Artikels

De kunst van het organiseren van hoop

Katrien Brys

+

DOMINIQUE WILLAERT

—17 december 2018

Interview van Ana Cecilia Dinerstein

Hoop is geen wens of fantasie maar een uitnodiging om de handen in elkaar te slaan en alternatieven uit te werken, zegt Ana Cecilia Dinerstein.

L’art d’organiser l’espoir

“Ik heb geschreven over en samengewerkt met de Argentijnse Beweging van Werkloze Arbeiders, die ze ook wel Piqueteros noemen, binnen een bredere beweging, de Movimiento de Trabajadores Desocupados. Die beweging van bewegingen ontstond halfweg de jaren negentig als reactie op de invoering van strenge neoliberale hervormingen en werd geloofd voor haar moed en verzet, haar organisatie van gemeenschapsacties en haar invloed op het arbeidsbeleid. In mijn proefschrift ( 1997-2001 ) heb ik een analyse gemaakt van 100 jaar crisis en verzet in het Argentinië van de 21e eeuw. Ik heb ook die nieuwe actievorm bestudeerd: het opwerpen van wegversperringen en hoe dit de macht van abstract geldkapitaal beperkt. In die tijd werd in het speculatieve financiële systeem geld gemaakt met geld, in een tijd toen fabrieken de deuren sloten en mensen armer werden. Toen de financiële crisis van 2001 toesloeg, werd duidelijk dat het IMF daar een aanzienlijke rol in had gespeeld. Het einde van de inwisselbaarheid van de peso en de dollar stortte op een jaar tijd zeven miljoen mensen in de armoede. Sommige steden liepen leeg en veranderden in spooksteden doordat het oliebedrijf, de belangrijkste bron van inkomen, de deuren sloot.

Toen de financiële crisis in 2001 toesloeg werd duidelijk dat het IMF daar een aanzienlijke rol in had gespeeld.

Maar de Piqueteros vochten terug: ze wierpen in elke gemeente wegversperringen op en veranderden de spelregels ! Zij werkten een concreet utopisch alternatief uit dat de relatie tussen de individuen en de maatschappij veranderde en het bewind van geld, waarde en overheid een andere vorm gaf. Ik wilde begrijpen waarom je als je geen baan had toch onderworpen bleef aan geld en kapitaal. We hebben immers geld nodig voor de sociale reproductie. Vanuit dat perspectief zijn de werklozen een niet-gerealiseerde subjectieve factor die voor het kapitaal van geen tel is — Lacans idee van ‘het gebrek aan’, dat overeenstemt met Ernst Blochs begrip van ‘het nog niet’. Het subject kan zichzelf niet realiseren als een persoon doordat het ‘werkloos’ is omdat het geldsysteem het als uitgesloten klasseert. Maar het wordt toch nergens van uitgesloten ? Daarom is sociale productie zo belangrijk.”

De sociale reproductie en haar crisis

Ana Cecilia Dinerstein
Ana Cecilia Dinerstein is professor Sociologie aan de Britse universiteit van Bath. Zij is de auteur van The Politics of Autonomy in Latin America : The Art of Organising Hope, uitgegeven bij Palgrave Macmillan, 2015.

“We bevinden ons te midden een terminale crisis van het kapitalisme omdat de overheid niet langer een goede manier van sociale reproductie kan aanbieden. De enige manier zou een nieuwe ‘oorlog’ zijn. In theorie moet het kapitaal altijd terugvallen op arbeid omdat waarde gecreëerd wordt door menselijke arbeid, maar de financialisering van het kapitaal, de ontwikkeling van het financiële kapitalisme, creëert fictief kapitaal. Het is een vulkaan die op uitbarsten staat. Miljoenen mensen moeten vechten voor water, voedsel, een dak boven het hoofd. In Latijns-Amerika wordt naar de crisis van het kapitalisme verwezen als naar een ‘beschavingscrisis’, in die zin dat de moderniteit in crisis is omdat ze de reproductie van het leven op de planeet niet kan bevorderen ! Wij hier, in Europa, zijn ondanks de moeilijkheden, een geprivilegieerde minderheid.”

“Hoe kunnen we dan onze alternatieven uitwerken als nieuwe vormen van werk, leven, instellingen ? De identiteit van de werkende klasse is verbonden met wie een baan heeft, wie werkt voor een loon en op de werkvloer ‘uitgebuit’ wordt. Een tijdje geleden bracht Marxist Feminism and Autonomia Operaia in Italië een debat op gang over onbetaald werk en sociale reproductie. Marxistische feministen blijven het marxisme in vraag stellen: hoe theoretiseren we de sociale reproductie onder het kapitalisme ? Hoe begrijpen wij de strijd van de vrouw in dit kader ? We breiden het begrip van de sociale reproductie uit. Het gaat niet enkel om de reproductie van het leven door voortplanting en de rol van de vrouw daarin, zoals Tithi Bhattacharya poneert. Het gaat om al de bestaande instellingen in onze samenleving die het leven in stand houden: scholen, onderwijs, gezondheidszorg, huisvesting, cultuur … ”

“Door te focussen op de productie begrijpen we niet dat veel van de strijden die de mensen vandaag moeten voeren voor huisvesting, energie, voedsel, grond, onderwijs, het klimaat, vormen van arbeidersstrijd en klassenstrijd zijn. Waarom ? Omdat wij de productie niet kunnen loskoppelen van de sociale reproductie. Als je op een productivistische manier naar de samenleving kijkt, dan werkt het marxisme niet. Er is bijvoorbeeld veel werkloosheid. Maar de productie is slechts één aspect van de totaliteit en Marx heeft het over die totaliteit. De analyse zou niet mogen vertrekken van ‘het werk’ maar van de vraag: waarom werken wij ? Waar begint onze analyse over de oorsprong van de relatie tussen arbeid en kapitaal ? Waarom zou iemand hard werken als het niet nodig is ? Iemand werkt omdat er daarvoor iets anders was, namelijk onteigening. Het is een cirkel, een continu proces. Het loon dat we verdienen moet hoog genoeg zijn om onszelf te reproduceren maar niet zo hoog dat we niet willen blijven werken. Anders zou het kapitalisme niet kunnen functioneren ! Wij gaan werken in ruil voor een loon omdat ons alles ontnomen werd en we geld nodig hebben om te overleven. Komt onteigening ( de voorwaarde om mensen tot werken te dwingen ) dan eerst ? In feite is het productie-sociale reproductie. Dit proces heeft geen begin en geen einde.”

“Vandaag zijn we getuige van de uitbreiding van de verschillende vormen van werk en arbeid: mensen werken maar zorgen ook voor hun kinderen, partners, familieleden. Mannen en vrouwen helpen vrienden bij de bouw van hun huis. In een tekst die ik samen met Frederick Harry Pitts schreef, noemde ik dat ‘de politiek van de sociale reproductie’. Wat is dan de ‘werkende klasse’ ? Wie is de werkende klasse ? We mogen niet vergeten dat het de overheid is die voor de sociale reproductie moet zorgen. In de meeste West-Europese landen doet de overheid dat ook, maar overal ter wereld waar de welvaartsstaat ontbreekt of te zwak is of de Wereldbank slechts een versnipperd beleid voert, is die welvaart niet stabiel verankerd.”

Het neoliberalisme heeft de overheid gedwongen de sociale reproductie los te laten en als gevolg daarvan hebben heel wat mensen het moeilijk om het hoofd boven water te houden, om werk te combineren met de realisatie van andere delen van hun identiteit. Zo vallen bijvoorbeeld daklozen buiten het terrein van de vakbonden. Wie geen dak boven het hoofd heeft, kan niet elke dag gewoon naar het werk gaan. Wie zal dan de daklozen vertegenwoordigen ? Ik ben van mening dat zij deel uitmaken van de werkende klasse, zonder haar identiteit, maar zij hebben geen baan en hebben het probleem van de sociale reproductie niet opgelost. Misschien zijn ze dan maar zichzelf beginnen vertegenwoordigen, net zoals de Piqueteros in Argentinië.”

Klassenbewustzijn

“Klassenbewustzijn is dus nog altijd een belangrijke kwestie maar we moeten de nadruk leggen op de sociale reproductie in het klassenverzet ! De strijd voor de sociale reproductie en de klassenconflicten die zij veroorzaakt, maken deel uit van de kunst van het organiseren van hoop. Wij gaan op zoek naar alternatieve vormen van sociale reproductie die geld en waarde als samenlevingsvorm aanvechten. Doordat het kapitaal zeer abstract geworden is door de financialisering, is het nooit duidelijk wie de echte vijand is. We kunnen het kapitaal nog moeilijk visualiseren en er ons een beeld van vormen. Maar het is de overheid die optreedt als tussenpersoon voor onze strijd met, tegen en voorbij het kapitaal.

Ook al is het neoliberalisme een wereldwijd verschijnsel, toch zijn het de natiestaat, de wetgeving en het geld die maken dat ons verzet van elkaar verschilt.

Margaret Thatcher bijvoorbeeld voerde in de jaren tachtig maar liefst 14 nieuwe wetten in om de arbeid aan banden te leggen. Een Britse vakbond die vandaag wil staken, moet de werkgever bewijzen dat 50 % van de arbeiders vóór een staking gestemd heeft. De vakbond moet de werkgever 15 dagen op voorhand verwittigen dat er een staking komt. Moet het nog gezegd dat een algemene staking in het Verenigd Koninkrijk zo goed als onmogelijk is ? Stakers worden er overigens ook niet betaald. Dat is niet het geval in Argentinië of Brazilië, waar de onderwijzers maandenlang kunnen staken. Ook al is het neoliberalisme een wereldwijd verschijnsel, toch zijn het de natiestaat, de wetgeving en het geld die maken dat ons verzet van elkaar verschilt.”

Zelfbestuur en autonomie

“In Latijns-Amerika is de mobilisatie van de civiele maatschappij veel meer een dagelijkse levenshouding. Het niveau van de welvaartsvoorzieningen is er lager en dat van de repressie hoger. In Columbia en Nicaragua worden vakbondsleiders letterlijk vermoord. De Mexicaanse vrouwen worden dan weer constant aangevallen. Argentinië beleeft een opflakkering van het autoritarisme onder een democratisch regime en de Braziliaanse politiek is ronduit afschuwelijk. De overheid is veel repressiever en de welvaart veel meer gefragmenteerd. Daardoor organiseren de mensen zich op veel meer manieren en vaak gaat het om zelfbestuur en autonomie. Die regio kent ook een sterke traditie van anarchisme en autonomie.

Ik ben geen aanhanger van het idee dat autonome bewegingen ‘buiten’ de maatschappij kunnen opereren. In die zin bestaat er geen echte autonomie: het gaat om een zoektocht naar en een strijd voor autonomie maar in die strijd is de overheid de tussenpersoon, doordat de strijd wordt gevoerd binnen de kapitalistische maatschappij en niet erbuiten. De overheid moet orde scheppen en zal altijd proberen autonome bewegingen te recupereren.

Daarnaast moeten we voorzichtig zijn in onze beschrijvingen van al bestaande autonome ervaringen. We moeten autonomie dekoloniseren. Bijvoorbeeld: de autonome ervaring van inheemse gemeenschappen is zeer verschillend van onze ervaring, die voortkomt uit marxistische/anarchistische/autonome westerse tradities. En als we het hebben over de ‘schepping’ van nieuwe instellingen, moeten we het probleem van de kolonialiteit bovenaan de discussieagenda, zetten want er zijn instellingen en organisaties die al bestaan en goed werken maar ze worden al vijfhonderd jaar onderdrukt en op een zijspoor gezet. Misschien hoeft dus niet alles ‘nieuw’ te zijn. We moeten leren uit bestaande ervaringen die gebaseerd zijn op verschillende kennis en die institutionele en organisatievormen en -praktijken onderzoeken. Ze moeten herontdekt en erkend worden.”

Bloch en tijd

“Mijn boeken gaan over de strijd, de zoektocht naar autonomie en de vraag hoe we voorbij de tegenstelling kunnen geraken, met of zonder de overheid ! De overheid is een onvermijdelijke tussenpersoon en zal altijd proberen ons verzet en onze alternatieven op een of andere manier te recupereren. Ze zal proberen ze te ‘vertalen’ in beleid. Maar we moeten ons richten op het voortbrengen van wat ik ‘overmaat’ noem. Want voorbij de tegenstellingen en de teleurstellingen zijn er alternatieve praktijken, zorg, liefde, poëzie, kunst, solidariteit, die niet in de logica van de macht kunnen vertaald worden. Het is ook de verdienste van Bloch doordat zijn werk mij hielp een verband te leggen tussen de collectieve acties van bewegingen, de sociale reproductie en de hoop.

Zijn filosofie kan gebruikt worden om ook de sociale bewegingen in het Zuiden te begrijpen. Het hele idee van ‘het nog niet’ ( -bestaande ) gaat verder dan de Europese cultuur. Zo is Bloch bijvoorbeeld de inspiratie geweest achter de Bevrijdingstheologie met onder andere Gustavo Gutiérrez van Peru en Leonardo Boff van Brazilië, die een gematigder beeld schetste van de godsdienst. Bloch inspireerde die priesters tot de gedachte dat Gods rijk hier op aarde te vinden was en dat ‘hoop’ dus niet een religieuze maar een politieke inhoud heeft en tot bevrijding kan leiden.”

“Een van de belangrijkste punten van Ernst Blochs en ook van Walter Benjamins filosofie is de manier waarop zij omgaan met het begrip tijd en het veranderen. Een vaak gestelde vraag bij de beoordeling van een alternatief is ‘Wat hebben jullie bereikt ?’ Maar misschien is dat de verkeerde vraag. We hoeven niet te denken in termen van oorzaak en gevolg. We doen iets dat een zekere invloed heeft en dat kan van alles zijn: onze manier van denken, relaties hebben, houden van, zorgen voor, leven, presteren … Je kunt onmogelijk de alternatieven meten aan de hand van de gangbare criteria, precies omdat diegenen die alternatieven ontwikkelen tegelijk ook de manier veranderen om succes te meten. De kunst van het organiseren van hoop is al een succes in het hier en nu. We zouden dus andere meetinstrumenten nodig hebben om de kracht van onze acties die afwijken van de mainstream en van de macht, naar waarde te schatten. Bloch verwijst dan naar ‘niet-hedendaagsheid’ en ‘niet-synchroniciteit’. Hij zegt: ‘Niet iedereen leeft in dezelfde tijd.’ De Brexit is daar een goed voorbeeld van. Sommige mensen leven in een totaal andere tijd dan hun buren of collega’s. Dit begrip van niet-synchroniciteit is belangrijk voor de politiek: zij die een andere manier van leven creëren en leven reproduceren, wonen ( habitando ) in een andere tijd; een tragere, creatievere en meer zorgzame tijd dan de gejaagde, geïsoleerde, individualistische moderne tijd.”

Verbeelding en concrete utopieën

“Het woord verbeelding is gebagatelliseerd. ‘Ik heb een grote verbeeldingskracht’ of ‘je verbeelding de vrije loop laten’… Vaak zijn het holle woorden. En opnieuw grijp ik terug naar het begrip van ‘het nog niet’ omdat het een open ruimte is waarin we onze verbeeldingskracht aan het werk kunnen zetten. Ik wil dingen veranderen die niet werken, maar we moeten komaf maken met holle woorden en leugens. Als iemand bijvoorbeeld een lezing geeft over de daling van de armoede tegen 2050, moeten we leren zeggen: ‘Sorry, ik begrijp niet waarover je het hebt, dit is allemaal abstracte prietpraat. Hoe ga je dat realiseren zonder de oorzaken van armoede aan te pakken ?’ We bouwen geen luchtkastelen. Zij zijn. Wij zijn echt. Veel mensen gebruiken hun verbeelding om concrete dingen te veranderen. Ze proberen concrete, betere werelden te bouwen voor vandaag en niet voor morgen. Dat zijn concrete utopieën. Ook de inheemse gemeenschappen spreken van radicale hoop en nodigen ons uit om ons een voorstelling te maken van hoe onze wereld anders, beter en rechtvaardiger zou kunnen zijn.”

Je kunt onmogelijk de alternatieven meten aan de hand van de gangbare criteria.

“De termen creativiteit en verbeelding passen niet noodzakelijk bij iedereen. Denk maar aan de inheemse gemeenschappen en hun wijsheid, het eeuwenlange gebruik van hun onderdrukte ‘cosmovisie’, die gebaseerd is op een bijzonder inzicht van hun land, hun planten en bomen, hun voorouders. Hun verbeelding is anders. Ze is niet eurocentrisch. We moeten van elkaar leren. Hoop is geen automatische en statische emotie. We kunnen hoop mobiliseren maar we moeten ook leren hopen. Organisaties mogen hun eigen structuren niet als heilig beschouwen. Ze moeten aanvaarden dat er pluriversaliteit van alles is waarmee rekening moet gehouden worden, die de vrijheid zal mogelijk maken die we verdienen. En uiteraard zullen er tegenstellingen, teleurstellingen en nederlagen zijn.”

“Voor mijn boek heb ik vier belangrijke bewegingen in Latijns-Amerika bestudeerd en onderzocht hoe zij proberen hoop te organiseren. Ik kwam tot de ontdekking dat ze dat op vier manieren deden en die heb ik dan met de hulp van Bloch uitgewerkt en vertaald in de sleutel van de hoop. Neen zeggen ( negatie ) werd ‘de wereld is open’; ja zeggen ( affirmatie ) werd ‘de bevestiging van het leven’. Ik weet het niet is ‘tegenstelling en potentiële teleurstelling’ en tot slot het niet-vertaalbare ‘overmaat’ en ‘het nog-niet’ ( -bestaande ).

‘Hoop’ heeft geen religieuze maar een politieke inhoud en kan tot bevrijding leiden.

Binnen al die dimensies is autonomie het instrument voor de organisatie van hoop. De Zapatisten rehabiliteerden autonomie als politieke strategie en dat was cruciaal. Maar ook veel andere bewegingen hebben voor die strategie gekozen. De terugtrekking van de overheid – figuratief gesproken – als sleutel voor het neoliberalisme kwam in een crisis terecht. De machtigen schoten zichzelf in de voet, ze gingen te ver, lieten miljoenen mensen zonder bescherming achter. In Argentinië waren er geen werkloosheidsuitkeringen. Het IMF en de Wereldbank creëerden een systeem met gerichte programma’s en een gefragmenteerd individualistisch beleid die niet werkten en leidden tot corruptie en afhankelijkheid.

De Piqueterobeweging reageerde hierop met een nieuw solidair systeem in hun gemeenschappen en dwong de regering haar beleid te veranderen. Wat me bij Foucault brengt. Ik ben tegen ‘identiteitspoklitiek’ maar we kunnen niet niets zijn. Om te strijden hebben we een zekere identiteit nodig. We moeten onszelf een naam geven. Naamgeving is politiek. Sommige mensen voelen zich ‘werkende klasse’ … Maar die identiteit is niet altijd nuttig want we zijn allemaal werkers ( als we onteigend zijn ) en wat moeten we dan met wie geen baan heeft ? Zijn dat dan geen werkers ? Onze strijd wordt niet alleen gevoerd ‘op het werk’, maar ook ‘in het leven’, dat wil zeggen voor voedsel, huisvesting, onderwijs, gezondheidszorg, gender en seksualiteit. Het gaat over de vraag hoe we ons leven betekenis kunnen geven. In grote delen van de wereld is dat voor veel mensen een probleem, zelfs als ze een baan hebben.”

Negatie en affirmatie

“Als we ‘hoop’ willen organiseren, moeten we denken aan alternatieve vormen van sociale reproductie buiten de wereld van het geld. Maar we hebben natuurlijk geld nodig. Het probleem is dat geld niet enkel een ruilmiddel is zoals goud destijds, een afspraak. Geld is de meest abstracte voorstelling van de macht van het kapitaal en daarom de vorm waarin we ons als samenleving reproduceren. Hier is sprake van een echte tegenstelling die voor veel mensen problemen creëert. Om onszelf te reproduceren hebben we geld nodig maar om onszelf te reproduceren moeten we geld als opperbevelhebber van het leven vernietigen. De kunst van het organiseren van hoop is de kunst van zo goed mogelijk met deze tegenstelling om te gaan en nieuwe praktijken en organisaties te ontwikkelen om eruit te geraken. Het gaat om onze capaciteit om het leven te bevestigen en te bewaren ( ook de dieren en de natuur ).”

“In het boek Social Sciences for An Other Politics: Women Theorising without Parachutes dat ik schreef samen met elf andere feministische auteurs, formuleerden we een grondige kritiek op het begrip negatie dat vandaag de kritische theorie overheerst en affirmatie verwart met positief denken, dat de realiteit van de wereld van vandaag aanvaardt. In het hoofdstuk van Sara Motta wordt Slavoj Žižek gekritiseerd als de mannelijke en blanke ‘profeet van de negatie’ die zich opgooit als de ondergeschikte van andere stemmen en die andere vormen van kritiek die niet lijken te tellen als filosofie, ondergeschikt maakt ! In plaats van die negatieve, blanke, mannelijke, rationele kritiek biedt Motta de kritiek van vrouwelijke verhalenvertellers. Het is door verhalen te vertellen dat we gemeenschappen vormen.”

“Ons boek Women Theorising without Parachutes is een uitnodiging om te ontdekken dat er andere vormen van kritiek zijn. We moeten NEEN ! zeggen, maar wat gebeurt er dan ? Veel actuele kritische theoretici zoals Adorno, zijn bang van positivisering. Daarom willen zij de negatie aan de gang houden. Maar dat is moeilijk nadat je NEEN ! hebt gezegd want zodra je neen hebt gezegd, volgt het moment van affirmatie: we moeten hoop scheppen, anticiperen, organiseren als een affirmatie. Wat ik bedoel is dat affirmatie een vorm van negatie is. Bijvoorbeeld: als ik in de rol van een inheemse persoon word geduwd en word behandeld als dom en arm, zeg ik: ‘Neen, genoeg is genoeg !’ Maar ik voeg er meteen aan toe: ‘Ik ben Ana Cecilia, ik ben een Zapatista, ik kom uit Chiapas, ik bedek mijn gelaat om gezien te worden, ik zwijg om gehoord te worden, hier ben ik’, zodoende bevestig ik mijn leven als menselijk wezen aangezien de macht me nooit als dusdanig heeft behandeld. Bevestiging is dus een instrument om de onderdrukking en classificatie die de macht je oplegt, teniet te doen.”

“Uiteraard moeten we die identiteit niet dermate bevestigen dat ze genaturaliseerd wordt en niet langer een identiteit van verzet is, een identiteit van strijd. Het is een bevestiging die een ontkenning inhoudt. Ik ben van mening dat de kritische theorie, zonder dit onderscheid tussen bevestiging en positivisering, te abstract wordt en geen band meer heeft met het dagelijks leven. Dan is het ook geen echte kritiek want hij zal geen rekening houden met onze menselijkheid en de voorwaarden waarin die bestaat. Zoals Žižek: waarover heeft hij het als hij de ontkenning verkondigt ? Hij ontmaskert het kapitalistisch ‘systeem’ door zich te gedragen als een patriarch en een koloniaal. Dus doet hij dat niet ! Volgens Ernst Bloch volstaat het niet de politieke economie te ontmaskeren. En daarom werk ik aan een kritische theorie van de hoop.

Er zijn andere kennistheorieën ook al overheerste het moderne Europese denken. Vergeet niet dat zulke overheersing samengaat met een proces van politieke, economische en culturele onderwerping en de vernietiging van de ‘ander’ en zijn kennis, het gaat niet om superioriteit. Zoals Boaventura de Sousa Santos schrijft: ‘Het gaat om de ontdekking van wat zich daarbuiten bevindt.’ De kennis die leeft in de bergen, de velden, de dorpen, de gebergten, de jungle, de steden, de boerderijen. Er is niets mis met het Europese denken. Het is rijk, interessant… Maar we moeten erkennen dat andere stemmen niet gehoord werden, dat er een lijn werd getrokken en een afgrond werd gecreëerd tussen het moderne Europese denken en de rest.”

Bewegingen van de hoop

“Samen met mijn Belgische collega Séverine Deneulin heb ik een artikel geschreven met als titel ‘Bewegingen van de hoop’. Het gaat over sociale mobilisaties en hoe die vandaag de huidige ontwikkeling aanvechten en alternatieve economieën creëren met het oog op een waardig leven. Ze bekritiseren niet alleen de bestaande toestand maar zoeken actief naar en experimenteren met nieuwe manieren van leven. Zij zijn geïnspireerd door wat Bloch het anticiperende bewustzijn of het nog-niet-bewustzijn noemde. Het gaat hier dus om een andere realiteit die in het heden op de loer ligt maar nog niet gematerialiseerd is. Toch kan ze al ervaren worden omdat de wereld open is, omdat we de mensheid moeten zien als een niet voltooide mogelijkheid.

Kunst ging nooit over esthetiek, het ging over overleven. Zonder kunst kan er geen leven zijn.

In ons artikel gaven we aan dat de term ‘sociale bewegingen’ niet helemaal adequaat was voor die mobilisaties. Het unieke karakter van die mobilisaties vereiste een conceptuele en epistemologische bocht zodat de kritiek op ‘ontwikkeling’ kon opgenomen worden en er ook rekening werd gehouden met hun emancipatorische dimensie. Wij stelden voor ze ‘Bewegingen van de hoop’ te noemen om zo de collectieve acties, gericht op de anticipatie van alternatieve realiteiten die voortkomen uit de openheid van de bestaande realiteit, te onderbouwen. Naamgeving is een politiek proces en daarom hebben we dat gedaan, we hebben een politieke positie ingenomen om de bewegingen van de hoop te ondersteunen.”

L’espoir comme invitation

“Er lopen op aarde heel wat slimme, inspirerende, verantwoordelijke mensen rond die zich engageren voor de kunst van het organiseren van hoop. Hoop is hier geen wens of droom maar een uitnodiging om samen te werken, alternatieven te ontwikkelen, de tegenstellingen te overstijgen en het hoofd te bieden aan de onderdrukking/repressie die van de macht zal uitgaan. Dit kan beginnen met gewoon te zeggen: ‘Ik wil niet langer tijd verliezen met deze of gene leugen.’ Als het beleid faalt, zijn het de beleidsmakers en -wetenschappers die mij moeten uitleggen wat ze doen om de mensheid te redden want de noodzaak om nieuwe verhalen en praktijken uit te werken is een kwestie van leven en dood geworden.

De mensen hebben niet door dat we in een verkeerde maatschappij leven, en misschien zijn ze klaar voor verandering ook al weten ze nog niet zeker hoe ze moeten denken of handelen. En geef toe, we hebben ook nood aan meer algemeen gerespecteerde intellectuelen om ons te inspireren. Want we kunnen niet langer verwachten dat de politici met nieuwe ideeën zullen komen; ook al hebben ze een paar goede ideeën, ze zullen altijd verbonden blijven met een of andere traditionele politieke partij. We moeten de alternatieven die aan de basis ontspruiten blijven ontwikkelen zonder te vergeten dat we bepaalde criteria moeten gebruiken die aangeven op welke manieren die alternatieven echt een oplossing zijn voor het probleem.”

“Er is een reden waarom ‘de kunst van het organiseren van hoop’ de ondertitel van mijn boek is en niet de titel. Mijn uitgever was ervan overtuigd dat de mensen het niet zouden begrijpen als het de titel zou zijn, of zouden denken dat het over godsdienst ging. En toch was dat in Mexico en in Gent en op veel andere plaatsen niet het geval ! En waarom de kunst ? Wel… vroeger ging kunst nooit over esthetiek, het ging over overleven. En dat is nog altijd zo. Kunst in de zin van het vinden van creatieve manieren om ons potentieel te ontdekken, kunst in de zin van het opstellen van strategieën, kunst als het leven. Zonder kunst kan er geen leven zijn. Ik ben er echt trots op dat het idee van de kunst van het organiseren van hoop gebruikt wordt om mensen van over heel Europa samen te brengen en te engageren voor de politiek van het mogelijke.”

Dit artikel is een geredigeerde samenvatting. Het originele interview werd afgenomen op 4 september 2018 in Bristol (Verenigd Koninkrijk) door de vzw Victoria Deluxe. Voor de originele versie zie theartoforganisinghope.eu.