Elise en Célestin Freinet waren leraren en de grondleggers van een lesmethode die hun naam zou dragen. Ze waren ook activisten met ambities om de maatschappij te veranderen. Interview met historicus Laurence De Cock, auteur van Une journée fasciste, Célestin et Elise Freinet, pédagogues et militants.
In je boek, Une journée fasciste. Célestin et Elise Freinet, pédagogues et militants, leg je uit dat de Freinets in 1934 een school openden in Saint-Paul-de-Vence, in de Alpes-Maritimes, met een radicaal ander onderwijsproject. Kan je uitleggen hoe die school werkte? Wat waren hun uitgangspunten?
Om te beginnen: het was een paradoxaal project. Het was immers een privéschool, terwijl het hele theoretische arsenaal van de Freinets gebaseerd is op de idee van openbaar onderwijs, wat hen trouwens onderscheidde van andere pedagogen. Deze school in Vence zat dus vast in een keurslijf van administratieve rompslomp, en dit meer dan tien jaar lang. Het echtpaar Freinet was uitgeput. Ze waren het beu het steeds te moeten opnemen tegen een administratie die hen vijandig gezind was. Ze kwamen net uit een zware periode met het incident van 24 april 1933, waar we het later over zullen hebben. Eens hun gelatenheid voorbij, probeerden Elise en Célestin die ervaring te benutten en het resultaat van al hun pedagogisch denkwerk te verwezenlijken.
Op deze school werd pedagogie gezien als een “geheel”: het was niet gewoon een reflectie over leren op school, maar ook over andere competenties: samenwerking, bv. via het werk in de tuin of bij de bouw en het onderhoud van een huis; de toepassing van theorie en praktijk en de slingerbeweging hiervan; de kennis van de natuur, omdat we die verbouwen en de vruchten van onze oogst opeten… Verder was deze school vooral een gemeenschap van kinderen en volwassenen. De meeste kinderen verkeerden in grote sociale nood. Er waren weeskinderen, maar ook Spaanse vluchtelingen en kinderen uit zeer arme gezinnen. Bij de opstart met een tiental kinderen, vormden Célestin, Elise en hun dochter Madeleine een “familie-gemeenschap”.
De Freinets ontwikkelden “het proefondervindelijk verkennen”, waarbij leerlingen de gelegenheid krijgen om te experimenteren, ook al moeten ze zoeken, maken ze fouten en moeten ze een stap terug zetten. Vallen en weer opstaan.
Het werk in de klas verliep volgens de principes die de Freinets eerder hadden uitgewerkt: vrij tekenen, maar vooral de vrije expressie en de gedrukte tekst, het vastleggen dus van een gedachte en die beschikbaar maken voor de gemeenschap. De leerling fungeert dan als een kleine onderzoeker, die het onderwerp van zijn presentatie kiest, en hiervoor vertrekt van zijn persoonlijke ervaringen en observaties. We vinden hier een echte pedagogische methode die de Freinets later “proefondervindelijk verkennen” noemen, waarbij leerlingen de gelegenheid krijgen om te experimenteren, ook al moeten ze zoeken, maken ze fouten en moeten ze een stap terug zetten. Vallen en weer opstaan.
Fouten en twijfels leiden tot nadenken en krijgen zodoende een intrinsieke educatieve waarde.
De ruimte en indeling van de klaslokalen zijn ook goed doordacht. In mijn boek geef ik een plan weer dat laat zien hoe de indeling is opgezet in functie van het leerproces. Maar het klaslokaal is slechts één van de de leerplekken: er gebeurt veel ‘buiten de klas’, wat volledig tegen onze klassieke modellen ingaat. “Buiten de klas” betekent natuurlijk “in de buitenlucht”, maar het betekent ook gebruikmaken van de gang bv., die bijzonder geschikt is voor sommige soorten werk, omdat iedereen er doorloopt. In de gang zijn ook alle steekkaarten te vinden, alle documenten die de kinderen ontwikkelden en die een gemeenschappelijke encyclopedie vormen.
Deze school, die tot grote ergernis van de Freinets een privéschool was, werd in 1991 opgekocht door de Franse staat. Er wordt nog steeds lesgegeven en zij staat zelfs op de Werelderfgoedlijst van UNESCO. Als je naar Frankrijk komt, moet je er zeker eens langs gaan.
Reken maar! Maar om terug te komen op je boek, je vermeldt ook dat het echtpaar – en Elise in het bijzonder – in Vence wat zij noemden een “proletarisch naturisme” ontwikkelden.
Bij het begin van de 20e eeuw was hiervoor inderdaad bijzonder veel belangstelling Men reflecteert over gezondheid en hygiëne, met als centrale gedachte: om kinderen, en dan vooral de armsten, goed te laten leren, moeten ze in fatsoenlijke materiële omstandigheden leven en in goede gezondheid verkeren. In de praktijk komt dat naturisme neer op toegang tot gezonde voeding, hoofdzakelijk samengesteld uit groenten, zuivelproducten, granen en fruit, en dagelijkse lichaamsbeweging. Zo begon men de dag met een duik in het zwembad en een paar wrijfsessies. In dit opzicht is het proletarisch naturisme een fundamenteel luik van de proletarische pedagogie.
Toch zie je de twee hoofdpersonen helemaal niet als zweverige helden. Je staat erop ze in hun historische en politieke context te plaatsen. De school van Vence was hun uitdrukking van het socialisme. Waar haalden ze hun inspiratie? Van wie kregen zij steun? En hoe verging het verder?
Ik denk dat we luid en duidelijk moeten blijven herhalen: Elise en Célestin zijn een stel militanten, die men gerust kan bestempelen als revolutionairen. Hij was openlijk communist. Haar stellingname was niet zo duidelijk, maar hun dochter Madeleine zegt dat Elise huilde toen Lenin stierf, zo overstuur was ze.
Xavier Riondet en Henri-Louis Go, die de archieven van het echtpaar bestudeerden, stellen dat beiden een zeer brede intellectuele, filosofische en politieke cultuur hadden en zonder meer radicaal links waren. Zij waren geen naïeve pedagogen die ontdekten wat onderwijs was. Beiden waren, toen ze in het onderwijs stapten – dus nog voor ze elkaar kenden – politiek bewuste mensen. Elise vertelt hoe ze verliefd werd op de geschriften van Célestin toen hij schreef voor Clarté, een pacifistisch tijdschrift dat na de Eerste Wereldoorlog werd opgericht. In de jaren 20 begon Célestin ook te schrijven voor het tijdschrift L’école émancipée, een revolutionair vakbondsblad waarin hij regelmatig over zijn ideeën en zijn lectuur schreef, maar ook verslag uitbracht van zijn reizen, met name naar de USSR.
Elise vertelt dat ze verliefd werd op de pen van Célestin toen hij voor het pacifistisch tijdschrift Clarté schreef.
In september 1925 ging hij naar de Sovjet-Unie en had er een ontmoeting met Nadezjda Kroepskaja, de vrouw van Lenin die de taak had het hele onderwijsproject op te zetten. Hij was gefascineerd door haar vastberadenheid en door de ingezette middelen. Elise trok dan weer naar Duitsland om zich aan te sluiten bij de revolutionaire libertariërs, waar ze activisten ontmoette, vooral vrouwen, die haar inspireerden. Deze mensen gingen her en der op politieke ontdekkingstocht, maar keerden systematisch als bijen terug naar de korf, naar hun basisprogramma, om dat te verrijken. Ze gingen niet alleen om met revolutionaire denkers maar voerden ook diepgaande discussies met Adolphe Ferrière, een liberale bourgeois die zeker geen revolutionair was. Ze lazen het werk van Maria Montessori, ook niet bepaald een subversieveling… Maar wat hun invloeden ook zijn, de afschaffing van het kapitalisme en de revolutie vormen de grondslag van het Freinet-programma. Daarom ontwikkelden ze een hele antikapitalistische pedagogie om, binnen een revolutionair kader, te bouwen aan een betere wereld. Dat deden ze uiteraard op een eigen beperkte schaal, in hun dorpje met in het begin een tiental kinderen en met speciale aandacht voor arme kinderen.
Naast hun werk in Vence ontwikkelden ze vanaf het midden van de jaren 20 ook een coöperatie met andere leraren. Ze richtten het tijdschrift L’imprimerie à l’école op, het latere L’éducateur prolétarien. De titel liegt er niet om. Dit tijdschrift liet andere collega’s aan het woord en bood de mogelijkheid om onderwijspraktijken uit te wisselen. Het resultaat daarvan was in overeenstemming met de communistische logica: een dialectiek, een slingerbeweging tussen reflectie en praktijk, een denken in beweging – want niets is ooit af – dat vertrekt vanuit een revolutionaire confrontatie en gevoed wordt door het werk van onderwijskundigen en hun eigen actie in het veld.
Je had het over de USSR. In het artikel in Le Monde diplomatique over de publicatie van je boek 1 , zeg je dat Célestin getroffen werd door “de mooie weg” van het onderwijs in de Sovjet-Unie, die zowel een visie als een streefdoel had: “de bevrijding van de mensheid in een nieuwe samenleving”.
Een reis naar de USSR was haast een must voor linkse militanten uit die tijd. De Sovjets waren natuurlijk trots op hun successen en toonden ze aan wie ze wilden zien. Toen Kroepskaja samen met hem scholen had bezocht, zei Célestin Freinet dat hij gefascineerd was door wat hij zag. Hij had het gevoel dat de staat zich volledig inzette voor het onderwijs van kinderen – die overal vandaan kwamen, soms zonder familie – en hen voorzag van materiaal en middelen om te leren lezen en schrijven. Hij had echt het gevoel dat er iets stond te gebeuren, dat het onderwijs gevoed werd door een revolutionaire kracht die hij zich nooit had kunnen voorstellen.
Toen hij in 1929 in Saint-Paul-de-Vence aankwam en de materiële miserie zag waarin hij terecht kwam, bleef hij het stadhuis en het bestuur steevast hierover aanspreken: hoe kunnen we van kinderen verwachten dat ze onder zulke moeilijke omstandigheden leren? Je legt in je boek ook uit dat de schoolbesturen en de plaatselijke autoriteiten deze materiële eisen onthaalden met kritiek op Freinet’s vermeende dogmatisme.
Precies, hij had zulke problemen al meegemaakt in Le Bar-sur-Loup, maar het is vooral in Saint-Paul dat het fout loopt met de burgemeester die banden heeft met extreemrechts, met name via de ‘Ligue des Patriotes’. Hij speelde wellicht ook onder één hoedje met de “Action française”. Niet echt wat je een kameraad noemt.
De Freinets volgen de procedures : als de gemeente verantwoordelijk is voor onderwijs, moet zij volgens hen haar werk doen. Ze blijven de burgemeester wijzen op zijn verantwoordelijkheden. Ze stelden heldere, concrete vragen. Hoe kan ik werken in een school met een verstopte riolering, waar geen hout is voor de verwarming, waar geen enkel onderhoud gebeurt?
Daarna theoretiseerden zij het probleem en noemden dit “opvoedkundig materialisme”, met het argument dat je alleen correct werk kunt leveren als je in fatsoenlijke materiële omstandigheden leeft. Deze gedachte werd uiteraard aangewakkerd door het contrast met wat hij gezien had in de Sovjet-Unie. A contrario was het overduidelijk dat de Franse staat de opvoeding van de kinderen volledig links liet liggen, vooral van degenen die er het meest behoefte aan hadden.
Je had het dus over de burgemeester, maar hij was lang niet de enige die reageerde op Freinet’s pedagogie en ideeën. Je boek begint met een raadselachtige zin: “Een fascistische dag!” Ondanks de inspiratie en de talrijke steun, was er ook veel tegenkanting …
Heel zeker! In zijn relaas in het tijdschrift L’éducateur prolétarien noemde Célestin de dag van 24 april 1933 “een fascistische dag”. Ik vond het een juiste en treffende formule. Het was een heel bijzondere dag, toen de burgemeester een reactionaire betoging liet doorgaan, of beter gezegd organiseerde tegen een leraar en zijn lesmethoden die bedoeld zijn om “kinderen te bevrijden in een nieuwe samenleving”. Meer dan honderd betogers namen hieraan deel, waaronder ouders, dorpelingen, de pastoor en zelfs enkele leerlingen. De optocht deed verschillende pogingen om de school binnen te dringen, een betoogster probeerde zelfs door een raam in het klaslokaal te klauteren. Daarop kwam de onderwijzer in een dramatisch élan gewapend uit zijn klaslokaal, schreeuwend dat hij zijn leerlingen en zijn school ten alle prijze zou verdedigen. Toen ik deze episode voor het eerst las, vond ik het een echte filmscène.
Hoe kon het zover komen? Het echtpaar had een slechte reputatie bij het meest burgerlijke deel van het dorp. Stel je eens voor hoe de katholieke middenklasse van het begin van de 20e eeuw dacht over een stel dat nooit naar de kerk ging. Daar kwam nog bij dat men Elise naakt op haar balkon had gezien! Maar het centrale probleem was uiteraard de speciale pedagogie die de onderwijzer de kinderen voorhield: vrije teksten, drukwerk, huiswerk dat helemaal niet beantwoordde aan de verwachtingen van welbepaalde families.
Op 24 april 1933 demonstreerden een honderdtal betogers tegen Célestin Freinet en zijn pedagogie die “de kinderen wou bevrijden in een nieuwe samenleving”.
Wat het werk van de onderwijzer wellicht het meest kritiek opleverde, was de briefwisseling van de school met de USSR. In die tijd was een deel van de bevolking fel anticommunistisch. De sterk gepolariseerde politieke situatie van toen leek erg op wat we nu in Frankrijk meemaken: een zeer sterk anti-links sentiment, dat systematisch als extreem wordt bestempeld, met daarbij een sterke opkomst van extreemrechts. De reactie van Célestin en Elise was overigens eerder geamuseerd en zij staken de draak met de bourgeois van het dorp. Zo deden ze alsof er een grote communistische bijeenkomst op til was. De bourgeois snelden toe, verschansten zich in de hoop de bussen met de rooien te zien aankomen in Saint-Paul, maar natuurlijk kwam er niemand. Uiteraard keerde de rust zo niet in het dorp terug.
Maar hetgeen insloeg als een bom, was de vrije tekstactiviteit en het verhaal van de droom van de kleine Diaz, waarin Freinet zijn klas vraagt om de burgemeester te vermoorden en zijn plaats in te nemen. De kinderen kozen zoals altijd de dromen die ze wilden afdrukken en Freinet gaf in dit geval toestemming om de droom van Diaz af te drukken. Ze gingen naar huis met de afgedrukte tekst in kwestie, wat voor een vreselijke opschudding zorgde, vooral omdat het document op de muren van het dorp werd geplakt. De zaak escaleerde enorm, de onderwijzer werd flink zwart gemaakt en koste wat het kost wilde men het bewijs leveren dat hij zijn leerlingen indoctrineerde, maar dat lukte niemand. De vele inspectierapporten waren vrij positief over het werk van Célestin en over zijn nieuwe pedagogische werkwijze. Sommige ouders besloten dan hun kinderen uit de klas te halen, ze te laten staken en een betoging te organiseren op 24 april 1933 om hem manu militari te laten ontslaan.
Wat betreft de links-rechtse polarisatie vroegen we ons af of je deze invalshoek bewust had gekozen om de parallel met de huidige context in Frankrijk te benadrukken.
Aanvankelijk niet. Het kostte me een paar jaar om toegang te krijgen tot de archieven en ze te gebruiken, vooraleer ik in de zomer van 2022 begon te schrijven. Op dat moment viel mij de gelijkenis op tussen beide perioden: we hebben net vijf jaar achter de rug met een minister van Onderwijs, Jean-Michel Blanquer, die zich bijzonder brutaal en wreed opstelde tegen leerkrachten die een andere pedagogie hanteren. In Frankrijk trad de onderwijsoverheid op tegen verscheidene Freinet-militanten, waarbij ze ambtshalve overgeplaatst werden tot wel 600 km van huis of te maken kregen met aanhoudende administratieve pesterijen. Het geweld van de Staat tegen gepolitiseerde leerkrachten zet eigenlijk anderen in hun omgeving ertoe in opstand te komen, waardoor ook zij politiek bewust worden. Dat is een goede zaak en wij hopen op een geleidelijke heropleving van een meer geëngageerde lerarenbeweging.
De “Action française” voert op sociale media ongebreidelde lastercampagnes tegen leerkrachten, die daarom gedwongen worden onder te duiken.
Je moet beseffen wat er op dit moment in Frankrijk gebeurt. Collega’s worden gepest door extreemrechts vanwege hun vakbonds- of pedagogisch activisme. Met name de “Action française” voert op sociale media ongebreidelde lastercampagnes tegen leerkrachten, die letterlijk gedwongen worden onder te duiken. We hebben ook veel kleine Zemmours die ouders oproepen om leerkrachten en hun politieke voorkeur in de gaten te houden. Blanquer, onze minister, noemde ons “islamo-gauchisten”…
De kwestie van het pedagogisch materialisme staat opnieuw centraal. In Frankrijk, een van de rijkste landen ter wereld, zien we beelden van scholen zonder verwarming, zonder elektriciteit, zonder gordijnen, van scholen met een heuse rattenplaag. Het onderwerp is zeer politiek, net wat Freinet ook zei. Op die manier heeft het heden wel degelijk mijn schrijven gevoed.
Om bij de actualiteit te blijven: denk je dat de komst van Pap Ndiaye naar het ministerie van Onderwijs een breuk betekent met zijn voorganger?
Ik vind van niet. Ik heb de indruk dat niet hij beslist. Pap Ndiaye, dat is de zachte methode na Blanquer. De openlijke repressie lijkt wel wat af te nemen. Toegegeven, dit verschil kan geen kwaad, maar het is symbolisch. Eigenlijk is het nog steeds de school van Macron.
Hier in Luik hebben veel gemeentescholen het label “Freinet”, maar geëngageerde en militante leerkrachten betreuren de depolitisering van de leerkrachten die daar in dienst zijn: ze weten niet wie Célestin en Elise Freinet zijn. Bij het lezen van je boek groeit het gevoel dat men niet aan “Freinetpedagogie” kan doen door het concept van zijn inhoud te ontdoen. Is het mogelijk om recepten toe te passen, om vrije teksten voor te stellen, zonder die aanpak te politiseren, zonder de school open te stellen naar de wereld toe? Wat voor advies zou je geven aan een beginnende “Freinet-fan”?
Mijn eerste advies: leren ongehoorzaam te zijn, leren weerstand bieden.
Jean-Michel Blanquer is een extreem normatieve minister als het gaat om pedagogie. Hij is degene die de pedagogische vrijheid van de leraar volledig teniet deed, met name in het basisonderwijs. Neem het voorbeeld van de evaluaties op nationaal niveau, die vereist zijn vanaf het eerste jaar van de basisschool. Een van de nauwelijks verhulde doelstellingen is om leerlingen te rangschikken – ik denk dat je dat probleem in Franstalig België ook kent … Voor iemand die zich beroept op de Freinet-pedagogie, is zoiets onaanvaardbaar. Vaak moeten we het met tegenzin toepassen, maar het druist volledig in tegen onze visie op het onderwijs. Freinet staat voor samenwerking, dat staat haaks op rangschikking. Degenen die het meest overtuigd zijn, zien zich daarom genoodzaakt weerstand te bieden, ongehoorzaam te zijn, en deze ongehoorzaamheid wordt onderdrukt door de Staat, net als in de vorige eeuw.
Célestin werd nooit bekritiseerd om zijn pedagogie. De vrijeteksttechniek bijvoorbeeld werd door de inspectie in vraag gesteld, niet zozeer vanuit het oogpunt van haar efficiëntie, maar omdat ze “tijdverspilling in het programma” was. Zo’n discussie kan interessant zijn, maar blijft op het niveau van de pedagogie, niet van de ideologie. De repressie is geen aanval op de pedagogie, maar op de ongehoorzaamheid.
In Frankrijk, een van de rijkste landen ter wereld, hebben sommige scholen geen verwarming, geen elektriciteit en geen gordijnen.
De Freinetpedagogie is niet iets waar je je mee bezig houdt. Het gaat niet om een techniek, om het halsstarrig toepassen van tips en trucs. Het is een geestesgesteldheid, een filosofie. Het gaat om jouw relatie, jouw visie op openbaar onderwijs. Het gaat ook om je relatie met leerlingen, een vorm van engagement, zodat onze leerlingen honger krijgen naar de kennis die hen vrij zal maken. Zo bekeken moet elke Freinetpedagoog ook activist zijn.
Ik zou deze persoon ook aanraden om zich te verdiepen in de geschiedenis van de pedagogie. We moeten interesse aan de dag leggen voor het werk van diverse onderwijskundigen. We moeten kijken naar hoe mensen vóór ons, in de praktijk, het vak zagen als een vorm van maatschappelijk nuttig engagement. Hoe ze de loze vraag van ‘onderwijseffectiviteit’ vervingen door de politiek veel belangrijkere uitdaging om er betekenis aan te geven. Met welk doel, met welke intentie maakten ze dit of dat voorwerp, in plaats van aan de slag te gaan met het voorwerp in kwestie buiten elke context.
En stoppen met de school los te koppelen van de buitenwereld?
Precies. Wat ons werk zo bijzonder maakt, is dat we met kinderen werken. De school is slechts een deel van hun leven. We moeten ze dus de kans geven om zelf de wapens te smeden die ze nodig hebben om te worden wat ze willen zijn, en om de wereld te bouwen waar ze voor kiezen.