Dankzij de Europese Unie kent Europa nu al zeventig jaar een periode zonder oorlog. Zo vertellen de voorstanders van Europese integratie ons keer op keer. Ze verzwijgen dat de EU tot op vandaag ook een (neo)koloniaal project blijft.

- 1 De maagdelijke geboortemythe
- 2 Historische context : dekolonisering en VS-invloed
- 3 Ideologische context : Eurafrika
- 4 Het Verdrag van Rome : de Europese Koloniale Gemeenschap
- 5 Neokolonialisme
- 6 Global Gateway : Eurafrikaanse echo’s
- 7 Postkoloniale stemmen : Europa is collectief kolonialisme en fascistisch geweld
- 8 Geopolitiek Europa en verzet uit het globale Zuiden
De maagdelijke geboortemythe
Het grensbeleid van de Europese Unie (EU) eist dodelijke slachtoffers. De Europese Green Deal blijkt niet bestand tegen economische lobby’s. Intussen blijft de EU verregaande vrijhandelsakkoorden nastreven. De Global Gateway moet Europese belangen in het globale Zuiden blijven garanderen en de concurrentie met China op het Afrikaanse continent aangaan. De Critical Raw Materials Act bevordert het ontginnen van ruwe grondstoffen binnen en buiten de EU. De Europese defensie-industrie krijgt extra middelen, terwijl nationale overheden de duimschroeven verder moeten aanspannen. De houding van de EU tegenover de genocide in Gaza is wel zeer lauw. Zelfs exporteurs werkzaam in de illegale nederzettingen in Palestina kunnen vlotjes exporteren naar de Europese markt.
Voor progressieven zijn dit soort kritieken op het huidige beleid van de EU niet zo nieuw. Zij klagen vaak over de verrechtsing en vermarkting van het Europese project.1
Wat ooit een mooi verhaal van vrede en welvaart was, is de voorbije decennia bijna helemaal kapotgemaakt.
Wat wel nieuw is, en wat onderzoekers pas recent zijn gaan benadrukken, is dat de Europese constructie van bij haar oorsprong zelf diep geworteld is in koloniaal-kapitalistische (en racistische) logica’s. Het is dus niet zo dat de EU aanvankelijk, bij de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) in de jaren 1950, een vredesproject was, en daarna geleidelijk aan afgeweken is van die oorspronkelijke idealen. Er zat al van bij het begin iets grondig scheef met dat Europese project.
Dat was lange tijd niet zo zichtbaar door de hardnekkigheid van twee mythes, zelfs in linkse middens, namelijk de ‘vredesmythe’ en de ‘maagdelijke geboortemythe’.2 Die mythes benadrukken dat de Europese landen na twee bloedige oorlogen een Europese constructie opgericht hebben om vrede te realiseren. Intussen zijn ook de kolonies van die Europese landen onafhankelijk geworden en is er een soort van postkoloniaal Europees project ontstaan. Vandaar de maagdelijke geboorte, want de EEG zou een nieuwe bladzijde inluiden en de oorlogen en kolonisatie achter zich laten. Want oorlog en kolonisatie, dat is zogezegd iets van de lidstaten en iets van het verleden.
Recent onderzoek, onder meer op basis van vrijgekomen archieven, toont duidelijk aan hoe de EEG moest tegemoetkomen aan de blijvende koloniale ambities van de lidstaten.3 Het Europese project was in essentie een poging om de nakende dekolonisering tegen te gaan en om Europees kolonialisme heruit te vinden op een hogere schaal. De EEG luidde geen nieuwe bladzijde in van de bloedige koloniale geschiedenis van Europa ; het was integendeel de bedoeling om de koloniale agenda’s voort te zetten, op een andere manier. Zo past het Europese project in de zoveelste recyclage van het koloniaal-kapitalistische project – plus ça change plus c’est la même chose.
Voordat we gaan kijken hoe die EEG dan precies de koloniale politiek voortzette, schetsen we even de historische en ideologische context waarbinnen de Europese Koloniale Gemeenschap kon ontstaan.
Historische context : dekolonisering en VS-invloed
Om dit punt duidelijk te maken, moeten we eerst de historische context schetsen waarin de EU ontstaan is. De onderhandelingen voor de EEG vonden plaats in Hertoginnedal tussen 1955 en 1957. Volgens de EU-propaganda en de geschiedenisboeken was het de bedoeling om via concrete, economische samenwerking tot vrede te komen. De nationale staten Frankrijk en Duitsland zouden hun verzoening verankeren in het Europese project, ondanks hun vele meningsverschillen. Via een soort van onzichtbare hand zou vrijhandel niet alleen welvaart maar ook vrede brengen in Europa. Natiestaten zouden transformeren tot lidstaten, zodanig verstrengeld dat oorlog ondenkbaar is.
De EEG zou een nieuwe bladzijde inluiden en de oorlogen en kolonisatie achter zich laten. Want oorlog en kolonisatie, dat is zogezegd iets van de lidstaten en iets van het verleden.
Wat hier vergeten wordt, is dat natiestaten veeleer de uitzondering waren. We hebben hier niet zozeer te maken met natiestaten, maar vooral met koloniale en imperiale staten.4 Terwijl het Verdrag van Rome onderhandeld werd, waren vier van de zes regeringen – uiteraard Frankrijk en België, maar in mindere mate ook Nederland en Italië – nog altijd een koloniaal beleid aan het voeren dat gepaard ging met geweld en onderdrukking. En ook de Duitse regering koesterde nog koloniale ambities.
Wel werd steeds duidelijker dat dit een uitdaging zou zijn. We overlopen hier kort enkele gebeurtenissen die zich voordeden in de aanloop naar en tijdens de onderhandelingen over het EEG-Verdrag. Ze illustreren op uiteenlopende manieren dat de koloniale politiek onder druk kwam te staan.
- Ten eerste hadden verschillende Aziatische kolonies hun onafhankelijk al verworven. Zeer pijnlijk voor Frankrijk was de val van Indochina in 1954. Hetzelfde scenario moest absoluut vermeden worden voor de Afrikaanse kolonies.
- Ten tweede begon de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog ook in 1954 – dus het jaar voor de start van de EEG-onderhandelingen. Voor Frankrijk was Algerije een integraal en onbetwistbaar onderdeel van zijn grondgebied en alle verzet hiertegen zou bloederig onderdrukt worden.
- Ten derde was er de fameuze Bandung-conferentie van 1955, een indrukwekkende Afrikaans-Aziatische antikoloniale megacoalitie die zich verzette tegen de westerse machten die zich na de Tweede Wereldoorlog en in de Koude Oorlog context hadden weten te handhaven.
- Ten vierde, en van cruciaal belang voor de EEG-onderhandelingen, was er de Suezcrisis van 1956. De nationalisering van het Suezkanaal door de Egyptische president Gamal Abdel Nasser, de onmacht van het VK en Frankrijk om dit tegen te gaan, en de onwil van de VS om tussenbeide te komen, leidden tot een pijnlijke vernedering van de koloniale machten.
- Ten vijfde waren in hetzelfde jaar ook Tunesië en Marokko al (gedeeltelijk) onafhankelijk geworden van Frankrijk.
- Ten zesde zou het West-Afrikaanse Ghana onafhankelijk worden op 15 maart 1957 (dat is 10 dagen voor de ondertekening van het EEG-Verdrag!), onder leiding van de inspirerende intellectueel en onafhankelijkheidsstrijder Kwame Nkrumah. Ghana was weliswaar een Britse kolonie, en dus geen onderdeel van het EEG-project, maar zijn onafhankelijkheid had een grote impact op de nakende dekoloniseringsgolf. Kwame Nkrumah was ook een invloedrijke pleitbezorger van het panafrikanisme. Het vijfde Panafrikaanse Congres van Manchester in 1945 had zich al duidelijker dan voordien uitgesproken voor dekolonisering en een Panafrikaanse unie. In 1958 organiseerde Nkrumah de All African People’s Conference in Accra, die opnieuw pleitte voor dekolonisering en panafrikaanse eenheid. Het centrale idee hier was dat nationale onafhankelijkheid niet zou volstaan : om hun soevereiniteit te behouden moesten de kolonies één blok vormen tegen de voormalige kolonisatoren.5
Tegelijk was de macht van de VS toegenomen. Via het Marshall Plan en andere initiatieven hadden Amerikaanse industriële en financiële groepen hun impact op de West-Europese economieën versterkt. Franse en Belgische bedrijven die actief waren in de kolonies moesten in toenemende mate de inmenging dulden van Amerikaans kapitaal. De VS-dominantie over het verzwakte (West-)Europa na de Tweede Wereldoorlog was onmiskenbaar. En daar bovenop kwam dus nog de vrees om de kolonies in Afrika te verliezen. Zoals gezegd waren de Fransen en Britten vernederd door de VS-houding in de Suezcrisis. De Amerikanen waren niet tegen dekolonisering, zolang hun belangen hiermee gediend werden.
Ideologische context : Eurafrika
Toen de Europese onderhandelaars, overigens allemaal mannen en grotendeels christendemocraten, het EEG-verdrag onderhandelden, waren ze dus bang om hun koloniale invloed te verliezen. Dit was een tijdsgewricht waarbij Europeanen vreesden om irrelevant te worden in de wereldpolitiek en een speelbal te worden van de Koude Oorlog-logica. Intellectuelen drukten luidop hun vrees uit voor de ondergang van de Europese beschaving. Verlies van de kolonies droeg bij tot de existentiële crisis van Europa.
Tegelijk waren West-Europese elites vast van plan om hun Afrikaanse kolonies te behouden. De ideologie die het blijvende koloniale streven moest legitimeren, kan samengevat worden als ‘Eurafrika’.6
Europa zou een belangrijke rol op wereldvlak blijven spelen door één geopolitiek blok te vormen met Afrika. Vandaag is de term ‘Eurafrika’ in onbruik geraakt, maar in de jaren 1930-1950 nam het een belangrijke plaats in de politieke en intellectuele discussies over de toekomst van de Europese beschaving. De grote voorstanders van een Europese federatie, zoals graaf Coudenhove-Kalergi, waren ook voorstanders van het Eurafrikanisme.
Het Eurafrikaanse denken kende verschillende varianten en evoluties, maar we kunnen het samenvatten in vijf kernpunten.7
1. Europa en Afrika hebben een organische band. Beide continenten delen een gemeenschappelijke geschiedenis en vormen een coherent politiek, economisch en cultureel blok.
2. Er is een duidelijke taakverdeling binnen dat blok. Of zoals graaf Coudenhove-Kalergi, een gelauwerde pionier van het Europese federalisme, het verwoordde : ‘Europa is het hoofd en Afrika is het lichaam van Eurafrika’.8
3. Europa moet zich verenigen om Afrika effectief te exploiteren. Enkel door koloniale agenda’s op elkaar af te stemmen kan kolonisatie blijven duren. Hier zien we analogieën tussen het Congres van Berlijn in 1884-85 en de EEG-onderhandelingen van 1955-57.9
4. Des te meer urgent omdat Europa (en Afrika) zich moeten verdedigen tegen vijandige geopolitieke blokken. Het ging in het bijzonder om het ‘pan-Amerika’ onder leiding van de VS en om de Aziatische machten.
5. Dit alles zal de beschaving en ontwikkeling van Afrika ten goede komen. Uiteindelijk wint iedereen in het Eurafrikaanse project.
6. Dus dit Eurafrikanisme was de mindset achter de EEG. We zullen zien dat dit denken nog verrassend actueel is. Maar eerst kijken we grondiger naar de concrete manier waarop de EEG de koloniale ambities omvatte.
Het Verdrag van Rome : de Europese Koloniale Gemeenschap
In de hierboven geschetste historische en ideologische context schreven de onderhandelaars het EEG-verdrag. Uiteraard heeft het Verdrag van Rome vele vaders – niet het minst ook de VS, de industriële belangen van Duitsland en Franse landbouwlobby’s. Maar een belangrijke en nauwelijks onderkende drijfveer waren de koloniale agenda’s : het tegengaan de dekolonisering en van panafrikaanse projecten via de constructie van een Eurafrikaanse gemeenschap.
De zes stichtende leden waren het er altijd over eens dat de EEG het Eurafrikaanse project zou omvatten. Ze deelden koloniale ambities, maar hadden uiteraard niet exact dezelfde belangen. Voor Frankrijk was het een breekpunt dat het Europese project zich zou uitstrekken tot de kolonies en dat de andere vijf lidstaten zouden meebetalen voor de kolonisatie. De andere lidstaten waren minder enthousiast om financieel bij te dragen aan de Franse kolonies, maar ze zagen wel het voordeel dat ze in ruil toegang zouden krijgen tot de Afrikaanse markten voor handel en investeringen. Duitsland had met spijt kolonies moeten afstaan na de Eerste Wereldoorlog en was erop uit om de exploitatie van Afrika voort te zetten. De dag na de onderhandelingen van het Verdrag van Rome kopte de New York Times al dat ‘De Duitsers naar Afrika gaan’ en een missie uitstuurden om grondstoffen te exploiteren.
De Europese constructie is van bij haar oorsprong zelf diep geworteld in koloniaal-kapitalistische (en racistische) logica’s.
Voor Italië kwam daar nog bij dat ze de Afrikaanse ‘gebieden’ zagen als een manier om hun probleem van ‘overbevolking’ op te lossen. De Italiaanse regering wou sociale onrusten oplossen door arme Italiaanse families naar Afrika te sturen ; iets wat de Fransen dan weer niet zagen zitten. België volgde vooral de Franse agenda, ook al moest ons Koninkrijk schoorvoetend akkoord gaan met een budgettaire sleutel die het meer zou doen betalen aan de Franse kolonies dan het zou terugkrijgen voor Belgisch Congo. Niettemin werden de handels- en investeringsbepalingen in het Verdrag van Rome zo geformuleerd dat ook de economische belangen van België in Congo goed gediend werden.10 Vertegenwoordigers van de kolonies werden niet betrokken bij de EEG-onderhandelingen.
Enter het Verdrag van Rome. Jean Monnet, een van de zogenaamde founding fathers van de EU, zou Afrika de ‘Franse bruidsschat aan Europa’ genoemd

hebben. De Franse minister van Buitenlandse Zaken Reynaud zag de EEG als de ‘gemeenschappelijke Europese exploitatie’ (uitbuiting) van Afrika. Na de Suezcrisis troostte de Duitse kanselier Konrad Adenauer zijn Franse collega dat de EEG de Europese ‘wraak’ zou zijn voor de nationalisering van het Suezkanaal. In die context stelde Louis Armand, de eerste voorzitter van Euratom, op 25 maart 1957, de geboortedag van de EEG, dat we een standbeeld zouden moeten oprichten voor Nasser, de echte eenmaker van Europa, want dankzij de koloniale vernedering in Egypte zijn de onderhandelingen voor de EEG in een stroomversnelling geraakt.11
Als we de verdragsbepalingen nader bekijken, dan is dit meest opvallende wat daarin ontbreekt : het Verdrag van Rome omvat geen enkele bepaling over een mogelijke dekolonisering. Het leek in die zin even blind als het fameuze Van Bilsen-plan van 1955 dat voorzag in de onafhankelijkheid van Belgisch Congo binnen 30 jaar (en dat toen als radicaal beschouwd werd!). Onafhankelijkheid van de Afrikaanse kolonies was duidelijk geen optie. Volgens de landkaart van de toenmalige EEG ligt de meerderheid van het Europese gebied in … Afrika (Congo, Algerije, Mali, Niger, Kenya …)
Wel omvatte het Verdrag diverse bepalingen die het Eurafrikaanse project in de praktijk omzetten. Deel IV ging over de ‘associatie’ met ‘overzeese landen en gebieden’ (de term ‘kolonies’ werd vermeden). Die moest vrije handel en investeringen tussen de zes lidstaten en hun kolonies mogelijk maken. Meer bepaald ging dit over de Franse (bv. Senegal, Guinea, Ivoorkust, Tsjaad, Madagascar, Togo), Belgische (Belgisch Congo en Rwanda-Urundi), Italiaanse (Somalië onder Italiaanse voogdij) en Nederlandse (Nieuw-Guinea) kolonies.12 Er werd ook een speciaal Europees Ontwikkelingsfonds opgericht, wat vooral investeringen ten voordele van economische groepen in de metropolen moest promoten.
Zo omvatte de EEG een aanzienlijk grondgebied met Afrika als zwaartepunt. Even frappant is dat Algerije integraal deel uitmaakte van de EEG (artikel 227). Hier was geen sprake van een ‘associatie’ : Algerije was in feite de zevende lidstaat van de EEG. Wel werden de bepalingen rond Algerije in het Verdrag opzettelijk vaag gehouden, zodanig dat Algerije erkend werd als deel van Frankrijk, maar niet in die mate dat de Algerijnen hier enig voordeel van konden ondervinden.13 De leiders van België, Nederland, Luxemburg, Italië en Duitsland erkenden dat Algerije nu eenmaal een deel is van Frankrijk en dus van de EEG, ondanks de gruwelijke onafhankelijkheidsoorlog die al aan de gang was sinds 1954. De andere vijf EEG-leden stonden stilzwijgend aan de zijlijn terwijl Frankrijk de koloniale oorlog vocht, iets wat trouwens ook gold voor de Belgische unilaterale militaire interventie in Congo kort na de onafhankelijkheid in juli 1960.
Verder bevatte het EEG-Verdrag diverse subtiele juridische bepalingen die mensen uit Algerije en uit de andere kolonies – het is te zeggen, niet de ‘Europese’ mensen, maar wel de ‘oorspronkelijke’ bevolking – toegang tot de Europese arbeidsmarkt en andere democratische rechten ontzeggen. Juridisch onderzoek heeft uitvoerig aangetoond hoe de verdragsbepalingen van de EEG, in samenspel met nationale wetgeving, ertoe leidden dat gekleurde ‘burgers’ van de EEG niet dezelfde rechten zouden genieten als de zogenaamd echte Europeanen.14 Ook de voordelen van de sociale welvaartsstaten, die de zes EEG-leden op dat moment aan het uitbouwen waren, gingen grotendeels voorbij aan de inwoners uit de kolonies. Kortom, de EEG was een racistische gemeenschap die koloniale machtsverhoudingen voortzette achter een juridisch-economisch masker.
Neokolonialisme
Dan volgt de Afrikaanse onafhankelijkheidsgolf in de beginjaren 1960. Dat was dus niet voorzien in het EEG-Verdrag, maar het was iets waartegen de politieke en economische elites in West-Europa zich niet langer konden verzetten. Ze veranderen het geweer van schouder en pogen op andere manieren de koloniale machtsverhoudingen voort te zetten. Dat is in essentie een neokoloniaal beleid, zoals voorspeld en beschreven door Nkrumah : via een kluwen van handelsverdragen, ‘ontwikkelingsprogramma’s en politiek-militaire interventies, en met medeplichtigheid van lokale elites, wordt de kolonisatie de facto voortgezet.15 De klassieke patronen blijven dezelfde : Afrikaanse landen leveren ruwe grondstoffen, de voormalige kolonisatoren creëren meerwaarde en exporteren afgewerkte producten naar het Zuiden. Zoals Edward Saïd en postkoloniale denkers verder gaan theoretiseren, speelt hier ook een kennisdimensie : op eerder subtiele manieren wordt de blijvende uitbuiting gelegitimeerd door de ‘andere’ af te beelden als inferieur, achterlijk of gevaarlijk.
Het Europese project was in essentie een poging om de nakende dekolonisering tegen te gaan en om Europees kolonialisme heruit te vinden op een hogere schaal.
De neokoloniale politiek van de EEG uitte zich concreet in de Yaoundé Verdragen van 1963 en 1969, die blijvende toegang tot de koloniale markten verzekerden. De EEG bleef ook investeren in deze landen via het Europees Ontwikkelingsfonds. Het Directoraat-Generaal Ontwikkeling binnen de Europese Commissie zou nog decennialang grotendeels bevolkt worden door voormalige koloniale ambtenaren, die onder het mom van ‘hulp’ de Europese agenda’s grotendeels hielpen vrijwaren.16 De Conventies van Lomé (1975, 1980, 1985, 1990), Cotonou (2000) en Samoa (2024) omvatten telkens interessante nieuwigheden, maar zetten in essentie de neokoloniale machtspatronen met de voormalige kolonies in Afrika, de Cariben en de Stille Zuidzee voort.17 Sinds de jaren 2000 streeft de EU naar Economische Partnerschapsakkoorden (EPA’s) met de voormalige kolonies. Deze handelsverdragen dringen aan op verregaande liberalisering en marktopening en versterken de verdeel-en-heers-dynamieken vanuit de EU.18 Op 1 juli 2024 ging er nog zo’n EPA met Kenia in werking, dat een paar specifieke sectoren (vooral inzake landbouw) ten goede zal komen, maar dat tegelijk koloniale verhoudingen bestendigt en regionale integratie binnen de Oost-Afrikaanse Gemeenschap (met Tanzania, Oeganda, Burundi en Rwanda) bemoeilijkt.
In essentie zette de EU dus haar koloniale politiek zoveel mogelijk voort ‘vanop afstand’, soms in alliantie met elites in Afrika en in de schaduw van de VS met de ‘Washington Consensus’ van privatisering, liberalisering en deregulering. De meer recente variant van dat laatste is de ‘Wall Street Consensus’, waarbij ‘ontwikkelingsprogramma’s’ steeds meer ingeschakeld worden in financiële logica’s. Om dit laatste mogelijk te maken, is ook de actieradius van de Europese Investeringsbank vergroot in Afrika.19
Wat wel veranderde is het discours : in de jaren 1960 verdween het idee van Eurafrika abrupt uit de debatten om plaats te maken voor een discours van ‘ontwikkeling’ en ‘gelijk partnerschap’.20 De legitimatie voor Europa’s interventies in het Zuiden gaan voortaan over haar rol als ‘civiele macht’ in de wereldpolitiek, die’ontwikkelingslanden’ zal helpen om te moderniseren via hulp en handelsrelaties. Maar zoals antikoloniale denkers al lang voorspeld hadden (zie verder), dienen deze vooral de Europese belangen en leiden ze de aandacht af van pleidooien voor een meer radicale omkering van machtsverhoudingen (of echte dekolonisering).
Global Gateway : Eurafrikaanse echo’s
Begin 2024 keurde de EU de Critical Raw Materials Act (CRMA) goed. Deze moet onder meer een stabiele toevoer garanderen van grondstoffen die nodig zijn voor de ‘groene transitie’, maar ook voor de Europese defensie- en ruimtevaartindustrieën. De CRMA voorziet in ‘strategische partnerschappen’, bijvoorbeeld met Congo, Namibië, Zambia en Chili, die er dus vooral op gericht zijn om grondstoffen op de Europese markt te krijgen, maar niet voorzien in lokale industrialisering of kennisoverdracht.
Sinds 2021 is de Global Gateway het nieuwe paradepaardje van het EU-beleid tegenover het globale Zuiden. Het gaat om massale investeringen, vooral in infrastructuur, met de bedoeling om de invloed van de Chinese Belt and Road Initiative te counteren, toegang te krijgen tot ruwe grondstoffen zoals kobalt en lithium, en de ‘ontwikkeling’ van de partnerlanden te stimuleren. Er worden miljarden euro’s uitgetrokken om Europees kapitaal te doen renderen in Afrika. Global Gateway werkt vooral via steun aan de private sector, via leningen en garanties en via ontwikkelingsbanken.
Het concept ‘Eurafrika’ is dan wel verdwenen, maar de vijf kernpunten van de jaren 1950 komen terug in het Europese discours over de Global Gateway :
1. We spreken nog altijd over Afrika als een speciale partner en bondgenoot van Europa, gezien ons gemeenschappelijke verleden (dat dit uit slavernij, plundering en uitbuiting bestond, wordt niet zo beklemtoond).
2. De taakverdeling is opnieuw dat zij de grondstoffen aanleveren en wij de meerwaarde voorzien.
3. Ook duikt weer het idee op dat Europese landen moeten samenspannen voor de gemeenschappelijke uitbuiting van Afrika. Tegenwoordig is ‘Team Europe’ het nieuwe modewoord rond het Schumannplein. De hele Europese ontwikkelingsindustrie – de Europese Commissie, Europese investeringsbank en tal van andere donoren en agentschappen in de lidstaten – is zich momenteel aan het heroriënteren op die ‘nieuwe’ aanpak.
4. Er is opnieuw een externe vijand die de nieuwe ‘scramble for Africa’ legitimeert, dit keer in de vorm van China.
5. Ten slotte wordt Global Gateway verkocht in een discours over ‘partnerschappen’, ‘win-win’, en lovenswaardige, ‘waardegedreven’ doelstellingen zoals klimaat en mensenrechten.
Op een (eigenlijk niet zo heel) subtiele manier zette het Europese koloniale project zich dus voort. Tegelijk toont de huidige kaart van de EU nog altijd formele en zichtbare sporen van de Europese Koloniale Gemeenschap. Sinds Brexit (2020) gaat het om nog dertien gebieden : Aruba, Bonaire, Curaçao, Frans-Polynesië, Franse Zuidelijke en Antarctische Gebieden, Groenland, Nieuw-Caledonië, Saba, Saint Barthélemy, Saint-Pierre en Miquelon, Sint-Eustatius, Sint-Maarten, en Wallis en Futuna. Het is pas wanneer geweld uitbreekt, zoals tijdens pro-onafhankelijkheidsprotesten in mei 2024 in Nieuw-Caledonië, waarop de Fransen militaire troepen stuurden, dat ze hier nog eens het nieuws halen.
Tot zover de vredesmythe en de maagdelijke geboorte. Of de EU de Nobelprijs voor de Vrede verdiende (in 2012) is dan ook twijfelachtig. Natuurlijk is er in Europa altijd een streven geweest naar vrede ; maar het soort van vrede dat de EU belichaamt was altijd al oppervlakkig en beperkt tot West-Europa.
Postkoloniale stemmen : Europa is collectief kolonialisme en fascistisch geweld
Dit is een verhaal van structureel geweld. Geen vredesproject, geen ouderwets kolonialisme, maar wel de verankering van racisme en uitbuiting onder het mom van ‘internationale samenwerking’. Deze boodschap komt niet voor in de klassieke verhaaltjes over de EU en is zelfs bij geleerde EU-experten vaak niet gekend. Voor de ‘ontvangers’ van de koloniale politiek was dit echter altijd evident. Dit blijkt al snel als we even kijken naar een paar bekende postkoloniale denkers en activisten.
In 1950 al schreef Aimé Césaire dat de Europese leiders niet van plan waren om de geschiedenis een andere wending te geven. In zijn Discours sur le Colonialisme (pas in 2022 naar het Nederlands vertaald als Over het kolonialisme) maakte de Martinikaanse dichter en politicus een analogie tussen Adolf Hitler en Konrad Adenauer en Paul-Henri Spaak. Zijn punt was dat de Europese leiders niet fundamenteel anders zijn : ze zetten het nazistische en fascistische geweld in essentie voort buiten de Europese grenzen.21
Zo zou ook Frantz Fanon in zijn bekende Les Damnés de la Terre (1961) stellen dat het nazisme heel Europa veranderde in een grote kolonie. Europa is geen te volgen voorbeeld voor Afrika, het is een continent in stagnatie, het zogenaamde Europese humanisme heeft gefaald, en ‘het Europese spel is eindelijk voorbij’ (p.236-7).22 In dezelfde periode schrijft Kwame Nkrumah (1963 ; 1965) meer expliciet over de EEG, die hij zag als een vorm van ‘collectief kolonialisme’. Ook voor hem kon Europa geen model zijn voor Afrikaanse eenheid. De nieuwe Afrikaanse staten moeten exclusieve banden met de EEG vermijden. De postkoloniale handelsrelaties via de Yaoundé Conventie bestendigen economische afhankelijkheid van Afrika en leiden tot de ‘balkanisatie’ van het continent. Het Europees Ontwikkelingsfonds en andere hulpbudgetten leveren niet meer op dan kruimels in plaats van een echte omkering van machtsverhoudingen. Voor Nkrumah moet het Eurafrikaanse project vervangen worden door het panafrikanisme.
Terwijl het Verdrag van Rome onderhandeld werd, waren vier van de zes regeringen nog altijd een koloniaal beleid aan het voeren dat gepaard ging met geweld en onderdrukking.
In 1972 beschreef de zwarte marxist Walter Rodney in zijn bekende How Europe Underdeveloped Africa haarfijn hoe de Europese rijkdom samenhangt met de eeuwenlange plundering van Afrika.23 Hij maakt duidelijk dat tot de 15de eeuw Europa niet meer was dan een soort van ‘provincie’ in de wereld, die qua ontwikkeling niet veel verder stond dan de andere continenten. Met de ontwikkeling van het kapitalisme en de plundering van de wereld zijn de wereldwijde machtsverhoudingen fundamenteel veranderd. ‘Europese integratie’ gaat hier niet over de oprichting van de EEG/EU-instellingen na de Tweede Wereldoorlog, maar breder over de manier waarop Europa de voorbije 500 jaar de wereld integreerde.
Ook in het ‘Westen’ waren kritische denkers zich hiervan bewust. In 1973 noemde Johan Galtung, de grondlegger van de vredestudies, de EEG ‘een wolf in schaapsvacht’. Door de focus op het economische lijkt de EEG misschien zwak en onschuldig, maar dat is slechts schijn. Europa is een soort van supermacht die zichzelf heruitvindt via allerlei handels- en ontwikkelingsarrangementen met regeringen uit het Zuiden (en trouwens ook het Oosten). De structurele macht van de EEG bestaat erin dat ze allianties met lokale leiders sluit en een verdeel-en-heersstrategie tegenover deze landen voert.24
Wat nog meer intrigerend is dan het historische feit dat de EEG paste in een (neo)koloniaal project, is dat dit zo handig vergeten is in de Europese geschiedschrijving. Césaire hekelde al de selectiviteit en hypocrisie van Europese leiders die preken over democratie en mensenrechten. De verontwaardiging over de Holocaust en het nazisme was groot omdat die zich binnen Europa afspeelden, maar als het gaat over het voortdurende koloniale geweld buiten de Europese grenzen, zo stelde hij, dan leiden Europeanen blijkbaar aan een ‘collectieve vorm van geheugenverlies’.25 Deze historische amnesie zou een centrale plaats gaan innemen in de EU-ideologie : enerzijds de sterke nadruk op de Holocaust en de Tweede Wereldoorlog, wat verdere Europese integratie moet legitimeren ; anderzijds het stilzwijgen over de koloniale geschiedenis en vooral de medeplichtigheid van de EEG.26 Recent archiefonderzoek brengt hier verandering in, maar postkoloniale en panafrikaanse denkers was dit al langer gekend.
Geopolitiek Europa en verzet uit het globale Zuiden
Dat de EU geen romantisch verhaal is, was voor progressieven al langer duidelijk. Maar de diepgaande koloniale implicaties van het Europese project zijn nog grotendeels onbekend. Een beter inzicht hierin helpt om de actuele mistoestanden in het EU-beleid te duiden. Deze zijn geen betreurenswaardige accidents de parcours : hier zien we de concrete manifestaties van een koloniaal-kapitalistisch project dat in tijden van crisis even zijn ware aard laat zien. Ondanks alle veranderingen die zich voordoen, krijgen we zo ook een dieper inzicht in historische continuïteiten.
Bijvoorbeeld, de EU wil vandaag een ‘geopolitiek’ project worden. Europese leiders hebben het over de ‘geopolitieke ontwaking’ van de EU, over het einde van de Europese ‘naïviteit’, en over het begin van een meer ‘realistisch’ project voor de EU. Academici zijn momenteel volop bezig om deze ‘geopolitieke shift’ te beschrijven, te conceptualiseren en verder te legitimeren. Wat men hierbij vaak over het hoofd ziet, is dat de EU altijd al een geopolitiek project geweest is. De (neo)koloniale verdeel-en-heerspolitiek tegenover het globale Zuiden heeft diverse vormen aangenomen gedurende de voorbije decennia, maar Europa was nooit een schone slaapster. Het ‘Eurafrikaanse’ denken van de EEG-architecten in de jaren 1950 blijft in essentie overeind.
De intussen beruchte speech van Josep Borrell, EU Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlands Beleid en Vicevoorzitter van de Europese Commissie (tot november 2024), over de wereld als ‘jungle’ en de EU als ‘tuin’, is enkel het recentste en expliciete voorbeeld van hoe het Europese superioriteitsdenken blijvende interventies in de rest van de wereld moet legitimeren.
Maar net zoals in de jaren 1950-1960, zien we ook vandaag verzet vanuit het globale Zuiden tegen de Europese dominantie (en arrogantie). Toen Ursula von der Leyen in februari 2020 haar eerste buitenlandse bezoek als Commissievoorzitter bracht aan de Afrikaanse Unie in Addis Abeba, luidde het antwoord dat Afrika haar eigen problemen kan oplossen en dat een Europese lezing niet nodig is. Ondanks hevige druk weigeren heel wat voormalige kolonies om EPA’s af te sluiten, of ze treuzelen met de ratificatie en implementatie. De slotceremonie van het Samoa Verdrag in november 2023 werd een diplomatieke blamage voor de EU, aangezien 35 van de 79 landen het verdrag weigerden te ondertekenen. Een jaar ervoor al had Zuid-Afrika beslist om de groep te verlaten.
De significantste uitdager is ongetwijfeld de BRICS. Eind de jaren 2000 ontstonden de BRICS uit Brazilië, Rusland, China, India en Zuid-Afrika en in januari 2024 is de groep uitgebreid met Egypte, Ethiopië, Iran en de Verenigde Arabische Emiraten. Westerse analisten wijzen graag op tegengestelde belangen en inconsistenties binnen de groep, maar onderschatten hoe het BRICS-forum kadert in een lange traditie van antiwesterse en antikoloniale blokvorming. De BRICS kunnen op veel sympathie rekenen in het globale Zuiden omdat ze tegen de schenen schoppen van de machtigen der aarde.27 Specifiek is er natuurlijk de groeiende invloed van China en Rusland in Afrika. En tot grote ontzetting van veel Europese politici zijn de voormalige kolonies hen niet gevolgd in stemmingen binnen de Verenigde Naties over de Russische oorlog in Oekraïne.
Dit is het verhaal van structureel geweld. Geen vredesproject, geen klassiek kolonialisme, maar de verankering van racisme en uitbuiting onder het mom van “internationale samenwerking”.
Cynisch genoeg blijkt nochtans dat sommige van die uitdagers de koloniaal-kapitalistische agenda’s voortzetten op hun manier. We kunnen dus niet naïef zijn over deze evolutie. Hoewel er geen garantie is dat de nieuwe multipolariteit leidt tot een betere wereld, is het hoopvol dat bestaande machtsverhoudingen uitgedaagd worden. In de spirit van de Afrikaans-Aziatische Bandung Conferentie van 1955 en de G77 pleidooien voor een Nieuwe Internationale Economische Orde in de jaren 1960-70, die teruggaan tot de slavenopstanden en de Haïtiaanse Revolutie (1804), die het panafrikanisme, de Black Consciousness-beweging en tal van andere emancipatorische initiatieven inspireerden28
, zien we dat de landen in de (voormalige) periferie niet van plan zijn om zich neer te leggen bij de huidige orde.29 In het beste geval kan dit leiden tot meer creatieve ideeën over een echt solidaire en pluriverse wereld.
In plaats van spierballen te rollen, zou de uitdaging van het globale Zuiden ook kunnen nopen tot meer bescheidenheid bij de EU. In plaats van het uitbouwen van nog meer financiële, diplomatieke en zelfs militaire projecten om het civilisatieproject voort te zetten, zouden we kunnen nadenken over een radicaal andere houding in de nieuwe wereldorde. Een eerste stap kan bestaan in de erkenning van de koloniale wortels van het Europese project en de blijvende impact hiervan. Herstelbetalingen kunnen nuttig zijn, als ze kaderen binnen een bredere hervorming van de wereldeconomische orde. Het gaat dan niet om generositeit en superioriteit, maar om herstel en rechtvaardigheid, en onvermijdelijk ook om een herverdeling van macht.30
Eco-modernistische hervormingen gaan niets oplossen als ze het kapitalistisch-koloniale project voortzetten. Schuldkwijtschelding en effectieve acties tegen financiële fraude door Europese bedrijven zijn laaghangend fruit om Europese goodwill te tonen. Concreet zou het opschorten van de EPA’s ook al een belangrijk signaal zijn. Verder zouden Europese lidstaten hun stemgewicht in de Wereldbank kunnen doorgeven aan de zogenaamde ‘begunstigden’ van de ontwikkelingsbudgetten, namelijk de landen van het globale Zuiden zelf. Dichter bij huis zou het voeren van een echt antiracismebeleid en humaan immigratiebeleid ook al mooi zijn.
Veel activisten, sociale bewegingen, politici, ngo’s, academici en kritische denkers zijn hiermee al langer bezig. Ze hoeven ook niet van nul te beginnen, want er zijn veel precedenten uit het verleden. Hun invloed zal hopelijk toenemen naarmate de Europese dominantie echt uitgedaagd wordt en de koloniaal-kapitalistische maskers definitief afvallen.
Footnotes
- We hebben het hier over ‘Europees’ om te duiden op de complexe samenhang tussen de EU, vroeger de Europese Economische Gemeenschap (EEG), de nationale lidstaten en andere Europese actoren.
- Sebhatu, R. W. (2020). Applying postcolonial approaches to studies of Africa-EU relations. In The Routledge handbook of EU-Africa relations (pp. 38-50). Routledge. Onar, N. F., & Nicolaïdis, K. (2013). The Decentring Agenda : Europe as a post-colonial power. Cooperation and conflict, 48(2), 283-303.
- Hier verrichtten Peo Hansen en Steffan Jonsson baanbrekend werk. Zij hebben het niet enkel over de koloniale agenda’s achter de EEG, maar ook achter andere naoorlogse Europese integratieprojecten zoals de Raad van Europa (1949), de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal (1951), de Europese Defensiegemeenschap (1952) en Euratom (1957). Hansen, P., & Jonsson, S. (2014). Eurafrica : The untold history of European integration and colonialism (p. 304). Bloomsbury Academic. Zie ook : van de Grift, L., de Bruin, R., van Meurs, W., & Hoetink, C. (2024). The unfinished history of European integration. Amsterdam University Press.
- Bhambra, G. K. (2022). A decolonial project for Europe. JCMS : Journal of Common Market Studies, 60(2), 229-244
- Getachew, A. (2019). Worldmaking after empire : The rise and fall of self-determination. Princeton University Press.
- Schreurs, R. (1993). L’Eurafrique dans les négociations du Traité de Rome, 1956-1957. Politique Africaine, 49(1), 82-92
- Hansen, P., & Jonsson, S. (2014). Eurafrica : The untold history of European integration and colonialism (p. 304). Bloomsbury Academic.
- Wat dat inhoudt blijkt uit dit citaat : ‘Europe’s mission in Africa is to bring light to this the darkest of continents. As long as the black race is unable to develop and civilize its part of the earth, the white race must do it’.
- Polonska-Kimunguyi, E. (2023). The Myth of Peace and Statehood in European Integration Theory : The Imperial Legal Order of the Rome Treaty. European Foreign Affairs Review, 28(2).
- De Weert, M. (2023). Belgium’s Colonial Interests in the Treaty of Rome Negotiations. Niet-gepubliceerde thesis.
- Hansen, P., & Jonsson, S. (2013). A Statue to Nasser? : Eurafrica, the Colonial Roots of European Integration, and the 2012 Nobel Peace Prize. Mediterranean Quarterly, 24(4), 5-18.
- https://mjp.univ-perp.fr/europe/1957romea4.htm
- Brown, M. (2022). The Seventh Member State : Algeria, France, and the European Community. Harvard University Press.
- Eklund, H. (2023). Peoples, inhabitants and workers : Colonialism in the Treaty of Rome. European Journal of International Law, 34(4), 831-854.
- Nkrumah, K. (1965). Neo-colonialism : The last stage of imperialism. 1965. Nkrumah, K. (1963). Africa must unite. London : Heinemann.
- Dimier, V. (2014). The invention of a European development aid bureaucracy : Recycling empire. Springer.
- Door de uitbreiding met het Verenigd Koninkrijk nam het aantal overzeese gebieden (bv. de Falkland eilanden, andere eilanden in de Caraïben en de Indische Oceaan, Brits Antarctica) en voormalige kolonies (heel wat Afrikaanse landen) in het EU-netwerk verder toe. Sinds de Deense toetreding is ook Groenland een overzees gebied van de EU.
- Zie bv Langan, M. (2020). Neo-colonialism, Nkrumah and Africa-Europe ties. In Routledge handbook of pan-Africanism (pp. 101-111). Routledge ; Odijie, M. E. (2022). Unintentional neo-colonialism ? Three generations of trade and development relationship between EU and West Africa. Journal of European Integration, 44(3), 347-363. Alcazar III, A. S. M., Nessel, C., & Orbie, J. (2023). Decolonising EU Trade Relations with the Global Souths?. Journal of Contemporary European Research, 19(2). Sebhatu, R. W. (2020). Applying postcolonial approaches to studies of Africa-EU relations. In The Routledge handbook of EU-Africa relations (pp. 38-50). Routledge. Kamga, S. G. (2014). ‘Economic Partnerships Agreements : Another Tool for the Scramble for Africa or a Viable Undertaking for the Continent’s Development.’ In M. Muchie, V. Gumede, P. Lukhele-Olorunju and H. T. Demissie (eds.), Unite or Perish : Africa Fifty Years after the Founding of the OAU. Pretoria : Africa Institute of South Africa, pp. 247–262 ; Tandon, Y. (2015). Trade is war : the West’s war against the world. Or Books. Lopes, C. (2024). The Self-Deception Trap : Exploring the Economic Dimensions of Charity Dependency within Africa-Europe Relations. Springer Nature.
- Bougrea, A. (2024). The European Investment Bank in Sub-Saharan Africa : constrained expansion. Journal of Economic Policy Reform, 1-25
- Pasture, P. (2018). The EC/EU between the Art of Forgetting and the Palimpsest of Empire. European Review, 26(3), 545-581.
- Césaire, A. (1950/1955). Discourse on Colonialism.
- Fanon, F. (1961). The Wretched of the Earth. New York : Grove Press.
- Rodney W (1972) How Europe Underdeveloped Africa (first edition), Bogle-L’Ouveture Publications, London, and Tanzania Publishing House, Dar es Salaam.
- Galtung, Johan (1973) The European Community : A Superpower in the Making. Oslo/London : Norwegian University Press/Allen & Unwin.
- Césaire, A. (1950/1955). Discourse on Colonialism.
- Ejdus, F. (2022). Anxiety, Dissonance and Imperial Amnesia of the European Union. Uluslararası İlişkiler Dergisi, 19(73), 49-64.
- Mertens, P. (2023). Muiterij – Hoe onze wereld kantelt. EPO, Antwerpen, 2023
- Bogaert, K. (2023). In het spoor van Fanon : orde, wanorde, dekolonisering. EPO. Ndlovu-Gatsheni, S. J. (2020). Decolonization, development and knowledge in Africa : Turning over a new leaf. Routledge.
- Ndlovu-Gatsheni, S. J. (2020). Decolonization, development and knowledge in Africa : Turning over a new leaf. Routledge.
- Rutazibwa, O. U. (2018). On babies and bathwater : Decolonizing international development studies 1. In Decolonization and feminisms in global teaching and learning (pp. 158-180). Routledge.