Artikel

Inflatie en de ideologische ommekeer

Cédric Durand

—16 maart 2023

De financiële wereld domineerde de laatste decennia het systeem, nadat lang de tegenstelling tussen loon en arbeid centraal stond. Vandaag is de strijd om de troon echter opnieuw geopend.

Achter de inflatiecijfers — meer dan 8 % in de VS voor het derde kwartaal van 2022 en meer dan 11% in de EU — schuilt onmiskenbaar een nieuw macro-economisch regime. De prijsstijgingen staan in schril contrast met de tendensen van deflatie of prijsdalingen die volgden op de financiële crisis van 2008, ook wel het tijdperk van de grote matiging in de lange jaren 1990 genoemd. Naarmate de prijsstijgingen in 2022 toenamen, verloren degenen die dit zagen als iets van voorbijgaande aard steeds meer terrein.
In april waarschuwde de Bank for International Settlements (BIS) voor een kettingreactie van prijsstijgingen.1 De BIS waarschuwde ook dat de structurele factoren die de inflatie laag hielden mogelijk afnemen omdat de economie steeds minder geglobaliseerd is. De Algemeen Directeur van de BIS kondigde een beleidsverandering aan:

Cédric Durand doceert economie en ontwikkelingstheorieën aan de Université Paris 13
en de EHESS. Hij is lid van de redactie van het radicale online tijdschrift ContreTemps.

“De aanpassing aan een hogere rente zal niet gemakkelijk zijn… Ook de vereiste verschuiving in het gedrag van de centrale banken zal niet populair zijn. Maar centrale banken hebben dit al eerder meegemaakt. Ze zijn er zich volop van bewust dat de kortetermijnkosten op het gebied van activiteit en werkgelegenheid de prijs is die we moeten betalen om grotere kosten in de toekomst te vermijden.”2

Sindsdien hebben zijn collega’s van de Fed (Federal Reserve — de centrale bank van Amerika), de ECB (Europese Centrale Bank) en de BoE (Bank of England) beloofd dat ze doorgaan met renteverhogingen, ondanks dat ze een hogere werkloosheid verwachten als gevolg van een wereldwijde verschuiving naar dit strengere monetaire regime.3 En dat is waar we nu zijn aanbeland. De “economische vooruitzichten” voor 2023 zien er volgens het IMF (International Monetary Fund) somber uit:

“De vertraging in 2023 zal een brede impact hebben: landen die ongeveer een derde van de wereldeconomie vertegenwoordigen, zullen dit jaar of volgend jaar krimpen. De drie grootste economieën, de Verenigde Staten, China en de eurozone, zullen ter plaatse blijven trappelen. In het algemeen zullen de schokken van dit jaar economische wonden openrijten die na de pandemie slechts gedeeltelijk waren genezen. Kortom, het ergste moet nog komen en voor veel mensen zal 2023 aanvoelen als een recessie.”4

Dit kondigt moeilijke tijden aan voor de werkende klasse en voor landen met een laag inkomen en een hoge schuld. Zowel in de politiek als in de financiële wereld verhoogt instabiliteit de inzet. We gaan een risicovol moment tegemoet, waarbij het belangrijk is de logica te begrijpen van de tektonische bewegingen die vandaag plaatsvinden. De aanhoudende financiële, ecologische en geopolitieke crises, nog verergerd door de turbulentie van de pandemie en de oorlog in Oekraïne, wakkeren de huidige instabiliteit aan.

Het is tegen deze achtergrond dat de inflatie terugkeerde. Maar het inflatieverschijnsel heeft ook een eigen logica. Het bestaat uit drie verschillende mechanismen met een politiek-economische dynamiek.

Ten eerste zijn er de exogene schokken en onevenwichten als gevolg van de pandemie. Die veroorzaakten een storing van de mondiale aanvoerketens, net toen massale overheidssteun de vraag naar consumptiegoederen stimuleerde. Daarbij kwam een energieschok, die nog eens werd versterkt door de oorlog in Oekraïne.5

Ten tweede is er de strijd tussen kapitaal en werknemers. Die werd aangewakkerd door de initiële prijsstijgingen en verdiept door de dalende reële lonen en het opdrijven van de prijzen door de ondernemingen.

Ten derde is er de ontrafeling van het teveel aan opgepot fictief kapitaal. Dit is waaraan de terugkeer van de inflatie haar structurele karakter ontleent.

Hieronder onderzoeken we elk van deze punten afzonderlijk. Maar eerst een woordje uitleg over de heerschappij van de financiële wereld. De basis voor de opkomst van de financiële sector6 was het uitdoven van de productiesectoren in de ontwikkelde economieën, en het heroriënteren van kapitaal: van investeringen in binnenlandse productie naar hogere opbrengsten door financiële winsten en in geglobaliseerde productieketens waardoor goedkopere arbeid kan worden uitgebuit.

Ondernemingen grijpen de kostenstijging aan als voorwendsel om hun winstmarge te verhogen en het prijsverschil in eigen zak te steken.

De laatste decennia leefde de economie op de poef. Door leningen verleende men uitstel aan slabakkende economieën en werd de consumptie gestimuleerd tot boven wat de stagnerende reële lonen zich konden veroorloven. Maar de financiële wereld is geen zelfstandige wereld. Ze kan zich niet volledig losmaken van de onderliggende economische realiteit gekenmerkt door schokken en klappen die steeds meer overheidsinterventie vereisen. Sinds de internetzeepbel in 2001 is gebarsten is er voortdurende politieke steun nodig. De ooit zo roemrijke financiële sector is niet langer een dynamische factor in de accumulatie van kapitaal, maar is ballast geworden voor heel de maatschappelijke productie.7

Maar de financiële wereld is een meester in chantage. Sinds de crisis van 2008 heeft ze haar leidinggevende positie kunnen behouden dankzij de ononderbroken monetaire injecties van de centrale banken. Hierdoor zorgde ze ervoor dat de beurswaardes volledig losgekoppeld geraakte van de realiteit. Dat werd nogmaals duidelijk toen toen de economie op slot ging tijdens de pandemie. De centrale banken hebben een financiële crash maar vermeden door het massaal en gecoördineerd opkopen van effecten op de financiële markten.

Maar in de nieuwe context van inflatie bereikt de zekerheid die de centrale banken bieden aan de financiële markten eindelijk de grenzen van doeltreffendheid. Als de centrale banken hun verstrenging zouden voortzetten, volgt een volledige financiële crisis. Een meer waarschijnlijke uitkomst is dan ook een reële waardevermindering van financiële activa door een ‘rallentando’ crisis (geleidelijk vertragend, n.v.d.r.), in de vorm van een permanente gemiddelde inflatie. Al is het tempo van de verschuiving relatief bescheiden, de structurele gevolgen zijn overduidelijk. Als de hegemonie van de financiële wereld afneemt, wie zal dan de leegstaande troon bestijgen? De werkende klasse en ecologisten zullen samen moeten strijden voor hun plek in de nieuwe orde.

Schokken en wanverhoudingen

Over de directe oorzaken van de teruggekeerde inflatie bestaat weinig onenigheid: ze worden veroorzaakt door stijgende kosten.8 Toen de lockdowns en de beperkingen door Covid-19 het fabrieks- en transportsysteem over de hele wereld troffen, bleek het door de toenmalige voorzitter van de Federal Reserve bejubelde “just-in-time beheer van bedrijfsvoorraden” een dure aangelegenheid te zijn.9 De ‘slanke’ structuur van de toeleveringsketens ontnam elke flexibiliteit aan de ingewikkelde netwerken van productie en logistiek. En dit werd een belangrijke factor in het verspreiden van de schok toen de fabrieken dichtgingen, de scheepvaart stopte, de werknemers thuisbleven en de havens leegliepen, terwijl het virus zich verspreidde. Eenmaal verbroken, bleken deze ketens moeilijk te herstellen.

Bovendien werden de knelpunten aangescherpt door bedrijven die zich probeerden aan te passen aan de situatie, hetgeen leidde tot een ‘bullwhip effect’: de aanvankelijke tekorten leidden tot de verwachting van toekomstige bevoorradingsproblemen, en zo tot het hamsteren uit voorzorg in de hele bevoorradingsketen.10 De lockdowns in China, waardoor ‘s werelds belangrijkste productiecentra werden getroffen, bestendigden deze beperkingen tot ver in 2022.

Ondertussen werden de economieën van de ontwikkelde kapitalistische landen overspoeld met financiële middelen door krachtig overheidsingrijpen, om te voorkomen dat er een spiraal van verarming en massale faillissementen zou ontstaan. In de VS bedroeg die buitengewone fiscale stimulans tussen maart 2020 en maart 2021 meer dan vijfduizend miljard dollar, ofwel een kwart van het bruto binnenlands product (bbp). Ook in de Europese Unie waren de financiële steunmaatregelen aanzienlijk, hoewel slechts half zo groot als de Trump-Biden-pakketten in percentage van het bbp.11

Ondanks dat de centrale banken een hogere werkloosheid verwachten door een strenger monetaire regime, plannen ze verdere renteverhogingen.

Na maanden van lagere consumptie als gevolg van lockdowns en andere beperkingen trok de vraag zeer snel weer aan door deze ongekende stimulans en door de groei van spaargeld bij de rijkste helft van de bevolking. Daarenboven werd de kwantitatieve stimulans van de vraag vergroot door een kwalitatieve verandering. Door hun uitgaven aan te passen aan social distancing normen, verschoof de vraag van consumenten van diensten naar productiegoederen. Hierdoor nam de druk verder toe op fabrieken, transport en detailhandel.

Motor Trend, het vakblad van de auto-industrie, geeft een sprekend voorbeeld van de mechanismen achter de prijsstijging in deze sector:

“De crisis dateert van maart 2020 toen de pandemie automakers dwong fabrieken te sluiten en bestellingen van leveranciers tijdelijk stop te zetten. Tegelijkertijd kreeg de elektronica-industrie te maken met een toenemende vraag naar mobiele telefoons, televisies, computers, spelletjes en huishoudelijke apparaten van consumenten die thuis bleven. Chipmakers verlegden hun aanbod naar de elektronica-industrie, die ook bereid bleek meer te betalen voor de computerchips. Toen de auto-industrie in de zomer van 2020 sneller dan verwacht weer op gang kwam, bleek dat de benodigde chips niet beschikbaar waren en dat hun voormalige leveranciers liever vasthielden aan hun lucratievere contracten die ze met andere sectoren gesloten hadden. Bovendien kan aan grote orders kan niet snel worden voldaan; het duurt ongeveer drie maanden om zelfs de eenvoudigste halfgeleider te maken.”12

Zonder deze cruciale onderdelen konden de autofabrikanten de groeiende vraag niet volgen. Hoewel de sanitaire beperkingen in 2021 werden versoepeld, daalde het aantal registraties van nieuwe auto’s in de VS tot een niveau dat sinds de jaren vijftig niet meer was gezien, met een wereldwijd productietekort dat wordt geschat op meer dan 11 miljoen voertuigen en een verlies van 210 miljard dollar voor de industrie wereldwijd.13 Het voorbeeld van de computerchips illustreert een meer algemeen punt. De flessenhalzen waren vooral ernstig in de toeleveringssectoren, zoals grondstoffen, energie en transport. Hoewel voor ieder product de manier waarop prijzen stijgen specifiek is, heeft een prijsstijging voor toeleveringsproducten gevolgen voor de gehele economie.

In het geval van de energieprijzen, die al voor de invasie van Oekraïne de inflatie opdreven, had het gieten van extra olie op markten die al in brand stonden door de uitdaging van de koolstofovergang verstrekkende gevolgen.14 De brutale ontkoppeling van de Europese energiemarkten van Rusland had een dramatische weerslag op de prijsniveaus, aangezien de stijgende kosten verhoogd met opportunistische rentes uiteindelijk werden doorgerekend aan de consumenten. Tegen oktober 2022 bedroeg de jaarlijkse inflatie 11,6 % in Duitsland, 12,6 % in Italië en meer dan 20 % in de Baltische staten.

De spectaculaire verslechtering van de handelsbalans van de eurozone, van een structureel overschot naar een aanzienlijk tekort, toont aan dat de stijging van de energieprijzen een kostenpost is voor de gehele Europese economie, en dat die overeenkomt met een verslechtering van de handelsvoorwaarden.15 De tegenhangers zijn de recordoverschotten van olie-exporterende landen als Saoedi-Arabië en, ironisch genoeg, Rusland.

Als de lockdowns en de oorlog de enige oorzaken van de huidige stijging van de inflatie waren, zou het een tijdelijk verschijnsel zijn. Het zou zich zelfs kunnen omkeren, met een terugslag. Dezelfde krachten die het bullwhip-effect hebben versterkt, kunnen een prijsdaling teweegbrengen zodra de tekorten zijn weggewerkt en de voorraden in de bevoorradingsketens zijn aangevuld; een staakt-het-vuren en onderhandelingen om een einde te maken aan de oorlog in Oekraïne kunnen de energieprijzen uiteindelijk doen dalen — of ze in een dip doen belanden, als ze gepaard gaan met een economische vertraging in China.

Het beleid dat prijzen, kredieten en investeringen bepaalt, wordt weer een legitiem instrument van de overheid. Dat is een ideologische ommekeer.

Als de inflatie zijn oorsprong vindt in tijdelijke onevenwichtigheden tussen sectoren, kan op korte termijn niet veel worden gedaan om het aanbod te vergroten.16 Dit wil echter niet zeggen dat een oplopende inflatie pijnloos is, of dat er geen alternatief is dan bezuinigen of afwachten; het is veeleer zo dat een inflatie door kostenverhogingen op korte termijn niet op bevredigende wijze kan worden aangepakt met budgettaire of monetaire besparingen, zonder dat dit onnodig pijn doet.17

Voor bedrijven is een inflatoir moment door kostenverhogingen echter een uitgelezen kans om hun prijzen op te drijven. Producenten in de betrokken sectoren profiteren van deze knelpunten omdat zij hun winstmarge vergroten. De buitengewone winsten van energie- en scheepvaartbedrijven zijn daar een mooi voorbeeld van. Het gevolg van dergelijk gedrag is een veel grotere verstoring: niet alleen reële tekorten doen pijn, maar aankopers ervaren ook een verslechtering van hun balans als gevolg van deze stijgende rekeningen, die doorwerken in de hele economie en de reële inkomens drukken, wat uiteindelijk tot stagnatie leidt.

De aanval van het kapitaal

Een veranderend prijsniveau is nooit homogeen verdeeld over sectoren en economische actoren. Het leidt altijd tot een verandering van relatieve prijzen: sommigen verliezen en andere winnen. Vandaag zijn we getuige van het ontstaan van een nieuw macro-economisch regime, een evolutie die los staat van de onmiddellijke schokken aan de aanbodzijde en tegenschokken aan de vraagzijde. Wat de afgelopen twee jaar is gebeurd, toont hoe het kapitaal zijn strategie verschuift van asymmetrische prijsschokken naar een algemene aanval op het inkomen uit arbeid.

Ondernemingen maken gebruik van hun macht op de markt om de kostenstijging aan te grijpen om hun winstmarge te verhogen. Ze zijn hier heel open over wanneer ze met investeerders praten. Andre Schulten, de ceo van Procter & Gamble, legt uit dat “voortbouwend op de sterke punten van zijn merken”, P&G “doordachte prijsverhogingen op maat doorvoert”. Miguel Patricio, ceo van Kraft, Heinz, verwacht “positieve prijsverhogingen te blijven realiseren”.18

Ondertussen heeft de georganiseerde werkende klasse tijd nodig om op de nieuwe situatie te reageren. Door een decennialange verzwakking van de arbeidersbeweging hebben de ondernemingen het voordeel van de eerste zet, aangezien de vakbonden maanden achterlopen bij het eisen van loonsverhogingen. Ondernemingen strijken dus het prijsverschil op, waardoor uitbuiting van de werkende klasse toeneemt. De Amerikaanse bedrijfswinsten zijn sterk gestegen — 2021 was het beste jaar sinds 1950 — en de topbedrijven keren recorddividenden uit, waardoor de pre-pandemische trend naar een nieuw hoogtepunt stijgt.19

Voor de Amerikaanse werkende klasse zijn de onmiddellijke gevolgen gemengd. Aan de ene kant zijn de reële lonen van de werknemers gedaald: tussen januari 2021 en oktober 2022 daalde het gemiddelde uurloon in de particuliere sector met 4,2%. Aan de andere kant werden de arbeidsinkomens tijdens de pandemie gecompenseerd door enorme belastingskortingen. De stimulans van Trump-Biden heeft niet alleen het winstniveau gered en de rijksten verrijkt, maar ook de armste werknemers geholpen om het hoofd te bieden aan de stijgende prijzen, in een context waarin de onderhandelingsmacht van de werknemers niet voldoende was om hun belangen te verdedigen. Ondanks de dalende reële lonen zorgde dit voor een verandering in de krachtsverhoudingen op de arbeidsmarkt ten gunste van de werknemers met lage lonen.20

Kalecki wees op het klassenkarakter van de inflatie: stijgende winsten van het grootkapitaal, dalende reële lonen en de (relatieve) verarming van de rentenier.

In Europa zijn de bedrijfswinsten ook ontploft, voornamelijk door de invloed van energiebedrijven.21 De situatie voor de werkende klasse is echter veel minder rooskleurig, omdat het beleid de macro-economie minder ondersteunt dan in de VS en door een grotere blootstelling aan de energiecrisis als gevolg van de ontkoppeling van Rusland. De Europese Centrale Bank (ECB) waarschuwt dat de eurozone zich midden in een koopkrachtcrisis bevindt. Koppel daaraan een daling van de reële lonen met meer dan 4 % tussen de zomer (Q3) van 2021 en de lente (Q2) van 2022. Ondertussen worden de armsten ook het hardst getroffen door de inflatie: de prijzen van de producten die zij voornamelijk consumeren stijgen sneller dan die van de rijksten.22

Voor zover er in de eurozone al sprake is van een prijsversnelling die los staat van de Verenigde staten, gaat het hier dus niet om een prijs-loonspiraal maar wel om een winst-prijsspiraal. Deze situatie vraagt geen monetaire verstrenging maar om het kapitaal te disciplineren, met een plafond voor prijsstijgingen gekoppeld aan de productiekosten. Omgekeerd moet de verdediging van de werkende klasse in de eerste plaats gericht zijn op lonen en sociale uitkeringen. Daarnaast moet er ook voldoende aandacht zijn voor de reële consumptiepatronen achter de prijsindex en moet er een focus zijn op de betaalbaarheid van essentiële goederen en diensten.

De vork tegen de financiële wereld

Een vork bij het schaken is een positie van waaruit een stuk tegelijkertijd meerdere vijandelijke stukken bedreigt. Inflatie zwaait de facto met een dergelijk wapen naar de financiële wereld. Enerzijds vraagt inflatie om een terughoudend monetair beleid en een vermindering van de liquiditeit, waardoor de financiële markten de steun kwijtraken die zij in de loop van de afgelopen jaren in de vorm van voortdurende reddingsoperaties en kwantitatieve versoepeling (een vorm van geldcreatie door de centrale bank, n.v.d.r.) hebben ontvangen; het zou de aanleiding kunnen zijn voor het plotseling opdrogen van liquiditeit en het ontstaan van financiële paniek.23

Anderzijds devalueert de inflatie de opgebouwde schuld en vermindert ze de reële rentevoet. Hierdoor wordt de schuldenaar bevoordeeld ten opzichte van de schuldeiser. De erosie van de schuldwaarde betekent dat het bedrag dat de schuldenaar moet terugbetalen in reële termen afneemt, waardoor de schuldeisers verarmen. Een dergelijk mechanisme ligt ten grondslag aan de beroemde uitspraak van Keynes die opriep tot “de euthanasie van de renteniers”.

Hoe dan ook zal de hegemonie van de financiële wereld afnemen. Voor de sector als geheel betekent de inflatievork een keuze tussen een gewelddadige brand of een langdurige terminale ziekte. Maar hoewel haar heerschappij verzwakt, blijft de financiële wereld een machtige speler met een centrale structurele positie. Het valt te betwijfelen dat voor een langdurige periode van monetaire verstrenging staan.
Waarom? Ondanks de verstrenging van de centrale banken zijn de reële kosten van lenen — de nominale rente min de inflatie — aan beide kanten van de Atlantische Oceaan nog steeds zeer negatief. De Goldman Sachs-index, die de beschikbaarheid van financiering weergeeft, en niet alleen de rentetarieven maar ook de wisselkoersen en de aandelenkoersen omvat, bereikt wel niveaus die sinds het dieptepunt van 2009 niet meer zijn gezien.24 Maar dit betekent daarom niet dat er een grote financiële crisis voor de deur staat. Wat het wel betekent is dat de centrale banken van koers veranderen.

De interventie van de Bank of England na de marktreacties op de mini-begroting van Truss-Kwarteng in september 2022 beantwoordt aan dat patroon. Op enkele uren tijd liet de Britse Centrale Bank monetaire rigeur varen om massaal effecten aan te kopen op de financiële markten. Deze monetaire steun werd noodzakelijk geacht om de verhoging van de kosten van de overheidsschuld evenals om de devaluatie van het pond tegen te gaan.25 De pensioenfondsen stonden zwaar onder druk. Niemand weet waar de volgende problemen zullen opduiken. De vastgoedmarkten bijvoorbeeld baren grote ongerustheid. Maar men mag er dus van uitgaan dat centrale bankiers, op het moment dat het nodig is, zullen ingrijpen om als loodgieters om de buizen in een overbelast niet-bancair financieel leidingsysteem te repareren.

Inflatie is een financiële crisis in slow motion.

De ECB zette in juli 2022 ook een preventieve stap in die richting toen ze midden in een cyclus van streng monetair beleid een nieuw financieel instrument lanceerde dat als doel heeft de overheidsschuld van de lidstaten te ondersteunen, zodat ze niet onder hetzelfde soort druk zouden komen te staan als tijdens de eurocrisis. Met dit besluit erkende ook de ECB impliciet dat financiële stabiliteit belangrijker is dan prijsstabiliteit.26

Bovendien heeft de vork waarmee inflatie de financiële wereld vastpint voor sommige belangrijke spelers maar één tand. In tegenstelling tot langetermijnleners, zoals banken, staan de grote vermogensbeheerders minder kritisch tegenover inflatie — en verkiezen ze die boven een rentestijging. Een analist van BlackRock27 stelt dat zolang de inflatie “verankerd” blijft — d.w.z. zolang de lonen de prijzen niet beginnen in te halen — de inflatie als gevolg van sectorale herverdeling moet worden “opgevangen”.28

“De financiële sector werd lang behandeld als de machtigste achterban van het ‘harde geld’, omdat de inflatie de nominale vorderingen van banken op leners devalueert. Vermogensbeheerders daarentegen vrezen een devaluatie van hun activa meer dan een inflatie, ook al omdat hun commissie wordt berekend met een percentage op de beurswaarden van de activa van hun cliënten, waardoor zij krachtige pleitbezorgers van het “gemakkelijke geld” vormen. (…) Vandaar de voorkeur van BlackRock voor een macro-economisch beleid dat hoge prijzen van activa ondersteunt. Een duidelijke illustratie hiervan is het aanhoudend lobbyen door BlackRock voor een expansief monetair beleid (opkopen van activa op de financiële markten door de centrale banken, n.v.d.r). (…) De nauwe banden van BlackRock met centrale banken over de hele wereld illustreren dit punt.”29

Kunnen we deze achteruitgang van de financiële wereld meten? Zowel binnen het kapitaal als ten opzichte van de werkende klasse en de staat — dan kunnen we de financiële hegemonie niet terugbrengen tot één simpele maatstaf. Eén manier om de intensiteit ervan in te schatten is echter te kijken naar de omvang van de verwachte winsten, gemeten aan de hand van de waarde van de financiële activa in verhouding tot de nominale omvang van de economie.

De ommekeer van de aandelenmarkten na een decennialange rally was een eerste aanwijzing in dit verband. Sinds november 2021 is de FT Wilshire 5000 — de breedste index van de Amerikaanse beleggingsmarkt — met 17,5 % gedaald. Als aandeel van het bruto binnenlands product is deze ontwikkeling nog opmerkelijker: de totale marktwaarde van deze Amerikaanse bedrijven daalde van 200 procent van het bbp naar 150 %, dat is onder het niveau van voor de pandemie.30 De trend is vergelijkbaar in Europa: de STOXX Europe 600 daalde in diezelfde periode met 12,6 %. Nog dramatischer is de crash van de cryptomarkten — waar de meest speculatieve klasse van activa wordt verhandeld — die de abrupte sluiting van de nieuwe financiële grenzen weerspiegelt.

Een andere aanwijzing voor de verzwakking van de positie van de financiële wereld is de daling van haar aandeel in de totale winst. In de VS is de winst van de financiële sector gedaald van een piek van 27 % begin 2019 naar slechts 15 % in het tweede kwartaal van 2022; in de eurozone is er een daling van 10 naar 6 %.

En natuurlijk wordt inflatie als financiële drooglegging nog verergerd door een restrictiever monetair beleid. De schok van de rigiditeit van de geglobaliseerde economie die tijdens de pandemie aan het licht kwam, in combinatie met toenemende geopolitieke spanningen, zal naar alle waarschijnlijkheid bijdragen tot een herbeoordeling van de verdiensten van de financiële sector: een bijstelling naar beneden door de beleidsmakers en voorzichtige kapitalisten van de VS. De Amerikaanse federale staat heeft ondertussen alvast massa’s kapitaal in de productieve sector gepompt.

Voorlopige lessen

In 1879, op het dieptepunt van de Lange Depressie, grapte Marx dat het nodig was om de loop der dingen tot hun rijpheid te bestuderen voordat men ze “productief, dat wil zeggen theoretisch, kon consumeren.”31 Een dergelijke waarschuwing is hier duidelijk als noot op zijn plaats; Minerva’s uil is er nog niet klaar voor om zijn oordeel te vellen over de onderliggende logica van de zeer veranderlijke conjunctuur waarin wij leven. We zullen nog veel meer moeten leren. Maar er kunnen misschien drie voorlopige lessen worden getrokken, als tussenbalans van het afgelopen jaar.

Ten eerste over de politiek van monetair beleid versus prijscontrole: de econome Isabella Weber had gelijk toen ze stelde dat monetaire aanscherpingen een verkeerd en schadelijk antwoord waren op een inflatie door kostenverhoging; strategische prijscontroles zijn een effectievere manier om een inflatiespiraal te voorkomen zonder de economie te laten instorten. Hoewel ze geen wondermiddel zijn, hebben ze keer op keer hun waarde bewezen als een instrument om de schade te beperken. Webers argument werd aanvankelijk aangevallen door Paul Krugman, maar heeft sindsdien veel belangstelling gekregen.32

Door de eisen van de conjunctuur hebben de Europese leiders, gekneld tussen hun beloftes aan de NAVO en de koopkrachtcrisis die hun electoraat teistert, een harde les geleerd over een koppig stuk algemene economische wijsheid. Het prijsbeleid maakt een comeback om de energiecrisis aan te pakken, wat toch een ideologische ommekeer is.33

De erkenning dat prijzen geen natuurlijke en immanente verschijnselen zijn, maar dat ze kunnen en moeten worden beheerd om onnodige pijn te voorkomen, zou verstrekkende gevolgen kunnen hebben. Het beleid dat prijzen, kredieten en investeringen bepaalt, wordt weer een legitiem instrument van de overheid. Deze denaturalisatie van de markt is een belangrijke heropening van de beleidsruimte.

Het is waar dat de EU moeite had om het eens te worden over een prijscontrolemechanisme, maar Brussel gaat hier het point of no return voorbij. Aangezien vastgestelde maximumprijzen moeten worden aangevuld met mechanismen die niet aan prijzen zijn gebonden om de vraag te verminderen en te voorkomen dat de tekorten nog groter worden, is het zo goed als onvermijdelijk dat de politiek de toewijzing van middelen bepaalt, een weg die haaks staat op het neoliberale principe. Wanneer de markt instort, moeten er onderhandelingen komen over “duidelijke doelstellingen en eerlijke lastenverdelingen”, zodat de vraag de aanbodbeperking kan opvangen, met behulp van instrumenten als progressieve prijsstelling en prioritaire planning van de distributie in geval van grote druk.34 Dergelijke onderhandelingen maken momenteel in Europa al deel uit van de realiteit.

De tweede les van de nieuwe inflatie is Kaleckiaans.35 In een model uit 1962 identificeerde Michał Kalecki een drievoudige inkomensverdelingsdynamiek die helpt licht te werpen op de ervaringen van het afgelopen jaar. Kalecki wees op het klassenkarakter van de inflatie: stijgende winsten van grote bedrijven, dalende reële lonen en de (relatieve) verarming van de rentenier. Zoals hij opmerkte: “De reële lonen dalen meestal, en dat hun niveau veel lager is dan normaal blijkt uit de verdeling van het nationaal product…”36

Een omschakeling naar meer democratische planning zou de wraak zijn van de gebruikswaarde op de ruilwaarde.

Een ander fenomeen dat tot uiting komt is de verarming van de rentenier. Een tegenhanger hiervan zijn de enorme winsten van ondernemers in het algemeen en het grootkapitaal in het bijzonder.” Een van de karakteristieke kenmerken van de conjunctuur is dus de winststijging in combinatie met een neerwaartse druk op de waarde van de activa. Dit heeft twee gevolgen. Ten eerste is de strijd voor reële loonsverhogingen absoluut urgent. Maar, ten tweede, mag dit niet worden verward met een algemene vijandigheid tegenover een gematigde inflatie en het antirenteniersaspect ervan.

De derde les van Suzanne de Brunhoff37 is dat de aanhoudende inflatie een monetaire dimensie kan hebben. Zoals ze eind jaren 60 verklaarde, “kan geen enkel monetair beleid de economische oorzaken van financiële spanningen wegnemen; de relatieve autonomie die monetair beleid mogelijk maakt, bepaalt ook de grenzen van zijn werkterrein.”38 Sinds 2008 hebben de centrale banken met hun expansieve monetaire beleid de waarde van de financiële activa in stand gehouden. Zij vormen een monetaire bevestiging van de particuliere verwachtingen van de eigenaars van financiële activa, verwachtingen die betrekking hebben op een reële toekomstige valorisatie en berusten op een veelheid van onzekere processen die nog niet hebben plaatsgevonden. Aangezien dit monetaire activisme niet gepaard ging met een stijging van de productieve investeringen, overtrof de voorafgaandelijke validatie ruimschoots het effectieve vermogen van het systeem om meerwaarde te genereren.

De huidige stijging van de inflatie toont aan dat de monetaire validatie van het financiële kapitaal door de centrale banken in feite een pseudo-validatie was. Dit is wat de Brunhoff bedoelde toen ze schreef dat “inflatie — formeel gezien — de kenmerken van een crisis heeft maar “het effect van niet-validatie wordt afgezwakt en uitgebreid.”39 Met andere woorden, inflatie is een financiële crisis in slow motion.

Vanuit dit standpunt bekeken, beperkt de structuur van de nieuwe inflatie zich niet tot de combinatie van de pandemie, de materiële spanningen als gevolg van klimaatinvesteringen en de oorlog in Oekraïne. Het is ook tot op zekere hoogte een vertraagd effect in het monetaire systeem van de financiële crisis van 2008 en de financiële hausse die erop volgde in de jaren 2010, gevoed door onconventioneel monetair beleid. Door de huidige devaluatie van financiële activa wordt het teveel aan opgepot, fictief kapitaal langzaam verteerd. Het is denkbaar dat de grote “inkrimping van de financiële markten” die al sinds 2008 op zich laat wachten, op een relatief ordelijke manier kan plaatsvinden.40

De financiële wereld domineerde de afgelopen decennia het systeem, nadat het verband tussen loon en arbeid in het naoorlogse tijdperk centraal stond. De financiële heerschappij is aan het verzwakken, de strijd om de troon is geopend. Wat het volgende hoofdbestanddeel van de structuur zou kunnen zijn, is niet duidelijk en nog niet beslist.

Het grote bereik van intellectuele monopolisten zou kunnen leiden tot een regressieve “techno-feodale” productiewijze.41 Als alternatief verwachten sommige investeerders dat financiële repressie en economisch dirigisme een productivistische opleving van de accumulatie zullen bewerkstelligen.42 Links wil iets anders: na decennia van delirium op de beurzen is het tijd voor een omschakeling naar democratische planning, het kanaliseren van investeringen naar sociale behoeften en dit binnen de ecologische begrenzingen. Dat zou een wraak zijn van de gebruikswaarde op de ruilwaarde.

Inkorting van Cedric Durand, “The End of Financial Hegemony?”, New Left Review, 138, nov-dec 2023.

Footnotes

  1. De Bank voor Internationale Betalingen, opgericht in het interbellum om de terugbetaling van Europese oorlogsschulden te beheren, is een instelling die eigendom is van centrale banken en fungeert als tussenpersoon tussen deze banken.
  2. Howard Schneider en Ann Saphir, “Fed Delivers Another Big Rate Hike; Powell Vows to ‘Keep at It’”, Reuters, 22 september 2022.
  3. Pierre-Olivier Gourinchas, “Policymakers Need Steady Hand as Storm Clouds Gather Over Global Economy”, IMF, 11 oktober 2022.
  4. Agustín Carstens, “The Return of Inflation”, BIS, 5 april 2022.
  5. Internationale productie, handel en investeringen worden steeds meer georganiseerd in zogenaamde mondiale waardeketens (GVC’s). Hier strekken de verschillende stadia van het productieproces zich uit over verschillende landen. Mondialisering motiveert ondernemingen om hun activiteiten internationaal te herstructureren door middel van outsourcing en offshoring van activiteiten. Bedrijven proberen hun productieprocessen te optimaliseren door de verschillende stadia over verschillende locaties te spreiden. De laatste decennia is er een sterke tendens tot internationale spreiding van activiteiten in de waardeketen, zoals ontwerp, productie, marketing, distributie, enz.
  6. Hieronder verstaan we de liberalisering van de wisselkoersen na 1971 en de deregulering van de grote spaarfondsen, tot de dramatische groei van schaduwbankieren, derivaten en FX-handel en de explosie van publieke en private schulden…
  7. Cédric Durand, Fictitious Capital: How Finance Is Appropriating Our Future, trans. David Broder, Londen en New York 2017, pp. 66-8, 151-5; eerst gepubliceerd als Le capital fictif, Parijs 2014.
  8. Inflatie door kostenverhoging, in tegenstelling tot inflatie aan de vraagzijde, probeert in de mainstream economie de inflatie te verklaren door te wijzen op de gestegen kosten van grondstoffen en lonen die worden doorberekend in de verkoopprijzen.
  9. Ben Bernanke, “The Great Moderation”, toespraak tot de Eastern Economic Association, Washington, DC, 20 februari 2004; beschikbaar op de website van de Federal Reserve.
  10. Daniel Rees en Phurichai Rungcharoenkitkul, “Bottlenecks: Causes and Macroeconomic Implications”, BIS Bulletin, nr. 48, 11 november 2021.
  11. Zie “Covid-19: The eu’s Response to the Economic Fallout”, beschikbaar op consilium. europa.eu.
  12. Alisa Priddle, ‘What Happened with the Semiconductor Chip Shortage-and How and When the Auto Industry Will Emerge’, MotorTrend, 27 Dec 2021.
  13. Gegevens: OESO en Europese vereniging van autofabrikanten (ACEA).
  14. Cédric Durand, “Energy Dilemma”, NLR -Sidecar, 5 november 2021.
  15. Terwijl de handelsbalans van de eurozone tussen 2000 en 2020 schommelde tussen neutraliteit en een netto-overschot van 20 miljoen euro, is ze na de Russische invasie ingestort tot een tekort van bijna 50 miljoen euro.
  16. Dit werd aanvankelijk erkend door ECB-directeur Isabel Schnabel. “Er is heel weinig dat we kunnen doen aan de huidige hoge inflatie”, zei ze tegen de Financial Times. “Zelfs als we de tarieven nu zouden verhogen, zou dit de huidige energieprijzen niet omlaag brengen.” Interview, 15 februari 2022; beschikbaar op ecb.europa.eu.
  17. In dergelijke omstandigheden is, zoals hieronder wordt besproken, strategische prijsbeheersing een veel betere manier om een inflatiespiraal te voorkomen, zonder dat de economie instort. Zie het overtuigende betoog van Isabella Weber, “Could Strategic Price Controls Help Fight Inflation?”, The Guardian, 29 december 2021.
  18. Dion Rabouin, “Big Companies Thrive During Periods of Inflation”, Wall Street Journal, 10 februari 2022.
  19. For profits: Matthew Boesler, “Profits Soar as us Corporations Have Best Year Since 1950”, Bloomberg, 30 maart 2022; Edward Yardeni en Joe Abbott, “S&P 500 Sectors & Industries Profit Margins (quarterly)”, Yardeni Research, 28 november 2022. Zie voor dividenden ‘Janus Henderson Global Dividend Index’, nr. 36, november 2022, beschikbaar op janushenderson.com.
  20. Zie US Bureau of Labor Statistics; Thomas Blanchet, Emmanuel Saez, Gabriel Zucman, Realtime Inequality database, Dept of Economics, Berkeley ca.
  21. Isabel Schnabel, “Monetary Policy in a Cost of Living Crisis”, opmerkingen tijdens een panel over de “Fight against inflation” op de iv Edition Foro La Toja, 30 september 2022; beschikbaar op ecb.europa.eu.
  22. Tajinder Dhillon, “STOXX 600 Q2 2022 Earnings Halfway Review: ‘Growth Remains Resilient'”, Lipper Alpha Insight, 11 augustus 2022.
  23. Een industrieanalist is bot over het dilemma: “In een inflatoire wereld moeten centrale banken zich richten op het verankeren van de inflatieverwachtingen. Dit betekent dat de bezorgdheid over de financiële stabiliteit, ook al is deze relevant voor de groeivooruitzichten, van secundair belang wordt. Dit is anders dan de situatie waarin we ons de afgelopen 20-30 jaar bevonden, toen centrale banken altijd ingrepen als er sprake was van spanningen op de financiële markten.” Jens Nordvig, “Money Inside and Out”, Exante Data, 16 oktober 2022.
  24. Davide Barbuscia en Lewis Krauskopf, “Analyse: Zorgen over wereldwijde financiële stabiliteit nemen toe nu centrale banken beleid aanscherpen”, Reuters, 13 oktober 2022.
  25. Liz Truss, de kortstondigste Britse premier, verloor het vertrouwen van de financiële markten nadat haar minister van Financiën Kwasi Kwarteng een “mini-begroting” had voorgesteld, bestaande uit enorme belastingverlagingen voor de rijkste Britten.
  26. Zie respectievelijk: Jamie McGeever, “Rare Swiss franc stress reflects deeper market strains”, Reuters, 18 oktober 2022; Daniela Gabor en Jakob Vestergaard, Towards a Theory of Shadow Money, Institute for New Economic Thinking, april 2016; ECB, 21 juli 2022.
  27. BlackRock is de grootste vermogensbeheerder ter wereld en beheert 10 biljoen dollar aan activa.
  28. Jean Boivin, hoofd van het BlackRock Investment Institute, geciteerd in Armstrong en Wu, “A Third Option in the Inflation Debate”.
  29. Benjamin Braun, ‘Asset Manager Capitalism as a Corporate Governance Regime’, in Jacob Hacker et al., eds, American Political Economy: Politics, Markets and Power, Cambridge en New York 2021; een pre-print versie is beschikbaar op ArXiv Papers, 15 maart 2022.
  30. Gegevens van Wilshire Associates en het Amerikaanse Bureau voor Economische Analyse.
  31. Marx aan Nikolai Danielson, 10 april 1879, in Marx and Engels, Selected Correspondence, Moskou 1975.
  32. Weber, “Could Strategic Price Controls Help Fight Inflation?”.
  33. Een illustratie: uitgerekend Mario Draghi lanceerde, terwijl hij nog steeds waarnemend premier van Italië was, een vernietigende aanval op Ursula von der Leyen met het argument dat de EU, door niets te doen om de koppeling van de gas- en elektriciteitsprijzen te doorbreken, “een kolossale fout” had gemaakt en “miljoenen mensen had verarmd”: Virginie Malingre, “L’Europe peine à s’entendre sur un plafonnement du prix du gaz”, Le Monde, 13 oktober 2022.
  34. Karsten Neuhoff en Isabella Weber, “Can Europe Weather Looming Gas Shortages?”, Project Syndicat, 2 mei 2022.
  35. Michal Kalecki was een Poolse marxistische econoom. Bekend om zijn aandacht voor de vraag naar investeringen en de conjunctuurcyclus, kwam hij onafhankelijk tot soortgelijke conclusies als Keynes. In zijn “Political Implications of Full Employment” voorzag hij een studie van het arbeidsmarktbeleid onder het kapitalisme van een klassenanalyse die in het gangbare economische denken ontbrak.
  36. “A Model of Hyperinflation”, The Manchester School, vol. 30, no. 3, september 1962, pp. 275-281.
  37. Suzanne De Brunhoff was lid van de Franse Communistische Partij en marxistisch econoom. Ze publiceerde meerdere boeken over de relatie tussen de geldhoeveelheid, de staat en Marx’ eigen geschriften. Cfr The State, Capital and Economic Policy, Pluto Press, 1978.
  38. Suzanne de Brunhoff, Marx on Money, trans. Maurice Goldbloom, Londen en New York 2015, p. 126; eerst gepubliceerd als La Monnaie chez Marx, Parijs 1973.
  39. Suzanne de Brunhoff, Les Rapports d’argent: intervention en économie politique, Grenoble 1979, p. 126.
  40. James Crotty, “Structural Causes of the Global Financial Crisis: A Critical Assessment of the ‘New Financial Architecture’”, Cambridge Journal of Economics, vol. 33, no. 4, juli 2009.
  41. Durand, “Scouting Capital’s Frontiers”, NLR 136, juli-augustus 2022.  ‘Techno-feodaal’ verwijst naar een verhouding tussen staat en bedrijf waar politieke macht de grootste gemene deler is, in tegenstelling tot de particuliere, economische productiestructuur van het kapitalisme.
  42. Russell Napier, “We will see the Return of Capital Investment on a Massive Scale”, The Market nzz, 14 oktober 2022.