Lenin was de architect van de Russische revolutie en de eerste regeringsleider van Sovjet-Rusland. De Hongaarse denker György Lukács noemde hem ook de “theoretische evenknie van Karl Marx”.
Vladimir Iljitsj Oeljanov (1870-1924) stond bekend onder zijn pseudoniem Lenin. Hij was, net als zijn broers en zussen, een revolutionair. In tsaristisch Rusland betekende dat vele jaren in de gevangenis en in ballingschap. Lenin bouwde op intellectueel en organisatorisch vlak mee aan de Russische Sociaaldemocratische Arbeiderspartij. Lenins geschriften zijn niet alleen zijn eigen woorden, maar ook de hoofdlijnen van de activiteiten en gedachten van de duizenden militanten die zijn pad kruisten. Het was Lenins opmerkelijk vernuft om de ervaringen van de militanten uit te werken tot de theorie die wij het leninisme zijn gaan noemen. Geen wonder dat de Hongaarse marxist György Lukács Lenin “de enige theoretische evenknie van Marx” noemde, “die de strijd voor de bevrijding van het proletariaat tot nu toe heeft voortgebracht”.
Een revolutie bouwen
In 1896 braken er spontane stakingen uit in de fabrieken van Sint-Petersburg, die de socialistische revolutionairen compleet verrasten. Zelfs uit hun lood sloegen. Vijf jaar later schreef Lenin dat “de revolutionairen achter de opstand aan liepen, zowel in theorie als in praktijk; ze slaagden er niet in een constante en continue organisatie op te zetten, die de hele beweging kon leiden”. Lenin vond dat dit moest rechtgezet worden.
De meeste van Lenins belangrijkste geschriften volgden dit inzicht. Lenin werkte de tegenstellingen van het kapitalisme in Rusland uit (Ontwikkeling van het kapitalisme in Rusland, 1896). Hij besefte daardoor dat de boerenstand in het uitgestrekte tsarenrijk een proletarisch karakter had. Op basis hiervan pleitte Lenin voor een alliantie van arbeiders en boeren tegen het tsarisme en de kapitalisten. Lenin begreep door zijn betrokkenheid bij de massastrijd en zijn theoretische bagage dat de liberaaldemocraten – als meest liberale fractie van de bourgeoisie en de aristocraten – niet in staat waren om een burgerlijke revolutie te voeren, laat staan een beweging die zou leiden tot de emancipatie van de boerenstand en de arbeiders. Dit werd uitgewerkt in Tweeërlei tactiek van de sociaaldemocratie in de democratische revolutie (1905). Tweeërlei tactiek is misschien wel het eerste grote marxistische traktaat dat de noodzaak aantoont van een socialistische revolutie, zelfs in een ‘achtergebleven’ land, waar arbeiders en boeren een bondgenootschap zouden moeten smeden om de ketens van slavernij te breken.
Lenins geschriften zijn niet alleen zijn eigen woorden, maar ook de hoofdlijnen van de activiteiten en gedachten van de duizenden militanten die zijn pad kruisten.
Uit deze twee teksten blijkt dat Lenin de opvatting verwierp dat de Russische revolutie de kapitalistische ontwikkeling kon overslaan (zoals de Russische populisten van die tijd – de narodniki1 – suggereerden) of dat ze door een fase van kapitalisme heen moest (zoals de liberaal-democraten beweerden). Geen van beide paden was mogelijk of noodzakelijk. Het kapitalisme was al aanwezig in Rusland – een feit dat de populisten niet erkenden – en het kon overwonnen worden door een arbeiders- en boerenrevolutie – een feit dat de liberaal-democraten betwistten. De Revolutie van 1917 en het Sovjetexperiment bewezen Lenins gelijk.
Nadat hij had vastgesteld dat de liberale elites in tsaristisch Rusland niet in staat zouden zijn om een arbeiders- en boerenrevolutie te leiden, of zelfs maar een burgerlijke, richtte Lenin zijn aandacht op de internationale scène. Als balling in Zwitserland zag hij hoe de sociaaldemocraten in 1914 capituleerden voor het sabelgekletter en de arbeidersklasse overleverden aan een wereldoorlog. Als antwoord op het verraad van de sociaaldemocraten schreef Lenin een belangrijke tekst – Imperialisme als hoogste stadium van het kapitalisme – waarin hij een helder beeld schetst van de groei van financieel kapitaal en monopolistische bedrijven, en de conflicten die dat met zich meebrengt tussen kapitalisten en tussen imperialisten.
In deze tekst verkende Lenin de grenzen van de socialistische bewegingen in het Westen en het potentieel voor revoluties in het Oosten, waar de ‘zwakste schakel’ in de imperialistische keten te vinden zou zijn. Lenins notitieboeken tonen dat hij 148 boeken en 213 artikelen in het Engels, Frans, Duits en Russisch las om zijn gedachten over het hedendaagse imperialisme te systematiseren. Een heldere inschatting van dit type imperialisme zorgde ervoor dat Lenin een robuust standpunt ontwikkelde over het recht van naties op zelfbeschikking, of deze naties zich nu bevonden binnen het tsaristische of binnen welk ander Europees rijk dan ook. De kern van het antikolonialisme van de USSR – ontwikkeld in de Communistische Internationale (Komintern) – is hier te vinden.
De term ‘imperialisme’, die zeer centraal staat in Lenins verdieping van het marxisme, verwijst naar de ongelijke ontwikkeling van het kapitalisme op wereldschaal en het gebruik van geweld om die ongelijkheid in stand te houden. Bepaalde delen van de planeet – vooral zij die een koloniale voorgeschiedenis hadden – blijven steken in een ondergeschikte positie, waarbij hun vermogen tot een onafhankelijke, nationale ontwikkeling wordt beperkt door de tentakels van buitenlandse politieke, economische, sociale en culturele machten. Recent zijn nieuwe theorieën ontstaan die suggereren dat de nieuwe omstandigheden niet langer uitgelegd kunnen worden door de leninistische theorie van het imperialisme. Sommigen op links verwerpen het idee van de neokoloniale structuur van de wereldeconomie, met een imperialistisch blok – geleid door de Verenigde Staten – dat al zijn machtsmiddelen gebruikt om deze structuur in stand te houden. Anderen, ook op links, beweren dat de wereld nu plat is en dat er niet langer een Globaal Noorden is dat een Globaal Zuiden onderdrukt, en dat de elites van beide zones deel uitmaken van eenzelfde internationale bourgeoisie.
Door een heldere beoordeling van het imperialisme kon Lenin een robuust standpunt ontwikkelen over het zelfbeschikkingsrecht van naties.
Geen van beide bezwaren overleeft in het aanschijn van zowel het toenemende geweld door het imperialistische blok als de toenemende relatieve ongelijkheid tussen Noord en Zuid (ondanks de groei van de kapitalistische elites in het Zuiden). Elementen van Lenins imperialisme zijn natuurlijk gedateerd – het is honderd jaar geleden geschreven – en moeten zorgvuldig worden herwerkt. Maar de essentie van de theorie blijft geldig – de nadruk op de tendens van kapitalistische bedrijven om monopolies te worden, de meedogenloosheid waarmee financieel kapitaal de rijkdom van het Zuiden wegzuigt en het gebruik van geweld om de ambitie van landen van het Zuiden om hun eigen ontwikkeling uit te stippelen, in te dammen.
Een van Lenins belangrijkste uitspraken die de mensen in de koloniën aansprak, was het idee dat het imperialisme er nooit voor zal zorgen dat een kolonie zich ontwikkelt en dat alleen de socialistische krachten in samenwerking met de nationale bevrijdingsbewegingen in staat zijn om zowel voor nationale onafhankelijkheid te vechten als vervolgens hun land naar het socialisme te brengen. Lenins antikoloniale beginselvastheid vond veel weerklank bij mensen in de koloniale wereld, de reden waarom ze zich na 1919 zo enthousiast achter de Komintern schaarden.
Ho Chi Minh las de ontwerptekst van de Komintern over nationale en koloniale kwesties en was erg geraakt. Het was een “miraculeuze gids” voor de strijd van het volk van Indochina, vond hij. “De ervaring van de Russische Revolutie”, schreef Ho Chi Minh, “toont dat we twee klassen – zowel de arbeidersklasse als de boeren – als pijlers moeten hebben van onze strijd. We hebben een sterke partij nodig, een ijzeren wil, met opoffering en eensgezindheid als spil”. “Als een stralende zon”, schreef Ho Chi Minh, “scheen de Oktoberrevolutie over de vijf continenten en inspireerde miljoenen onderdrukte en uitgebuite mensen op onze planeet. Nog nooit vond er in de geschiedenis van de mensheid zo’n belangrijke en grootschalige revolutie plaats.”
Lenins tekst – Ons programma – maakt duidelijk dat de partij voortdurend moet zoeken om een nauwe en organische band met de arbeiders- en boerenklasse te smeden.
Ten slotte besteedde Lenin de periode van 1893 tot 1917 aan het bestuderen van de beperkingen van de partij van het oude type – de sociaaldemocratische partij. Lenins tekst – Ons Programma – maakt duidelijk dat de partij voortdurend actief moet zijn en niet mag vertrouwen op spontane of initiële uitbarstingen. Deze permanente activiteit zou de partij in nauw en organisch contact brengen met de arbeidersklasse en de boeren en protesten laten kiemen tot ze een massakarakter aannemen. Het was deze overweging die Lenin ertoe bracht zijn concept van de revolutionaire partij uit te werken in Wat te doen? (1902). Die opmerkelijke tekst benadrukte de rol van de klassenbewuste arbeiders als voorhoede van de partij en het belang van een politieke activiteit onder de arbeiders om een echt krachtig politiek bewustzijn te ontwikkelen tegen tirannie en onderdrukking. Lenin stelde dat de arbeiders de intensiteit van de wreedheid van het systeem en het belang van solidariteit moesten voelen.
Deze teksten – van 1896 tot 1916 – effenden het terrein voor de bolsjewieken en Lenin, omdat ze daardoor wisten hoe op te treden in de strijd van 1917. Het is een teken van Lenins sterke vertrouwen in de massa’s en in zijn theorie dat hij zijn gedurfd pamflet “Kunnen de Bolsjewieken de staatsmacht behouden?” schreef, een paar weken voor de machtsovername.
Een staat bouwen
Zodra de bolsjewieken gewonnen hadden, werd Lenin geconfronteerd met de problemen van het opbouwen van een socialistisch project in het voormalige tsaristische rijk, dat verwoest was door hebzucht en oorlog. Nog voor de Sovjets de tijd hadden om zich te organiseren, vielen de imperialisten vanuit alle richtingen aan. Directe tussenkomsten namens boeren, arbeiders en nationale minderheden voorkwamen grote desertie van de nieuwe revolutie naar het kamp van de contrarevolutie. De boeren, met hun beperkte middelen, hielden vast aan de nieuwe start. Maar dat was het punt – “beperkte middelen”. Hoe bouw je socialisme op in een arm land, met een sociale ontwikkeling die was tegengehouden door de tsaristische autocratie?
Een nauwkeurige lezing van Staat en Revolutie (1917) anticipeert op de problemen waarmee de Sovjets werden geconfronteerd in hun nieuwe taak – ze konden de staatsstructuur niet zomaar overnemen, maar moesten die opheffen en een nieuwe reeks instellingen en een nieuwe institutionele cultuur opbouwen. Ze moesten een nieuwe houding van de kaderleden tegenover de staat en de maatschappij creëren. In april 1918 vatte Lenins De onmiddellijke taken van de Sovjetregering het werk van de eerste maanden samen en toonde hij aan dat de Sovjets zich terdege bewust waren van de grote problemen die ze moesten aanpakken. Hun revolutie vond niet plaats in een geavanceerd kapitalistisch land, maar in wat Marx het ‘rijk van de schaarste’ had genoemd. De productiekrachten vergroten en tegelijkertijd de productiemiddelen socialiseren was een taak van ongeziene proportie.
“Zonder alfabetisering”, schreef Lenin, “kan er geen politiek zijn, alleen geruchten, roddels en vooroordelen”. De beperkte middelen die er voor de Sovjetstaat waren, gingen naar alfabetisering, waarbij de partijleiding vastbesloten was om komaf te maken met het feit dat slechts een derde van de mannen en minder dan een vijfde van de vrouwen geletterd was. Door de Likbez-campagne en het minderhedenbeleid (korenizatsija), het gebruik van regionale en minderheidstalen, slaagden de Sovjets erin om – in twee decennia – de alfabetiseringsgraad te laten stijgen tot 86 procent bij mannen en 65 procent bij vrouwen. Onderwijs, gezondheidszorg, huisvesting en controle over de economie, maar ook culturele activiteiten en sociale ontwikkeling vormden de ziel van het nieuwe Sovjet-Rusland onder Lenin.
“Zonder alfabetisering”, schreef Lenin, “kan er geen politiek zijn, alleen geruchten, roddels en vooroordelen”.
In het laatste jaar van zijn leven schreef Lenin vier straffe teksten: Over samenwerking, Onze revolutie, Hoe we de arbeiders- en boereninspectie moeten herbekijken en Beter minder, maar beter. In deze teksten beschreef Lenin de moeilijkheden in het overgangsproces van kapitalisme naar socialisme. Hij schreef over de “enorme, grensverleggende betekenis” van coöperatieve vennootschappen, de noodzaak om de productieve basis opnieuw op te bouwen en vennootschappen op te richten, om het vertrouwen van de massa’s te vergroten.
Wat Lenin aangaf was de behoefte aan een culturele transformatie, een nieuwe manier van leven voor de arbeiders en de boeren, en nieuwe en creatieve manieren voor de arbeiders en boeren om macht te krijgen over hun samenleving en om hun kijk in en door actie aan te scherpen. De arbeiders hebben de architectuur van een afschuwelijke staat geërfd en deze moet volledig worden omgevormd. Maar hoe? Lenins bedenking in Beter minder, maar beter is heel eerlijk:
“Welke elementen hebben we om dit apparaat te bouwen? Slechts twee. Ten eerste, de werkende klasse die opgaat in de strijd voor het socialisme. Deze mensen zijn niet voldoende opgeleid. Ze willen graag een beter apparaat voor ons bouwen, maar ze weten niet hoe. Ze kunnen er geen bouwen. Ze hebben de cultuur nog niet ontwikkeld die hiervoor vereist is en ja, wat vereist is, is wel degelijk cultuur. Je bereikt niets door overhaast te werk te gaan, door bruuskheid, door vurigheid of daadkracht, of in het algemeen, door gelijk welke van onze beste menselijke kwaliteiten dan ook. Ten tweede hebben we wel elementen van kennis, onderwijs en opleiding, maar die zijn belachelijk ontoereikend in vergelijking met alle andere landen.”
Onderwijs, gezondheidszorg, huisvesting en controle over de economie, maar ook culturele activiteiten en sociale ontwikkeling vormden de ziel van het nieuwe Sovjet-Rusland onder Lenin.
In zijn laatste optreden in het openbaar – op de Moskousovjet in november 1922 – prees Lenin de verwezenlijkingen van de jonge Sovjetrepubliek, maar waarschuwde hij ook voor de moeilijke weg voorwaarts. “Onze partij”, zei hij, “een kleine groep mensen in vergelijking met de totale bevolking van het land, heeft deze taak aangepakt. Deze kleine kern heeft zichzelf tot doel gesteld om alles opnieuw te maken en zal dat ook doen. Maar dit is niet alleen een zaak van de Partij, maar ook van de arbeiders en boeren, die het nieuwe Sovjetapparaat als het hunne zien. We hebben het socialisme deel van het dagelijks leven gemaakt en moeten erop letten hoe de zaken ervoor staan. Dat is onze taak van vandaag, en de taak van onze tijd.”
De Sovjet-Unie heeft het slechts 74 jaar volgehouden, maar in die jaren heeft ze vurig geëxperimenteerd om de ellende van het kapitalisme te overwinnen. 74 jaar is de gemiddelde levensverwachting wereldwijd. Er was gewoon niet genoeg tijd om de socialistische agenda door te voeren voordat de USSR vernietigd werd. Maar Lenins nalatenschap waart niet alleen in de USSR. Het waart in de wereldwijde strijd om af te rekenen met de dilemma’s waarmee de mensheid wordt geconfronteerd bij haar mars naar het socialisme.
Footnotes
- Van het Russische narod (= volk). De narodniki streefden naar een rechtvaardige en democratische samenleving opgebouwd rond de dorpsgemeenschap. Ze probeerden in een eerste periode de boeren tot opstand te brengen. Toen dat mislukte, kozen enkelen van hen voor terrorisme. In 1881 pleegden ze een aanslag op tsaar Alexander.II.