Vijftig jaar na de staatsgreep tegen de regering van de Unidad Popular van Salvador Allende spreken we met Jorge Magasich over die historische episode van ‘de Chileense weg naar het socialisme’.
Sébastien Gillard: Op 4 september 1970 won Salvador Allende, de kandidaat van de coalitie Unidad Popular (Volkseenheid), de presidentsverkiezingen. Kunt u even de sociale en economische context schetsen waarin Allende president werd?
Jorge Magasich: Na Spanje en Frankrijk was Chili het derde land met een volksfrontregering, met de overwinning van Pedro Aguirre Cerda van de Radicale Partij in de presidentsverkiezingen van 1938. De meerderheid bestond uit de Chileense Radicale Partij, die op dat moment de belangrijkste volkspartij was, de Socialistische Partij, waar een aantal ministers deel van uitmaakte, en de Communistische Partij, die de regering van buitenaf steunde. Salvador Allende was minister van Volksgezondheid in die coalitie, die maar twee en een half jaar regeerde doordat de president tijdens zijn ambtstermijn overleed. Links nam toen voor het eerst deel aan de regering, weliswaar als kleine partner van de grote Radicale Partij.
In 1946 was er een gelijkaardige regering toen Gabriel González Videla werd verkozen dankzij een samenwerking tussen liberalen en communisten. Die alliantie werd beschouwd als antifascistisch, maar liep slecht af toen de president brak met de communisten die hem nochtans hadden gesteund. Videla verbood die partij zelfs en liet de communisten opsluiten in kampen. Dat was in het begin van de Koude Oorlog, toen de communisten ook in Frankrijk, België en Italië uit hun respectieve regering werden verdreven.
Over het al dan niet verbieden van de Communistische Partij waren de socialisten onderling verdeeld. Uiteindelijk herrees het linkse blok in de jaren 1950 met Salvador Allende als leider. In 1958 werd het verbod van de Communistische Partij opgeheven. Datzelfde jaar was Allende de kandidaat van het Frente de Acción Popular, een links blok van socialisten en communisten, en behaalde hij de tweede plaats bij de presidentsverkiezingen.
Allende verdedigde een model van overgang naar het socialisme dat geen gebruik maakt van wapens of geweld, maar dat de samenleving wil transformeren op basis van sociale verworvenheden.
Sinds 1958 toonde links dat het verkiezingen kon winnen. Bij de verkiezingen van 1964 stond Salvador Allende aan de leiding in de peilingen, maar rechts trok zijn kandidaat terug om de christendemocratie van Eduardo Frei Montalva te steunen. In 1970 stonden de sociale bewegingen sterk en de christendemocratische basis weigerde een alliantie met rechts. In een race met drie kandidaten won Salvador Allende op 4 september 1970 met 36% van de stemmen. Deze keer waren de marxistisch geïnspireerde partijen, de socialisten en de communisten, ook de twee leidende partijen.
Waarom spreken we van de Chileense weg naar het socialisme? Hoe verhoudt die strategische keuze zich tot andere ervaringen in Latijns-Amerika en elders in de wereld?
Jorge Magasich: Daarvoor moeten we terug naar de jaren 1970. De revoluties van die tijd werden op een of andere manier altijd uitgevochten met wapens, zij het in de Sovjet-Unie, China, Cuba of Joegoslavië. Om nog te zwijgen van de pogingen tot revolutie die in bloed werden gesmoord. Ik herinner me bijvoorbeeld de grote slachtpartijen in Indonesië in de jaren 1965-1966: zowat een miljoen communisten of boeren die ervan beschuldigd werden communist te zijn vanwege hun steun aan de progressieve regering, werden afgeslacht.1
Het volk had door de sociale strijd democratische rechten kunnen veroveren, waaronder het algemeen stemrecht en een parlement. Allende beschouwde die verworvenheden als zwak en omkeerbaar maar wilde ze niettemin gebruiken om de instellingen te veranderen en het land om te vormen tot een socialistische staat. Hij verdedigde een model van overgang naar het socialisme dat geen gebruik zou maken van wapens of geweld, maar de samenleving zou proberen te transformeren op basis van sociale verworvenheden om tot een pluralistisch en libertair socialisme te komen. Hij was er ook van overtuigd dat de Chileense militairen de grondwet verdedigden en de wet zouden respecteren. Hij heeft zich duidelijk vergist.
Denkt u dat de staatsgreep van 1973 en het einde van de Chileense weg naar het socialisme het falen van die politieke strategie heeft aangetoond?
Salvador Allende beging de fout dat hij niet heeft geprobeerd om het leger te hervormen. Dat leger was een staat binnen de staat en hij heeft nagelaten van het te democratiseren. In 1947 hadden de meeste landen van Latijns-Amerika een defensieverdrag getekend met de VS, dat hun het recht gaf militaire posten op te zetten die zo de wapenleveringen en -verkoop maar ook de opleiding en dus de ideologie van de militairen controleerde.
De Chileense militairen waren opgeleid om alle sociale bewegingen, communisten en links, inclusief de progressieven in de ruimste zin van het woord, als de interne vijand te beschouwen. De meeste officieren en hoge bevelhebbers waren doordrongen van die ideologie. Dat verklaart waarom ze na de staatsgreep zoveel mensen hebben vermoord. Bovendien waren de militairen erg geïsoleerd in de samenleving, ook al had Allende geprobeerd om ze te betrekken bij bepaalde bedrijven die hij had genationaliseerd.
De Chileense militairen waren opgeleid om alle sociale bewegingen, communisten en links, inclusief de progressieven in de ruimste zin van het woord, als de interne vijand te beschouwen.
Ik heb mijn proefschrift gewijd aan de soldaten die hebben geweigerd deel te nemen aan de staatsgreep2. Sommigen van hen hadden gewaarschuwd voor het gevaar van een staatsgreep, maar de regering reageerde niet. Erger nog, sommige matrozen die zich wilden verzetten tegen de staatsgreep, werden gearresteerd op bevel van de regering, die de wet op de staatsveiligheid op hen toepaste.
Ook de media speelden een rol. In die tijd bestond er wel al televisie, maar de radio en de geschreven pers waren nog altijd erg belangrijk. De meerderheid van de media was rechtsconservatief. De grote krant El Mercurio was trouwens betrokken bij de coup. Er was onvoldoende tegenwicht in de vorm van progressieve kranten.
Ik wil nu even terugkeren naar de beginjaren en de eerste maatregelen van de regering, in het bijzonder de nationalisaties. Over welke sectoren ging het? En waarom juist die sectoren?
Jorge Magasich: Dit is een zeer belangrijke vraag. De prestaties van de regering zijn enigszins overschaduwd door de brutaliteit van de staatsgreep en de wreedheden die erop volgden. Ik wil eerst een paar elementen aanhalen die veeleer symbolisch maar toch belangrijk zijn: het presidentiële gratiedecreet voor de linkse activisten die door de vorige regering waren vervolgd, de beperking van de salarissen van de overheidsadministratie, rechters, parlementsleden en ministers tot twintig keer het minimumloon, de transfer van de politieagenten die vroeger demonstranten neersloegen en met waterkanonnen van de weg spoten en die voortaan drinkwater naar de sloppenwijken moesten brengen.
In die tijd telde Chili tien miljoen inwoners, van wie de helft op de armoedegrens leefde. De laagste lonen en de kinderbijslag werden verhoogd. Daardoor konden ook de armsten zich consumptiegoederen zoals lakens, matrassen, fornuizen en koelkasten veroorloven. En ze kochten ook boeken: de regering had een openbare uitgeverij opgericht, Quimantú genaamd, die boeken uitgaf in grote oplages (50.000 exemplaren) en ze tegen
democratische prijzen aan de man bracht in de krantenwinkels van de volkswijken. Voor het eerst deden boeken hun intrede, zelfs in de meest bescheiden huishoudens.
Voortaan kreeg elk kind jonger dan vijftien jaar onvoorwaardelijk en gratis een halve liter melk per dag. Ondervoeding was een ernstige plaag: 7 van de 100 kinderen stierven voor hun eerste levensjaar. Dit beleid van een halve liter gratis melk heeft de kindersterfte aanzienlijk doen dalen.
Er werd een sociale vastgoedsector gecreëerd: de regering plande de nationalisatie van een honderdtal strategisch belangrijke industrieën of bedrijven met het oog op de vorming van een coherente sector. Dat moest de planning van de productie mogelijk maken om te voldoen aan de behoeften van het armste deel van de bevolking.
De meest emblematische maatregel van de regering-Allende was de nationalisatie van de kopersector, die de grootste bron van rijkdom van het land was en 70 tot 80% van het Chileense inkomen vertegenwoordigde. Het koper was voornamelijk in handen van drie VS-bedrijven: Anaconda Copper Company, Kennecott en Cerro. In 1971 nationaliseerde de regering vijf grote kopermijnen, een maatregel die unaniem werd goedgekeurd door het parlement. Die mijnen zullen de staat, tot in 2021, 115.000 miljoen dollar opbrengen.
In 1971 nationaliseerde de regering vijf grote kopermijnen. Die zouden de overheid, tot 2021, 115.000 miljoen dollar opbrengen.
Op internationaal vlak wilde de regering breken met de pro-VS-oriëntatie van de Koude Oorlog ten gunste van een beleid van ideologisch pluralisme. Ze wilde diplomatieke betrekkingen aanknopen met alle landen in de wereld, ongeacht het regime, op voorwaarde dat ze de zelfbeschikking van de volkeren en het principe van niet-inmenging respecteerden. Chili opende ambassades in eenentwintig nieuwe landen, te beginnen met Cuba, China, de Duitse Democratische Republiek en bepaalde landen in Afrika, zoals Nigeria. De regering-Allende wilde ook de diplomatieke betrekkingen met Bolivia herstellen en stemde ermee in om te onderhandelen over toegang tot de zee voor de Bolivianen om een einde te maken aan het conflict tussen de twee landen. Tot slot eiste ze een reeks hervormingen van het Bretton Woods-systeem, met een grotere deelname van de derdewereldlanden.
Ook de landbouw werd hervormd?
Jorge Magasich: De christendemocratische regering had in 1967 al een landhervorming doorgevoerd. Het was een preventieve hervorming, want ze wilde in de eerste plaats voorkomen dat de volksklassen communistisch zouden worden. Ze werd ook als dusdanig aangekondigd. Een van de obstakels voor de economische ontwikkeling van Chili waren de latifundia, grote landbouwbedrijven waar complete sociale onrechtvaardigheid de norm was en de boeren in ellende leefden. Die boerderijen waren niet erg productief, waardoor Chili een deel van zijn voedsel moest aankopen terwijl het net zo goed lokaal geproduceerd had kunnen worden.
De landhervorming die in 1967 door de christendemocraten en links was goedgekeurd, voorzag ook in de onteigening van bepaalde landgoederen. 5.800 daarvan voldeden aan de criteria voor ‘onteigening’, maar de christendemocratische regering onteigende er maar 1.400. De regering van de Unidad Popular daarentegen onteigende er 3.400.
Wat was de rol en het gewicht van de communisten in de regering van de Unidad Popular?
Jorge Magasich: De Unidad Popular bestond uit zes partijen. De twee grootste waren de Socialistische Partij en de Communistische Partij. De Chileense communisten vormden de op drie na grootste communistische partij in het Westen, na Italië, Frankrijk en Portugal. De partij ontstond in de jaren 1920, werd meermaals buiten de wet gesteld en was de grootste partij binnen de werkende klasse. Het was ook de best georganiseerde partij en ze was stevig geworteld in de arbeidersstrijd. De voorzitters van de Centrale Arbeidersvakbond, de enige vakbond in Chili, waren al jaren communisten.
De Socialistische Partij verschilde van de huidige als dag en nacht. Zij wilde geen lid worden van de Socialistische Internationale omdat ze die te sociaaldemocratisch vond; nu is zij wel aangesloten. Veel verschillende tendensen vonden een onderdak in de Socialistische Partij: socialisten, aanhangers van Che Guevara, trotskisten enzovoort. Salvador Allende was een van de oprichters van de partij. Al in de jaren 1950 had hij besloten een blok te vormen met de communisten.
In 1972, tijdens de staking van de vrachtwagenchauffeurs, steunden de werkende mensen de regering en hielden ze het land draaiende door in vrijwel elke industrie aan het werk te blijven.
Dan had je nog de MIR, een partij van revolutionair links, die zich liet inspireren door Che Guevara en de Cubaanse revolutie, en voor het overige niet veel vertrouwen had in de Chileense weg naar het socialisme. Ze vond dat het volk zich moest voorbereiden op een staatsgreep en een guerrillaoorlog.
Welke rol speelde de arbeidersklasse hierin? Hielp ze actief mee om de Unidad Popular aan de macht te brengen en haar politiek beleid uit te voeren?
Jorge Magasich: Een van de elementen die bijdroegen aan dat linkse blok was de oprichting van de Central Única de Trabajadores (CUT) in de jaren 1950. De christendemocratie had geprobeerd een andere vakbondscentrale op te zetten maar dat werd een fiasco. De traditie van eenheid in het Chileense vakbondswerk is van groot belang geweest. Vooral daardoor was de vakbond erin geslaagd een algemene staking te organiseren.
De arbeidersklasse had haar organisatieniveau al opgekrikt tijdens de legislatuur voor die de regering van de Unidad Popular. Almaar meer mensen sloten zich aan bij een vakbond, er braken meer stakingen uit en ze duurden ook langer.
In 1972, tijdens de staking van de truckers die met het oog op de destabilisering van de regering de steun kreeg van de CIA, probeerde het patronaat de economie lam te leggen. Maar de werkende mensen bleven achter de regering staan en hielden het land draaiende door vrijwel in elke industrie aan het werk te blijven. Het was actieve en cruciale steun van arbeiderskant. In zijn film La Spirale heeft Armand Mattelart het over ‘Mei 68 op zijn kop’3.
In het tweede deel van uw geschiedenis van de Unidad Popular4legt u uit dat de regering-Allende vanaf de eerste dagen na haar verkiezing en zelfs voor haar aantreden te maken kreeg met complotten, een combinatie van terroristische aanvallen, extreemrechtse propaganda en een economische boycot. Wie waren de actoren die zo reageerden en zich verzetten tegen de linkse regering? Kunt u ons wat meer vertellen over hun acties?
Jorge Magasich: De VS had zich al vanaf 1964 met de Chileense politiek bemoeid. In dat jaar had Washington meegewerkt aan de vereniging van heel de oppositie tegen links. Het had rechts ervan overtuigd om zijn eigen kandidaat terug te trekken en de christendemocratische kandidaat te steunen. Tegelijkertijd had het een reeks reclamecampagnes gefinancierd waarin werd beweerd dat, als Allende zou winnen, kinderen bij hun moeders zouden weggehaald en naar Cuba of de Sovjet-Unie overgebracht zouden worden, dat mensen zouden gefusilleerd worden en dat ze konden rekenen op de instelling van een dictatuur.
In 1970 steunde de VS niet een of andere kandidaat, maar financierde wel een propagandacampagne die beweerde dat Sovjettanks op het punt stonden post te vatten voor het presidentiële paleis Moneda. Er zullen later wel degelijk tanks voor het paleis staan, maar… het zullen geen Sovjettanks zijn.
Op 15 september 1970 was er een cruciale vergadering in het Oval Office van het Witte Huis. Nixon had net twee rapporten ontvangen: een rapport van de president van Chili, Eduardo Frei Montalva, die aankondigde dat Chili een tweede Cuba dreigde te worden als Allende aan de macht kwam. Zo’n rapport verzenden komt eigenlijk neer op een staatsgreep bestellen. Het tweede rapport ging in dezelfde richting en kwam van Agustín Edwards Eastman, de rijkste man van Chili, die een paar dagen ervoor in Washington was aangekomen.
Nixon belegde vervolgens een vergadering met de minister van Justitie John Mitchell, CIA-directeur Richard Helms en Henry Kissinger. Tijdens die korte ontmoeting gaf hij de CIA-directeur de opdracht om een staatsgreep te organiseren in Chili. Die instructies zijn gelukkig bekend geworden doordat Helms ze jaren later aan de Church Inquiry (Onderzoek naar misbruik door de CIA, de NSA, de FBI en de IRS) moest opbiechten. Uit die instructies bleek dat Chili gered moest worden, de beste agenten erheen gestuurd moesten worden, dat er binnen 48 uur een actieplan op tafel moest komen en dat er tien miljoen dollar of meer indien nodig moest worden uitgetrokken. De uitdrukking ‘Make the economy scream’ (Doe de economie kermen) komt van die lijst van instructies, die ook voorzag in een economische boycot van Chili.
De VS had al sinds 15 september 1970 het plan opgevat om een staatsgreep te plegen, d.w.z. na de verkiezing van Allende maar voor hij aantrad. Er zouden nog drie pogingen volgen en de hoogste legerchef René Schneider, overigens de enige hooggeplaatste militair die zich tegen een staatsgreep verzette, werd op 22 oktober vermoord door een extreemrechtse groep.
De VS financierde terroristische acties om een democratisch verkozen regering omver te werpen, stuurde via diplomatieke weg wapens, maakte een enorm bedrag over aan de krant El Mercurio om een propagandacampagne te voeden, richtte een antiregeringsradiostation op en financierde de extreemrechtse krant Tribuna. Er werd zelfs een poging gedaan om Allende nog voor zijn ambtsaanvaarding te vermoorden, een poging die samenviel met de komst van de CIA-agenten die het leger probeerden te overtuigen om mee te werken aan de omverwerping van de regering.
Dat de VS de democratie zou verdedigen is een lachertje. De historische feiten bewijzen het tegendeel.
Waren de via de VS-ambassade verstuurde wapens bedoeld om extreemrechts te bewapenen voor de strijd tegen de regering?
Jorge Magasich: De laatste week van september 1970 en begin oktober van dat jaar liet extreemrechts zesentwintig bommen ontploffen met de bedoeling – volgens de woorden van de CIA zelf – een klimaat te creëren dat gunstig was voor een staatsgreep, een klimaat van terreur, opdat de bevolking zou eisen dat orde op zaken werd gesteld.
De CIA heeft dus extreemrechtse groepen gefinancierd. Een daarvan heeft zelfs geprobeerd om de aanvallen in de schoenen van links te schuiven met het verzinsel van ‘arbeiders- en boerenbrigades’, die in feite nooit hebben bestaan.
Er was ook sprake van een economische boycot en blokkades om het land te destabiliseren …
Jorge Magasich: Ja, met de frauduleuze verkoop van grote hoeveelheden metaal werd zelfs geprobeerd om de koperprijs te drukken, een poging die verijdeld werd.
De VS blokkeerde de kredietlijnen van de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank, de Wereldbank enzovoort. Dat leidde tot een tekort aan buitenlandse valuta en vervolgens tot economische problemen zoals inflatie en het ontstaan van zwarte markten.
De VS had al sinds 15 september 1970 het plan opgevat om een staatsgreep te plegen, na de verkiezingen maar nog voor het aantreden van Allende.
Er zijn twee stakingspogingen geweest van de werkgevers, verenigd in SOFOFA, het equivalent van het de Belgische VBO, en andere werkgeversbonden in de sectoren handel en industrie. Ze organiseerden blokkades met vrachtwagenchauffeurs die in feite voormalige landeigenaren waren en die het geld van hun onteigende landgoederen hadden geherinvesteerd in vrachtwagenparken.
Ook dokters, tandartsen enzovoort werden opgetrommeld. Rechts heeft zowat iedereen gemobiliseerd die het kon mobiliseren tegen de regering van Allende, volgens een corporatistische logica.
Na de staatsgreep gaf Orlando Sáenz, voorzitter van de Vereniging van Industriële Werkgevers, inzicht in de financiering van hun activiteiten. Het ging om een honderdtal bankrekeningen in het buitenland: de VS, Mexico, Venezuela, Zwitserland enzovoort. Die rekeningen werden gespijsd door lokale patroons en, volgens Sáenz, waarschijnlijk door de CIA. Met dat geld financierden ze de truckersstaking van oktober 1972, waar het volksverzet een einde aan maakte, en vervolgens de staking van juli 1973 die uitmondde in de staatsgreep.
Waren er tegenover al die druk en de vele spanningen nog andere krachten die solidair waren met de Unidad Popular?
Jorge Magasich: Allende wilde de schulden van zijn land herschikken en vond hiervoor een bondgenoot in Europa. Voor zijn eerste bezoek trok de eerste secretaris van de Franse Socialistische Partij François Mitterrand naar Chili. Frans parlementslid Claude Estier, die hem vergezelde, tekende zijn gesprek met Allende op5
Zijn bezoek kreeg weinig aandacht omdat hij in Chili aankwam net toen Fidel Castro daar ook was, met in zijn kielzog drie- tot vierhonderd journalisten, dixit Castro zelf. Mitterrand bleef veeleer onopgemerkt …
Allende kreeg In Latijns-Amerika uiteraard steun van Cuba, maar ook de Mexicaanse regering was hem vrij goedgezind. Chili deed zaken met iedereen ongeacht het regime, onder andere met het Spanje van Franco maar ook met de militaire dictatuur in Brazilië, die nochtans in 1973 zou deelnemen aan de staatsgreep, met Argentinië, dat ook een extreemrechtse regering had, en met Peru.
De staatsgreep was het werk van zeer specifieke organisatoren: de regering-Nixon in de VS, de Chileense rechtervleugel, de christendemocratische partij, het patronaat en het leger. Niemand anders is verantwoordelijk.
De meeste Latijns-Amerikaanse regeringen bleven handel drijven met Chili, ook al waren ze conservatief, met uitzondering van Venezuela,waar een christendemocratische regering het voor het zeggen had. Europa volgde de door de VS georganiseerde economische boycot niet echt op. De meeste socialistische landen, de Sovjet-Unie op kop, openden kredietlijnen voor Chili, maar dat volstond niet om de door de VS geblokkeerde kredietlijnen te compenseren .
Wat moeten we vooral onthouden, vijftig jaar na die staatsgreep in Chili tegen de regering van de Unidad Popular?
Jorge Magasich: Vandaag de dag geven alle sinds 1990 in Chili verkozen regeringen een soort officiële geschiedenis door. Ze roept een tragische periode op waarin de Chilenen tegenover elkaar kwamen te staan en niet in staat bleken om overeen te komen.
Dat is volgens mij duidelijk in strijd met de waarheid. De staatsgreep was het werk van zeer specifieke organisatoren. Het is de regering-Nixon die samenwerkte met de rechtse krachten in Chili, de Chileense christendemocratische partij, de Chileense werkgevers en het Chileense leger. Niemand anders is verantwoordelijk.
Ik onthoud tevens de inhoud van het programma van de Unidad Popular en in het bijzonder de nationalisering van de grondstoffen. Vandaag de dag zijn de vijf kopermijnen die ik heb genoemd nog altijd openbaar, maar zes andere, nog grotere mijnen, zijn in particuliere handen, wat absurd is, aangezien de Chileense staat koper kan winnen en verkopen. De kwestie van de nationalisatie van hulpbronnen is vandaag de dag nog altijd aan de orde voor nieuwe mineralen zoals lithium. Daarmee zou sociale vooruitgang kunnen gefinancierd worden, zoals het programma van de Unidad Popular heeft gedaan.
Footnotes
- Wim De Ceukelaire, “De actualiteit van de anticommunistische massamoord in Indonesië”, Lava 20, 31 maart 2022.
- Jorge Magasich-Airola, “Ceux qui ont dit ‘Non'”: histoire du mouvement des marins chiliens opposés au coup d’Etat de 1973″ Thèse de doctorat, ULB, 2007
- “La spirale”. Armand Mattelart, 1976. Frans met Spaanse ondertiteling.YouTube, 10 maart 2014.
- Jorge Magasich, Historia de la Unidad Popular – Volumen II : De la elección a la asunción: los álgidos 60 días del 4 de septiembre al 3 de noviembre de 1970 (de 60 hoogdagen van 4 september tot 3 november) LOM, 2020.
- Claudia Estier, “Mitterrand et Allende”, Institut François Mitterrand, 2013.