Artikels

Links moet uitpakken met gedurfd alternatief

Ruben Ramboer

+

Samir Amin

—13 augustus 2018

Een groot marxist heeft ons verlaten. Lava herpubliceert een interview van Samir Amin over de kapitalistische crisis. Het interview is vijf jaar oud, de inhoud is, zoals steeds bij Amin, zijn tijd ver vooruit.

Samir Amin
(WikiMedia Commons)

Op 12 augustus 2018 overleed Samir Amin op 86-jarige leeftijd. Hij was wereldwijd gekend voor zijn marxistische analyses van het kapitalisme, de globalisering en de Derde Wereld. Ruben Ramboer, hoofdredacteur van Lava Media, nam enkele jaren een interview af over de economische crisis en de strategie van links dat. Het blijft brandend actueel. “Het kapitalisme is in zijn seniele fase aanbeland” zei Amin. “In een dergelijke periode leiden de sociale bewegingen, de protesten tot politieke veranderingen, voor het beste of het ergste. Fascistisch of progressief. Radicaal links moet het initiatief nemen om een front op te bouwen, een antimonopolistisch sociaal blok. De historische voorwaarden zijn hiervoor aanwezig.”

Ruben Ramboer. Volgens u dateert de huidige crisis al van 1971?

Samir Amin. In die tijd zegden economisten zoals Frank, Arrighi, Wallerstein, Magdoff, Sweezy en ikzelf dat de nieuwe grote crisis was aangebroken. De “grote”. Niet zomaar een kleine met wat schommelingen zoals er daarvoor al veel waren. Het is begonnen met het loslaten van de wisselstandaard tussen de dollar en het goud. Ze kwam tot uiting in een bruuske duik van het groeipercentage in amper een paar jaar tijd tot exact de helft van wat het was in de naoorlogse bloeiperiode. In Europa daalde het van 5 naar 2,5 % en in de VS van 4 naar 2 %. De oorzaak daarvan lag bij een daling, in dezelfde ordegrootte, van de investeringen in de productiesector. De grote crisis is begonnen en bleef duren van 1972-73 tot 1980.

In de jaren 1980 reageerden Thatcher en Reagan op die crisis met een politiek die de groeicijfers niet deed stijgen, maar deze integendeel op hun zeer lage niveau hield: privatiseringen voor de uitbreiding van het terrein voor de kapitaalgroei, liberalisering van de financiële markt en directe besparingen. Er waren wel hele kleine schommelingen rond dat groeipeil. Nu er in België een lichte stijging is in die groei van − 0,1 naar + 0,1 %, jubelt iedereen: “De crisis is voorbij”. Dat is belachelijk. Het is trouwens nooit de bedoeling geweest van de liberalen om de groei te herstellen, wat ze ook mogen beweren. Het doel was vooral de inkomens te herverdelen in het voordeel van het kapitaal. Opdracht volbracht.

Als je van de crisis alleen maar een financiële analyse maakt, kan je ook de oorzaken alleen maar vinden bij zaken die rechtstreeks met die financiële analyse verband houden, bijvoorbeeld de deregulering als hoofdoorzaak. De banken en andere financiële instellingen blijken de voornaamste begunstigden te zijn van die kapitaalexpansie. Dat maakt het gemakkelijker om die dan ook als enige verantwoordelijken aan te wijzen.

We hebben sinds een dertigtal jaren een – kwalitatief nieuwe – graad van kapitaalconcentratie zonder voorgaande bereikt.

Maar laat ons niet vergeten dat de oligopolies over het algemeen hun voordeel hebben gehaald uit de expansie van de geldmarkten. De winsten van de oligopolies vloeien voor 40 % voort uit hun financiële operaties… Het is de overheersing van “het oligopolie of de algemeen verbreide monopolies”, die de economie in een accumulatiecrisis heeft gestort. En die komt zowel tot uiting in een crisis van onderconsumptie, als in een rentabiliteitscrisis. Alleen sectoren met dominante monopolies slaagden erin hun hoge winstvoet te herstellen, maar dat ging ten koste van de rentabiliteit van de productie-investeringen. Elke mogelijkheid om daarop winst te realiseren, hebben ze vernietigd.

“Het oligopoliekapitalisme of het kapitalisme van de algemeen verbreide monopolies.” Zo noemt u toch wat volgens u een nieuwe fase is in de ontwikkeling van het kapitalisme. Waarin verschillen die monopolies wezenlijk van de monopolies van een eeuw geleden? Ligt het nieuwe niet in de term “algemeen verbreid”?

Ja, sinds het begin van de 20e eeuw zijn er een aantal dominante spelers in de financiële sector, in de staalnijverheid, de chemie, de automobiel enz. Maar die monopolies waren eilanden – zeker, grote eilanden – in een oceaan van echt onafhankelijke KMO’s.

Maar we hebben sinds een dertigtal jaren een – kwalitatief nieuwe – graad van kapitaalconcentratie zonder voorgaande bereikt. Fortune heeft het vandaag over 500 oligopolies. Hun beslissingen controleren effectief de hele wereldeconomie. Aan toeleveringszijde én aan afnemerszijde controleren ze alle sectoren waarvan ze niet rechtstreeks eigenaar zijn.

Nemen we de landbouwsector. Vroeger had een boer te maken met een reeks bedrijven voor elk van zijn activiteiten: voor aankopen van zijn input, bankkredieten en verkoop aan winkels. Vandaag wordt een midden- en kleinbedrijf in de landbouw aan toeleveringszijde geconfronteerd met een financieel blok van banken en met enorme productiemonopolies van meststoffen, pesticiden en ggo’s. Monsanto is het meest treffende voorbeeld. En aan afnemerszijde wordt diezelfde KMO geconfronteerd met de grote distributieketens en grootwarenhuizen. Doorheen die controle, aan toeleveringszijde en aan afnemerszijde, ziet hij zijn autonomie en zijn reële inkomen steeds verder verschrompelen.

Hebt u het daarom vandaag liever over een proces van kapitaalaccumulatie, gecommandeerd door “de maximalisering van een monopolistische rente”, dan over de “maximalisering van de winst”?

Ja. Die controle verzekert de monopolies van de aanslag van een monopolierente, geïnd op de globale massa van de meerwaarde (omgevormd tot winsten) die het kapitaal uit de uitbuiting van de arbeid haalt. Die rente wordt imperialistisch voor zover deze monopolies in de periferie van het geglobaliseerde systeem actief zijn.

De maximalisering van deze rente zorgt voor een concentratie van inkomsten en fortuinen in handen van de plutocratie, want de geldaristocratie controleert deze monopolies ten nadele van beloning van de arbeid en zelfs ten koste van de beloning van het niet-monopolistische kapitaal.

Speculatie is geen bijkomende kwaal, maar een logische vereiste van het systeem.

De toenemende ongelijkheid neemt absurde vormen aan. Het is in het uiterste geval te vergelijken met een miljardair die de hele wereld bezit en iedereen in armoede zou achterlaten Het oppompen van de rente, samen met een bezuinigingsbeleid, vermindert de kredietwaardige vraag door, relatief gezien, de inkomsten uit arbeid te verminderen.

En hoe wordt die monopolierente opnieuw geïnvesteerd?

In elk geval niet in de productie, want er is geen vraag. Zij wordt dus geïnvesteerd in een vlucht vooruit op de financiële markten. Het financieel beleggen van dit toenemende overschot is de enige mogelijkheid om accumulatie onder commando van de monopolies voort te zetten. Dat is wat we de “financialisering” van het economisch systeem noemen.

We maken de laatste 25 jaar een historisch nooit eerder geziene expansie van de investeringen op de financiële markten mee. Het volume van de transacties op die markten bedraagt meer dan 2.500.000 miljard dollar, terwijl het bruto binnenlands product op wereldschaal 70.000 miljard dollar bedraagt. In die zin is speculatie geen bijkomende kwaal, maar een logische vereiste van het systeem.

De financialisering, dat wil zeggen liever financieel investeren dan te investeren in de reële productieve economie, is het logisch gevolg van het oligopoliekarakter van het hedendaagse kapitalisme. Op die manier hebben de financiële markten een overheersende plaats in het marktsysteem. Het is op die markten dat de oligopolies (en niet alleen de banken) hun monopoliewinsten maken en met elkaar in concurrentie treden voor die winsten.

Door de financialisering kwam de hoofdverantwoordelijkheid in de controle over de reproductie van dit accumulatiesysteem te liggen bij een dertigtal bankreuzen van de triade VS-Europa-Japan.

De onderwerping van het bedrijfsbeheer aan de waarde van de beursaandelen, de vervanging van het pensioenstelsel gebouwd op herverdeling door een systemen met kapitaaldekking (via de pensioenfondsen), de flexibele wisselkoersen en het opgeven van het systeem waarbij de centrale banken de intrestvoet bepalen en deze verantwoordelijkheid aan “de markten” overlaten, moeten we allemaal zien als deel van deze financialisering.

Men heeft het vandaag over een regulering van het financiële systeem als middel om uit de crisis te raken.

Dat zijn alleen maar holle frasen om de publieke opinie te bedotten. Dit systeem is gedoemd om zijn waanzinnige wedloop naar financiële rentabiliteit voort te zetten. Het is het product zelf van de accumulatielogica onder controle van de monopolies. Regulering zou bovendien tot het tegenovergestelde leiden van wat het zou nastreven. Het zou de crisis nog verergeren. Als men het financieel overschot zijn afzetkanaal in de financiële investering afpakt, waar zou het dan naartoe gaan? Nergens! Het zou een massale devaluatie van het kapitaal met zich meebrengen, wat zich – onder andere – zou vertalen in een massale val van de beursgenoteerde waarden.

De oligopolies of monopolies (de “markten”) en hun politieke dienaren kunnen niet anders dan hetzelfde financiële systeem weer tot bloei te brengen. Maar hiervoor zijn gigantische bedragen van de centrale banken nodig om alle rommelkredieten uit de wereld te helpen en om de rentabiliteit en de financiële expansie te herstellen. Die factuur zal betaald worden door de werknemers in het algemeen en de volkeren uit het Zuiden in het bijzonder. Tot op vandaag zijn de monopolies aan zet. En hun strategieën hebben altijd het beoogde resultaat gehad: besparingsplannen.

Apartheid on a global scale impliceert een permanente oorlog tegen de staten en de volkeren uit de periferie.

Precies, die besparingsplannen blijven maar op elkaar volgen. We weten dat dit tot een neerwaartse spiraal leidt waardoor de crisis alleen maar verergert. Zijn de politici dan allemaal onbekwaam?

Maar nee! Het is over de doelstelling dat ze ons iets wijsmaken. Als de regeringen aan de macht beweren dat ze streven naar schuldvermindering, dan vertellen ze een weloverwogen leugen. Hun doel is helemaal niet de schuld te verminderen, maar dat de intresten op de schuld verder betaald worden en, bij voorkeur, aan nog hogere tarieven. De gefinancialiseerde monopolies hebben voor hun strategie juist een toename van de schuld nodig, een financieel interessant middel om het surplus van de monopolierente op te slorpen. Het kapitaal wint daarbij, het zijn interessante beleggingen.

Ondertussen zorgen die besparingsplannen wel voor een verscherping van de crisis. Daar ligt duidelijk een tegenstelling. Zoals Marx zegde, het streven naar maximale winst vernietigt de fundamenten die dit mogelijk te maken.

De kapitalen hebben geen andere logica dan hun eigen belang. Opdat de staat functioneert ten dienste van het kapitaal in zijn geheel, moet ze zich boven de onmiddellijke belangen plaatsen. Dan kan ze eventueel een politiek op lange termijn opleggen. Maar vandaag is het typische aan de situatie dat het financieel kapitaal een directe dictatuur uitoefent. De staat is de exclusieve dienaar van het kapitaal geworden. Een fatale tegenstelling. Het systeem is onder onze ogen aan het imploderen, maar het is veroordeeld om zijn waanzinnige wedloop verder te zetten. De financialisering is noodzakelijk voor zijn reproductie.

In reactie op de crisis van de jaren dertig wist de staat nochtans politieke maatregelen op langere termijn op te leggen: een keynesiaans beleid met uitgaven die tewerkstelling en investeringen in de productie stimuleerden en dus economische groei bevorderden. Waarom?

In het begin luidde het antwoord op de crisis van 1929 precies hetzelfde als vandaag: bezuinigingsmaatregelen, met hun neerwaartse spiraal. De economist Keynes zei dat dit absurd was en dat ze het omgekeerde moesten doen. Maar wanneer zijn ze naar hem gaan luisteren? Pas na de Tweede Wereldoorlog. Niet omdat zijn ideeën niet goed waren en ook niet omdat de burgerij pas na de oorlog overtuigd was, maar omdat de arbeidersklasse haar hiertoe heeft gedwongen. Het einde van de Tweede Wereldoorlog betekende de overwinning van de democratie op het nazisme, de overwinning van het Rode Leger op het nazisme. En de angst voor het communisme.

Vandaag kunnen een paar scherpzinnige burgerlijke economisten – er zijn er niet zoveel – op dezelfde manier van de besparingsmaatregelen zeggen: “Dat is absurd.” En dan? Zolang er geen omkering van de krachtsverhoudingen komt door de sociale bewegingen blijft het doorgaan.

Op dit ogenblik gaan de volkeren, de slachtoffers van de crisis, nog niet voldoende in het offensief. En als het kapitaal niet door zijn tegenstanders verplicht wordt om water in de wijn te doen, zal het dat niet doen. Het streeft verder naar zijn doel: de financiële winst op korte termijn maximaliseren.

We kunnen stellen dat er na 1989 een soort tweede belle époque kwam tot 2008, hoewel die van in het begin gepaard ging met oorlogen van Noord tegen Zuid. In die periode bouwde het kapitaal voor de oligopolies de noodzakelijke structuren uit voor het behoud van hun rente. En net zoals de financiële globalisering heeft geleid tot de crisis van 1929, zo heeft die nu recent geleid tot de crisis van 2008. We bereiken vandaag een zelfde cruciaal punt, dat een nieuwe golf van oorlogen en revoluties aankondigt. Maar er zijn een aantal significante verschillen. Ik heb al gesproken over de onvermijdelijk met elkaar verbonden algemeen verbreide monopolies, plutocratie en financialisering van het systeem. Bovendien hebben we vandaag niet meer te maken met een “breed imperialisme” (van allerlei imperialistische machten die met elkaar in conflict liggen), maar met een collectief imperialisme, van de Triade.

Gelooft u dan niet in een oorlog tussen de imperialistische mogendheden?

Neen. De centralisatie van het kapitaal heeft effectief het collectief imperialisme van de Triade gecreëerd. Het imperialisme wordt niet meer in het meervoud geschreven. Er zijn kameraden die denken dat dit systeem uiteen zal spatten door een toenemende tegenstelling tussen Europa en de Verenigde Staten. Maar die tegenstellingen zijn secundair. De gemeenschappelijke belangen verklaren waarom Europa zich politiek onvoorwaardelijk, spontaan en volledig afstemt op de Verenigde Staten. Die staten zijn zich bewust van hun gemeenschappelijk belang als het gaat om het echte gevaar, dat van de opkomende landen en de Derde Wereld. De Triade beschikt over tal van instrumenten voor haar overheersing van het wereldsysteem (Wereldhandelsorganisatie – WTO, IMF, OESO, EU, G7, NAVO enz.).

Waarom vormen die opkomende landen een gevaar?

Sinds 1970 oefent het monopolie zijn overheersing op de industriële productie niet meer uit zoals vroeger. Het kapitalisme van de algemeen verbreide monopolies domineert het wereldsysteem met wat ik noem hun “alleenrecht op vijf gebieden”, hun vijf voorrechten. Een, de controle over de toegang tot de grondstoffen wat een militaire controle over de planeet impliceert. Twee, de controle over de technologie, op papier nog versterkt door de WTO die de octrooien waar de monopolies aanspraak op maken, te veel beschermt. Drie, het alleenrecht op het discours met geprivilegieerde toegang tot de media. Vier, de controle over het financiële en monetaire systeem, geglobaliseerd door de grote monopolies van de Triade. Vijf, de massavernietigingswapens. Onder het eerbare voorwendsel de proliferatie van kernwapens te voorkomen, houden zij dit monopolie op grote schaal voor zichzelf.

Dit systeem, dat ik apartheid on a global scale heb genoemd, impliceert een permanente oorlog tegen de staten en de volkeren uit de periferie, een oorlog die de VS en hun NAVO-bondgenoten al zijn begonnen in 1990, tijdens de Golfoorlog.

Welnu, die opkomende landen en vooral China zijn bezig dat alleenrecht van de monopolies te vernietigen. Allereerst dat op de technologie. We gaan van Made in China naar Made by China. China is niet langer het atelier van de wereld voor filialen of voor de vennoten van het monopoliekapitaal. China beheerst de technologie die ze ook zelf kan ontwikkelen. Op sommige terreinen, bijvoorbeeld de toekomsttechnologie van de elektrische auto, zonne-energie enz., beschikt het land al over spitstechnologie die zelfs vooroploopt op het Westen.

Vervolgens laat China het geglobaliseerde financieel systeem zichzelf vernietigen door zelfs die zelfvernietiging te financieren. Het financiert het Amerikaanse deficit en bouwt parallel onafhankelijke of autonome regionale markten uit via de groep van Sjanghai, waar Rusland toe behoort, maar potentieel ook India en het Zuidoosten van Azië.

Marxist zijn betekent noodzakelijk communist zijn, want Marx maakte de theorie niet los van de praktijk.

Ten slotte, de toegang tot grondstoffen en de mogelijkheden die China van haar kant aanbiedt, brengen de Triade in een zeer lastig pakket. De Amerikaanse veiligheidsdiensten overwogen zelfs de noodzaak van een preventieve oorlog tegen China.

Om daaraan het hoofd te kunnen bieden, opteerden de Chinezen voor de financiering van de langzame dood van de Verenigde Staten door hen te helpen bij hun deficit. De plotselinge dood van zo’n beest zou te gevaarlijk zijn.

“Er is een andere wereld aan het opkomen, die nog barbaarser dan voorheen zou kunnen, maar die het ook beter zou kunnen doen.” Waar hangt dat van af?

Ik heb geen kristallen bol. Maar het kapitalisme is in zijn seniele fase aanbeland. Er zijn geen creatieve ondernemers meer, alleen nog “sjoemelaars” (wheeler-dealers).

De burgerlijke beschaving met haar waardesysteem – lof van het individueel initiatief natuurlijk, maar ook eerlijkheid en respect voor de wet, en zelfs solidariteit op nationaal vlak – wordt momenteel vervangen door een systeem zonder morele waarden. Een nieuwe wereld is geboren. Er zijn heel wat tekenen van deze transformatie: criminele Amerikaanse presidenten, marionettenstaatshoofden in Europa, despoten in het Zuiden, obscurantisme (Taliban, christelijke, boeddhistische sektes…), algemeen verbreide corruptie (vooral in de financiële wereld)… We kunnen het kapitalisme van vandaag beschrijven als een seniel kapitalisme, dat een nieuw tijdperk van gigantische bloedbaden kan inluiden.

In een dergelijke periode leiden de sociale bewegingen, de protesten tot politieke veranderingen, voor het beste of het ergste. Fascistisch of progressief. In de 20e eeuw hadden we het Sovjetmodel, een mogelijk andere wereld, ondanks zijn beperkingen en tegenstellingen. Vandaag hebben we geen concrete, zichtbare wisseloplossing. Die is dus nog uit te vinden.

We moeten plannen voorstellen om het beheer van de genationaliseerde monopolies te socialiseren.

Zullen de slachtoffers van dit systeem erin slagen om een positief, onafhankelijk en radicaal alternatief te vormen? Dat is de politieke inzet vandaag. Radicaal links moet het initiatief nemen om een front op te bouwen, een antimonopolistisch sociaal blok. De historische voorwaarden zijn hiervoor aanwezig. Tot dit antimonopolistisch sociaal blok zouden alle werknemers en producenten kunnen behoren, alle slachtoffers van de oligarchie, waaronder een groot deel van de middenklassen, de boeren, de KMO’s en zelfs bedrijven.

U stelt dat links moet afzien van strategieën die het kapitalisme uit de crisis helpen.

Er zijn nostalgici die zich inbeelden dat ze het monopoliekapitalisme kunnen “terugdringen” op zijn posities van voor 1945. Maar de geschiedenis laat nooit zulke stappen achteruit toe. We moeten het kapitalisme te lijf gaan zoals het vandaag is.

We beleven een historische periode waarin radicaal links moet durven. Ik heb het over links, dat overtuigd is dat het kapitalistisch systeem fundamenteel voorbijgestreefd is.

In de landen uit het Noorden zijn de voorwaarden aanwezig om het monopoliekapitaal, dat zijn macht uitoefent dankzij zijn politieke en mediagenieke handlangers, te isoleren. Dit zou kunnen beginnen met een sociale en politieke alliantie – pas op, ik heb het niet over een verkiezingsalliantie – die de overgrote meerderheid samenbrengt. In de periferieën betekent stoutmoedigheid de uitbouw van een alternatief historisch blok, anticompradore.1

Is die durf er vandaag?

Het gebrek aan durf ter linkerzijde is momenteel verschrikkelijk. U herinnert zich nog wel hoe blij en tevreden de sociaaldemocraten waren toen het Sovjetregime instortte, en samen hiermee de communistische partijen van Oost-Europa. Ik heb hen toen gezegd: “Wat een gebrek aan scherpzinnigheid! Na de val van het communisme zal het morgen jullie beurt zijn om te vallen. Het kapitaal heeft jullie niet meer nodig, het had jullie alleen nodig omdat de communistische dreiging bestond.”

En in plaats van zich radicaler te gaan opstellen, zijn ze integendeel langzaam naar rechts gaan opschuiven. Ze zijn sociaal-liberalen geworden. En sindsdien zijn ze niets meer. Stem je nu voor electoraal links of voor electoraal rechts, dat is hetzelfde: het parlement, dat de volgende dag samenkomt, zegt: “We kunnen niets doen, het is de markt die beslist, de beursagentschappen, de superpartij van het monopoliekapitaal.”

We zien zelfs belangrijke geledingen van radicaal links dat discours aanvaarden uit voorzichtigheid, uit angst of uit ontreddering. Er zijn zelfs mensen die zich nochtans communisten laten noemen, die beweren dat ze alleen maar een linkervleugel van de sociaaldemocratie kunnen zijn. Altijd diezelfde logica van “zich schikken in de omstandigheden van het kapitalisme”. Een logica van het minste kwaad.

Wat zouden de ordewoorden kunnen zijn van deze “politieke alliantie” die u voorstelt?

Het is een globaal project, dat begint met uit te leggen dat er een alternatief bestaat voor het bezuinigingsbeleid. In populaire vorm komt dit neer op het afbreken van het discours van het kapitaal dat “de winsten niet groot genoeg zijn en de lonen nog steeds te hoog liggen”. Waarom zouden we dat niet omdraaien en zeggen dat de lonen niet hoog genoeg zijn en de winsten te groot?

Dat is natuurlijk niet genoeg. Authentiek links moet de sociale wanorde waar de monopolies voor hebben gezorgd, omkeren. Het moet strategieën naar voor schuiven om maximale tewerkstelling te verzekeren en te zorgen dat er garanties blijven voor fatsoenlijke lonen met een groei die gelijkloopt met de productie van de sociale arbeid.

Radicaal links moet het initiatief nemen om een front op te bouwen, een antimonopolistisch sociaal blok. De historische voorwaarden zijn hiervoor aanwezig.

Dit is gewoonweg niet mogelijk zonder de monopolies te onteigenen. Het gaat gepaard met de nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie. De nationalisaties zijn, in een eerste fase, etatisering en deprivatisering, de overgang naar staatsbeheer met een transfer van de privé-eigendom van het kapitaal naar de staat. Maar stoutmoedigheid houdt hier in dat men plannen voorstelt voor de socialisering van het beheer van de genationaliseerde monopolies.

Nemen we bijvoorbeeld die monopolies die de landbouw controleren aan toeleveringszijde en aan afnemerszijde, de chemische industrie aan de ene kant, de banken en de grote distributieketens… Als we deze deprivatiseren, kunnen er in de verkozen raden van beheer vertegenwoordigers komen van de landbouwers, van de werknemers uit de verkoop en distributieketens, van de consumenten en ook van de lokale overheden (die bezig zijn met milieubeheer, maar ook … met onderwijs, huisvesting, ziekenhuizen, urbanisme, transport, enz.)

Maar een socialistische economie beperkt zich niet tot de socialisering van haar management. Zij moet de relatie tussen de mens, de natuur en de maatschappij integreren. De destructieve dimensie van de kapitaalaccumulatie is vandaag veel groter dan de constructieve dimensie. Verder gaan op kapitalistische wijze, komt neer op het vernietigen van het individu, van de natuur en van de volkeren. Het socialisme is niet gewoon kapitalisme zonder de kapitalisten.

Er moet een “definancialisering” komen. Een wereld zonder Wall Street, om de titel te hernemen van het boek van François Morin. De nationalisering en socialisering hebben wel te verstaan ook betrekking op de banken. Het impliceert ook de onvoorwaardelijke afschaffing, zonder pardon, van de speculatiefondsen en de opheffing van de pensioenfondsen die vandaag trouwens hoofdoperatoren zijn geworden in de hele financialisering. Het afschaffen van die pensioenfondsen moet gebeuren ten voordele van pensioensystemen die het repartitiestelsel toepassen.

Maar we zouden het banksysteem volledig kunnen herdenken. De afgelopen decennia is het banksysteem veel te veel gecentraliseerd geworden en gesocialiseerde verkozen beheerraden zouden veel te veel tegengestelde belangen met elkaar moeten verenigen (tussen diegenen die krediet verlenen en diegenen het krijgen). Zo zouden we ons een “landbouwbank” kunnen voorstellen, geleid door een gekozen raad die is samengesteld uit de verschillende partijen waar ik het hierboven over had. Of een “industriële bank” waar in de gekozen raden de industriële klanten zitten, naast de centra voor technologisch onderzoek, diensten die de milieueffecten controleren…

En de vakbonden?

De vakbonden hebben zeker een belangrijke rol te spelen, op voorwaarde dat ze inventief zijn. Je mag niet denken dat de ordewoorden van vijftig jaar geleden nog iets waard en efficiënt zijn. Er is ondertussen wel iets veranderd. Vijftig jaar geleden was de arbeidersklasse voor 80 % relatief stabiel en maar voor zo’n goede 20 % instabiel – vooral bij vrouwen en migrantenarbeiders. Er was zo goed als geen werkloosheid, het ging om een minimale zogenaamd “normale” werkloosheid van 3 %. Vandaag is de arbeidersklasse voor 40 % stabiel, voor 40 % onstabiel en voor 20 % werkloos. De verhoudingen zijn echt wel verschillend.

De beweging kan niet meer herleid worden tot eisen die slechts afkomstig zijn van de helft van de arbeidersklasse, van het stabiele gedeelte. Het is absoluut noodzakelijk dat men ook rekening houdt met de rechten van de werklozen en de werknemers in onzekere banen. Blijkbaar behoren tot die laatste groep een groter percentage migranten, een grotere proportie vrouwen en jongeren, met al wat dit inhoudt aan problemen voor de eenheid. Om al die strijd op één lijn te krijgen, is het belangrijk de diversiteit te erkennen en, tot op een zeker punt, ook hun eigen belangen.

U benadrukt het feit dat u marxist bent en geen neomarxist, of “neo-marxiaan” of “marxiaan”…

De neomarxisten willen breken met het historisch marxisme. Dat zijn degenen die “verder dan Marx” willen gaan. Ik ben echter ook geen “paleomarxist”, zoals diegenen die het historisch marxisme onvoorwaardelijk steunen, diegenen die de gedaante aannemen van priesters van het marxisme, die niets anders kennen dan de heilige teksten en die oeverloos van commentaar voorzien. Door tussen de lijnen te lezen proberen ze er antwoorden te vinden voor actuele problemen die zich in die tijd niet stelden.

Marxist zijn betekent vertrekken van twee gigantisch belangrijke zaken die Marx deed. Ten eerste, de kritiek van de werkelijkheid. Maar dan de werkelijkheid, gesitueerd in haar tijd. Hoewel het kapitalisme van vandaag niet meer is wat het was, blijft het fundamenteel de kritiek van het kapitalisme. Ten tweede, de kritiek van het ideologische beeld van dat kapitalisme, dat wil zeggen van de economische theorie en het economisme.

Marxist zijn betekent noodzakelijk communist zijn, want Marx maakte de theorie niet los van de praktijk – het engagement in de strijd voor de emancipatie van de werknemers en de volkeren. En communist zijn wil ook zeggen internationalist zijn. Het is onmogelijk de wereld te veranderen door de meerderheid van de volkeren, vooral de volkeren uit de periferie, te vergeten.

Dit interview is een herpublicatie van Ruben Ramboer, Interview Samir Amin. Links moet uitpakken met een gedurfd alternatief, Marxistische Studies, Nr. 99, 2012.

Footnotes

  1. De term compradore duidt een burgerij aan die haar fortuin haalt uit de handel met de imperialistische landen en de belangen van deze laatsten verdedigt (in tegenstelling met een nationale burgerij.)