Artikels

Minder lang werken om beter te leven

  1. De militante Frigga Haug doceerde sociologie aan de Universiteit voor Wetenschappen en Politiek in Hamburg. Ze deed onderzoek naar de situatie van de vrouwen en in het bijzonder naar de door vrouwen uitgevoerde maar niet-betaalde ‘reproductiearbeid’ en de relatie daarvan met de loonarbeid.1

In haar boek Die Vier-in-einem-Perspektive beschouwt Frigga Haug de genderrelaties als productieverhoudingen, als een ‘knoop van overheersing’ die kan worden worden ontward door een andere tijdpolitiek.

Lava: U hebt heel intens het thema van de arbeidsduurvermindering bestudeerd. Uw vier-in-één-perspectief wil ons leven op een andere manier organiseren, zowel qua tijd als inhoud. U maakt dan een onderscheid tussen de tijd die besteed wordt aan loonarbeid, aan reproductiearbeid (onderwijs, zorg, huishouden…), culturele ontwikkeling en politiek beleid van onderuit. Zal die nieuwe organisatie volstaan om de samenleving radicaal te veranderen?

© istock by Getty Images

Frigga Haug: Op het eerste gezicht lijkt het vier-in-één-perspectief vrij onschuldig. Iedereen kan er zonder veel moeite aan deelnemen. In werkelijkheid echter zal het maar gerealiseerd worden na een grote omwenteling. Beeld u eens in dat we allemaal ons leven zo zouden kunnen inrichten dat we heel natuurlijk, elke dag, een deel van onze tijd kunnen besteden aan loonarbeid en aan de bevrediging van onze collectieve behoeften. Een tweede deel zou gaan naar wat reproductiearbeid wordt genoemd ten voordele van bejaarden, kinderen, zieken, onszelf en ons gezin. Een deel van die reproductiearbeid behoort niet tot de categorie loonarbeid en komt meestal op de schouders van de vrouwen terecht. Het vier-in-één-perspectief vereist dat die arbeid door iedereen wordt uitgevoerd, ongeacht geslacht, beroep of opleiding. Tijdens een derde deel van de actieve dag kunnen we allemaal werken aan onze eigen ontwikkeling, ons overgeven aan allerlei creatieve activiteiten − in de woorden van Marx: het ontplooien van onze productieve talenten, ook bij onze vrijetijdsbestedingen. De mens zelf wordt het doel en we realiseren ons dat mens zijn meer is dan enkel eten, drinken en tegen betaling werken voor onze bestaansmiddelen.

Wie de dag op die manier indeelt komt onvermijdelijk tot het besluit dat daarvoor een gans andere maatschappij nodig is. Het gaat om een omwenteling van het leven in zijn geheel voor wat betreft het gebruik van de tijd en onze inzet in die verschillende domeinen. Om dat te realiseren moeten we onszelf en de anderen ervan overtuigen dat het de enige weg is naar een rijk en boeiend leven en moeten wij ons inzetten om dat doel te bereiken − en dat doen we tijdens het vierde deel van de dag.

Frigga Haug, Foto © Joachim E. Röttgers

Fascinerend aan dit vier-in-één-perspectief is dat we er nu al kunnen aan beginnen terwijl het tegelijk een utopie blijft, een toekomstvisie. Want het perspectief botst natuurlijk met alle krachten en machten die uit eigenbelang de dag liever anders ingedeeld zien, een andere invulling van de tijd en een andere verdeling van de middelen voor ogen hebben. Het botst ook met onze gewoonten, onze gevoelens, onze waarden. Vanuit dat standpunt is de realisatie van zo’n visie op de invulling van de tijd en het leven een taak voor heel onze geschiedenis en voor meerdere generaties.

Ik noem dat vier-in-één-perspectief vaak het Communistisch Manifest van de vrouwen…

Aanvankelijk voelde ik enige schroom… Hoe kon ik mijn werk, dat vast niet goed genoeg is, zo’n grootse titel geven? Daarnaast heeft het woord ‘communistisch’ in de Koude Oorlogsjaren elke band met de hoop op de totstandkoming van de ‘Commune’ verloren. Maar bij nader inzicht lijkt het idee me almaar minder onlogisch. Uiteindelijk belangt de eerste verandering op de weg naar het vier-in-één-perspectief iedereen aan. Want die verandering impliceert het einde van de strijd voor de arbeid (zij het loonarbeid, huiselijke arbeid, productieve of niet-productieve arbeid).

Ze vertrekt van alle sociale arbeid en niet alleen van de loonarbeid en schuift daarbij een andere orde naar voor voor de verschillende arbeidsvormen. Zodra die verandering een feit is, treden nieuwe domeinen op de voorgrond: de culturele ontwikkeling − in overeenstemming met de oproep van het Communistisch Manifest, die onderlijnt dat “de vrije ontwikkeling van ieder de voorwaarde is voor de vrije ontwikkeling van allen” − en het politieke beleid, dat het werk van iedereen moet zijn. Die twee domeinen moeten beschouwd worden als sociale arbeid.

Belangrijk is ook dat de vrouwen door de toepassing van het vier-in-één-perspectief een sleutelrol zullen spelen in plaats van in het hoekje van de zorg geduwd te worden. Zij hebben er immers belang bij dat de zorg ieders verantwoordelijkheid wordt en zij moeten erover waken dat die heroriëntering niet vergeten wordt. Als mens hebben zij meer te winnen bij een herverdeling van alle vormen van arbeid dan te verliezen door afstand te doen van het recht om zich in een positie van totale afhankelijkheid te laten onderhouden.

Vanuit die optiek zouden we ongetwijfeld onze eis een manifest kunnen noemen, weliswaar in een klimaat dat heel veraf ligt van het communisme maar wel meer openstaat voor de emancipatie van de vrouw.

Waarom hebben de vrouwen hun eigen manifest nodig? Volstaat het niet van samen te strijden met de mannen?

Toen we met de Socialistische Vrouwenliga voor het eerst bewust gezamenlijk de strijd aangingen op het einde van de jaren zestig, was onze slogan voor de 1 mei-betoging: “Vrouwen samen zijn sterk; mannen en vrouwen samen zijn nog sterker”. Dat leek ons toen heel gedurfd, maar met die slogan isoleerden wij ons van de opkomende autonome feministische beweging. Maar ook van de arbeidersbeweging, die de vrouwenorganisaties beschouwde als kleinburgerlijk, hen misprees en zelfs vaak bestreed.

In die tijd hadden wij er nog geen benul van hoe groot het probleem van de genderrelaties was en wij hadden ze ook nog niet gedefinieerd als productieverhoudingen. Daardoor zagen we de ‘knoop van overheersing’ niet, die voor de reproductie van de kapitalistische productiewijze gebruik maakt van de genderrelaties. Die knoop kan niet losser gemaakt worden en nog minder helemaal ontward worden zonder de bevrijding van de vrouw.

“Vrouwen samen zijn sterk; mannen en vrouwen samen zijn nog sterker”. Met die slogan isoleerden wij ons van de opkomende autonome feministische beweging.

Concreet betekent dit dat mannen over andere privilegies beschikken dan vrouwen en dat het kan dat de twee tegenover elkaar komen te staan in plaats van elkaar te versterken. De gesplitste inkomens van gehuwde koppels werkt zo in de hand dat de vrouw thuis blijft of maar een paar uurtjes werkt terwijl de man een goedbetaalde job heeft. Alleen de mannen worden daar beter van. Het is immers heel wat aangenamer voor hem ’s avonds thuis te komen in een net huis met goed verzorgde kinderen en dat hij kan rekenen op een echtgenote die bereid is haar leven op te offeren voor het gezin. In die zin is het essentieel dat wij, bij de opstelling van onze politieke eisen, altijd rekening houden met de genderrelaties.

Sinds enige tijd staat de eis van de 30-urenweek weer op de agenda, en daar verheugen wij ons uiteraard over. De kwestie wordt nog dringender door de technologische evolutie. Ook de vakbonden zijn die eis genegen. Is de eis van arbeidsduurvermindering een echte vrouweneis?

Helemaal niet. Al vanaf het begin maakte de eis van arbeidsduurverkorting de kern van de sociale strijd uit. De eerste strijd waarmee de ontwikkeling van het kapitalisme en van de arbeidersbeweging die eruit voortkwam, geconfronteerd werd, was de strijd voor de duur van de arbeidsdag.

Honderdvijftig jaar geleden ging het dus al over de achturendag. Die strijd heeft nooit tot een definitieve overwinning geleid en is vandaag weer actueel.

Marx heeft dat heel nauwkeurig beschreven in het achtste hoofdstuk vn het eerste boek van Het Kapitaal. In de negentiende eeuw creëerde de industrialisering het systeem van de fabrieken waar meerwaarde werd geproduceerd en de meerarbeid werd toegeëigend, wat de basis en het doel van de kapitalistische productie is. Die nieuwe productiewijze wordt gekenmerkt door “het hartstochtelijke verlangen van het kapitaal naar een mateloze en meedogenloze verlenging van de arbeidsdag… ”

Jules Grandjouan voor L’Assiette au buerre, 1906

Honderdvijftig jaar geleden ging het dus al over de achturendag. Die strijd heeft nooit tot een definitieve overwinning geleid en is vandaag weer actueel. Vanuit het standpunt van de vrouwen en in het kader van het vier-in-één-perspectief is het zeker nuttig de strijd voor een radicale verkorting van de arbeidsduur, die kan rekenen op de steun van de vakbonden en de arbeiderspartijen, weer op te nemen.

Maar een geleidelijke verkorting van de achturendag of van de werkweek is nog niet hetzelfde als de verdeling van het geheel van de maatschappelijke arbeid. Want ons project gaat over maatschappelijke arbeid, niet alleen loonarbeid. Vanaf het begin is ons project gericht op het geheel van activiteiten die in de samenleving worden uitgevoerd.

Zelfs bij een actieve dag van zestien uur is in ons project niet meer dan vier uur voorzien voor de productie en de verdeling van de bestaansmiddelen. De rest, drie maal vier uur, wordt besteed aan de drie andere componenten van onze sociale activiteit. In tegenstelling tot diegenen die, vanuit een beperkende definitie van het begrip arbeid, beweren dat massale werkloosheid onvermijdelijk is gezien de snelle ontwikkeling van de productiekrachten, argumenteert het vier-in-één-perspectief dat er geen gebrek aan werk is. Integendeel, er is te veel werk en wij kunnen ons niet meer dan vier uur betaald werk veroorloven als we aan alle essentiële menselijke activiteiten willen toekomen.

Bestaat er een tegenstelling tussen de eis van de 30-urenweek en het vier-in-één-perspectief?

Neen, geen tegenstelling, maar die eis volstaat niet en brengt ons ook niet dichter bij ons doel, zoals ik al heb uitgelegd. Hij stelt de bestaande genderverhoudingen niet in vraag en ontwart de ‘knoop van overheersing’ niet die noodzakelijk is voor de kapitalistische reproductie. Als we enkel de arbeidsduur verkorten en voor het overige binnen het huidige kader blijven zal men de neiging hebben om de gewonnen tijd te verdelen volgens het oude stramien met meer zorg en huishoudelijke taken voor de enen en meer vrije tijd voor de anderen.

In het huidige klimaat is het weinig waarschijnlijk dat iedereen dankzij die arbeidsduurvermindering meer zal kunnen deelnemen aan de collectieve opbouw van de nieuwe maatschappij of nieuwe dingen zal kunnen leren. Niettemin is elke strijd voor de verkorting van de arbeidstijd en elke tussenkomst in het beleid inzake tijdsbesteding van belang. Ze schept voordeliger voorwaarden om samen na te denken over onze tijd om te leven, zinvolle arbeid uit te voeren en een project uit te werken voor een beter leven.

Als we enkel de arbeidsduur verkorten zal de gewonnen tijd verdeeld volgens het oude stramien met meer zorg en huishoudelijke taken voor de enen en meer vrije tijd voor de anderen.

Een van de essentiële veranderingen van uw vier-in-één-perspectief is dat de vrouw “zich zou kunnen oefenen in vrijetijdsbesteding” en “een doel op zich zou kunnen worden”. Bedoelt u daarmee dat de vrouwen heel erg de noodzaak aanvoelen om eindelijk tijd voor zichzelf te hebben?

Het verlangen naar tijd voor zichzelf, uitgedrukt door vrouwen die uitgeput zijn door gebrek aan tijd; is niet meer dan een wanhoopskreet en geen oproep naar meer ruimte voor de eigen ontwikkeling. Van belang is dat alle verworvenheden van de beschaving worden aangeleerd.

“Het vormen van de vijf zintuigen, zegt Marx, is het werk van heel de menselijke geschiedenis.” Het is een activiteit op zich die deel uitmaakt van het menselijk bestaan maar die door tijdgebrek verdwijnt uit het leven van alle dag, vooral dat van vrouwen. Anderzijds is het verlangen naar tijd voor zichzelf een antwoord op de privatisering van de sociale taken die, wanneer er niet voor betaald wordt, vrijwillig door vrouwen moeten opgenomen worden.

Het is moeilijk uit te maken of het verlangen naar meer tijd voor zichzelf in die omstandigheden ook een vorm van verzet is tegen het feit dat de vrouw altijd ter beschikking van anderen moet staan. Het kan ook betekenen dat het niet altijd duidelijk is in welke richting ze moet gaan om zich ervan te bevrijden.

Veel mensen, ook vrouwen, hebben er vaak de brui aan gegeven: ze zijn oververmoeid, overwerkt, gelaten in hun lot en denken niet meer na over sociale alternatieven. Nochtans lijkt verbeeldingscapaciteit mij een essentiële voorwaarde voor sociale verandering en zelfbeschikking. Hebt u een idee of een formule die de mensen er op zijn minst zou toe aanzetten opnieuw na te denken over sociale utopieën?

Toen ik in 1977 begon les te geven aan de tweedekansuniversiteit, dacht ik dat de ervaringen uit het beroepsleven een schat zouden zijn die zou kunnen inspireren en stimuleren om sociale wetenschappen te studeren. Alle studenten zouden enthousiast werken en hun leven in eigen handen nemen. Als de studenten maar de drijvende krachten in de samenleving zouden ontdekken, zo dacht ik, zouden ze er energie uit putten om de samenleving te veranderen in een richting die goed zou zijn voor iedereen. Kortom: Rosa Luxemburgs oplossing − iedereen moet leren regeren − was voor mij het kompas voor het onderwijs en het leerproces. Dit ordewoord nodigt iedereen uit na te denken over een radicale vorm van democratie en ze door te voeren.

“Het vormen van de vijf zintuigen,” zegt Marx, “is het werk van heel de menselijke geschiedenis.” Het is een activiteit op zich maar die door tijdgebrek verdwijnt uit het leven van alle dag, vooral dat van vrouwen.

Maar nu blijkt dat het allemaal wat ingewikkelder is. Het is waar dat er in onze huidige samenleving minder hoop is. Het wordt moeilijker om ons nog een betere samenleving in te beelden. Dat is niet nieuw. De media doen er overigens alles aan om de ontwikkeling van een collectief bewustzijn te dwarsbomen. We zagen hetzelfde scenario in de jaren zeventig. De studenten die mijn eerste seminarie over de kritiek van de sociale structuren bijwoonden, mannen én vrouwen, konden zich geen alternatief indenken. Hun voorstellen gingen niet verder dan ‘meer openbaar vervoer’ en ‘goedkopere tickets’ en misschien ‘wat meer kinderopvang’.

Het was duidelijk dat de kapitalistische productiewijze al hun dromen en hoop had ondergesneeuwd. We hebben de studie van de geschiedenis moeten uitdiepen en verbreden. Dat deden we door samen met hen de utopieën te lezen, van Thomas More tot nu, en in het bijzonder de feministische visies over de afschaffing van de mannelijke overheersing. En voor mijn ogen ontwaakten de studenten uit een diepe slaap. Ze begonnen te debatteren en elkaar aan te moedigen. Ze stelden almaar diepgaander veranderingen voor en begonnen zich een zeer gedetailleerd beeld te vormen van alternatieve samenlevingen.

Door terug te grijpen naar de geschiedenis en de literatuur hadden we een bres geslagen. Kortom: we moeten zoveel mogelijk culturele aandachtspunten creëren zodat we de eigen verbeelding kunnen bevrijden en productief laten werken. Dat kan alleen als we dat collectief doen. Dan zijn we al begonnen met “het samenvallen van het veranderen van de omstandigheden met de menselijke activiteit oftewel zelfverandering”, zoals Marx schrijft.

Footnotes

  1. Frigga Haug, Die Vier-in-einem-Perspektive: Politik von Frauen für eine neue Linke, Argument Verlag, Hamburg, 2008 (tweede uitgave in 2009), ISBN : 978-3-88619-336-3.