Delhaize wordt herleid tot een doorgeefluik voor goederen, met methodes die ze haalden bij Toyota en Walmart, een rente pint ten voordele van de aandeelhouders – een beetje zoals tijdens de Middeleeuwen tol werd geheven op cruciale plekken.
Bij de grootdistributie weerklinkt 7 maart 2023 als een donderslag bij een reeds donkere hemel. De Ahold-Delhaize Groep kondigt aan dat het zijn 128 rechtstreeks uitgebate winkels in België gaat verkopen aan franchisenemers. 636 vestigingen werken al op deze manier, onder de merknamen AD Delhaize, Proxy Delhaize en Shop&Go. Dit keer wordt het hele retailpatrimonium van de Belgisch-Nederlandse multinational in dit stelsel ondergebracht.
De franchising van alle winkels verandert een grote onderneming met 8.864 fulltime en 5.876 parttime werknemers in een reeks kleine, min of meer onafhankelijke bedrijven, vaak met minder dan 50 werknemers, en dit tegen het einde van 2021.1 Dit valt ongetwijfeld in de smaak bij de liberalen die zweren bij de ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s, maximaal 250 werknemers). Zij zouden immers de groei vertegenwoordigen van de wereldeconomie, vooral in Europa.
Deze waanzin rond kmo’s is ook het ordewoord van de Europese Unie (EU), sinds de Commissie in 2008 een “Small Business Act” instelde.2 Daarin lezen we: “In een snel veranderende wereld (…) spelen de kmo’s een nog belangrijkere rol in onze samenleving: zij scheppen werkgelegenheid en zijn de belangrijkste actoren in de welvaart van lokale en regionale gemeenschappen.”3 Sindsdien wordt er in de verschillende Europese staten, en zeker in België, alleen nog maar gesproken over de positieve en dynamische rol van deze kleine bedrijfseenheden, die zich onderscheiden van de enorme “bureaucratieën” van de grote multinationals. De verschillende Belgische overheden voeren hun inspanningen op om het ondernemerschap en de oprichting van nieuwe bedrijven aan te moedigen. Zozeer zelfs dat de gedelegeerd bestuurder van UNIZO, de Unie van Onafhankelijke Ondernemingen aan Nederlandstalige kant,4 Danny Van Assche, zich laat ontvallen: “België is het Europese land van de kmo’s.”5
Het voorbeeld van Delhaize illustreert perfect de foute beeldvorming over kmo’s als cement van economie en innovatie
Maar dit is allemaal puur mist spuien. Het voorbeeld van Delhaize illustreert dit perfect. Een grote structuur wordt vernietigd ten behoeve van 128 zogenaamd onafhankelijke vestigingen, die in werkelijkheid helemaal niet onafhankelijk zijn. De multinationale groep controleert het ganse distributieproces, maakt maximale winst en investeert zo weinig mogelijk.
Het begon allemaal met verticale integratie
In feite begint het met het probleem dat de leveranciers hun productie permanent moeten aanpassen aan de behoeftes van individuele klanten, en dit in een ketting die begint bij de grondstoffen en eindigt bij het eindproduct dat aan de consument wordt geleverd. De traditionele economische wetenschap lost dit probleem op met
een goocheltruc. De markt regelt het wel. Maar die beslist over alles, van de levering tussen twee onafhankelijke bedrijven, tot die aan de eindafnemer, of zelfs tussen twee dochterondernemingen van dezelfde groep.
Tegenover de wilde concurrentie tussen industriëlen creëerden banken zoals de Generale Maatschappij van België (SGB) al in de 19e eeuw een systeem om grondstoffen aan te kopen voor metallurgische en staal- bedrijven. Zo konden die rails verkopen aan de spoorwegmaatschappijen. Dit is een eerste vorm van verticale integratie:6 SGB heeft de bedrijven in deze drie sectoren toen opgekocht, anders waren ze failliet gegaan.7 Maar in de 20e eeuw is het Henry Ford die deze vorm van eigendom en controle over de hele keten invoert. Zijn doel: de boer een voertuig aanbieden dat zowel technisch als financieel binnen zijn bereik lag.8 Om dit te bereiken heeft men een gestandaardiseerd model nodig. In de begindagen van de autofabricage worden onderdelen echter her en der gekocht en gebruikt. Ze zijn niet aangepast. De fabriek bestaat uit een grote hal waar het chassis van de auto in het midden staat en waar de arbeiders omheen lopen om de onderdelen in elkaar te zetten. Het grote probleem is dat deze stukken helemaal niet overeenkomen met de vorm die ze in de assemblage zouden moeten hebben. Het gevolg is dat arbeiders extreem veel tijd besteden aan het bijvijlen van onderdelen, zodat deze op de juiste manier op de juiste plaats kunnen worden aangebracht. Zo wordt het voertuig erg duur, door de vele werkuren.
Henry Ford heeft een idee: de bedrijven die het materiaal produceren nemen we over, en we rusten ze uit met machines die gestandaardiseerde onderdelen kunnen leveren. Dit is zijn eerste initiatief, en ongetwijfeld het belangrijkste. Vervolgens rangschikt hij de werknemers en onderdelen in chronologische volgorde van productie. Dit zal in 1913 leiden tot het ontstaan van de lopende band. Het is een fenomenaal succes. Vanaf 1914 wordt één voertuig op twee in de wereld geproduceerd in een Ford-fabriek.
Dit bedrijf concentreert het hele productieproces, van grondstoffen tot eindproduct. Slechts een paar onderdelen, zoals banden, worden niet intern vervaardigd. Zo’n fabriek wordt al snel het te volgen voorbeeld. Renault, Peugeot, Fiat en later Volkswagen zullen later ook zo’n megagebouwen neerzetten om de quasi volledige autoproductie te huisvesten.
Toch ontstaan er al snel problemen. Het grootste probleem is dat het centraliseren van activiteiten op één plek ook de werknemers samenbrengt, die ideeën kunnen uitwisselen, met name over arbeidsomstandigheden en lonen.
Voor de bazen is het duidelijk een voordeel dat deze enorme fabrieken de productie centraliseren, maar ze hebben het immense nadeel dat ze ook de ontevredenheid concentreren.
Henry Ford huurt een militie van gangsters uit Chicago in om zijn arbeiders te bespioneren en de oprichting van een vakbond te voorkomen. Maar in 1941 strooit de strijd van de arbeiders serieus roet in het eten. Ford wordt uit het bedrijf geweerd en het zijn de nieuwe vakbondsafgevaardigden die het bedrijf een tijdje zullen leiden.9 Wanneer de Verenigde Staten vervolgens betrokken raken in de wereldoorlog, volgt men de orders op van de regering om de noodzakelijke militaire uitrusting te produceren, waardoor het de facto de ingenieurs zijn het bedrijf organiseren. Andere acties van werknemers verspreiden zich weldra in de grote autokathedralen, zoals die van Renault in Billancourt en Fiat in Turijn.
Toyotisme en onderaanneming
De oplossing komt uit de Japanse archipel. Toyota werd in 1937 opgericht door de familie Toyoda, die fortuin had gemaakt in de textielindustrie. Toyota, dat net als andere fabrikanten militaire apparatuur aan het leger heeft geleverd, vreest voor zijn voortbestaan aan het einde van de wereldoorlog. Vooruitlopend op een mogelijke destructurering door de VerenigdeStaten, die het land bezetten en hun voorwaarden opleggen, splitst het een aantal van zijn departementen op. Dit geldt met name voor de subsector die zich bezighoudt met elektrische en elektronische onderdelen, en die later zal uitgroeien tot Denso, een gigant in zijn soort.10 In de jaren 30 en 40 profiteert Toyota van de oprichting van een netwerk van leveranciers die verenigd zijn in een officiële organisatie, in de archipel bekend als een kyoryokukai. In 1947 wordt die weer operationeel. Het betreft eersterangs onderaannemers, die rechtstreeks aan de fabrikant leveren. Maar deze onderdelenfabrikanten hebben ook bedrijven die hen materiaal leveren en die zich in dezelfde situatie bevinden. Op deze manier ontstaat een ware piramide van onderaannemers.
Megafabrieken maken het centraliseren van de productie mogelijk, maar ze hebben een immens nadeel voor het patronaat van eveneens het protest te centraliseren.
In 1977 stelt het Japanse ministerie van Internationale Handel en Industrie, het MITI,11 een tabel op met alle bedrijven die deel uitmaakten van deze enorme structuur, verbonden met Toyota. Zij omvat onderaannemers van de eerste tot en met de vijfde categorie. In totaal worden 47.308 bedrijven opgelijst, en de belangrijkste sectoren die traditioneel aan de auto-industrie leveren, zoals de staal-, banden-, olie- en machineindustrie, worden dan nog niet opgenomen. Het geheel wordt beheerd door de fabrikant, die bepaalt welke modellen geproduceerd worden.
Een van de grote voordelen van deze formule is dat je steeds lagere salarissen kan betalen naarmate je lager in de piramide afdaalt. Toyota bepaalt ook de prijzen van de producten die worden gekocht van onderaannemers. Tegelijkertijd introduceert de Japanse groep zijn productiemethoden bij die onderaannemers, met name just-in-time, wat betekent dat onderdelen net-op-tijd worden ontvangen voor assemblage op de auto. Tegen het einde van het decennium paste het gros van de eersterangs- en tweederangsleveranciers de door Toyota opgelegde principes toe. In 1994 kan het bedrijf zijn systeem uitrollen tot en met onderaannemers op niveau 4, behalve voor grondstoffen12 Zo wordt de meerwaarde die door de werknemers in de piramide wordt gecreëerd en die ten goede had moeten komen aan de bedrijven die de onderdelen produceren, vroeg of laat binnengehaald door de constructeur zelf. Zijn monopoliepositie in de productieketen als de laatste afnemer van alle onderdelen waaruit het voertuig bestaat13 stelt hem in staat om deze meerwaarde14 te verzilveren.
Gezien de resultaten van de Japanse groep, zal dit concept weldra worden nagevolgd door andere multinationals in de auto-industrie. In die tijd, in de jaren 80 en 90, is de organisatie van onderaanneming nog erg horizontaal: een fabrikant heeft relaties met meer dan duizend bedrijven die allerlei onderdelen leveren. De groepen zijn toen begonnen met het opleggen van regelmatige prijsverlagingen aan hun leveranciers.
De transformatie van de auto-industrie die Toyota in gang heeft gezet, is overal ter wereld identiek. De methoden van Toyota werden vervolgens gebruikt en aangepast voor andere activiteiten. Dit is bijvoorbeeld het geval bij kledingwinkels zoals C&A, H&M, Marks&Spencer en Zara, die textiel tegen relatief lage prijzen kunnen verkopen dankzij de overwinsten die worden geïnd bij leveranciers die zich vaak in de derde wereld bevinden met zeer lage arbeidskosten en milieuregels.
De Waltons-bende
Wanneer het toyotisme in Japan wordt geïmplementeerd, verklaart de belangrijkste initiatiefnemer, ingenieur Taiichi Ohno, dat de basis van het systeem werd ontdekt toen hij in 1956 de Verenigde Staten bezocht en daar de aankopen van klanten, aanvullingen en bestellingen van leveranciers in supermarkten observeerde.15 Het was dan ook duidelijk dat de grootdistributie het Toyota systeem gemakkelijk in hun voordeel konden gebruiken, aangezien zij de inspiratiebron waren. Walmart, een bedrijf dat in 1962 in Arkansas werd opgericht door de gebroeders Walton, zal er het meest voordeel uit halen. Het bedrijf is oorspronkelijk gevestigd in landelijke gebieden, maar breidt zich snel uit. De verkoop stijgt van 45 miljoen dollar in 1970 tot bijna 26 miljard dollar twintig jaar later.16
Haar strategie is gebaseerd op drie strikt toegepaste principes. Het eerste principe: gebruik maken van laagbetaalde arbeidskrachten die iets boven de wettelijke minima zitten, bijna als slaven werken en bij voorkeur niet bij een vakbond zijn aangesloten.
Een van de grote voordelen van toyotistische onderaanneming is dat er lagere lonen kunnen worden betaald naarmate men lager in de economische piramide afdaalt.
Een antivakbondhouding is een geloofspunt in de groep. In Noord-Amerika zijn syndicale afgevaardigden van het personeel nog in geen enkele winkel van de huishoudgigant toegestaan. In 1997 wordt er zelfs een handleiding opgesteld hoe dit te voorkomen: Toolbox van de manager om vakbondsvrij te blijven. Daarin luidt de conclusie, als ordewoord voor elke manager en leidinggevende in de groep: “weiger pertinent te discussiëren met een vakbondsman over personeelsvertegenwoordiging”.17 Dit wordt in oktober 1989 nog eens samengevat door oprichter Sam Walton in het tijdschrift van de multinational, Walmart World: “We houden er niet van als indringers binnenkomen, misleidende taal spuien en proberen het bedrijf waar we zoveel om geven te veranderen”.18
Het tweede wapen van de Amerikaanse gigant is zijn sterk geautomatiseerde logistiek netwerk, dat in real-time de positie van goederen, voorraadniveaus en de bewegingen van goederen van magazijnen naar verkooppunten kan volgen. Hierdoor kan een stap in de distributieketen worden overgeslagen, die van tussenpersonen en groothandelaren, en kan rechtstreeks zaken worden gedaan met industriële bedrijven.19
Maar de derde functie is ongetwijfeld de meest nefaste. Hierbij gaat het erom de prijzen voortdurend te laten dalen. Dit lijkt gunstig voor de consument, maar in feite wordt deze constante verlaging systematisch doorgerekend aan de meer dan 100.000 leveranciers.20 Aan het eind van de jaren 70 begint de winkelgigant massaal aan te kopen in China. Hij moedigt zijn onderaannemerszelfs aan om zich daar te gaan vestigen en zo te profiteren van de lage loonkost21. En de druk op de onderaannemers houdt nooit op. De leveranciers oefenen zelf ook voortdurend controle uit over de bedrijven die aan hen leveren.
Dit brengt ons terug bij de onderaannemerspiramide die Toyota heeft ontwikkeld, met hetzelfde gevolg: onderaan de ladder zijn de arbeidsomstandigheden en de lonen erbarmelijk. Zelfs de relatief zwakke wettelijke normen in China (vergeleken met die in het Westen) worden overtreden om te voldoen aan de beperkingen die door de multinational worden opgelegd. Daarom zoekt Walmart steeds vaker naar onderaannemers verder landinwaarts, en zelfs in het buitenland, in Vietnam, Bangladesh en Cambodja. Ook grotere firma’s zijn onderworpen aan de dictaten van Walmart. Zo wordt Procter&Gamble; (Ariel, Dash, Lenor, Dreft, Pampers, Tampax…), dat sinds de jaren ‘90 ongeveer 20% van zijn omzet bij Walmart haalt, in 2005 gedwongen te fuseren met scheermesjesgigant Gillette, om zo nog een beetje ruimte te behouden in de onderhandelingen met zijn belangrijkste klant. Maar zelfs deze poging blijkt vruchteloos. Laat staan als het gaat om kleinere entiteiten.
Om dichter bij het centrum van de macht te kunnen opereren hebben de grootste multinationals een verbindingskantoor opgezet in Arkansas. De eerste die de sprong waagt is precies Procter & Gamble in 1987. Deze antenne beschikt over een team van meer dan 200 mensen.22 Levi Strauss, Nestlé, Coca-Cola, Heinz, Johnson & Johnson en vele anderen zijn al snel gevolgd. In 2007 hebben in totaal 1.200 bedrijven ten minste één kantoor in Bentonville, dat grenst aan de stad Rogers.23 Nelson Lichtenstein besluit daaruit: “Een groot deel van de wereldeconomie wordt nu aangedreven door toeleveringsketens waarvan het zenuwcentrum zich in Bentonville bevindt”.24 En dit model wordt overgenomen door andere distributiebedrijven zoals Zara, H&M, C&A, Ikea en Carrefour, wat de concurrentie zodanig onder druk zet dat het onhoudbaar wordt. Faillissementen volgen elkaar snel op en tegen 2010 wordt er gesproken over een retailapocalyps in de Verenigde Staten én de rest van de wereld. Ondertussen wordt de familie Walton rijker en rijker. In 2023 wordt het vermogen van Sam Waltons drie kinderen, twee kleinkinderen en twee nichten geschat op zo’n 221 miljard dollar; het maakt hen één van de rijkste families ter wereld met een fortuin dat voornamelijk bestaat uit Walmart-aandelen.25
De ware strategie van Delhaize onthuld
Tegen deze achtergrond valt de beslissing van het management van Delhaize om zijn 128 Belgische winkels om te vormen tot franchises. Het management zegt: “Dit model is de enige optie om weer groei te kunnen realiseren voor de 128 supermarkten in eigen beheer”26.. De belangrijkste reden om over te stappen op franchising is dat het de multinational minder kost, de rest is slechts window dressing om de maatregel erdoor te duwen.
Een paar jaar geleden gaf onderzoeker Violaine Wathelet commentaar bij deze managementmethode: “Zo is de investering gemoeid met het creëren van een franchisecontract lager dan de investering voor het ontwikkelen van een eigen netwerk. Het stelt de grote ketens dus eigenlijk in staat om het beheer van loonarbeid over te dragen aan de franchisenemer, daardoor onmiddellijk winst te maken (instapvergoeding, exploitatievergoeding, vergoeding voor reclame- en promotiekosten), om de geografische dekking van de keten te optimaliseren en zich te onttrekken aan hun sociale verplichtingen (sociale bijdragen, collectieve arbeidsovereenkomsten omdat er te weinig werknemers zijn). Zo wordt ook vakbondsvertegenwoordiging vermeden (franchisewinkels hebben over het algemeen minder dan 50 werknemers in dienst, over hun arbeidsvoorwaarden wordt dan onderhandeld in gemengde comités)27. ” Violaine Wathelet concludeert: “Vanuit dit oogpunt is franchising een fantastisch financieel managementinstrument, waarmee merken hun kosten kunnen verlagen terwijl ze blijven profiteren van hun activiteit. In het herstructureringsplan van de Belgische groep Delhaize Le Lion, dat op 11 juni 2014 aan de vakbonden werd aangekondigd en vanaf mei 2015 werd uitgevoerd, werden bijvoorbeeld negen winkels omgevormd tot franchisehouders. Op hetzelfde ogenblik werden 14 winkels met sluiting bedreigd. Momenteel worden slechts 150 van de 880 winkels van de groep in België rechtstreeks door de groep beheerd “28.
De kapitaalfondsen BlackRock en Vanguard bezitten activa ter waarde van meer dan 8.500 milliards dollars.
Sindsdien heeft de multinational, die in 2016 fuseerde met Ahold, het aantal verkooppunten teruggebracht tot 764, waarvan er slechts 128 rechtstreeks worden gecontroleerd. Het is moeilijk om de precieze stand van de concurrentie in België te bepalen, omdat er geen officiële instantie is die zich daarmee bezig houdt. Toch probeert een werkgeversorganisatie gegevens hierover te verstrekken. Op basis daarvan hebben we tabel 1 opgesteld.
De posities van Colruyt en Delhaize blijken stabiel. Carrefour gaat gevaarlijk achteruit. Goedkope discounters (Aldi en Lidl) gaan vooruit. En Makro, dat zes hypermarkten had (en elf Metro-winkels die meer gericht waren op professionals in de horeca), is verdwenen na het faillissement in januari 2023, waardoor 1.400 werknemers op straat kwamen te staan.29 Qua verkooppunten nemen zes ketens 92,6% van het totaal voor hun rekening. De verscherpte concurrentie in de sector, die door het management van de respectievelijke bedrijven wordt aangevoerd als reden voor de talrijke herstructureringen, is niet zo sterk als ze beweren. In dit opzicht is Delhaize niet slecht geplaatst, met zijn eigen specifieke positionering, maar het stimuleert wel de rivaliteit binnen zijn eigen conglomeraat. Vooral het merk Albert Heijn, dat tot nu toe uitsluitend in Vlaanderen aanwezig was, gedraagt zich als een lokale discountwinkel, met een agressief promotioneel beleid om jongere klanten aan te trekken. De Delhaize winkels van hun kant richten zich meer op kwaliteit en gezondheid, met iets hogere prijzen. Tegelijkertijd maakt het bedrijf, net als Carrefour, steeds meer gebruik van franchisenemers om de producten die het inkoopt te verkopen. De vakbonden klagen al jaren dat de multinational die laatsten bevoordeelt ten koste van de eigen vestigingen.
Gino Van Ossel, hoogleraar aan de Vlerick Business School en specialist in grootdistributie, gelooft dat Delhaize op lange termijn het best geplaatst is op de Belgische markt, dankzij de e-commerce. Hij schat in dat die in de toekomst 15 tot 20% van de detailhandel zal uitmaken. Wat thuisleveringen betreft, ligt de Ahold-dochteronderneming voor op concurrenten als Colruyt, Aldi en Lidl en bestrijkt ze met30 gemak het hele land. Maar voor Delhaize is dit nog steeds niet genoeg. In 2022 behaalde het zijn hoogste nettowinst ooit: 2,546 miljard euro. Hiervan zal ongeveer een miljard euro worden uitgekeerd aan de aandeelhouders, in de vorm van dividend.31 Sinds 2017 heeft het bedrijf bijna elk jaar voor ongeveer een miljard euro aan eigen aandelen teruggekocht om de beurswaarde op te krikken, in 2018 zelfs voor meer dan twee miljard. Daardoor lijkt het meer voordeel uit zijn Belgische markt te halen. Dit is de enige steekhoudende verklaring voor de beslissing om de laatste rechtstreeks geëxploiteerde winkels in franchise te geven. Op deze manier wordt de onderneming puur en alleen een aankoopcentrale, met administratie en logistiek om de goederen te leveren waar ze moeten worden verkocht. Maar wat is een aankoopcentrale precies? Bij onderhandelingen krijg je meer macht over je leveranciers. De toekomstige situatie van Delhaize België kan vereenvoudigd worden samengevat in het vereenvoudigd schema 1.
Als aankoopcentrale oefent Delhaize druk uit op leveranciers om de laagste prijzen te verkrijgen, waarbij ongeveer dezelfde methodes worden toegepast als beschreven voor Walmart. Het bedrijf is ook internationaal betrokken bij Europese aankoopgroeperingen zoals Coopernic en AMS Sourcing, waardoor het op meerdere markten tegelijk kan concurreren met machtige producenten en zo hun potentiële macht kan beperken.32 Anderzijds legt Delhaize strenge eisen op aan de franchisenemers: 95% van de bevoorrading moet bij Delhaize worden ingekocht, de marge mag niet hoger liggen dan 20% en aanwerving van het oude personeel aan dezelfde voorwaarden als voorheen. Zo wordt Delhaize niet meer dan een doorgeefluik, waar het bedrijf net als bij de landheren, bruggeneigenaars of op andere belangrijke plaatsen waar goederen transiteerden in de middeleeuwen, een tol int ten voordele van de aandeelhouders van de groep. Deze royalties worden geperst uit de marges van zowel leveranciers als franchisenemers.
Het is inderdaad vanuit een puur financiële strategie dat de belangrijkste aandeelhouders van Delhaize zullen worden vergoed. We hebben het dan op de eerste plaats over BlackRock.33 Dan is er ook nog Goldman Sachs, ‘s werelds grootste investeringsbank. State Street Bank, opgericht in 1792 als spaarbank waar particulieren tegoeden in kluisjes konden plaatsen en op elk gewenst moment weer konden opnemen, is één van de actiefste holdings geworden in het verwerven van aandelenbelangen in verschillende bedrijven. Amundi Asset is een dochteronderneming van het Franse Crédit Agricole, dat eveneens gespecialiseerd is in vermogensbeheer.
Procter & Gamble werd gedwongen om te fuseren met Gillette, alleen maar om wat manoeuvreerruimte over te houden in de onderhandelingen met zijn belangrijkste klant Walmart.
Norges Bank verwijst naar de centrale bank van Noorwegen, die een pensioenfonds heeft dat over de hele wereld belegt. Volgens Zone Bourse heeft Vanguard een belang van 2,68% verworven in de distributiereus34. In zijn toelichting kondigt Delhaize aan dat het “ ook zal blijven investeren in zijn eigen logistiek om een optimale service aan zijn volledige winkelnetwerk te garanderen “35. Dit is natuurlijk absurd, want zo hoeft het zijn geld niet uit te geven in de verkooppunten zelf. Zo wordt ook de macht van de vakbonden beperkt en dat legt een bijkomende druk op de loon- en arbeidsvoorwaarden bij de franchisenemers. Hun winstmarge wordt immers zo klein dat ze overal op beknibbelen om rendabel te blijven, bijvoorbeeld door het oude personeel te ontslaan en nieuw personeel aan te werven aan minder goede arbeidsvoorwaarden.
En verder is Delhaize niet de enige die beslist of overweegt om zichzelf om te vormen tot een zuivere aankoopcentrale en het aantal franchiseovereenkomsten gevoelig te verhogen. De Franse groep Intermarché, een onderdeel van de coöperatieve vereniging Les Mousquetaires, goed voor 77 vestigingen in België (voornamelijk in Wallonië), nam in maart 2022 de groep Mestdagh over. Die fungeerde als franchisenemer voor 89 Carrefour winkels, met36 ongeveer 2.000 werknemers in dienst. Het Belgische bedrijf zou wel eens kunnen worden onderworpen aan een musketiersbehandeling: Iedereen wordt een officieel onafhankelijke verkooppunt met een paar vaste werknemers en een overvloed aan studenten. Carrefour, dat gestaag marktaandeel verliest, zou ook in de verleiding kunnen komen om het voorbeeld van Delhaize te volgen.
De wereld van de kmo’s bestaat niet
Laten we samenvatten. Het tijdperk van de fordistische verticale integratie bracht twee grote problemen met zich mee in het streven naar de hoogst mogelijke rentabiliteit: grote investeringen, en de mogelijkheid voor werknemers om actie te ondernemen in enorme productiecentra. het toyotisme was de oplossing voor deze problemen, door verschillende afdelingen af te splitsen en afhankelijkheidsrelaties te ontwikkelen met de onderaannemers, waardoor een deel van de gecreëerde waarde kon worden overgedragen aan de multinational.
Dit is de context waarin veel kmo’s vandaag de dag opereren. Het heeft niets te maken met een goed restaurant, een slagerij, een bakkerij of de winkel op de hoek. Beleid ten gunste van deze bedrijven door de Europese Unie of haar lidstaten komt hun dus niet noodzakelijk ten goede. Het zijn vooral de bedrijven die in een productieketen voor een multinational werken of die in staat zijn om in de toekomst monopolisten te worden in hun vakgebied die worden aangemoedigd. Het zijn niet de kleine winkels of de “oude” industrieën.
Het bevoordelen van kmo’s kan dus het nieuwe goud worden voor multinationals. Deze bedrijven kunnen en mogen worden geholpen, hetzij als kleine dochteronderneming of als schakel in een productieketen. En dit ten voordele van de grote groep, die zich zal kunnen concentreren op de meest lucratieve activiteiten, terwijl de kosten worden afgewenteld op de kmo’s, die tegelijkertijd in de tang worden gehouden. De steun die wordt gegeven aan een kleine eenheid zal dan worden geabsorbeerd door een reuzebedrijf. Niet voor niets kopte journaliste Sandrine Foulon van Alternatives économiques in haar artikel over McDonald’s: “McDonald’s, een multinational vermomd als kmo”. Ze had zelfs “een massa kmo’s” moeten schrijven.
In 2022 realiseerde Delhaize zijn hoogste nettowinst ooit: 2,546 miljard euro. Daarvan werd één miljard euro uitgekeerd aan de aandeelhouders.
De kmo-economie bestaat niet, maar de economie van de reuzenbedrijven is wel degelijk aanwezig en dominant. Dit is de logica zelve van het kapitalisme. In een bepaalde sector zijn alle bedrijven, die in het begin misschien klein en onbeduidend waren, nu verwikkeld in een hevige concurrentiestrijd. Elk van hen probeert voordelen af te snoepen van de andere. En soms zijn alle middelen goed om dit te bereiken. Het resultaat is dat de sterkste, meest solide bedrijven blijven bestaan, terwijl de andere verdwijnen. Het grote snoeien vindt plaats in tijden van economische crises. Bedrijven met een minder solide financiële basis worden veroordeeld tot het faillissement en rivalen nemen hun marktaandeel over.
Na verloop van tijd blijven er in elke sector nog maar een paar groepen over die dan afspraken maken over prijzen en voorwaarden voor het op de markt brengen van hun producten. Als gevolg daarvan onttrekken deze conglomeraten een zogenaamd monopoliedividend aan de economie als geheel, dus ook aan andere sectoren. De kapitalisten in deze bedrijven waarderen de hoge prijzen van hun minder concurrentiële collega’s niet. Op deze manier doodt concurrentie geleidelijk de concurrentie. En het zijn niet de antitrust autoriteiten die deze diepgaande tendens van het kapitalistische systeem kunnen tegengaan.
In deze soms chaotische evolutie proberen bedrijven meestal een monopoliepositie te verwerven. In hun zoektocht naar zo hoog mogelijke winsten proberen ze vanuit een machtspositie hun tarieven op te leggen. En ze doen er alles aan om hierin te slagen: tijdelijk prijzen verlagen om zwakkere concurrenten uit te schakelen die een dergelijk laag niveau niet kunnen volhouden, investeren in productiemiddelen, de productiviteit verhogen, het werk intensiveren en flexibeler te maken, werknemers zo weinig mogelijk betalen, zoveel mogelijk activiteiten uitbesteden om de kosten door te berekenen aan de andere bedrijven in de keten …
Joseph Stiglitz, winnaar van de Nobelprijs voor Economie in 2001, omschreef het zo: “Toen ik voorzitter was van de Raad van Economisch Adviseurs,37 ontdekte ik dat de bedrijfsleiders die bij ons aanklopten voor hulp bijna altijd drie principes voorstonden. Ten eerste, een totaal verzet tegen subsidies. Voor iedereen. Behalve voor henzelf. (…) Ten tweede, een diepe gehechtheid aan concurrentie. In alle sectoren. Behalve die van henzelf. (…) Tot slot hun wens om openheid en transparantie te bevorderen. Overal. Behalve in hun branche”38. Het doel van deze bedrijfsleiders is dus wel degelijk zich in zo’n situatie te manoeuvreren dat ze bijna als een monopolist kunnen handelen. Een monopoliepositie is daarom de ambitie van elke grote kapitalist. En om zich op deze manier te positioneren, hebben bedrijven kapitaal nodig. Dat krijgen ze door de winst die ze maken. Maar als dat niet voldoende is, wenden ze zich tot de banken. Dit is wat er gebeurde vanaf de 19e eeuw.
Sindsdien hebben kredietverstrekkers heel wat crises veroorzaakt. De hevigste kwam er in de jaren dertig, toen veel financiële instellingen het faillissement moesten aanvragen. Om een herhaling van dergelijke catastrofes te voorkomen, hebben sommige landen instellingen verplicht om de commerciële activiteit van het verstrekken van leningen te scheiden van die van investeringen en participaties in andere sectoren. Desondanks konden recessies niet worden vermeden. Integendeel, de crisis van 2007-2009 bracht opnieuw de ongebreidelde hebzucht van bankmanagers aan het licht.
Tegen deze achtergrond ontstonden andere financiële organismen: fondsen die spaartegoeden verzamelen en die investeren in zogenaamd lucratieve ondernemingen. De grootste op dit moment zijn de vermogensbeheerders, zoals BlackRock, Vanguard, Capital Group, State Street Bank etc. De eerste twee hebben een vermogen van meer dan 8.500 miljard dollar, terwijl de grootste banken iets meer dan 3.000 miljard dollar hebben. Zij zijn degenen die wegen op de wereldeconomie.
Omdat ze nog maar net hun intrede deden, bevinden ze zich in de omgekeerde positie van de banken van de 19e eeuw. Het gaat er niet in de eerste plaats om bedrijven te helpen groeien, maar om van hun winstvooruitzichten gebruik te maken om zoveel mogelijk te verdienen ten gunste van de spaarders en managers van het bedrijf. Ze worden letterlijk aangetrokken door bedrijven in een quasi monopoliepositie, omdat zij de hoogste en meest stabiele winstverwachtingen hebben in de huidige economie. Op die manier wakkeren ze de kapitalistische concentratie aan en verscherpen ze de tegenstellingen van het systeem (zie tabel 2).39.
Het filiaal Delhaize wordt vooral een aankoopcentrale die druk uitoefent op de leveranciers; hiertoe worden de methodes gebruikt zoals beschreven voor Walmart.
De aanwezigheid van deze fondsen in participaties van monopolistische bedrijven versterkt het puur financiële beleid van multinationals. Wereldwijd controleren financiële conglomeraten deze bedrijven. Ze hebben echt de macht, want geen enkele andere eigenaar heeft meer dan 5% van de aandelen. Als gevolg daarvan is er geen alternatief voor hun invloed op het management. Als de resultaten en toekomstperspectieven verbeteren, zullen deze fondsen investeren. De beurskapitalisatie40 zal stijgen, waardoor andere speculanten worden aangetrokken. Zoniet, betekent het dat er moeilijke tijden aanbreken. Er zijn dus vrijwel geen andere overwegingen dan het winstoogmerk. Het behoeft geen betoog dat dit een zeer beperkte en zeer armzalige visie is op wat menselijk handelen zou moeten zijn.
Zo toont het kapitalisme zijn ware gezicht: parasiteren boven alles, in de breedste zin van het woord. Aan de basis van het kapitalisme ligt bij aanvang diefstal, diefstal van werknemers die niet betaald worden op basis van waarde die ze creëren, maar op basis van hun bekwaamheid om te werken en de volgende dag terug te keren in dezelfde omstandigheden van kracht en gezondheid. Adam Smith en David Ricardo hadden de overdracht van rijkdom van de industrie naar landeigenaren onder het mom van huur al aan de kaak gesteld. Karl Marx heeft aangetoond dat, als arbeid een bron van marktwaarde is (zoals Smith en Ricardo erkenden), er geen reden is waarom de ondernemer een dergelijk deel van het inkomen zou moeten ontvangen. Hij kan worden betaald volgens zijn persoonlijk aandeel in het werk. Maar zijn fortuin groeit doordat hij exclusief eigenaar was van het kapitaal. Dit geldt vandaag de dag des te meer, aangezien het de financiële bedrijven zijn die de gigantische hoeveelheden activa concentreren die de wereldeconomie domineren.
Bovenop deze oorspronkelijke realiteit van het kapitalisme komt een tweede vorm van parasiteren die specifiek is voor het financiële kapitaal en zijn alomtegenwoordige heerschappij. Niet alleen perst de kapitalist een deel van de gecreëerde waarde uit ten voordele van zichzelf, maar deze rijkdom wordt hem meer en meer afhandig gemaakt ten voordele van monopolistische of oligopolistische bedrijven en grote financiële ondernemingen. Het is niet langer het productieve deel van het kapitalisme dat rijker wordt, maar het meest luie deel, dat zich laat verleiden door gemakkelijke winsten en speculatie op de beurs.
Wat is het sociaal nut van een merk dat zijn leveranciers uitperst en dat franchisenemers aan handen en voeten gebonden houdt?
Joseph Stiglitz verwoordt deze situatie op zijn eigen manier, na de crisis van 2000-2001, die de bedrijven het hards trof die zwaar geïnvesteerd hadden in nieuwe technologieën: “ De spoorwegbaronnen van de 19e eeuw, die zichzelf verrijkten door hun politieke invloed te gebruiken, hebben tenminste een erfenis nagelaten: spoorwegen en infrastructuur die het land hebben verenigd en de groei hebben gestimuleerd. Welke erfenis hebben al die dot-com miljonairs en miljardairs nagelaten, (…) behalve horrorverhalen om aan toekomstige generaties te vertellen?”41
Met het plan dat het management van Delhaize heeft opgestart, gaan we een nieuwe fase in. Delhaize elimineert zichzelf praktisch als winkel in België. Het wordt een soort bedrijf zonder fabriek. Het is nu slechts een onderhandelingsmacht (en een merk), met een paar gebouwen om het te beheren. En een deel daarvan is gewoon gebakken lucht. Eerlijk gezegd, wat is het sociale nut van een merk dat het bestaat om leveranciers uit te knijpen, franchisenemers met handen en voeten te binden in wat ze doen en de arbeidsomstandigheden van werknemers uit te hollen, in naam van het verleden en de verworven bekendheid in de geschiedenis van de grootdistributie in België?
Aan de kant van het echte financiële kapitaal
De reclameslogan van Delhaize is: “aan de kant van het echte leven”. Maar over wat voor soort leven hebben ze het? Dat van gewone mensen of dat van de machtige financiële bedrijven die nu zijn aandeelhouders zijn? De vraag stellen is haar beantwoorden.
Het huidige kapitalisme is niet het bruisende systeem van creativiteit en dynamiek dat de leiders van de Europese Unie ons willen doen geloven, gebaseerd op vrije en onafhankelijke ondernemingen overal te lande. Integendeel, het is een meedogenloos universum waarin de race naar steeds meer winst meedogenloos en gretig wordt gereden door multinationals, hierin gepusht door steeds machtigere financiële bedrijven.
Zo gerekend is de meerderheid van de wereldbevolking de verliezer. Een aanzienlijk deel heeft geen werk of alleen banen waarmee het nauwelijks kan leven. Anderen zwoegen om een handjevol miljardairs te verrijken, die steeds meer willen en steeds meer het gedrag van mensen willen controleren. Daarom proberen de ondernemingen zich te positioneren als een monopolist in hun markt.
Footnotes
- Delhaize Le Lion, Jaarrekening 2021, p.61.
- Een wet op kleine bedrijven, letterlijk vertaald.
- Europese Commissie, Een “Small Business Act” voor Europa, Brussel, 25 juni 2008, blz. 2.
- Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO), met 110.000 leden de grootste werkgeversorganisatie van het land.
- The Brussels Times, 26 december 2019.
- Verticale integratie verwijst naar het bezit en de controle door één entiteit van verschillende productiefasen, van grondstoffen tot het eindproduct.
- Zie hierover Henri Houben, Le monde malade de la finance?, uitgegeven door Couleur Livres, Brussel, 2017, pp.50-55.
- Robert Lacey, Ford. La fabuleuse histoire d’une dynastie, uitgegeven door Laffont, Parijs, 1987, p. 67-68.
- Zie Nelson Lichtenstein, “La vie aux usines Ford de River Rouge: un cycle de pouvoir ouvrier (1941-1960)”, Le Mouvement social, nr. 139, april-juni 1987, p. 77-105.
- Op 31 maart 2022 bezit Toyota nog rechtstreeks 24,75% van het kapitaal van zijn voormalige elektronicadivisie, onrechtstreeks 9,08% (Denso, Integrated Report 2022, p. 122).
- Ministerie van Internationale Handel en Industrie, afgekort MITI, dat bestond van 1949 tot 2001. Door andere departementen samen te voegen werd MITI METI, Ministry of Economy, Trade and Industry (Ministerie van Economie, Handel en Industrie).
- James Womack en Daniel Jones, Penser l’entreprise au plus juste, éditions Village mondial, Parijs, 1996, p.291.
- In de economie staat dit bekend als monopsonie, of de positie van één enkele koper voor een groot aantal verkopers. Een monopolie is officieel de situatie van één verkoper die te maken heeft met een groot aantal kopers.
- Dit is een overdracht van meerwaarde. Het deel van de door de werknemers geproduceerde waarde, dat ten goede had moeten komen aan het bedrijf waar het werd gecreëerd, wordt overgedragen aan een ander bedrijf. De autofabrikant eigent zich dus een monopoliedividend toe ten nadele van de onderaannemers, door een steeds verder dalend prijsbeleid.
- Taiichi Ohno, L’Esprit Toyota, uitgeverij Masson, Parijs, 1989, p.39-40. De distributiebedrijven voerden geen beleid van onderaanneming, maar deden gewoon een beroep op verschillende leveranciers met wie ze onderhandelden over de details van de levering, waaronder de prijs.
- Walmart, Jaarverslagen, verschillende jaren.
- Walmart, o” A Manager’s Toolbox to Remaining Union Free “, 1997, p.15.
- Sam Walton, “Keeping Our Partnership Strong”, Walmart World, oktober 1989,p.3, geciteerd door Nelson Lichtenstein, “Wal-Mart, John Tate et le combat pour une Amérique sans syndicats”, Politique américaine, n° 20, 2012, p.15. Volgens Lichtenstein hebben werknemersorganisaties de autoriteiten tussen 1988 en 2003 wel 288 keer gewezen op schendingen van de arbeidswetgeving. 41 hadden betrekking op onrechtmatig ontslag, 44 op bedreigingen bij vakbondsvorming en 59 op buitensporig toezicht. Maar bij elke gelegenheid kwam Walmart weg met relatief onbeduidende boetes. Uiteindelijk moet de multinational in 2006 onder politieke druk in China een vakbondsorganisatie accepteren, de All China Federation of Trade Unions (ACTFU). Maar dit heeft natuurlijk geen direct effect op Noord-Amerika.
- Romain Gelin, “Walmart à l’assaut du monde”, Gresea, 24 februari 2016.
- Walmart, “Suppliers. Apply to be a Supplier”: https://corporate.walmart.com/suppliers<, geraadpleegd op 23 april 2023., geraadpleegd op 23 april 2023.
- Anita Chan, Introduction: When the World’s Largest Company Encounters the World’s Biggest Country, in Anita Chan (ed.) Walmart in China, Cornell University Press, New York, 2011, p.4.
- Nelson Lichtenstein, “Walmart’s Long March to China. How a Mid-American Retailer Came to Stake Its Future on the Chinese Economy”, in Anita Chan (red.), op. cit., 2011, p.14.
- René-Paul Desse, “Les territoires emboîtés de Wal-Mart”, Bulletin de la Société Géographique de Liège, n°55, 2010/2, p.39.
- Nelson Lichtenstein, in Anita Chan (ed.), op. cit., 2011, p.17
- Bron: Forbes, World’s Billionaire List, The Richest in 2023.
- Ahold-Delhaize, “Delhaize kondigt zijn voornemen aan om al zijn 128 Belgische supermarkten in eigen beheer om te vormen tot onafhankelijke filialen van Delhaize”, Nieuws, 7 maart 2023.
- Er weze hierbij opgemerkt dat de paritaire comités anders zijn voor werknemers onder de franchiseregeling. De salarissen zijn lager. Zie Direction générale de la Concurrence, “ Étude: Niveau de prix dans les supermarchés ”, FOD Economie, 13 februari 2012, p.51 (noot van de auteur)
- Violaine Wathelet, “Les filières de production orchestrées par la Distribution”, Gresea, 9 juni 2015.
- Het van oorsprong Nederlandse bedrijf werd in 1998 overgenomen door Metro, een van ‘s werelds grootste retailers. Deze Duitse multinational verkocht zijn Belgische activa op 15 juni 2022 aan een investeringsfonds, Bronze Properties, dat op zijn beurt op zoek ging naar een koper. Zonder succes. Vandaar het faillissement.
- Le Soir, 16 januari 2023.
- Er zijn 977 miljoen aandelen in omloop en het vastgestelde dividend is 1,05 euro, het hoogste in tien jaar (Ahold-Delhaize, Jaarverslag 2022, p.88 en 89).
- SOMO, Eyes on the price. International supermarket buying groups in Europe, maart 2017, p.3.
- Monopolisering trekt financieel kapitaal aan, in handen van ‘s werelds machtigste financiële bedrijven zoals BlackRock en Vanguard. Voor het voorbeeld van de farmaceutische industrie, zie Henri Houben, “La santé version profit”, Gresea Echos n°111, juli-augustus-september 2022. Voor de geschiedenis van het financieel kapitaal in België, zie Henri Houben, “Van de Generale Maatschappij naar de aasgierfondsen”, Lava 2, 2017, https://lavamedia.be/van-de-generale-maatschappij-naar-de-aasgierfondsen/
- Zone Bourse, Ahold-Delhaize: www.zonebourse.com/cours/action/AHOLD-DELHAIZE-56294467/societe/, geraadpleegd op 30 april 2023., geraadpleegd op 30 april 2023.
- Ahold-Delhaize, “Delhaize kondigt zijn voornemen aan om al zijn 128 Belgische supermarkt< in eigen beheer om te vormen tot onafhankelijke filiaalwinkels van Delhaize”, Nieuws, 7 maart 2023.
- Maar het contract liep af in januari 2022.
- Dit orgaan doet economische aanbevelingen aan de president van de Verenigde Staten. Joseph Stiglitz bekleedde deze positie met name tijdens de eerste termijn van Bill Clinton.
- Joseph Stiglitz, Quand le capitalisme perd la tête, éditions Fayard, Parijs, 2003, p.198-199.
- In de hier gepresenteerde tabel zijn geen Duitse bedrijven opgenomen. De drempels waarbij transparantie van aandeelhouders vereist wordt, variëren van land tot land: van 3% in het Verenigd Koninkrijk en Nederland tot een belachelijk hoge 10% in Duitsland. Voor een meer gedetailleerde tabel per sector (farmaceutica, wapens, olie, nieuwe technologieën enz.) en gegevens over Duitse multinationals, zie Henri Houben, “Delhaize, le goût amer du vrai capitalisme”, Éconosphères, 26 juni 2023, www.econospheres.be/Delhaize-le-gout-amer-du-vrai-capitalisme. Waar de situatie in de buurt komt van een monopolie, is er een massale aanwezigheid van financiële bedrijven.
- Beurskapitalisatie is de waarde van een bedrijf op de aandelenmarkt. Dit is het product van de aandelenprijs en het aantal aandelen in omloop.
- Joseph Stiglitz, op. cit., p.502-503.