Artikel

Gedaan met de globalisering?

Michael Roberts

—22 juni 2022

De imperialistische economieën vechten om hun deel van de winst. De instorting van de globalisering kan niet alleen twee vijandige blokken voortbrengen, maar ook een mengelmoes van concurrerende economische eenheden.

Het huidige economisch denken richt zich, behalve op inflatie en oorlog, vooral op het klaarblijkelijke falen van wat het orthodoxe of mainstream economisch denken graag “globalisering”1 noemt. Wat de orthodoxe economie onder globalisering verstaat, is dat de handels- en kapitaalstromen zich vrij over de grenzen heen kunnen uitbreiden. In 2000 heeft het IMF vier essentiële aspecten van globalisering vastgesteld: handel en transacties, kapitaal- en investeringsbewegingen, migratie en verplaatsing van personen en de verspreiding van kennis.

Al deze componenten kwamen ogenschijnlijk vanaf het begin van de jaren 80 op gang: dat zou deel uitmaken van de neoliberale ommekeer in de wijze waarop de regeringen hun nationale macro-economische beleid tot dan toe in het kader van de economische wereldorde van Bretton Woods (d.w.z. de VS-hegemonie) hadden gevoerd. Toen kwam de oproep om tariefmuren, quota en andere handelsbeperkingen af te breken en de multinationals toe te staan ‘vrij’ handel te drijven en hun investeringen in het buitenland te verplaatsen naar gebieden met goedkope arbeidskrachten om hun winstgevendheid te vergroten. Dat alles zou leiden tot een wereldwijde expansie en een harmonieuze ontwikkeling van de productiekrachten en hulpbronnen in de wereld, zo beweerde men.

Perioden van globalisering sinds het ontstaan van het kapitalisme

Er was niets nieuws aan dit fenomeen. Sinds het kapitalisme halverwege de 19e eeuw in de belangrijkste economieën de dominante productiewijze werd, zijn er perioden van toegenomen handel en kapitaaluitvoer geweest. In 1848 constateerden de auteurs van het Communistisch Manifest de toenemende onderlinge afhankelijkheid van staten als gevolg van het kapitalisme en voorspelden zij het universele karakter van de moderne wereldmaatschappij:

“De bourgeoisie heeft door haar exploitatie van de wereldmarkt de productie en consumptie van alle landen kosmopolitisch gemaakt. Zij heeft tot groot verdriet van de reactionairen aan de industrie de nationale bodem onder de voeten weggetrokken. De eeuwenoude nationale industrieën zijn vernietigd en worden nog dagelijks vernietigd. (…) In de plaats van de oude lokale en nationale zelfgenoegzaamheid en afgeslotenheid komt er een veelzijdig verkeer, een veelzijdige afhankelijkheid van de volkeren onderling.”

In plaats van een harmonieuze ontwikkeling te verwezenlijken, heeft globalisering de ongelijkheid doen toenemen, zowel tussen als binnen naties.

Er zijn inderdaad eerdere perioden van globalisering te onderkennen. Er was de periode 1850-70, waarin handel en investeringen in Europa en de VS (na de burgeroorlog) onder auspiciën van de Britse hegemonie een sterke expansie kenden. De depressie van de jaren 1870 tot 1890 betekende het einde van die golf. Een andere golf van wereldwijde expansie vond plaats in de jaren 1890 tot aan de Eerste Wereldoorlog, toen nieuwe kapitalistische machten de plaats van de Britse hegemonie aantastten. Geen enkele mogendheid kreeg de hegemonie in handen en de globaliseringsgolf werd door de wereldoorlog tot stilstand gebracht. Tijdens de Grote Depressie van de jaren dertig en tot aan de Tweede Wereldoorlog bleef deze golf teruglopen. Vervolgens was er een nieuwe golf van mondiale expansie onder Bretton Woods en de Amerikaanse hegemonie: die duurde tot de rentabiliteitscrisis van de jaren zeventig tot neergang en inkrimping leidde. Vanaf het midden van de jaren 1980 en doorheen de jaren 1990 was er de grootste expansie van handel en grensoverschrijdende investeringen in de geschiedenis van het kapitalisme. Het Amerikaanse en het Europese kapitalisme sloegen hun vleugels verder uit en China deed zijn intrede op de wereldmakten van productie en handel.

Volgens de Wereldhandelsorganisatie (WTO) bleef een belangrijke indicator van globalisering, namelijk de verhouding tussen de export en het bbp op wereldvlak, tussen 1870 en de Eerste Wereldoorlog min of meer gelijk. In het interbellum daalde die indicator met bijna 40 %, van 1950 tot 1970 steeg hij met 50 % en daarna stagneerde hij tot de jaren 1990, waarna hij tot de Grote Recessie van 2009 weer steeg. Daarna daalde de indicator tijdens de Lange Depressie van de jaren 2010 met ongeveer 12 %, een daling die sinds de jaren 1970 ongezien was.

De laatste globaliseringsgolf begon al in het begin van de jaren 2000 af te nemen toen de mondiale winstgevendheid terugliep.

In de jaren 1990 steeg de wereldhandel met 6,2 % per jaar, de grensoverschrijdende investeringen (DBI) met 15,3 % per jaar en het bbp wereldwijd met 3,8 %. Maar in de lange depressie van de jaren 2010 steeg de handel slechts met 2,7 % per jaar, trager dan het bbp (3,1 %), terwijl de buitenlandse directe investeringen slechts met 0,8 % per jaar toenamen.

Ook de stromen van grensoverschrijdende investeringen in fysieke productieve activa zijn in de jaren 2010 niet meer gegroeid, terwijl de globale “waardeketen”-handel2 eveneens afvlakte.

Globalisering en vijandige broeders

Natuurlijk had het marxistische economisch denken dit resultaat van de globalisering kunnen voorspellen. David Ricardo’s theorie van het comparatief voordeel3 is altijd aantoonbaar onwaar geweest. Onder het kapitalisme, met open markten, zullen de meer efficiënte economieën een deel van de handel van de minder efficiënte afnemen. Handels- en kapitaalonevenwichten neigen dus niet naar equilibrium en evenwicht over lange tijd. Integendeel, landen hebben gedurende lange perioden enorme handelstekorten en -overschotten, ze hebben steeds terugkerende valutacrises, en werknemers verliezen banen door concurrentie uit het buitenland zonder dat zij nieuwe banen krijgen in meer concurrerende sectoren.4 Het zijn niet de comparatieve voordelen of kosten die voor handelswinsten zorgen, maar de absolute kosten (met andere woorden de relatieve winstgevendheid).5 Als de Chinese arbeidskosten veel lager zijn dan de arbeidskosten van Amerikaanse bedrijven, dan zal China marktaandeel winnen, zelfs indien Amerika een zogenaamd “comparatief voordeel” heeft op het gebied van ontwerp of innovatie. Werkelijk doorslaggevend zijn de productiviteit en de groei van een economie en de arbeidskosten.

In tegenstelling tot de mainstream opvattingen kan het kapitalisme zich niet middels een harmonieuze en gelijkmatige ontwikkeling over de gehele wereld uitbreiden. Integendeel, het kapitalisme is een systeem vol tegenstellingen, voortgebracht door de waardewet en het winstoogmerk. Een van die tegenstrijdigheden is de wet van de ongelijke ontwikkeling onder het kapitalisme — sommige concurrerende nationale economieën doen het beter dan andere. En als het moeilijk wordt, beginnen de sterkere de zwakkere op te eten. Zoals Marx eens zei: “Kapitalisten zijn als vijandige broeders die de buit van andermans arbeid onder elkaar verdelen.”6 Soms zijn broeders broederlijk en breidt de globalisering zich uit, zoals aan het eind van de 20ste eeuw, soms zijn zij vijandig en neemt de globalisering af, zoals in de 21e eeuw.

Voor de marxistische theorie is globalisering eigenlijk de term die de mainstream economie voor het zich uitbreidende imperialisme gebruikt. De 20ste eeuw begon met een wereldkapitalisme dat steeds meer verdeeld raakte tussen een imperialistisch blok en de rest, waarbij laatstgenoemden er (op enkele uitzonderingen na) niet in slagen de kloof in de volgende 100 jaar te overbruggen. De 21e eeuw blijft in de greep van het imperialisme.7 Het imperialistische blok haalt elk jaar zo’n 1,5 % van zijn bbp uit de ongelijke ruil met de overheerste landen en nog eens 1,5 % van zijn bbp uit rente, repatriëring van winsten en opbrengsten van zijn kapitaalinvesteringen in het buitenland. Als de imperialistische economieën beginnen te strijden om winstgevendheid, zoals nu het geval is, dan beginnen ze te vechten in plaats van samen te werken, waarmee de basis wordt gelegd voor conflict en verdeeldheid.

Onze tijd lijkt op de periode net voor de Eerste Wereldoorlog, met rivaliserende economische machten die vechten om een graantje mee te pikken van de winst.

Zelfs de mainstream economie beseft nu dat de vrijhandel en het vrije verkeer van kapitaal, die de afgelopen 30 jaar wereldwijd in een stroomversnelling zijn geraakt, niet tot voordelen voor iedereen hebben geleid — in tegenstelling tot de mainstream economische theorie van comparatief voordeel en concurrentie. Mondialisering en vrijhandel hebben niet geleid tot een stijging van de inkomens voor iedereen, wel integendeel: onder het vrije verkeer van het transnationale grootkapitaal en de ongehinderde vrije handel zonder tarieven hebben de grote efficiënte kapitalen gezegevierd. Dit ten koste van de zwakkere en inefficiënte kapitalen — en de werknemers in die sectoren zijn vervolgens de klos. In plaats van voor een harmonieuze en gelijke ontwikkeling te zorgen, heeft de globalisering de ongelijkheid van rijkdom en inkomen doen toenemen, zowel tussen naties als binnen economieën. Transnationale ondernemingen verplaatsen immers hun activiteiten naar gebieden met goedkopere arbeidskrachten en introduceren nieuwe technologie die minder arbeid vereist.

Deze resultaten zijn deels te wijten aan de globalisering door multinationaal kapitaal dat fabrieken en banen verplaatst naar wat vroeger de derde wereld werd genoemd en deels aan neoliberaal beleid in de geavanceerde economieën (d.w.z. vermindering van vakbondsmacht en arbeidsrechten, tijdelijke arbeidskrachten en lage lonen, privatisering en vermindering van openbare diensten, pensioenen en sociale uitkeringen). Maar het is ook te wijten aan de regelmatige en terugkerende ineenstortingen of inkrimpingen van de kapitalistische productie, die voor de meerderheid van de gezinnen tot een inkomensverlies hebben geleid dat nooit meer kan worden herwonnen in een “herstel”, vooral niet sinds 2009. De kapitalistische wereld was nooit vlak, zelfs niet aan het eind van de 20ste eeuw — en nu kan hij beslist bergachtig worden genoemd.8

Neem tarieven en protectionistische maatregelen, de grootste gruwel voor globaliseringstheoretici. De laatste tien jaar is er een stijgende tendens geweest in het aantal onderzoeken naar dumping en compenseren van heffingen.

De ineenstorting van de globalisering

De Grote Recessie, het zwakke herstel nadien in de Lange Depressie, de COVID-pandemie en nu het conflict tussen Rusland en Oekraïne hebben de mondiale bevoorradingsketens opgeblazen, de wereldhandel gedwarsboomd en het kapitaalverkeer tot stilstand gebracht.

In de jaren 1990 en 2000 schaarde de mainstream economie zich (op enkele uitzonderingen na) achter Ricardo en de onberispelijke verdiensten van de globalisering.9 Tegen de achtergrond van de huidige tendensen houden sommige mainstream deskundigen nog steeds vast aan de opvatting dat de globalisering zal terugkeren.

“De inflatie hielp in het midden van de 19de eeuw en in de jaren 1970 een nieuw beleidsklimaat te scheppen. Naarmate de economische en politieke kosten van inflatie duidelijker en schadelijker werden, leek het aantrekkelijker te zoeken naar manieren om de inflatoire druk te temperen. De desinflatoire remedie — meer globalisering en een meer doeltreffende overheid — zorgde beslist voor tijdelijk ongemak. Maar ze dreef de wereld ertoe technische en geografische kansen aan te grijpen die vroeger werden genegeerd of verwaarloosd. Kortom, er bestaat een toekomst na het conflict waarnaar wij met enige hoop kunnen uitzien.”10

Een deskundige beweerde: “Je kunt het blind vertrouwen noemen, maar de globalisering kreeg de laatste sacramenten al verschillende malen toegediend en telkens is ze springlevend uit haar ziekbed opgestaan. Bedrijven zijn vindingrijk geweest, de technologie bleek ondersteunend en zelfs actief destructieve regeringen hebben het niet verprutst.”11 De wereldhandel en grensoverschrijdende investeringen zullen inderdaad niet verdwijnen en zullen zelfs (enigszins) blijven groeien, ondanks pandemieën, oorlogen en ingestorte toeleveringsketens. Maar dat is nog geen argument om te zeggen dat de vorige globaliseringsgolf nog altijd bezig is.

Het argument is dat de rentabiliteits- en inflatiecrisis van de jaren 1970 werd gevolgd door de globaliseringsgolf van de jaren 1980 en 1990. En dit zou opnieuw kunnen gebeuren. Het is geen erg overtuigend scenario. De jaren 2020 lijken meer op de periode die voorafging aan de Eerste Wereldoorlog, met rivaliserende economische machten die vechten om een graantje mee te pikken van de winst (daar zijn de “vijandige broeders”). Engels voorspelde aan het eind van de jaren 1880 dat er geen harmonieuze wereldwijde expansie zou zijn zoals de Duitse sociaaldemocratische leider en theoreticus Karl Kautsky dacht, maar wel toegenomen rivaliteit tussen concurrerende economische machten, die zou leiden tot een nieuwe Europese oorlog: “De plunderingen van de Dertigjarige Oorlog (van de 17e eeuw) zouden worden samengeperst in drie tot vier jaar en worden uitgebreid over het hele continent… met een onherroepelijke verplaatsing van ons kunstmatige systeem van handel, industrie en krediet.”12 Geen terugkeer naar de wereldwijde expansie van 1850-70.

De keynesianen willen terugkeren naar de dagen van Bretton Woods, met vaste wisselkoersen, fiscale stimuleringsmaatregelen van de overheid en geleidelijk verlaagde tarieven. Zij beweren dat dit zou leiden tot een heropleving van “multilateralisme” en wereldwijde samenwerking. Dit zou blijkbaar zorgen voor het herstel van een wereldorde van vrede en harmonie. Maar dat is simpelweg een ontkenning van de geschiedenis en de realiteit van de jaren 2020. De multilaterale organisaties van het naoorlogse tijdperk zoals het IMF, de Wereldbank en de VN stonden allemaal onder de vriendelijke leiding van het VS-kapitalisme. Maar nu is de hegemonie van de VS niet langer zeker,13 en nog belangrijker: de hoge winstgevendheid die de grote economieën na 1945 hebben gekend, bestaat niet meer. De broeders zijn niet langer broederlijk, maar vijandig.14

De huidige poging van de VS om zijn hegemonie te handhaven lijkt een onmogelijke opdracht te worden.

De huidige poging van de VS om hun hegemonie te handhaven lijkt een onmogelijke opdracht te worden. Het is perfect mogelijk om te argumenteren dat voor het kapitaal “deglobalisering de efficiëntie van de ondernemingen zou verminderen door prijsverhogingen en verminderde concurrentie” en dat “met elke ommekeer waarvan men een tragere groei kan verwachten, een gedeglobaliseerde wereld ‘enorm inferieur’ zou zijn aan de afgelopen 30 jaar van open handel.”15

Uit een recente studie van de Wereldhandelsorganisatie, die gebaseerd is op de meting van het dynamische effect van verloren gegane handel en verspreiding van technologie, blijkt dat “een potentiële ontkoppeling van het wereldhandelssysteem in twee blokken — een rond de VS en een rond China — de mondiale welvaart in 2040 ten opzichte van een basisscenario met ongeveer 5 % zou verminderen. De verliezen zouden het grootst zijn (meer dan 10 %) in regio’s met lage inkomens die het meest profiteren van technologische uitwisseling door handel”.16 De ineenstorting van de globalisering zou namelijk niet alleen kunnen uitmonden in een strijd tussen twee blokken, maar in een mengelmoes van concurrerende economische eenheden.

Oorlog en inflatie zetten de planeet onder druk

De oorlog in Oekraïne steekt voor de zoveelste keer stokken in de wielen van de verdere expansie van de grote kapitalistische economieën. Nog vóór de uitbraak van de COVID-pandemie stevenden die al af op een recessie, waarbij de economische groei, de investeringen en de rentabiliteit van het kapitaal (de belangrijkste motor van de kapitalistische economieën) richting nul evolueerden.17

Vervolgens kwam de inzinking ten gevolge van de pandemie met wereldwijd miljoenen overlijdens en waarin de grote economieën voorgoed tussen 3 en 5 % van hun potentiële nationale productie kwijtspeelden. Tegelijk werden meer dan honderd miljoen mensen in extreme armoede gedreven en dit in een wereld waar tot 4 miljard mensen al arm zijn, volgens om het even welke realistische maatstaf.

Na de vaccinaties in de rijke landen en nadat de economieën zich weer hadden opengesteld onder het motto dat ze wel zouden leven (of sterven) met COVID, hadden de regeringen en de mainstream economen de mond vol van het potentiële herstel in 2021. Maar de “boost” begon al weg te ebben nog voor de oorlog in Oekraïne uitbrak.

Deze keer gaat het herstel ook gepaard met pijlsnel stijgende energie- en voedselprijzen. Daardoor is de inflatie in de belangrijkste economieën gestegen tot een in de voorbije veertig jaar ongezien peil. De lonen houden geen gelijke tred en de levensstandaard van de huishoudens begint aanzienlijk te dalen. En dat is vóór de nieuwe belastingen en bezuinigingen in de uitkeringen die nog moeten komen. En komen zullen ze! De westerse regeringen hebben het alleen nog over hogere uitgaven voor bewapening en “defensie” om de Russische “agressie” te stoppen en de militaire hegemonie van de VS in Europa uit te breiden. Idem dito in Azië om het “expansionisme” van China aan banden te leggen. Dat houdt in: meer geld voor wapens en minder voor voedsel.

De keynesianen willen terugkeren naar de dagen van Bretton Woods, maar dat is vluchten voor de realiteit van vandaag.

Het VS-imperialisme is relatief in verval geraakt. Het succes van rivaliserende economieën — Europa, vervolgens Japan, en in de eenentwintigste eeuw ook China — heeft de VS-superioriteit op het gebied van technologie, handel en productie doen wegebben. Maar dankzij zijn mondiale financiële tentakels en militaire macht kan het zijn hegemonie in stand houden.18 De VS gebruiken die macht om elke oppositie van weerspannige landen als Rusland of China de kop in te drukken. Tegelijk zorgen de VS er wel voor dat Europa en Japan in de pas lopen. Oekraïne is een pion geworden in de confrontatie tussen het westerse imperialisme en het Russische schurkenkapitalisme.

De globalisering zal alleen terugkeren als en wanneer het kapitalisme nieuw leven wordt ingeblazen op basis van een grotere en duurzame rentabiliteit. Maar dat lijkt onwaarschijnlijk na weer een nieuwe inzinking en met misschien nog meer oorlog in het vooruitzicht.

Vertaling door Lava van Michael Roberts, “Has globalisation ended?”, Michael Roberts Blog, 27 april 2022. De auteur verwijst daarin naar enkele andere door hem geschreven artikels. De redactie van Lava nam in deze vertaalde versie uit die artikels enkele passages op ter vervollediging van het argument.

Footnotes

  1. “Globalisation” wordt in het Nederlands correcter als “mondialisering” vertaald. In dit artikel werd besloten om voor de herkenbaarheid “globalisering” te gebruiken.
  2. Internationale productie, handel en investeringen worden steeds meer georganiseerd binnen zogenaamde mondiale waardeketens (global value chains, GVC’s). Hierbij strekken de verschillende stadia van het productieproces zich over verschillende landen uit. Mondialisering motiveert ondernemingen om hun activiteiten internationaal te herstructureren door middel van outsourcing en offshoring van activiteiten. Ondernemingen trachten hun productieprocessen te optimaliseren door de verschillende stadia over verschillende locaties te spreiden. In de afgelopen decennia is er een sterke tendens geweest naar internationale spreiding van activiteiten in de waardeketen, zoals ontwerp, productie, marketing, distributie, enz. (OESO).
  3. David Ricardo (1772-1923) was een Brits econoom en was samen met Adam Smith een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de school van de zogenaamde klassieke economen. De ideeën komen grotendeels overeen met die van het economisch liberalisme. De benaming klassieke economen werd voor het eerst door Karl Marx gebruikt. De theorie van de comparatieve voordelen heeft betrekking op de internationale handel. Volgens Ricardo’s theorie kan een land altijd voordeel plukken uit specialisatie. Een land is altijd beter af door zich te specialiseren in die producten waar men het beste in is en daarin handel te drijven met andere landen. Ricardo zet zich daarbij af tegen de theorie van de absolute kostenverschillen van Adam Smith door te betogen dat het niet om de absolute, maar om de relatieve kostenverschillen gaat. Comparatief voordeel is het handelsvoordeel dat een land behaalt in een situatie van vrijhandel, wanneer het een bepaald product goedkoper kan produceren dan een handelspartner, zelfs wanneer één land alle verhandelbare producten voordeliger kan produceren dan het andere land. De wet van comparatief voordeel voorspelt dat vrijhandel zowel een perfecte handelsbalans als volledige werkgelegenheid oplevert doordat beide handelspartners een comparatief voordeel ten opzichte van de ander hebben.
  4. Zie Guiglielmo Carchedi, Frontiers of Political Economy, Verso, 1991, blz. 282.
  5. Anwar Shaikh, “The laws of international exchange”, 1980. Persoonlijke website.
  6. Karl Marx, Theories of Surplus Value, Vol 2, Radical Reprint, 2020, [1863], blz. 19.
  7. Samen met Guglielmo Carchedi heb ik op de conferentie van 2021 van het International Initiative for the Promotion of Political Economy (IIPPE) aangetoond dat het imperialistische blok elk jaar ongeveer 1,5 % van zijn bbp haalt uit de ongelijke ruil met de overheerste landen en nog eens 1,5 % van zijn bbp uit rente, repatriëring van winst en opbrengst van zijn kapitaalinvesteringen in het buitenland. Aangezien deze economieën momenteel met niet meer dan 2-3 % per jaar groeien, is deze overdracht een aanzienlijke steun voor het kapitaal in de imperialistische economieën. Zie “IIPPE 2021: imperialism, China and finance”, Michael Roberts Blog, 30 september 2021.
  8. Een verwijzing naar een boek van de Amerikaanse journalist Thomas Friedman. In zijn boek The World is Flat: A Brief History of the Twenty-first Century (2005) stelt Friedman dat de economische opkomst van met name India en China mogelijk is gemaakt door de verbeterde communicatiemogelijkheden. Volgens Friedman hebben die, samen met het goedkoper worden van vervoer van reizigers en goederen, de wereld “plat” gemaakt.
  9. Lees dit stuk maar voor de lijst van usual suspects: Nikil Saval, “Globalisation. The rise and fall of an idea that swept the world”, The Guardian, 14 juli 2017.
  10. Alan Beattie, “Five reasons to be optimistic about the survival of globalisation”, Financial Times, 6 april 2022.
  11. Ibid.
  12. Friedrich Engels, Introductie op Sigismund Borkheims pamflet “Zur Erinnerung für die deutschen Mordspatrioten. 1806-1807”], Marx-Engels Werke, Vol. 21, Dietz 1962, p 350.
  13. De Amerikaanse dollar is de dominante wereldvaluta, maar is relatief gezien in verval aan het raken. De verschuiving in de internationale valutakracht na de oorlog in Oekraïne zal niet leiden tot een of ander West-Oostblok, zoals de meesten beweren, maar in plaats daarvan tot een versnippering van de valutareserves; om het IMF te citeren: “Als er een einde komt aan de dominantie van de dollar (een scenario, geen voorspelling), dan zou deze munt niet door de belangrijkste rivalen van de dollar kunnen worden geveld, maar door een brede groep alternatieve valuta’s”. Zie ook “The relative decline of US imperialism”, Michael Roberts Blog, 17 augustus 2021.
  14. Zie mijn stuk “The end of dollar dominance?”, Michael Roberts Blog, 30 maart 2022.
  15. Chris Giles, “Deglobalisation: will backlash against Russia lead to downturn in open trade?”, Financial Times, 4 april 2022.
  16. Eddy Bekkers, Carlos Goés, “The impact of geopolitical conflicts on trade, growth, and innovation: An illustrative simulation study”, VoxEU, 29 maart 2022.
  17. ”It was the virus that did it”, Michael Roberts Blog, 15 maart 2020.
  18. Zie ter illustratie de index van wereldmacht samengesteld door de marxistische econoom Tony Norfield, “World Power”, Economics of Imperialism, september 2021.