De eerste uitgave van het volledig werk van Karl Marx en Friedrich Engels verscheen niet in het Duits, het Engels of het Frans, maar werd gepubliceerd in Japan, het land met een van de grootste communistische partijen ter wereld. De partij heeft in de loop der jaren haar socialistisch perspectief laten varen, maar haar streven naar nationale bevrijding bleef overeind.

Een voorbeeldige Japanse moeder werkt op een basisschool in Tokio. Een van haar collega’s zet zich in voor de Japanse versie van Le Monde diplomatique. Op een dag in januari 2025 vertelde die collega haar dat ze een Franse journalist moest begeleiden naar het hoofdkwartier van de Japanse Communistische Partij (JCP). De keurige Japanse moeder verstijfde: “Brrr, ik krijg er koude rillingen van!” Meteen flapte ze er ook nog uit: “Rood is gevaarlijk.” Van enige ironie was bij haar geen sprake.
De Japanse Communistische Partij (JCP) werd opgericht in 1922 en telt 250.000 leden. Daarmee is ze een van de grootste ter wereld, na de communistische machtspartijen in China, Vietnam en Cuba. Rekening houdend met het verschil in bevolkingsaantal (124,5 miljoen voor Japan, 68,3 miljoen voor Frankrijk), zou een even machtige Franse communistische partij 137.000 leden tellen tegenover de ongeveer 42.000 die ze nu heeft. In Europa weten echter maar weinigen dat de PCJ bestaat. Nog minder mensen weten dat zij nog steeds angst inboezemt.
Politieke gevangenen bevrijd door het Amerikaanse leger
Yoshimitsu Kuronuma weet dat. Hij heeft afgesproken met twee vrouwelijke kameraden om flyers uit te delen in de straten van Ota, een stad ten zuiden van Tokio met veel inwoners uit de lagere middenklasse. Wanneer zijn vriendinnen arriveren, verraden de rimpels in hun gezicht het gewicht van de jaren. In vergelijking met hen, lijkt Kuronuma plots kwiek: met zijn 76 jaar is hij de jongste van de lokale JCP-cel. Met een luidspreker op een driewieler trekt het groepje van straat naar straat om de bevolking op te roepen te gaan stemmen bij de lokale verkiezingen die over een paar weken plaatsvinden. “Wat zit er op dit moment in uw koelkast?” vraagt hij, zoals altijd met een typisch Japanse buiging. “Laten we ervoor zorgen dat ze vol is en dat u drie maaltijden per dag kunt eten.”
In hun ietwat te grote anoraks lijken de drie personages rechtstreeks uit de animatiestudio van Ghibli te komen. Als ze messen tussen hun tanden hielden, zouden de lemmeten meer lijken op botermesjes dan op katana’s. Kuronuma weet echter dat hij, omringd door zijn twee kompanen, onrust zaait. “Misschien trilt uw hand als u een communistisch stembiljet in de stembus gooit, maar waag de sprong,” pleit hij met een nieuwe buiging voor vele resoluut gesloten gordijnen.
Alle partijleden die we hebben ontmoet, bevestigen het: in Japan kun je je lidmaatschap van de JCP beter geheim houden. Als je op je werk ontmaskerd wordt, kan dat leiden tot een schorsing of ontslag. In het dagelijks leven tot isolatie. De partij valt nog steeds onder de Wet ter Voorkoming van Subversieve Handelingen uit 1952. Ze staat al lang onder staatstoezicht; een toezicht dat nog werd verscherpt nadat de radicaal-rechtse premier Shinzo Abe (2006-2007, vervolgens 2012-2020) in maart 2016 verklaarde dat de JCP “een beleid van gewelddadige revolutie voert”.1
Het valt echter moeilijk om de ongerustheid van de machthebbers te rijmen met onze gesprekken ter plaatse. “Beschouwt u zichzelf als antikapitalist?” vragen we hem. “Niet echt,” antwoordt hij. “Ik vind dat we moeten behouden wat werkt en afschaffen wat niet werkt, zoals bijvoorbeeld de vervuiling.” In het hoofdkwartier van de JCP, in de wijk Yoyogi, ontmoeten we Tomoko Tamura. Ze werd in 2024 de eerste vrouwelijke voorzitter van de partij. Volgens haar is er “helaas een enorm misverstand”; Met haar zachte, rustige stem legt ze uit: “Men verdenkt ons ervan een dictatoriaal eenpartijstelsel te willen invoeren, terwijl we juist willen dat het land afstapt van een dergelijk regime.” Ze bedoelt het regime van de Liberale Democratische Partij (LDP).Die partij is sedert haar oprichting in 1955 vrijwel ononderbroken aan de macht2en werd destijds door de Amerikaanse inlichtingendienst CIA opgericht om het hoofd te bieden aan de communistische dreiging.

Toch was alles ooit goed begonnen tussen de JCP en Washington. Na de capitulatie van Japan in 1945 bezetten de Verenigde Staten het land. Overtuigd van het ‘achtergebleven’ karakter van de Aziatische samenlevingen – volgens hen verantwoordelijk voor de opkomst van het fascisme in de regio – wilde Washington er ‘Amerikaanse waarden’ invoeren. Japan moest een ‘Aziatisch Zwitserland’ worden dat de superioriteit van de Amerikaanse liberale democratie uitstraalde. De VS wilden dat realiseren via wat ze zelf omschreven als een ‘democratische revolutie van bovenaf’.
Volgens historicus John Dower zette de bezettingsmacht, onder leiding van generaal Douglas MacArthur, paradoxaal genoeg3 een ‘neokoloniale militaire dictatuur’ op. In de VS zélf zouden dergelijke hervormingen ongetwijfeld als bolsjewistisch zijn bestempeld. Het ging namelijk om de ontmanteling van de fascistische structuren van de openbare instellingen; om landbouwhervormingen; de ontmanteling van industriële monopolies; economische democratisering; steun aan de vakbonden; invoering van de achturige werkdag, collectieve onderhandelingen en stakingsrecht; democratisering van het kiesstelsel; emancipatie van vrouwen in het gezin… In enkele maanden tijd werden de ‘onderdanen van de keizer’ omgeturnd tot ‘burgers van hun land’. Zelfs de JCP die sinds 1935 door de militaire machthebbers was onderdrukt, werd gelegaliseerd. Gevangen militanten kwamen vrij. Kyuichi Tokuda bracht achttien jaar in de gevangenis door. Bij zijn vrijlating las hij een “Oproep aan het volk” voor, die begon met de woorden: “Wij betuigen onze diepe dankbaarheid aan de geallieerde strijdkrachten die, door Japan te bezetten met het doel de wereld te bevrijden van fascisme en militarisme, de weg hebben vrijgemaakt voor de democratische revolutie in Japan.”4 In die tijd noemde de JCP de Amerikaanse troepen een ‘nationaal bevrijdingsleger’. Het had immers zojuist de eerste stap van de communistische strategie gezet: het semi-feodalisme beëindigen door middel van een burgerlijke revolutie, als opmaat naar de socialistische revolutie!
De door de bezetter opgestelde grondwet van 1947 bekrachtigde de aanvankelijke VS-bezieling. Zo bepaalt artikel 9 bijvoorbeeld dat Japan “voor altijd afziet van oorlog”. Toch bracht de internationale context Washington er vrij snel toe om van koers te veranderen. De prille Japanse democratie dreigde de JCP de wind in de zeilen te geven. Het China van de nationalist Tchang Kaï-chek, waarop Washington rekende als bolwerk tegen het communisme, was in 1949 in handen gevallen van Mao Zedong. Een jaar later brak de Koreaanse oorlog uit. In de context van de Koude Oorlog werd de democratische transplantatie vergeten. Er moest een ‘pion’ (een term uit de Amerikaanse marine) worden gevonden: een zowel politieke als industriële bondgenoot die de VN (VS)-troepen op het Koreaanse schiereiland, kon voorzien van de wapens die ze nodig hadden. Het project van ‘ontfascisering’ werd vervangen door dat van een ‘anticommunistische staat’. De figuren van het oude regime – beschuldigd van oorlogsmisdaden – werden gerehabiliteerd en de grote industriële monopolies werden weer opgebouwd. Er werden zuiveringen doorgevoerd in de sociale beweging in het algemeen, en bij de JCP in het bijzonder. Het ‘nationale bevrijdingsleger’ werd in werkelijkheid een bezettingsleger en het project van ‘democratische revolutie van bovenaf’ sloeg om tot een vorm van voogdij…
Voor de communisten moest alles nog gebeuren. In 1950 begon de partij, onder druk van Moskou en Peking een gewapende strijd. Die beslissing leidde tot talrijke splitsingen. Moskou en Peking waren ervan overtuigd: de Japanse plattelandsbewoners zouden zich, net als in China, wel vlotjes aansluiten bij het verzet. In de hoop een opstand te ontketenen, stuurde de JCP ‘mobilisatie-eenheden voor bergdorpen’ door het hele land. Het avontuur draaide uit op een fiasco. De partij had geen ervaring met gewapend verzet. Bovendien had MacArthur net een landbouwhervorming doorgevoerd die de levensomstandigheden van de boerenbevolking had verbeterd. In 1955 legde de JCP de wapens neer en probeerde ze haar verschillende facties te hereningen. Dat vooruitzicht was voor Washington zo zorgwekkend dat de CIA de fusie van de Liberale Partij en de Democratische Partij5 in scène zette. De nieuwe partij, de LDP, werd al snel geleid door een van de figuren van het voormalige militaire regime, ooit beschuldigd van oorlogsmisdaden: Nobosuke Kishi (1957-1960), de grootvader van Shinzo Abe.
In de daaropvolgende jaren werkten de communisten een strategie uit die tijdens hun VIIIe congres in 1961 werd goedgekeurd en sindsdien zonder grote wijzigingen wordt voortgezet. Allereerst gaven ze prioriteit aan de nationale bevrijding: “Wat de Japanse samenleving nodig heeft,” zo stelt het huidige partijprogramma, “is een democratische revolutie, geen socialistische revolutie. Een revolutie die een einde maakt aan de buitengewone ondergeschiktheid van het land aan de Verenigde Staten.” Vervolgens koos de partij terug voor de stembusgang en zette ze in op een ‘verenigd front’, zelfs als dat betekende dat “we onze theoretische meningsverschillen opzij moeten zetten” en “ons imago en onze retoriek moeten ‘normaliseren’”.
Er kwamen binnen de JCP twee gelijktijdige processen op gang: het ene sloot aan bij een ontwikkeling die ook bij andere communistische partijen waarneembaar was, maar ging nog een stap verder; het andere probeerde zich daarvan te onderscheiden. In de context van de sociale bewegingen van de jaren 1960 verdedigde de partij de openbare orde. In de jaren 1970 verving zij haar kandidaten uit de arbeidersklasse door andere, keurig geklede kandidaten: advocaten, artsen of bedrijfsleiders. In de jaren 2000 liet ze de angstaanjagende termen (‘avant-gardistische partij’, ‘cel’, ‘dictatuur van het proletariaat’) vallen en herdefinieerde ze zich op economisch vlak als “hervormingsgezind”. In 2020 besloot ze het label ‘socialistisch’ te laten vallen. Ze deed dat na het optreden van Peking in de Zuid-Chinese Zee en in Xinjiang. Daarna verheugde ze zich over het feit dat deze analyse “de grote belangstelling van de Japanse media wekte,” hoewel die allemaal rechts georiënteerd zijn.6 Sinds 2022 bekritiseert de JCP Rusland steeds meer vanwege zijn agressie in Oekraïne, terwijl de Verenigde Staten zich inspannen om brandhaarden aan te wakkeren aan de poorten van de archipel.
En toch blijft de partij invloedrijk…
Naast deze inmiddels duidelijk afgebakende ontwikkeling vertoont de progressieve beweging in Japan een bijzonderheid: de wereld waarvan zij droomt, nodigt uit om meer naar het verleden te kijken dan naar de toekomst. De grondwet van 1947, die voortkwam uit de eerste fase van de VS-bezetting, belichaamt een democratisch en pacifistisch ideaal waarvan de meeste Japanners nooit hadden durven dromen. Maar nog voor het van kracht werd, werd het bedreigd door de ultranationalisten die Washington weer aan de macht brachten om de democratie in goede banen te leiden (om de communisten de pas af te snijden) en de militarisering nieuw leven in te blazen (om een belangrijke bondgenoot te krijgen in de context van de Koude Oorlog). Paradoxaal genoeg zijn de bewegingen die men elders ‘sociale transformatie’ zou noemen – hier op de eerste plaats de JCP – in Japan vooral gericht op het behoud van de status quo die door de grondwet wordt belichaamd. De beweging voor sociale transformatie in Japan wil een orde behouden die wordt bedreigd… door de conservatieven. Een politieke keuze die niet bepaald tot radicalisme aanzet.
Vanaf 1955 verwijt ‘nieuw links’ – dat soms dicht bij het trotskisme staat – de JCP haar slapheid. Dat ‘nieuw links’ draagt in grote mate bij tot het ontstaan van mei 1968, een beweging die de lokale heersende klassen ongerust maakt omdat ze vreest dat sommigen van hen zullen overgaan tot de gewapende strijd. In tegenstelling tot wat er in dezelfde periode in Duitsland en Italië gebeurt (twee landen waar ook extreemlinkse bewegingen ontstaan die zich in de gewapende strijd storten), gaan de linkse Japanse organisaties al snel elkaar te lijf of richten ze hun geweld tegen hun eigen leden. Een dergelijke ontsporing is muziek in de oren van de machthebbers die sindsdien geen gelegenheid voorbij laten gaan om elke vorm van kritiek op het neoliberale model in verband te brengen met het begrip ‘communisme’. Die context heeft ertoe bijgedragen dat de JCP zich almaar meer naar het centrum toe bewoog.
Hoe valt dan te verklaren dat een partij die net zo radicaal is als een pluchen teddybeer zoveel onrust veroorzaakt? Ten eerste omdat het anticommunisme nooit uitblonk door enig talent om zich op de werkelijkheid te baseren. Het bleef uitgaan van de vermeende ‘gewelddaden’ van de communisten of van de dreiging die ze zouden vormen. Maar misschien toch ook omdat de JCP nog steeds invloed heeft.
In de jaren 1970 en 1980 behaalde ze bij de algemene verkiezingen bijna 10% van de stemmen. Zo werd ze de derde oppositiepartij. Sindsdien zijn haar stembusresultaten achteruitgegaan. Toch heeft ze nog steeds 11 vertegenwoordigers in het Hogerhuis van de Diet (die 248 leden telt) en 8 afgevaardigden in het Lagerhuis (dat 465 leden telt). Bovendien blijft de JCP goed verankerd op lokaal vlak, dankzij de toewijding van haar militanten. “In de metropool Tokio is de JCP de grootste oppositiepartij,” benadrukt voorzitster Tamura. De partij heeft eindelijk haar eigen persorgaan, Akahata (‘De rode vlag’) naast een dagblad met een oplage van een miljoen exemplaren. De krant wordt ook buiten communistische kringen gelezen en heeft al geruime tijd alle theoretische beschouwingen achter zich gelaten. Ze wil zich wijden aan de verdediging van de democratie door politieke schandalen aan de kaak te stellen – schandalen die pikant genoeg zijn om de nieuwsgierigheid van de Japanners te prikkelen.
Er is echter één punt waarop de JCP voet bij stuk houdt: haar analyse van Japan als een land dat door de Verenigde Staten van zijn soevereiniteit werd beroofd. De Japanse elites zijn de erfgenamen van voormalige oorlogsmisdadigers. Zij werden door Washington in ere hersteld maar zijn doordrongen van een diep nationaal gevoel om niet te spreken van een zekere imperiale nostalgie. Was Japan, na de Tweede Wereldoorlog, niet uitgegroeid tot de op een na grootste economische macht ter wereld en dat in minder dan dertig jaar na zijn capitulatie? Als dat geen buitengewone natie is! Voor de heersende klasse, die deze overtuiging koestert en van de bevolking eist dat ze zich ten dienste stelt van een dergelijk lot, is de stem van de JCP verontrustend.
In bepaalde omstandigheden is het onthullen van de waarheid voldoende om angst te zaaien. Zelfs als het om een pluchen teddybeer gaat.
In samenwerking met Le Monde Diplomatique, september 2025. Vertaald door Jan Reyniers.
Footnotes
- “JCP gives answer to anti-JCP questions”, persbericht van de Japanse Communistische Partij, 11 juni 2016.
- Behalve tussen augustus 1993 en juni 1994 en tussen september 2009 en december 2012.
- John Dower, Embracing Defeat. Japan in the Aftermath of World War II, W. W. Norton & Company, New York, 1999.
- Geciteerd door John Dower, Embracing Defeat, ibid.
- Kenji Hasegawa, “The Japanese Communist Party has been a vital presence in Japan’s politics”, 15 juli 2022.
- Kazuo Shii, “The Central Committee report of the amendments to the JCP program”, 14 januari 2020.