Aankondiging

Editoriaal Lava 11

Ruben Ramboer

—24 december 2019

“Zo kan men leren waartoe t leidt wanneer/ Men maar blind toekijkt en meer praat dan doet/ Haast had t krapuul de wereld geregeerd!/ Geallieerd won men t pleit, voorgoed?/ Dat niemand zich te vlug vleit met die hoop/ De schoot is vruchtbaar nog waaruit dit kroop.”

De woorden zijn van Bertolt Brecht. Hij voegde ze later bij in de epiloog van zijn stuk De weerstaanbare opkomst van Arturo Ui uit 1941, een parabel die begint in de crisisjaren 1920 en eindigt bij de Anschluss in Duitsland en Oostenrijk.

Bij de Europese verkiezingen van mei 2019 schreven extreemrechtse partijen AfD, Lega, RN, PVV, FPÖ, PiS, Forum voor Democratie, VB, Fidesz, de Zweedse democraten, de Deense Volkspartij … hun verkiezingsresultaten met twee cijfers. De trend zette zich door na de Europese verkiezingen. In deelstaat Thüringen steeg AfD van 10 % naar 23,8%. In Spanje is het pas in 2013 opgerichte VOX na de jongste nationale verkiezingen nu de derde partij. In Umbrië haalt de kandidaat van de Lega bij lokale verkiezingen 57%. En in een peiling in september wipt het Vlaams Belang over de N-VA naar de eerste plaats.

Veel van deze “monsters tussen de oude en de nieuwe wereld” verschenen op het einde van de 20e eeuw. Maar de situatie vandaag is van een totaal andere orde. Destijds waren extreemrechtse politici paria’s. Ze werden verguisd, ook door het establishment. Ze werden buitengesloten met cordon sanitaires. Ze kregen geen of amper zendtijd. Vandaag flirten VB en N-VA wekenlang voor de camera’s voor coalitieonderhandelingen. Extreemrechts bestuurde al in nationale regeringen of gaf gedoogsteun vanuit de oppositie in Italië, Hongarije, Polen, Oostenrijk, Estland, Nederland en Denemarken. In de twee grootste landen van het Amerikaanse continent regeert een extreemrechts president: Brazilië en de VS. Fidesz vindt in het Europees Parlement al jaren onderdak in de christendemocratische fractie. N-VA en VOX maken in het Europees Parlement deel uit van een zelfde fractie.

Het krapuul van Brecht lijkt herboren. De monsters kregen maatpakken en ook enkele mantelpakjes aangemeten. Ze schuiven gezellig aan in politieke praatprogrammas. Het discours vindt ook vlotjes ingang bij mainstream politici en commentatoren. De traditionele partijen rukken naar rechts in de hoop hun afgang of implosie af te wenden. De Zweedse sociaaldemocraten bereiden ondertussen al hun recepten in dezelfde keukens.

Het herboren krapuul kreeg vooralsnog geen definitieve naam. Rechts populisme? Extreemrechts? Nieuw Rechts? Radicaal rechts? Ultrarechts? Poujadisme? Het regent omschrijvingen. Fascisme lijkt voor de meeste politicologen en commentatoren een brug te ver. Een historisch te beladen term? Deze partijen heten veranderd. Ze zijn beschaafd. Democratisch. Extreem, zeker, maar ze hebben toch weinig tot niets essentieels gemeen met de stampende laarzen en de bruin- en zwarthemden van de jaren 1930, laat staan met concentratiekampen en gaskamers? De meesten mijden trouwens angstvallig elke associatie met de geestesgenoten uit de jaren 1930.

Is het fascisme terug van weggeweest? Welke vormen kan het aannemen in de 21ste eeuw? Hoe bekampen we het? Dat zijn de vragen die we in ons dossier Fascisme 2.0 willen beantwoorden. Essentiële vragen die om een nuchtere analyse vragen. Als we overdrijven slaan we de bal mis. De strijd tegen fascisme is alleen zinvol en effectief, wanneer de tegenstander wel degelijk fascistisch is.

We nemen de draad op met een tekst uit 1980 over het “fascisme 1.0” van de hand van de vorig jaar overleden Duitse historicus Kurt Gossweiler. Vijftien jaar was hij toen Hitler aan de macht kwam. In navolging van Hilferding, Lenin en Togliatti zoekt Gossweiler de economische oorsprong van het fascisme in de opkomst van het monopoliekapitaal. Monopolies willen niet alleen economisch maar ook politiek alleenheerschappij afdwingen, op de eerste plaats tegen het socialisme. Een andere les die hij meegeeft is dat je fascisme niet mag beperken tot de twee historische gevallen Italië en Duitsland. Zelf onderzocht hij een hele serie varianten in Oost-Europa. Net die varianten zijn cruciaal om hedendaags extreemrechts te begrijpen.

Ugo Palheta, Vivek Chibber en Federico Finchelstein buigen zich over de vraag: “Is fascisme terug?” Palheta vindt eveneens dat we niet op zoek moeten gaan naar nostalgici van Hitler of Mussolini om het begrip ‘fascisme’ uit de kast te halen. Van belang is of we de fundamentele elementen terugvinden: een mythische natie, een alternatief voor de traditionele en de arbeiderspartijen, en het herstellen van de orde door de vernietiging van de democratische ruimte. Voor hem staat het fascisme weer op de agenda omdat het voor de bezittende klasse mogelijks de enige oplossing is om de neoliberale destructie in stand te houden. Voor Vivek Chibber daarentegen wijst niets erop dat de elite, de industriëlen en bankiers, een fascistische machtsovername steunen, vooral dan omdat links geen reële bedreiging vormt. Dat belet hem niet te besluiten dat ondanks de verschillende agenda’s van Nieuw Rechts en de fascisten uit de jaren 1930, ze beiden even gevaarlijk zijn. Finchelstein ziet hoe na de Tweede Wereldoorlog het populisme aan de weg timmerde, eerst in Latijns-Amerika, dan wereldwijd. Populisme en fascisme delen belangrijke kenmerken over het volk, de natie en de leider. Ze omarmen beiden de intolerante creatie van een homogeen volk, bepaald door de uitsluiting van anderen. Beide ideologieën behoren tot de traditie van de antiverlichting, maar populisme is geen fascisme. Populisme is een vorm van autoritaire democratie met diepe ongelijkheden, fascisme van ultragewelddadige dictatuur met fysieke uitschakeling van de tegenstander. Populisme kan wel hervallen in fascisme.

Ico Maly verdiept zich in het klassiek antiverlichtingsmantra van Nieuw Rechtse partijen en bewegingen dat hij eveneens terugvindt bij nieuwrechtse denkers als Guillaume Faye, Alain de Benoist of alt-right’er Richard Spencer: de neergang van de natie. Het is ook een echo van Oswald Spengler in zijn Ondergang van het avond­land — opvallend genoeg recent en bijzonder luxueus voor het eerst uitgegeven in de kleine Nederlandstalige boekenmarkt — die nazi’s destijds aanhaalden als intellectuele inspiratie. Maly noteert belangrijke verschillen, maar de kerndenkbeelden uit de antiverlichting, eveneens aanwezig in het fascisme, zijn springlevend: het motief van de revolutionaire hergeboorte van een homogene organische natie, de strijd tegen universele mensenrechten, de strijd tegen gelijkheid, het racisme en de oorlogsretoriek.

In Vlaanderen roffelt Bart De Wever steeds nadrukkelijker op de trom van de antiverlichting. De establishmentspartij N-VA speelde sinds haar oprichting in 2001 een sleutelrol in de legitimering en normalisering van het extreemrechtse gedachtegoed; VB plukte er de vruchten van. De historicus Loonis Logghe vraagt zich of de tandem van Vlaams Belang en N-VA het pad kan effenen voor een extreemrechts machtsblok in 2024. Bovenal wijst hij ook op VOKA, die in het Vlaams Belang een gegronde gesprekspartner ziet. Het brengt ons terug naar Gossweiler, Palheta en Chibber die wijzen op het belang van de bezittende klasse. Welke kaart de industriëlen en de bankiers trekken is de hamvraag.

Het is geen keuze die we rustig mogen afwachten. We mogen niet blind toekijken tot het krapuul de macht grijpt, om met de woorden van Brecht te spreken. Het laatste woord is zeker niet gezegd en voor Lava is dit dossier slechts een aanzet, waar we in de komende nummers op terugkomen. Of de monsters ten volle zullen verschijnen in het interregnum moet nog blijken, maar de tijden van “Socialisme of barbarij” zijn helemaal terug. Het kan de socialistische richting uitgaan, of de neofascistische. Alleen het “extreme centrum” lijkt verdampt. Elk discours dat neigt naar “laat extreemrechts zich kapotregeren”” moeten we ondertussen ontkrachten. Een flauw front met de Macrons van deze wereld, die de weg naar extreemrechts plaveien, is evenmin een uitweg tegen Nieuw Rechts. Antikapitalisme en anti-establishment zijn de kaarten die authentiek links moet trekken.