vrouwen, de gekleurde mensen, de context zal scheppen voor dat type vakbondswerk. Het is geen toeval dat vorig jaar drie schooldistricten sloten op 8 maart omdat leraars, overwegend vrouwen, weigerden te gaan werken waarbij ze in de praktijk de kracht toonden van een klassenstrijdfeminisme.

Het is uiteindelijk onmogelijk om de SRT te bediscussiëren zonder het te hebben over de zegevierende stakingsactie van de leraars en de verpleegsters in de Verenigde Staten op dit ogenblik. Ik was in West Virginia gedurende de lerarenstaking en beleefde een van de beste weekends van mijn leven terwijl ik de stakers interviewde en van hen leerde.

Dus de vraag die we onszelf moeten stellen is de volgende: waarom zijn reproductieve werkers – onze leraars, onze verpleegsters, ons hotelpersoneel – de meest militante sectie van de Amerikaanse werkende klasse? Noch de bazen, noch de vakbondsbureaucraten hebben daar een antwoord op. Ik zal er mij aan wagen. Dit is niet alleen omdat, zoals we al eerder aanhaalden, er een zeer grote expansie plaatsvond in de sector, wat effectief zo is. Of omwille van de slopende besnoeiingen in deze diensten, die inderdaad gebeurden. Het is ook, en dat is cruciaal, omdat het werk van deze mensen de voorwaarden scheppen voor het functioneren van het systeem, en de werkers worden zich daarvan bewust. Wat gebeurt er als de scholen sluiten? Als de verpleegsters weigeren te verzorgen? Als migrantenvrouwen weigeren te poetsen? Het werk dat het systeem schraagt, zelfs als het geen onmiddellijke meerwaarde creëert, heeft enorme macht over het systeem. Dat is wat onze leraars, verpleegsters en poetsers aan het kapitaal leren.

En we hopen, dat er in de komende dagen meer en meer piketten zijn waar zulke lessen worden geleerd, opnieuw geleerd en doorgegeven.

Tot slot, je bent voltijds professor en activiste. Hoe beïnvloedde het moederschap jouw politiek, intellectueel en professioneel leven? Is het een verrijking, een belemmering of beide?

Ik maak deel uit van de linkse beweging sinds ik 16 ben. Ik noemde mezelf altijd een marxiste of revolutionair marxiste. In die hoedanigheid vocht ik tegen de onderdrukking van de vrouw zolang als ik me kan herinneren. Het is pas sinds 2008, na de geboorte van mijn dochter, dat ik het verband begon te voelen tussen gender en kapitalisme, niet alleen intellectueel, maar ook lichamelijk, dat ik erop stond een marxistisch feministe genoemd te worden. Dat nieuwe woord was belangrijk. Zwangerschap, bevallen en de eerste zorgende jaren veranderden mij in één klap, van een actieve, energieke, seksueel verlangende vrouw, in een eindeloos vermoeide, angstige, lichaamsbewuste, en bezorgde moeder.

De Amerikaanse feministe en dichteres, Adrienne Rich (en auteur van het befaamde boek ‘Of Woman Born: Motherhood as Experience and Institution’, nvdr) redde mij door het onderscheid te maken tussen moederschap als ervaring, waarvan ik min of meer genoot, en moederschap als instituut dat ik instinctief haatte. Mijn partner hielp me meer van het eerste te genieten en mij minder aan te trekken van het laatste. Na 2008 maakte het nieuwe woord ‘feministe’ me op een nieuwe manier alert. Het verbond me met geschiedenissen en verhalen die ik altijd al verdedigde, maar waar ik me misschien niet zo verwant mee voelde. Dit geldt ongetwijfeld voor alle vormen van intensieve zorg, niet alleen het moederschap. Feminisme schudde een revolutionair marxisme in mij wakker, op een manier die de betekenis en het project van beide veranderde.