Artikel

De verdwijning van ongewensten

Margaux De Barros

—22 december 2017

De Wereldbeker Voetbal in 2014 en de Olympische Spelen in 2016 in Rio de Janeiro waren de motor om 139 precaire wijken af te breken. Kroniek van een stedelijke strijd.

Faire disparaître les indésirables

Van de Olympische Spelen in 2016 in Rio de Janeiro blijft enkel nog de verwaarloosde en in de vergetelheid geraakte sportinfrastructuur over. Het stadsbestuur wilde de organisatie van mega-evenementen aangrijpen om het blazoen van de stad op te poetsen. Maar die strategie is aangetast door corruptieschandalen en de bewustwording van hoe desastreus de sociale en de economische gevolgen van de Spelen zijn. De logica om met de stad kapitaal te accumuleren, tegen alles en iedereen in, heeft het uitzicht van de stad veranderd ten gunste van de elite, en de al precaire situatie van de arme werkers nog verergerd. Dit is het relaas van het afbraakproces van de favela Vila Autódromo, van de strijd gevoerd door een deel van haar bewoners en hoe de overheid hen wilde doen plooien.

Stedelijk en mercantiel olympisme

Het stadsbestuur van Rio de Janeiro heeft, met de gretige steun van de privésector, grote herstructureringen van de stad doorgevoerd. Dat kon door de organisatie van twee mega-evenementen − de Wereldbeker Voetbal in 2014 en de Olympische Spelen in 2016 − en door het ombuigen van de wetgeving (over het toekennen van terreinen) die mogelijk werd door de goedkeuring van de Algemene Wet van de Wereldbeker in 2012. Die herstructureringen hebben geleid tot een ongeziene verplaatsing van bevolkingsgroepen. Centraal stond de afbraak van 119 precaire wijken. De overheden hebben dat de bewoners door de strot geduwd met vage verklaringen waarmee ze zogenaamd eensgezindheid nastreefden en die ze overgoten met een saus van ‘participatie’ en ‘burgerschap’. Van zodra de media deze verklaringen hadden opgewarmd en ook talrijke inwoners ze slikten (in 2013 was 80 % van de bevolking vóór de organisatie van de Spelen)1, denderde de pletwals van de vermarkte stad over alle ‘ongewensten’ die niet thuishoren in een “dynamische”, “creatieve”, “vernieuwende”2 stad, en dan laten we nog een sliert complimenteuze adjectieven van de neoliberale newspeak weg.

Deze termen verwijzen naar de vormgeving van de stad zoals de onderzoekers Jordi Borja en Manuel Castells haar in 1997 beschreven hebben in een tekst3 die een referentie is geworden en die vaak gebruikt en verspreid is door de internationale instellingen. Zij halen hun argumenten uit Barcelona’s stedelijke transformatie die ze tot model hebben verheven omdat de stad een economische opgang kende die volgens de auteurs grotendeels uit de organisatie van de Olympische Spelen in 1992 voortkwam.

Ondertussen hebben tal van steden overal ter wereld dit model gekopieerd. Het steunt op het rationaliseren en moderniseren van de stedelijke infrastructuur door het vermenigvuldigen van publiek-private partnerships (PPP). Zo wil men van de stad een koopwaar maken voor het kapitaal, een ruimte waarvan het bestuur en de planning ‘marktvriendelijk’ moeten zijn (met de woorden van de Wereldbank). De modernisering moet maken dat ‘het stedelijk weefsel voldoet aan de normen’ en uiteindelijk dat internationale imago van de stad in de wereld groeit, om zo nieuwe buitenlandse investeringen aan te trekken en de concurrentie aan te gaan met andere wereldsteden die volgens dezelfde normen ontwikkeld zijn.

De vermarkting van de stad door haar een nieuw imago aan te meten gebeurt ook door de stedelijke armoede onzichtbaar te maken, want die remt volgens Castells en Borja buitenlandse investeringen af. Om tegemoet te komen aan de internationale criteria zijn tal van steden in het Zuiden overgegaan tot de afbraak van de ongezonde en precaire wijken en tot het verplaatsen van ongewenste bevolkingsgroepen.

Laboratorium van de neoliberale stad

In Brazilië wilde de overheid met de organisatie van de Olympische Spelen in 2016 onder meer het economische en toeristische potentieel van de wijk Barra da Tijuca aanzwengelen zodat het een nieuwe stadspool zou worden.4 Dit gebied is sinds de jaren 1970 een comfortabel toevluchtsoord geworden voor de hogere middenklasse en de hogere klassen.

Barra da Tijuca ligt in het Westen van Rio de Janeiro en er leven ongeveer 300.000 mensen in een gebied dat iets groter is dan Miami, waarmee het vaak wordt vergeleken. Maar Barra da Tijuca steekt af tegen de rest van Rio de Janeiro. Het gebied ligt rond een lange verharde baan waar het een drukte van jewelste is van luid claxonnerende 4×4’s. Zij zijn de belangrijkste weggebruikers in een wijk die voor het overige weinig ruimte laat voor voetgangers.

Barra da Tijuca is één grote werf. De corridor voor de Bus Rapid Transfer is afgewerkt maar er staan nog zakencentra (waarvan eentje ‘de City’ heet) en tal van woonparken in de steigers. De woonparken, gevormd door hoge witte torens, zijn voor het merendeel condominios, dus gesloten woongebieden met bewaking en privétoegang, een zwembad en gemeenschappelijke of individuele tuinen, waarin alles ‘gezellig onder ons’ blijft. Om tegemoet te komen aan de consumptiebehoeften van de midden- en hogere klassen zijn langs de hoofdweg verschillende winkelcentra opgetrokken, naast de hotels die voor de Olympische Spelen zijn gebouwd zoals het Hilton, Ibis en Novotel … Er zijn talrijke culturele centra, theaters en zalen voor recepties, zoals de Barra Music of de HSBC Arena die de bewoners moeten vermaken en bijdragen aan het scheppen van de “spektakelstad”.5

De vermarkting van de stad vergt het onzichtbaar maken van armoede want ze remt buitenlandse investeringen af.

In tegenstelling tot de rest van de stad waar de favelas tegen de bergwanden een landschap vormen dat bijna permanent zichtbaar is, vormt de Barra da Tijuca “een segregatieruimte bij uitstek”6 die de meest benadeelde gemeenschappen juist niet laat zien. Uit de veranderingen in de Barra blijkt dat men een centrum-periferie-model heeft nagestreefd (dat in Rio nog niet echt bestond)7, door een uniforme sociale ruimte in te richten. De uitzettingen en de benadrukking van de ruimtelijke fractuur heeft de blanke en gegoede zones voorgetrokken en sluit de individuen uit die het stigma van hun sociale of raciale afkomst dragen.

Sommige onderzoekers spreken zonder aarzeling van een sociale en een etnische opkuisoperatie8. Carlos Carvalho, een vastgoedpromotor die meewerkte aan de bouw van het Olympisch Park (PPP) samen met de onderneming Odebrecht, die momenteel verwikkeld is in meerdere corruptieschandalen, stak zijn ware bedoelingen met de transformatie van Barra da Tijuca niet weg. In 2012 zegt hij dat het project vooral “bestemd is voor de elite” en dat “dank zij de Olympische Spelen, de Barra dertig jaar vooruitgang zal realiseren in zes jaar tijd”. Carvalho wordt O dono da Barra (de Baas van Barra da Tijuca) genoemd. Bij een journaliste van BBC Brasil praatte hij de uitzettingen goed: “U kunt toch niet in één flat met een Indiaan samenwonen. Wij hebben niets tegen Indianen maar sommige dingen zijn nu eenmaal niet mogelijk. U stinkt, wat moet ik dan? Blijf ik bij u? Nee, ik zoek een andere plaats om te wonen.”9 Geconfronteerd met het misprijzen van deze vastgoedmagnaat en met de slaafsheid van de overheid ten aanzien van de bouwfirma’s proberen de gemeenschappen zich te organiseren en hun recht op de stad op te eisen.

Gebied voor stedelijke mobilisatie

Tussen het betonnen landschap en de groene tuinen van de Barra, in de doolhof van de infrastructuur van de nieuwe Bus Rapid Transit rijst Vila Autódromo op, ingesloten tussen de Avenida Salvador Allende, het meer van Jacarepagua en nu dus ook het Olympisch Park.

Wijk is een te groot woord, omdat er maar één straat overblijft die Vila Autódromo is genoemd. Maar vijf jaar geleden woonden hier nog 450 gezinnen, waren er talrijke kleinere straten, wijkwinkels, een bewoners- en vissersvereniging en een sportstadion, en de wijk bruiste van leven. Nu is Vila Autódromo niets meer dan een straat met een twintigtal nieuwe, identieke witte huizen, afgeschermd door hoge muren. De katholieke kerk is het enige gebouw dat bewaard bleef.

Een wijk van 450 gezinnen werd een straat met een twintigtal nieuwe, identieke witte huizen, afgeschermd door hoge muren.

Aan de ingang staat een bord met een door de tijd verkleurd opschrift: “Vila Autódromo, sinds 1967 een gepacificeerde en geregulariseerde gemeenschap”. Ondanks de ingrijpende veranderingen blijft deze wijk in Rio het symbool van de strijd om de stad en van de overwinning van de lokale gemeenschappen op de publieke en private machten.

Vanaf 1990 worden de bewoners bedreigd met uitzetting maar in 1994 maken zij gebruik van een politiek meningsverschil tussen gouverneur Sergio Cabral en toenmalig burgemeester Cesar Maia om voor 99 jaar de vergunning voor het gebruik van de grond, de concessão de direito real de uso, in de wacht te slepen. Het stadsbestuur komt terug op die regeling wanneer de pan-Amerikaanse spelen van 2010 in zicht komen en eist vanaf 2002 dat de bewoners het gebied verlaten. De wijk dwingt in 2009 een nieuwe overwinning af voor de rechter maar ze volstaat niet om de nieuwe burgemeester Eduardo Paes af te schrikkken.

Wanneer de organisatie van de Olympische Spelen aan Brazilië wordt toegewezen, gaat hij in de aanval. De strijd herbegint en verhevigt vanaf 2011 wanneer de bewoners via tv vernemen dat het stadsbestuur van plan is meerdere wijken te slopen om met de aanleg van de nodige infrastructuur te beginnen. Terwijl in andere wijken de bewoners snel en brutaal uit hun huizen worden gezet, krijgt de overheid in Vila Autódromo te maken met een vastberaden collectief dat tot alles bereid is om er te kunnen blijven wonen.

De bewoners van de wijk grijpen opnieuw naar de strijdmiddelen die ze de voorbije twintig jaar gebruikt hebben en dankzij het verenigingsleven slagen ze erin het uitzettingsproces te vertragen en te blokkeren. Ze steunen op de vereniging van bewoners en vissers van de Vila Autódromo (AMPVA), die al sinds haar oprichting in 1987 actief is in de strijd voor het recht op huisvesting. AMPVA, de echte woordvoerder van de bewoners, stelt zich onbuigzaam op en dat is juist cruciaal voor de voortzetting en het succes van de strijd.

In andere met uitzetting bedreigde wijken daarentegen ontrafelt het cliëntelisme de sociale samenhang: het verstoort het vertrouwen tussen de bewoners en de verenigingen. In die wijken aarzelen sommige voorzitters niet om te kiezen voor de financiële beloning die het stadsbestuur voorstelt, maar zo versnellen ze wel het uitzettingsproces.

De onbuigzaamheid van de bewonersvereniging is cruciaal voor de strijd tegen de uitzettingen.

De sociale beweging gebruikt klassieke mobilisatiescenario’s zoals straatprotesten, staking en terreinbezettingen. Maar er komen ook andere actiestrategieën op, die tonen welke evolutie de Braziliaanse samenleving de voorbije twintig jaar op sociaal vlak heeft gekend, met een sterkere rol voor de macht van de media en het gerecht. Vrije universiteiten (zoals de Federale Universiteiten van Rio de Janeiro en van Fluminense) voeren hun steun aan de gemeenschap op: ze werken samen met de bewoners een alternatief plan uit tegenover het plan van het stadsbestuur.

Dit alternatieve Plano Popular da Vila Autódromo, dat door architecten geprezen wordt omdat het lage economische kosten heeft én sociale en ecologische doelstellingen, sleept in 2015 de Urban Age-prijs10 in de wacht. De beloning van 80.000 dollar moet naar een kinderdagverblijf gaan. Op slag staat de gemeenschap in het centrum van de belangstelling. Terwijl de mainstream media de mobilisaties veroordelen, in navolging van Rede Globo (dat hardnekkig de afzetting van president Dilma Rousseff heeft gesteund), verdedigen de alternatieve media de met uitzetting getroffen gemeenschappen en roepen ze op tot mobilisatie. De internationale media van hun kant volgen aandachtig dit proces, klagen de onteigeningen aan en zetten een zekere druk op het stadsbestuur, dat het imago van Rio de Janeiro wil ‘heruitvinden’ en er een uitstalraam voor de wereld wil van maken.

De sociale netwerken maken het mogelijk de gebeurtenissen omtrent de mobilisaties te verspreiden, de informatie snel te centraliseren en vergaderingen te beleggen. Sommige sociale bewegingen zoals de Beweging van landloze arbeiders, die doorheen de geschiedenis strijd heeft gevoerd op het platteland, de Nationale strijdbeweging voor huisvesting of het Volkscomité van de Wereldbeker en de Olympische Spelen sluiten zich aan bij de strijd van de bewoners van Vila Autódromo. Tijdens Rio+20, de conferentie van de Verenigde Naties over duurzame ontwikkeling, defileren 4.000 sympathisanten en leden van sociale bewegingen door de straten van de gemeenschap; ze protesteren eensgezind tegen de vastgoedspeculatie en tegen de toe-eigening van gronden in de stedelijke en landelijke gebieden. De talrijke pogingen om de bevolking te verjagen en het verzet ertegen dragen bij aan de politisering van de bewoners, ook omdat zij kennis en juridische competenties verwerven, waardoor ze sociale banden kunnen smeden en verstevigen.

Het conflict met het stadsbestuur leidt zo tot grote solidariteit tussen de bewoners van Vila Autódromo die “de verschillende groepen aaneen smeedt”.11 Hier gebeurt een positieve socialisering, die in andere favelas niet bestond of zwak was. Ze is tot stand gebracht door gedurende lange tijd een gemeenschappelijke herinnering aan de strijd te koesteren. Net daardoor kan Vila Autódromo zich opwerpen als koploper van de beweging tegen de uitzettingen.

De niet aflatende steun van de sociale bewegingen en de cohesie tussen de bewoners maken het eisenprogramma verder bekend en zo kristalliseert de strijd van een ganse stad rond het lot van één wijk. Zij wordt het symbool en het centrum van de woede van heel de stad. Vila Autódromo belichaamt de strijd van een stad die op een gewelddadige manier wordt meegezogen in de wereldwijde concurrentie tussen de steden en de eisen van de internationale markt.

Dagelijkse druk

Deze gemeenschap is op de duur gehard door haar strijd tegen de onteigeningen. Maar om haar te ontmoedigen, zal het stadsbestuur een heel arsenaal van dwangmiddelen gebruiken.

Het begint al snel met desinformatie. Terwijl het stadsbestuur de bewoners via de televisie informeert over de verhuizingen, wijzigt ze voortdurend het urbanisatieplan. Wanneer ze arbitrair het traject van de Bus Rapid Transfer verandert, bedreigt ze rechtstreeks de wijk. Maar ze verandert het plan nadat experts het hebben aangevochten en urbanisten het als absurd hebben afgewezen. Het voorwendsel van het BRT-traject mislukt. Maar dan zegt het stadsbestuur dat er onteigend moet worden om een mediacentrum te kunnen installeren. Ook dat plan wordt opgegeven maar dan om een tuin aan te leggen: nu schermt het stadsbestuur met het milieu en zegt dat een ‘risicozone’ in stand moet worden gehouden.

Er worden zoveel motieven aangehaald, er is zo weinig transparantie, de verklaringen zijn zo tegenstrijdig dat het duidelijk wordt dat het stadsbestuur alleen verwarring wil zaaien en bij de bewoners een gevoel van ontmoediging wil wekken.

Daarnaast kiest het stadsbestuur er ook voor een klimaat van spanning en dagelijkse ergernis te creëren om de solidariteit tussen de groepen te breken en om de enkeling stap voor stap los te maken van zijn of haar woonplaats door zowel de woningen als het gebied te doen verkommeren. Geleidelijk sluipt de dwang binnen, niet flagrant of duidelijk zichtbaar maar via de stedelijke uitrusting en de gewone omgeving. Het dagelijks geweld vertaalt zich in de degradatie van de levensomstandigheden en van het milieu: bomen worden ontworteld, parken gesloten, het stadion gaat dicht, water en elektriciteit worden soms afgesloten, muggen dringen het gebied binnen. Andere gemeenschappen konden profiteren van de programma’s uit de jaren 1990 om in achtergestelde wijken de verstedelijking te bevorderen. In Vila Autódromo is dat niet gebeurd. De wegen zijn er niet verhard; de bewoners hebben er zelf de elektriciteits- en waternetten aangelegd, maar die zijn nooit vernieuwd. Een fikse regenbui zet meteen de wegen blank, in de plassen kweken de muggen en ze verspreiden ernstige ziekten zoals dengue (knokkelkoorts).

Terwijl de werken aan de infrastructuur voor de Olympische Spelen bezig zijn, wordt niets gedaan om de rust en de gezondheid van de bewoners te sparen. Elke dag trekken meer dan 3.000 bouwvakkers van het Olympisch Park door de wijk naar hun werkplaats. De werven maken onophoudelijk lawaai, het stof dat er opwaait is schadelijk en veroorzaakt ademhalingsziekten.

Huizen van gezinnen die een deal hebben gesloten met het stadsbestuur worden gedeeltelijk afgebroken en de resten worden achtergelaten om de bewoners dag en nacht te waarschuwen voor wat hen nog te wachten staat. Die halfvervallen huizen, waar er kinderen spelen, vormen een triest en gevaarlijk slagveld maar zijn vooral een buitengewoon psychosomatisch drukkingsmiddel. Meer dan eens hoor je bewoners praten over stress of hart- en vaatziekten; velen zeggen dat ze slecht slapen, depressief zijn, geen zin hebben om te eten of zichzelf terugtrekken.

De dwang mat het lichaam af en brengt de bewoners ertoe geleidelijk te onderhandelen. Geen enkel dwangmiddel laat het stadsbestuur onverlet: er wordt brand gesticht, mensen worden geïntimideerd, de politie stelt zich op aan de in- en uitgangen van de wijk. Voor sommige bewoners wordt het onmogelijk naar hun werk te gaan. Anderen zijn doodsbang dat hun huis ineens wordt afgebroken en voelen zich verplicht continu thuis te blijven. Nog anderen die in de bouw werken, kunnen hun job niet meer doen. Hun werktuigen zijn aangeslagen aan de ingang van de wijk om te verhinderen dat ze gesloopte huizen heropbouwen.

Om de wijk te doen verdwijnen, worden de adressen van de bewoners letterlijk van de kaart geveegd en bestellen de postmannen geen post meer. In een maatschappij die consumptie almaar meer tot ideaal verheft en waar de sociale status verweven is met je bezit en waar je woont, maakt het verlies van die referenties de mensen onmachtig, het is alsof hun persoonlijke identiteit uiteenvalt.

Om de wijk te doen verdwijnen, werden de adressen van de bewoners letterlijk van de kaart geveegd en bestellen de postbodes geen post meer.

Het stadsbestuur zet de mensen niet alleen onder druk maar tracht hen ook te verleiden: op amper twee km van Vila Autódromo wordt voor de bewoners een woningpark gebouwd. Met een gedurfde schertsvertoning en het opvoeren van een luxewoning met bewaking, zwembad en glijbanen zet het stadsbestuur de bewoners aan om weg te gaan uit hun wijk en in die woningen in te trekken, waarvan de stad overigens de inherente gebreken verzwijgt. De bouw van die sociale woningen valt samen met een groot sociaal project van de regering Lula, het programma Minha Casa Minha Vida (Mijn huis, mijn leven).

Minha Casa Minha Vida moet het mogelijk maken dat gezinnen voor weinig geld een woning en dus de toegang tot privé-eigendom verwerven. Maar het project wordt misbruikt om mensen te marginaliseren en wordt een instrument om de uitzettingen te legitimeren. De uitgezette bevolkingsgroepen worden voor het merendeel naar de rand van de stad verplaatst, ver van hun werk en hun kennissenkring. In Rio de Janeiro zal Minha Casa Minha Vida zo meespelen om de ongewensten uit de stad te verbannen, en dat onder de dekmantel van solidariteit en bijstand om het leven van de armsten te verbeteren.12

Aftakelende levensomstandigheden, bedreigingen, leugens en verleidingsmanoeuvres van het stadsbestuur doen een deel van de bewoners vertrekken en verhuizen naar een sociale woning. Enkel een harde kern van militanten, die vooral bestaat uit vrouwen en gezinnen die al meer dan twintig jaar in de wijk wonen, blijft zich verzetten. Om die lokale solidariteit te breken, verdubbelt het stadsbestuur de inspanningen en zwaait nu met geld om tweedracht te zaaien. De sommen die aan de bewoners worden voorgesteld, zijn hoog en nooit eerder gezien in de geschiedenis van de uitzettingen in Brazilië (meer dan drie miljoen reais, ongeveer een miljoen euro).

Daarnaast lijken veel bewoners nu te betwijfelen of de strijd en de collectieve strategieën wel efficiënt zijn. Bang als ze zijn dat ze alles wat ze hebben zullen verliezen, zijn er velen die geleidelijk kiezen voor een individuele regeling voor de rechter of die onderhandelen met de overheid terwijl ze meevechten met de groep. De dubbelzinnigheid van veel bewoners, de meningsverschillen en de twijfels zijn nefast voor de voortzetting van de strijd. De sfeer onder de bewoners en in de gezinnen verziekt. Geld en het feit dat individuen plots en snel vertrekken, voeden de achterdocht: zij worden als verraders beschouwd en snel vergeten.

Het komt voor dat in een gezin de meningen over blijven of vertrekken zo sterk uiteenlopen dat ze families verscheuren. Inacia, een militante van het eerste uur, heeft de wijk verlaten om haar relatie te redden. Een gescheiden man heeft een onwaarschijnlijke situatie beleefd. Op een dag komt hij thuis van het werk en stelt vast dat zijn huis in tweeën is gesplitst nadat zijn ex-vrouw een premie van het stadsbestuur heeft aangenomen. Ineens ligt zijn privéleven letterlijk op straat.

In 2015 schieten er nog een vijftigtal mensen over die zich blijven verzetten. Maar ze twijfelen eraan of iedereen de strijd kan voortzetten en menen dat sommigen alleen maar blijven om uiteindelijk met veel geld te kunnen vertrekken. Ook de onderlinge rivaliteit voor het leiderschap vergiftigt de sfeer. Er ontstaan ruzies tussen groepen bewoners en leden van de wijkvereniging.

Uiteindelijk werpt de verdeelstrategie van de overheid vruchten af. Wanneer het leven in Vila Autódromo onmogelijk is geworden, de mensen hun geloof in de strijd verliezen en het stadsbestuur onverbiddelijk blijft, gaan de bewoners geleidelijk weg uit hun wijk en laten de gemeenschap in de steek.

Op 3 juni 2015 worden drie bewoners door de politie afgeranseld tijdens een protestactie tegen de afbraak van een woning. Het effect van de repressie is dubbel: sommigen menen dat ze nu snel de financiële beloning moeten aannemen en vertrekken, maar de meest overtuigde bewoners stellen zich nog radicaler op. Eén van de mensen van de laatste groep is Maria Penha die uitgroeit tot een leidersfiguur van het verzet.

Tussen 2016 en 2017 opteren tal van gezinnen voor een financiële compensatie en verlaten de wijk. Maar dan is het stadsbestuur eindelijk voor de druk van de bewoners bezweken. Het bouwt woningen voor de twintig gezinnen die zich tegen de onteigening bleven verzetten. Het zijn twintig identieke huizen op een rij, die inderhaast zijn opgetrokken. In april 2017 wachten de bewoners nog altijd op de eigendomsakte.

Onlangs hebben ze het Museo das remoçoes opgericht, het museum van de uitzettingen, om de herinnering aan de gesloopte wijken levendig te houden, om eigen strategieën uit te werken en de stem van de verjaagde bewoners te laten horen. Als je aan Penha vraagt of de strijd geslaagd is, antwoordt zij: “Er zijn veel mensen vertrokken maar wij zijn hier nog en dat is een overwinning. De wijk heeft nog dezelfde naam en wij willen dat de gemeenschap blijft bestaan om ook voor de andere wijken op te komen. De strijd is dus niet voorbij.”13

Faire disparaître les indésirablesOrlando Santos Junior, universiteitsprofessor en actief lid van het Comité Popular da Copa, maakt een positieve balans op: dankzij de sociale beweging en de strijd van Vila Autódromo zijn de bewoners gesensibiliseerd voor de stadsproblematiek, zijn de onteigeningen vertraagd en beperkt, zijn gemarginaliseerde bevolkingsgroepen bij de beweging betrokken en verder zijn de bewoners geïnformeerd over hun rechten en zijn sommigen kunnen vertrekken met financiële compensaties waarmee ze elders een waardig leven kunnen leiden.14

De Braziliaanse sociale bewegingen voor de stad verzetten zich tegen het project om van de stad een koopwaar te maken die mensen uitsluit en tegelijk denken ze na over de stad van morgen. Tijdens de betogingen van juni 2013, georganiseerd door de Movimento Passe Livre tegen de verhoging van de metrotarieven in Sao Paolo, hebben we gezien dat zij veel mensen kunnen mobiliseren en het bestel kunnen doen wankelen. Zij vallen de kapitalistische stedelijke logica van rentabiliteit en winst aan en verdedigen het project van een egalitaire stad, en dat niet alleen in woorden maar in de straten en de wijken waar ze ook min of meer subversieve actiemiddelen inzetten.

In januari 2017 heeft Marcelo Crivela het bestuur overgenomen over een stad die gebukt gaat onder schulden, waar het geweld in opmars is en de sociale conflicten nog verscherpen.15 Hij is een fundamentalistisch evangelist en de rechterhand van de geldmachten. Tegenover die crisis, drijft het stadsbestuur nog meer privatiseringen en flexibilisering door en drijft het de privilegies voor de heersende klasse nog op. We kunnen alleen maar hopen dat de sociale bewegingen, die gevormd zijn vóór en naar aanleiding van de Olympische Spelen, hem van antwoord dienen en nieuwe strijdvormen en acties vinden om de stad rechtvaardiger te maken.

Footnotes

  1. Lucas Faulhaber en Lena Azevedo, SMH 2016, Remoções no Rio de Janeiro OlímpicoMorula Editorial, 2015.
  2. Carlos Vainer, Pátria, empresa e mercadoria: a estratégia discursiva do Planejamento Estratégico Urbano, in O. Arantes, E. Maricato, C. Vainer, A Cidade do Pensamento Único. Desmanchando Consensos, Petropolis, Vozes, 5ª ed, 2009, p. 75-103.
  3. Jordi Borja, Manuel Castells, Local and global, management of cities in the information ageRoutledge, 1997.
  4. Orlando Alves Dos Santos, Christopher Gaffney, Luis Cesar De Queiroz Ribeiro, Brasil, os impactos da copa do mundo 2014 e das olimpíadas 2016Observatório das metrópoles, 2015.
  5. David Harvey, Le capitalisme contre le droit à la ville, Néoliberalisme, urbanisation, résistances, Uitg. Amsterdam, Parijs, 2009.
  6. Marcelo Lopes de Souza, Mudar a cidade, uma introdução ao planejamento urbano e a gestão urbana, Bertrand Brasil, Rio de Janeiro, 2001.
  7. Het centrum-periferie-model wordt gekenmerkt door de ongelijkheid tussen het dominante centrum en de onderworpen periferie.
  8. Geraldo Silva, Olimpíadas, choque de ordem e limpeza social no Rio de Janeiro, Algumas resistências em cursoRevista Bibliográfica de Geografía y Ciencias Sociales, Universidad de Barcelona, vol. XV, nr. 895, 2010.
  9. Website van de BBC Brasil, “Como é que voce vai botar o pobre ali ? Diz bilionario, dono da Barra da Tijuca”, Jefferson Puff, 10 augustus 2015.
  10. De Urban Age-wedstrijd wordt ieder jaar georganiseerd door de London Economics School en Deutsche Bank in een stad in het Zuiden. Meer dan 150 projecten dingen mee en de prijs gaat naar het project met de beste kansen voor de economische en sociale ontwikkeling van de gemeenschap.
  11. Georg Simmel, Sociologie, Études sur les formes de socialisation, PUF, Parijs, 2013.
  12. Mariana Cavalcanti, O Programa Minha Casa, Minha Vida: a produção de enclaves periféricos e seus efeitos sobre as cidades, Ministério da cidade, 2014.
  13. Interview, 15 april 2017.
  14. Interview, 17 april 2017.
  15. Agencia Brasil, Dados do ISP confirmam aumento de violencia no Rio de Janeiro no primeiro semestre de 2017 , Paulo Virgilio, 29-7-2017.