In Vlaanderen claimt 50 jaar later zowel links als het Vlaams-nationalisme mei 68. Soixantehuitard Herwig Lerouge ontrafelt de paradox.
Overal ter wereld wordt 1968 vijftig jaar later herdacht als een jaar van linkse protesten, van opstand tegen het establishment. Het jaar dat de revolutie in de lucht hing in Europa, de Verenigde Staten en zelfs Japan. Overal ter wereld, behalve in Vlaanderen. Hier eist het hele Vlaamse politieke spectrum de gouden herdenking van het wonderjaar 68 voor zich op. Terwijl de linkerzijde fier mei 68 herdenkt als een progressief en internationaal gebeuren, blikt de rechterzijde tevreden terug op Leuven Vlaams, dat conservatief en Vlaams-nationalistisch heet. Je hoorde en zag er dan ook heel verrassende en tegenstrijdige dingen: ‘Walen buiten’ en ‘Bourgeois buiten’, ‘Arbeiders, studenten, één front!’ en een zakenman aan het hoofd van een studentenactiecomité, of nog, een seksnummer van een conservatief studentenblad. Het is zo paradoxaal dat men zou denken dat het om twee verschillende bewegingen gaat – en dat is ook zo. Om te ontdekken hoe de puzzelstukjes in elkaar passen ontmoeten we mei 68-veteraan Herwig Lerouge.
Herwig Lerouge. “Wij waren in de eerste plaats rebellen, maar niet zonder doel zoals in de film Rebel Without a Cause. Wij handelden vanuit een rechtvaardigheidsgevoel. Voor ons was het niet tegenstrijdig om een volledig Vlaamse universiteit in Leuven te eisen en tegelijk de verstikkende seksuele moraal van het katholicisme aan te vallen, met de rebelse muziek van Bob Dylan en The Rolling Stones op de achtergrond. Naarmate de beweging zich ontwikkelde, groeide ook ons bewustzijn. Van ‘Walen buiten’ naar ‘bourgeois buiten’. Van een taalkwestie naar een sociale revolutie. Van een directe bekommernis voor onze universiteit naar het omstoten van de gehele wereldorde. Daarvoor richtten we onze eigen strijdbeweging op, de Studentenvakbeweging (SVB), die ik onder leiding van Ludo Martens, Paul Goossens, Walter De Bock en vele anderen uit de grond heb gestampt om de brug te maken tussen de spontane protesten van mei 66 en de grote Leuvense studentenopstand in januari 1968.”
“Op een gegeven moment werd de massabeweging zo groot dat het aantal persoonlijke motieven om eraan deel te nemen niet meer te tellen viel. Onvermijdelijk lopen de interpretaties vandaag dus sterk uiteen. Maar over de feiten kan geen twijfel bestaan: de studentenbeweging nam een steeds radicalere linkse koers. Toen Frankrijk zich volgens Le Monde nog verveelde, maakte uitgerekend het katholieke Vlaanderen een voorspiegeling van mei 68 door. Met de maartbeweging van 1969 in Gent waren de Vlaamse studenten opnieuw aan zet. Tegen dan vormde democratisch onderwijs in een democratische samenleving het uitgangspunt en was de beweging definitief uitgemond in solidariteit met de arbeidersklasse. De kern van de Studentenvakbeweging zou niet voor niets later de kern vormen van de Partij van de Arbeid (PVDA).”
“Ik ben afkomstig van het dorpje Ooigem, bij Kortrijk. Opgroeien in het Vlaanderen van de jaren 50 en 60 was zoals je leest in de romans van Hugo Claus. Op school leerde je respect te hebben voor gezag en in de verplichte zondagsmis om godvrezend te zijn. Jongens en meisjes werden strikt gescheiden. Jaarlijks kregen de vier arme socialisten die hun kinderen naar de staatsschool stuurden een donderpreek in de kerk, met naam en toenaam, het hellevuur was hun onontkoombaar einde. Mijn vader werkte eerst als mijnwerker en nadien als textielarbeider. Telkens was hij ook vakbondsafgevaardigde voor het ACV. Dat verklaart deels waarom het Vlaams-nationalisme ons volledig vreemd was. Die stroming was ook toen al hevig antisyndicaal.”
“Met de steun van een priester bij wie ik kon logeren, heb ik een deel van mijn humaniora in een Franstalig college kunnen doen. Omdat, zoals men toen dacht, tweetaligheid meer kansen biedt op een baan als klerk in een bedrijf of bij een notaris of advocaat. Zoals zoveel leeftijdsgenoten was ik actief bij de KSA, de Katholieke Studentenactie, die toen, zeker in West-Vlaanderen, nog zwaar door het Vlaams-nationalisme getekend was. Ik heb zelfs nog meegewerkt aan de oprichting van een Volksunieafdeling in mijn dorp. Niet zozeer vanuit Vlaamse gevoelens, dat stonden mijn thuisomgeving en tweetalige opvoeding met veel belangstelling voor de Franse cultuur in de weg. We wilden alleen de verstikkende greep van de CVP doorbreken. Er bestond in mijn gemeente geen oppositiepartij. De eigenaar van veevoederbedrijf Vanden Avenne was er burgemeester. Hij bestuurde het dorp als zijn eigendom en was twee handen op een buik met de pastoor. De VU bleek de enige mogelijkheid om tegen zijn heerschappij op te komen. Mijn verzet was op het einde van mijn humaniora vooral antiautoritair, antiklerikaal. Dwepen met Brassens en Sartre, ostentatief een zwarte trui met rolkraag dragen zoals de existentialisten in Parijs: doodzonde toen in die kringen. Toen ik in 1964 in Leuven terechtkwam, was ik politiek geen onbeschreven blad.”
Mei 66: de eerste studentenrevolte
“In Leuven was Vlaams-nationalisme een heet hangijzer. Bij het vastleggen van de taalgrens in 1962 kwam Leuven volledig in Nederlandstalig gebied te liggen, maar de Katholieke Universiteit Leuven (KUL) mocht volgens de taalwet wel tweetalig blijven. Vanuit Vlaamsgezinde hoek kwam daarop veel kritiek. Ikzelf hield me aanvankelijk afzijdig van dat debat en focuste me in mijn eerste twee jaren aan de universiteit op mijn studies Germaanse talen. Ik behoorde tot de eerste arbeiderskinderen die op de universiteitsbanken terechtkwamen en wilde die kans niet verspelen.”
De hele zomervakantie van 1966 werkten we aan een voettocht door Vlaanderen, geïnspireerd door de Meredith-mars in Amerika.
“Vlaanderen geraakte pas in de jaren 50 en 60 echt geïndustrialiseerd. De jonge Vlaamse burgerij had eigen Vlaamse intellectuelen en kaderleden nodig en dus ook voldoende Nederlandstalig hoger onderwijs. Vooral de Vlaamse Volksbeweging, daarin gesteund door Vlaamsgezinde studentenverenigingen en de Vereniging van Vlaamse Professoren, vroeg sinds de vroege jaren 60 al de vernederlandsing van de Leuvense universiteit. Dat is een deel van de verklaring voor de beweging voor Leuven Vlaams. De toevloed van studenten in die periode zorgde ervoor dat de KUL wilde uitbreiden. Vanaf 1965 kreeg ze toestemming om ook faculteiten op te zetten buiten het arrondissement Leuven. Het voornemen om uit te breiden naar Woluwe en Waver om zo een ‘Grand-Bruxelles’ te vormen riep opnieuw veel verontwaardiging op in Vlaanderen. De eis tot overheveling van de Franstalige faculteiten werd vanaf dan een speerpunt van de Vlaamse beweging.”
“Wat mij en de meeste studenten vooral tegen de borst stuitte, was de autoritaire manier waarop het bestuur van de universiteit te werk ging. In die tijd stond de KUL nog rechtstreeks onder het gezag van de Belgische bisschoppen, die aan niemand behalve God verantwoording aflegden. Op 13 mei 1966 wezen die de eis tot overheveling af, met een sneer naar de mensen door wie ‘de universitaire eenheid publiek in gedrang wordt gebracht’. ‘Wie tot de universiteit toetreedt, onderwerpt zich vrijwillig aan hen die het gezag voeren’ zo luidde de officiële episcopale verklaring. Voor ons betekende dat zoveel als dat elke vorm van inspraak of democratisch bestuur onmogelijk was aan de grootste universiteit van het land. Vooral daartegen brak studentenprotest uit. Op 16 mei werden honderden studenten die in Leuven op straat kwamen, door de rijkswacht uiteengeslagen. De volgende dagen zwollen de acties aan tot enkele duizenden. Ook in andere Vlaamse steden begonnen studenten en scholieren allerlei bijeenkomsten, marsen en acties te organiseren. Op 20 mei besliste de Academische Raad om het academiejaar vroegtijdig op te schorten. Maar ondertussen was het vuur aan de lont gestoken. Nog tot 31 mei kwamen jongeren overal in Vlaanderen op straat.”
“In mei 66 deden de meest diverse en de meest eigenaardige opvattingen de ronde. Natuurlijk was het Vlaams-nationalisme dominant. Achteraf gezien was het maar goed dat wij nog niet te links waren, dan hadden we misschien zelfs nooit de trekkers van die massabeweging willen worden. Maar de beweging werd ook al snel antiklerikaal, tegen de bisschoppen die een rechtstreekse lijn hadden met de Heilige Geest. Heel snel hoorde men in het katholieke Leuven: ‘À bas la calotte…’, ‘Purperen gieren buiten !’, ‘Stop een bisschop in uw tank !’. Je hoorde ook ‘Revolutie’. De matrakken en waterkanonnen van de rijkswacht brachten de mooie praatjes uit de cursussen over onze democratie aan het wankelen. De hymne van de burgerrechtenbeweging in de VS We Shall Overcome nam het stilaan over. De ideeën schoven steeds meer op naar links.”
Internationaal ontwaken
“Onze generatie was er een die opgroeide in een veranderende wereld. De Tweede Wereldoorlog hadden wij net niet meer meegemaakt, maar wel de democratische en materiële vooruitgang door de overwinning op het fascisme en de totstandkoming van de sociale zekerheid. In onze tienerjaren begon ook de naoorlogse wereldorde scheuren te vertonen en via de televisie konden wij dat allemaal volgen. De Cubaanse revolutie van 1959 leidde in 1962 tot een nederlaag voor de VS in de Varkensbaai. Che Guevara werd een wereldwijd icoon voor jeugdige heldhaftigheid. Ludo Martens zei dat de onafhankelijkheid van Congo in 1960, en vooral de speech van Patrice Lumumba over de misdaden van het kolonialisme – voor de neus van koning Boudewijn ! – zijn blik op de wereld had veranderd. We voelden aan dat een andere wereld mogelijk was, maar we hadden nog veel vragen over hoe die er zou uitzien of bereikt kon worden.”
“Zelf was ik veel bezig met de folkmuziek uit de Verenigde Staten. Mijn grote helden waren Woody Guthrie en Bob Dylan. Via Guthrie leerde ik het Amerika kennen van de deportees, migranten die omkwamen in vliegtuigcrashes en door de privémilities werden opgejaagd. En het Amerika van de hobos, arbeiders die op zoek naar werk grote omzwervingen door de VS maakten. Guthrie kwam op voor de burgerrechten van de zwarte bevolking en tegen de lynchpartijen van de Ku Klux Klan. Hij was ook sympathisant van vakbonden en communisten en op zijn gitaar prijkte de wapenkreet ‘This Machine Kills Fascists’. Ik leerde via hem de geschiedenis van het Amerikaanse volk kennen, die ik op school nooit had geleerd.”
“Het was ook de tijd van de oorlog in Vietnam en die maakte nog meer indruk op ons. Tijdens het hoogtepunt van de Amerikaanse interventie in Vietnam waren wij al studenten en de gebeurtenissen hadden een rechtstreekse impact op het studentenleven. De hardnekkige weerstand van de bevolking tegen het grootste militaire apparaat ter wereld inspireerde ons, net als de leuze van Che Guevara voor ‘Een, twee, vele Vietnams’. Het Tetoffensief van januari 1968, dat de Amerikanen in Vietnam zware slagen toebracht, toonde vooral hoe sterk het verzet wel was. Dat zorgde voor een enorm enthousiasme bij vele Leuvense studenten die op dat moment hun eigen guerrilla-oorlog aan het uitvechten waren met de rijkswacht. Als we spreken over opgroeien in katholiek Vlaanderen, mogen we die internationale context niet vergeten.”
De Vlaamse beweging op een kantelpunt
“Eigenlijk waren er twee ‘Leuvense revoltes’. Dat verklaart waarom ook de Vlaams-nationalisten vandaag de beweging claimen. De Vlaamse Beweging flakkerde begin jaren 60 weer op onder leiding van Wilfried Martens en de opkomende Volksunie. In mei 66 was het Vlaams-nationalisme dominant. De officiële studentenleiders hadden, uit schrik voor sancties, de leiding overgedragen aan een Vlaamse zakenman, Rik Seghers, die in zijn gloednieuwe Mercedes 230 Leuven binnenreed om zich aan het hoofd te plaatsen van het Actiecomité. Tijdens de betogingen klonk in het begin vooral het dwaze ‘Walen buiten’. Een deel van de CVP en de VU steunde de revolte met een eigen agenda. De politieke vertaling van de Leuvense beweging in het parlement oversteeg het traditionele Vlaamse nationalisme niet. CVP-er Jan Verroken diende een wetsvoorstel in om de homogeniteit van de taalgebieden door te trekken tot het hoger onderwijs. Het haalde de inoverwegingneming niet, maar de groeiende tegenstellingen binnen de nog unitaire CVP-PSC zouden wel leiden tot de val van de regering Vanden Boeynants, na de januarirevolte van 1968.”
“Wij herkenden onszelf niet in die traditionele politieke partijen, en dat wantrouwen was trouwens geheel wederzijds. De onverwachte opstandigheid van de studenten dreef het establishment uit Vlaanderen, Brussel en Wallonië zelfs naar elkaar toe. Voor de Vlaamse bourgeoisie was ‘de zaak Leuven’ vooral een gelegenheid om een groter stuk van het Belgische staatsapparaat onder controle te krijgen. Manu Ruys, de hoofdredacteur van De Standaard en spreekbuis van de Vlaamse Beweging op dat ogenblik, liep niet hoog op met de studentenleiders. Volgens hem werd de maatschappijkritische houding van Paul Goossens, Walter De Bock en Ludo Martens niet gedragen door de studentenmassa en luisterde het politieke milieu veel meer naar culturele drukkingsgroepen van de Vlaamse rechterzijde, vooral natuurlijk naar kranten zoals de zijne. Historicus Louis Vos merkt daarover op dat Ruys de rol van de studentenleiders wel erg minimaliseert. Volgens hem waren met de studentenopstand van januari 1968 de nieuw-linkse inzichten tot in de bredere studentenwereld doorgedrongen.”
Een hele generatie Leuvense studenten nam in die periode afstand van het bekrompen Vlaams-nationalisme en de partijen die dat belichaamden.
“De radicale democratische verzuchtingen die de Vlaamse jeugd naar voren schoof, gingen frontaal in tegen de strategie van de Vlaamse beweging. Een muurkrant uit 68 richtte zich tot de Franstalige studenten. In het Frans, maar opgesteld door een Vlaamse student. “ La langue française est la seule chose que la bourgeoisie a de commun avec vous. Notre langue qui est aussi la vôtre, est la langue et la mentalité anti-capitaliste et anti-bourgeoise ”. Dat was typerend voor de sfeer van toen. Een hele generatie Leuvense studenten heeft in die periode afstand genomen van het bekrompen Vlaams-nationalisme en van de partijen die dat belichaamden. Ook de socialisten en de Kommunistische Partij waren zo goed als afwezig bij deze ‘katholieke broederstrijd’. Het was dan ook vanzelfsprekend dat wij naar een eigen, nieuw politiek alternatief op zoek gingen. Het is tekenend dat AMADA en haar opvolger de PVDA wars zijn van elk nationalisme en voor solidariteit tussen de gemeenschappen. Maar toch is het ook onbetwistbaar dat de revolte de katalysator is geweest voor de verdere opsplitsing van het land en de politieke partijen.”
Wind zaaien om storm te oogsten
“Het Vlaams-nationalistische establishment had de linkse storm niet zien aankomen. In 1962 was de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS) officieel het studentensyndicalisme gaan belijden: ze kwamen op voor de democratisering van het onderwijs, de ‘student als jonge intellectuele arbeider’ en een studieloon. Dat discours stond haaks op de elitaire en bourgeoiscultuur van de Leuvense universitaire gemeenschap. Lieve hemel ! Syndicalisme in de boven het gepeupel verheven tempel van wetenschap en geloof, in de bekrompen wereld van het klerikalisme en het nationalisme, waar de elite werd opgeleid om leiding te geven aan de vrije wereld, de vrije onderneming, waar vakbonden en inspraak synoniem waren van anarchie en verloedering. Vijf jaar daarvoor, in de winter van 1960-61, hadden studentenorganisaties nog meegeholpen om stakingspiketten voor Leuvense bedrijven aan te vallen.”
“Via een vriend leerde ik een moedige maar erg geïsoleerde groep van linkse studenten kennen die zich verenigd hadden in De Brug (tussen christenen en marxisten). Zij hadden de verdienste om ons in contact te brengen met de strijd tegen de Amerikaanse interventie in Vietnam en de strijd van de mijnwerkers van Zwartberg. Tijdens de vakantie van 66 trad een nieuwe generatie studentenleiders naar voren die de leiding van het Katholiek Vlaams Hoogstudenten Verbond (KVHV) – toen de enige politieke massaorganisatie van studenten – in handen namen. Daartoe behoorden onder meer Ludo Martens, Paul Goossens en Walter De Bock. Zij wilden de linkse ideeën uit het steriel gefilosofeer in kroegen en debatclubjes halen en tot actie overgaan om de massa’ s in beweging te krijgen.”
“Toen Ludo Martens mij in de vakantie van 1966 in een of ander bruin café vroeg om mee te werken bij Ons Leven, het blad van KVHV, was mijn eerste bedenking: ik ben geen Vlaams-nationalist, ik ben links, voor studentensyndicalisme. “ Dat is precies wat we zoeken ”, was zijn antwoord. “ We willen de studentenbeweging losmaken van dat nationalisme en dat kunnen we het best via Ons Leven.” Zo is het begonnen. Mijn eerste artikel was een interview met Boudewijn de Groot, die na de Mars op Leuven in oktober 66 kwam optreden. Mijn tweede ging over Dylan, die toen nog niet erg bekend was. Daarna ben ik redactiesecretaris van Ons Leven geworden.”
“De hele zomervakantie van 1966 werkten we aan een voettocht door Vlaanderen, geïnspireerd door de Meredith-mars in Amerika. Op 4 oktober gingen in Oostende 150 studenten van start. Een foto hiervan op de voorpagina van Ons Leven, het meest gelezen studentenblad van Leuven, zorgde voor veel commotie in nationalistische kringen. Stel je voor, in hun blad ! De eis ‘Leuven Nederlands’ werd nu in democratische termen verwoord als een universiteit in dienst van de gemeenschap en gekoppeld aan de eis van een Franstalige universiteit in Wallonië. De voettocht zag zijn aantal deelnemers gestadig aangroeien en uiteindelijk marcheerden ongeveer duizend man van Mechelen naar Leuven. De artikels van Ludo Martens in Ons Leven lokten in de maanden na de voetmars overal discussies en controverses uit. Paul Goossens trok het hele jaar 67 in Leuven rond, gewapend met een megafoon. Hij pleitte voor actie en voor protest. Zelden werd meer dan tweehonderd man bereid gevonden hem te volgen.”
“Ikzelf deed vooral organisatorisch werk om de Studentenvakbeweging (SVB) uit de grond te stampen, waar Ludo Martens de bezieler van was. In februari 1967 werd Martens door de bisschoppen van de Leuvense universiteit gebannen naar aanleiding van het ‘seksnummer’ van Ons Leven. Die editie handelde voornamelijk over het ideologische fundament van de Studentenvakbeweging, maar bevatte ook twee gewaagde artikels over seksueel misbruik bij de clerus. Martens moest zijn studies gaan voortzetten aan de Universiteit van Amsterdam. Ik heb vervolgens mee het blad 13 mei van de SVB opgericht en trok naar de faculteitskringen om SVB-groepen uit de grond te stampen. Dit ondankbare werk, dat niet zoveel resultaat opleverde, vormde wel een kern van activisten. Zonder dit moeizame wroetwerk zou de januari-revolte van 1968 er nooit zijn gekomen. Het was de periode van het zaaien dat tot de oogst van januari 68 zou leiden.”
De commune van Leuven
“Op 14 januari 1968 maakten de bisschoppen een nieuw expansieplan bekend, dat opnieuw op Groot-Brussel mikte en expliciet het behoud van de Franstalige faculteiten in Leuven bevestigde. En alweer spatte de arrogantie en vermeende onaantastbaarheid van hun verklaring af. De Studentenvakbeweging was toen al de belangrijkste, best georganiseerde (en dat was dan nog zeer relatief) studentenorganisatie geworden. Er braken hevige rellen uit, van een heel andere orde dan in mei 66. Paul Goossens stond nu voor nokvolle zalen. Vanaf 16 januari wordt ‘Walen buiten’ voorgoed vervangen door ‘Bourgeois buiten’. De massa trekt op naar de Hallen waar ze tafels, stoelen, fichebakken en andere huisraad naar buiten draagt en opstookt. Het vuur slaat in de Leuvense pan … Het geroep van 2.000 betogers galmt tussen de huizen, als ‘s avonds om 22 uur de eerste avondwandeling van start gaat. De rijkswacht arresteert die nacht 325 jongeren. Woensdag 17 januari staakt heel Leuven-Nederlands.”
Twee mijnwerkers kwamen tijdens betogingen om het leven door repressie van de rijkswacht. Door onze kennismaking met de matrakken voelden we ons spontaan verbonden.
“Aan de huizen van de faculteitskringen, aan de studentenhuizen, aan de Alma’ s: overal verschenen muurkranten met uiteenlopende maar vaak zeer radicale visies. Leuven werd wekenlang door de studenten bezet. Tienduizenden scholieren sloten zich bij de beweging aan. In alle Vlaamse steden vonden scholierenstakingen en betogingen plaats. De rijkswacht probeerde vergeefs de ‘Commune van Leuven’ met repressie neer te slaan en studentenleider Paul Goossens werd van 17 tot 30 januari vastgehouden. Maar anderen namen direct zijn plaats in op de dagelijkse volksvergadering in de Alma II, waar duizenden studenten zelf de situatie bespraken met de studentenafgevaardigden die voortaan voor deze volksvergadering verantwoording moesten afleggen. Tijdens de januari-revolte organiseerde ik talrijke vormingsvergaderingen van de SVB waar honderden studenten opdaagden. We spraken over de democratische universiteit, het kapitalisme, het imperialisme en de rol van de staat en de rijkswacht. Mede dankzij deze scholing en het organisatienetwerk van de SVB slaagden de studenten erin om het dagelijkse kat-en-muisspel met de gendarmen te overleven en de beweging staande te houden.”
“De ideeën waren intussen meer gerijpt, en met de gebeurtenissen groeiden de inzichten van de studenten. Met de meirevolte kreeg de repressie tegen de stakende mijnwerkers in Zwartberg in januari 1966 een heel andere betekenis. Twee mijnwerkers, Valère Sclep en Jan Latos, kwamen toen tijdens betogingen tegen de mijnsluiting om het leven door geweerschoten en traangasgranaten van de rijkswacht. Toen we zelf kennis hadden gemaakt met hun matrakken en waterkannonen voelden we ons spontaan verbonden met de mijnwerkers. Dat gevoel stak opnieuw de kop op in januari 68. We namen deel aan een betoging van de stakende arbeiders van ABR in Leuven. Nooit gezien. Op 29 januari legde de SVB een bus in om de stakende mijnwerkers in Limburg te bezoeken en op 1 februari twee bussen naar de arbeiders in Luik. Voor het eerst werd de hand uitgestoken naar de arbeidersklasse. Op 3 februari betoogden 1.700 leraars in Antwerpen om steun te betuigen aan de studenten en scholieren. Op 7 februari viel uiteindelijk de regering-Vanden Boeynants en kwam de Leuvense revolte stilaan ten einde.”
“Na de januari-revolte wilde men mij van de universiteit wegsturen voor mijn bijdragen aan het ‘illegale’ studentenblad Revolte, net zoals ze met Ludo Martens hadden gedaan. Maar de vicerector was te weten gekomen dat mijn vader recent overleden was en dat mijn moeder in een moeilijke financiële situatie zat. Uit medelijden met haar liet hij mij mijn jaar afmaken. Maar ik mocht niet terugkeren. Zo ging dat toen. Ik heb mijn jaar niet afgemaakt en ben vanaf september twee jaar burgerdienst gaan doen als leraar in Congo, ook om mijn verloren studiebeurs terug te betalen. Via een briefwisseling met Ludo Martens bleef ik op de hoogte van het reilen en zeilen van de SVB. Ik heb wel nog in mei 68 de grote studentenbeweging en de arbeidersstakingen in Frankrijk meegemaakt, ik ben zelfs een paar dagen naar Parijs getrokken.”
“Arbeiders, studenten, één front!”
“Wij waren aanvankelijk helemaal geen marxisten. We begonnen met de overweging dat men de dingen ‘in hun sociaaleconomische context moest plaatsen’. De meest linkse posities voeren toen onder de vlag van: ‘Een democratische universiteit in een democratische maatschappij !’ en ‘Studenten-arbeiders, solidariteit !’ De meidagen van 1966 deden ons beseffen dat we die rechtvaardige samenleving niet zomaar zouden krijgen, omdat wie zich niet onderwerpt aan het gezag te maken krijgt met de wapenstok, het waterkanon en de gevangenis. We hebben theoretische teksten geschreven, over de arbeiders, over een systeem dat ten dienste zou staan van de arbeiders, dat hen op de eerste plaats stelt, dat alle machten kapot maakt. Het was zeer mooi en idealistisch maar het viel een beetje buiten de realiteit. Wij kenden Marx alleen uit de anticommunistische cursussen. We hebben eerst zelf een weg afgelegd en bepaalde problemen benoemd. Maar we zijn op de duur zo vaak voor marxist en leninist uitgemaakt dat we gingen kijken wat die Marx eigenlijk geschreven had.”
“Natuurlijk speelde het verzet tegen het imperialisme van internationale beroemdheden als Ho Chi Minh, Che Guevara en Mao daarin een rol. En toch gaven ontmoetingen met internationale studenten de doorslag. In de vakantie van 1967 trokken we naar het zomerseminarie van de SDS, de toen zeer linkse studentenorganisatie van de Duitse SPD onder leiding van Rudi Dutschke. Daar leerden we Staat en Revolutie van Lenin en Monopoly Capital van Baran en Sweezy kennen. Een student uit Frankfurt had een werkje van Mao gelezen en probeerde zijn enthousiasme daarover met ons te delen. Terug in Leuven kwamen we in contact met Latijns-Amerikaanse studenten in het Internationaal Centrum, waar we de beste koffie van Leuven gingen drinken. Een Boliviaanse student had in de guerrilla meegevochten en was nogal kritisch voor de strategie van Che. Hij duwde ons meer in de richting van de geschriften van Mao Zedong. Mao schreef over het belang om zich als intellectueel onder te dompelen in de arbeidersklasse, om niet over het volk te spreken maar er deel van uit te maken. In de Culturele Revolutie herkenden we de opstand van de jeugd tegen vermolmde structuren zoals we die in Oost-Europa vaststelden. Zo bracht de revolte van januari 68 een brede verspreiding teweeg van revolutionaire ideeën.”
“Tijdens de vakantie van 68 bestudeerde een dertigtal SVB-militanten gedurende zeven volle dagen Wat te doen? van Lenin. Zo kwamen we stilaan tot een meer coherente visie. We kwamen tot het besluit dat er een revolutionaire arbeiderspartij nodig was. Na dit debat koos een vrij groot aantal leden voor een leven in dienst van en te midden van de werkende bevolking. Sommigen gingen als arbeider in een fabriek werken, anderen gingen als leraar, dokter of socioloog in een arbeiderswijk wonen om aan arbeiderskinderen les te geven, arbeiders te verzorgen en politiek werk doen onder de arbeiders.”
“Ludo Martens discussieerde met Kris Merckx, de voorzitter van het Faculteitenconvent in Leuven, om als dokter niet voor zichzelf te gaan werken. Samen met Michel Leyers richtte Kris in 1971 Geneeskunde voor het Volk op, dat vandaag gratis eerstelijnsgezondheidszorg aanbiedt in elf groepspraktijken in heel België. Sommigen waren fel tegen die keuzes gekant. Je kon evengoed aan de universiteiten en in de middelbare scholen de revolutionaire geest verspreiden, zegde Ernest Mandel, de bekende marxistische econoom van trotskistische huize. In de fabriek gaan werken was volgens hem aan apostolaat doen, zelfkastijding en boete, een overblijfsel van de katholieke indoctrinatie.”
“De grote mijnstaking van 1970 in Limburg was voor meer dan honderd militanten het langverwachte sein om los te breken uit de universitaire bubbel. Tientallen SVB’ ers kregen er een snelcursus klassenstrijd. Zelfs de sterkste studentenrevolte, die van januari 68, leed al na twee weken aan zware vermoeidheid en stortte na drie weken van uitputting in elkaar. Maar de mijnwerkers, die geen stakingsgeld ontvingen en toch hun gezin moesten voeden, hielden stand gedurende zes lange weken. De taaiheid, de verbetenheid, de bereidheid tot ontbering, de afkeer voor de heersende klasse die leefde onder de arbeiders, was van een heel ander kaliber dan de anti-autoritaire gevoelens in de studentenwereld. SVB werd een ‘partij-in-opbouw’ met de naam AMADA (Alle Macht Aan De Arbeiders). Ikzelf ben eerst bij de MIVB gaan werken in Brussel en ben later samen met enkele kameraden naar Luik verhuisd om daar groepen van de partij uit te bouwen. In 1979 waren er genoeg structuren opgezet om over te gaan tot de oprichting van een echte partij. De Partij van de Arbeid is dus letterlijk uit mei 68 geboren.”
Après mai
“Mei 68 is eigenlijk een verzamelnaam voor de roerige jaren tussen 65 en 70 die een opgang van democratische en revolutionaire ideeën hebben voortgebracht. Mei 68 was protest tegen de gewetenloze uitbuiting van de derde wereld en steun aan de heldhaftige strijd tegen kolonialisme, imperialisme en oorlog in Vietnam, Afrika, Latijns-Amerika. Mei 68 is een keuze voor de strijd van de werkende mensen, tegen racisme en voor gelijkberechtiging, tegen de autoritaire gezagsstructuren. Mei 68 zijn de immense stakingen in Frankrijk, die Generaal de Gaulle aan het wankelen brachten. Mei 68 zijn de zwarte vuisten op de Olympische Spelen in Mexico, het zijn de Black Panthers in de VS, die hele wijken organiseerden tegen het racistische politiegeweld. Mei 68 heeft de PVDA in België voortgebracht. Wij waren radicaal. Dat was de tijdsgeest, maar het was ook niet niks om zich als jonge mensen los te wrikken uit de verstikkende greep van een autoritaire kerk en van een onrechtvaardig en hypocriet politiek gezag. Geen enkele politieke partij steunde ons. We moesten wel iets nieuws op poten zetten want alle bestaande partijen aanvaardden het kapitalistische kader.”
“Verschillende partijen die uit de beweging van 1968 ontsprongen, verdwenen al snel. Wij wilden niet op dat hellend vlak terechtkomen. In onze zoektocht zijn we al eens verdwaald. De bestaande socialistische modellen in de Sovjet-Unie en Oost-Europa voldeden ons niet. De schrik om meegezogen te worden met de laatste politieke modegril versterkte bij ons ook de reflex van de belegerde burcht. We reageerden te krampachtig en slaagden er aanvankelijk niet in om echt door te breken. Maar we hebben wel altijd de geest van mei 68 bewaard. Grote inzet en vrijwillig engagement bleven het kenmerk van de partij. Durf te strijden en te winnen, de kennis komt uit de praktijk en sta altijd aan de kant van de werkende mensen, nationaal en internationaal. Ondanks alle dogmatische en sectaire kantjes is de PVDA altijd een partij van de arbeidersklasse geweest. En vandaag geeft de PVDA een eigentijdse invulling aan het emancipatieproject van het socialisme.”
“Mei 68 heeft honderden, wellicht duizenden jongeren voor het leven getekend. Mensen als Paul Goossens en Walter De Bock hebben niet de stap naar AMADA gezet. Maar ze hebben wel twintig jaar lang, via de krant De Morgen, met succes het gevecht gevoerd voor een maatschappijkritische kwaliteitsjournalistiek toen de pers vooral gekenmerkt werd door haar blinde trouw aan het gezag. Na mei 68 ging de protestgeneratie zich engageren in initiatieven voor kritisch onderwijs, in juridische hulp aan jongeren en mensen die het moeilijk hebben, in de hernieuwde vredesbeweging met als hoogtepunt de rakettenbetogingen, in de vrouwenbeweging, in de vakbeweging, in progressieve cultuurinitiatieven – dikwijls verbonden met de arbeidersstrijd in de jaren zeventig – in wijkgezondheidscentra, in de antiracistische beweging, in derdewereldorganisaties en steungroepen voor Vietnam, Zuid-Afrika, Nicaragua, El Salvador, Chili, Palestina … Ook bij de opkomst van de groene beweging in de jaren 70 leefden aanvankelijk de radicale democratische en anti-imperialistische ideeën van mei 68 voort.”
De terugslag
“Lang niet iedereen heeft de progressieve en rebelse geest behouden. Een deel kwam, vaak na enkele jaren van ideologische omzwervingen, terecht bij traditionele partijen. Enkelen, zoals Luc Van den Bossche, draaiden volledig hun kar en gingen voor het grote geld. Studentenleiders als Daniel Cohn-Bendit en Joschka Fischer werden vooraanstaande verdedigers van het systeem. Nog anderen zijn hevige anticommunisten, hevige voorstanders van Westerse interventies over de hele wereld geworden, zoals de nouveaux philosophes in Frankrijk. Vrijwel meteen na 68 reageerde het establishment met een ideologische tegenaanval. Allerhande denktanks die na 1970 vooral in de VS werden opgericht, zoals de Chicago Boys rond Milton Friedman, hadden vaak als doel om de bestaande orde met een nieuw verhaal te verstevigen. Daarmee werden de kiemen gelegd voor de neoliberale ideologie waarmee Thatcher en Reagan een nieuwe rechtse hegemonie probeerden te vestigen, steunend op een individualistische verdraaiing van de vrijheidsgedachte van mei 68.”
Paul Goossens schreef dat na de val van de Muur de demonisering van mei 68 het anticommunisme vervangen heeft als bindmiddel van de rechterzijde.
“Vanaf de jaren 1980 werd een regelrechte sloopactie ingezet tegen de belangrijkste verworvenheden van toen. Je merkt dat zowel aan de maatregelen die rechtse en centrumlinkse regeringen nemen als aan het nieuwe autoritaire discours waarmee ze worden gerechtvaardigd. Denk aan de hervormingen en besparingen in het onderwijs die de ongelijkheid opnieuw in de hand werken in plaats van ze te bestrijden, uit angst voor ‘nivellering’. Denk aan hoe derdewereldbewegingen die solidair zijn met het zuiden verweten worden dat ze ‘ons opzadelen met schuldgevoelens’ en voor hun financiering moeten vrezen. De manier waarop Unia met haar missie voor gelijke kansen en discriminatiebestrijding wordt aangepakt. Het cultuurbeleid dat enkel nog commerciële projecten wil zien, zeker niets maatschappijkritisch. Of Maggie De Block voor wie de wijkgezondheidscentra met hun globale en vaak politieke aanpak nog altijd een doorn in het oog zijn. Om nog maar te zwijgen van de criminalisering van vakbonden en sociale bewegingen. Paul Goossens overdrijft nauwelijks als hij zegt dat na de val van de Muur de demonisering van mei 68 het anticommunisme vervangen heeft als bindmiddel van de rechterzijde.”
De strijd om het laatste woord
“Bart De Wever hoort bij de meest prominente critici van mei 68 in België. Hij organiseert een groot en feestelijk seminarie ter nagedachtenis van Leuven om het gespleten imago van N-VA als zogezegde anti-establishment partij in stand te houden. Weliswaar enkel anti het Belgische establishment. Mei 68 is voor hem de doorbraak van “ ongeremd en zuiver materialistisch egotisme ”, waar alleen de gerichtheid op het eigen ik telt. Mei 68 zou hebben geleid tot de paradoxale situatie dat onze welvaart steeds groter wordt terwijl tegelijk tal van welzijnsindicatoren op rood staan: zelfmoorden en gezinsdrama’ s, verkeersagressie, onveiligheidsgevoelens, bestaansonzekerheid, gebruik van geneesmiddelen en drugs, psychische klachten, mislukking van duurzame relaties, vereenzaming, denataliteit. We moeten terug naar de traditionele waarden van voor mei 68, aldus de burgemeester van Antwerpen. Moraalfilosoof Patrick Loobuyck merkte al op hoe opvallend het is dat de oorzaak van het excessief individualisme niet bij de kapitalistische consumptiemaatschappij, maar net bij de progressieven wordt gezocht.”
“Zonder enige scrupule zwijgt De Wever als een graf over de hele neoliberale restauratie sinds de jaren tachtig. Toen heroverde de moraal van de markt waar alles te koop is de hegemonie. De moraal waar mensen enkel worden getoetst op hun ‘bruikbaarheid’, zoals elke andere waar. Waar ellenbogenwerk, arrivisme, individueel succes en veralgemeende concurrentie worden verheerlijkt. Waar commercialisering van cultuur en relaties, irrationalisme, egoïsme, wreedheid in relaties tussen mensen en gewenning aan oorlog en geweld algemeen zijn. Alle kwalen waar De Wever over spreekt, worden precies in de hand gewerkt door die restauratie, waar de N-VA actief aan deelneemt: de concurrentie en flexibiliteit op de arbeidsmarkt versterken, de sociale wetgeving en openbare dienstverlening afbreken, het verhogen van de militaire uitgaven, de kapitaalvlucht naar belastingparadijzen en bevolkingsgroepen tegen elkaar opzetten. En het is net een partij als de PVDA die de strijd voert voor solidariteit, collectieve bescherming, wederzijds respect en onderlinge hulp: de waarden van mei 68.”
“De maatschappij waar de belagers van mei 68 naartoe willen, zal de kwalen van de globalisering en het neoliberalisme niet verhelpen maar enkel het verzet daartegen bemoeilijken of zelfs verbieden. Nieuw Rechts, zoals cultuurwetenschapper Ico Maly het noemt (zie elders in dit nummer, nvdr.), droomt van een samenleving waar de traditionele (christelijke) waarden en de nationale identiteit gekoesterd worden. Waar de vrijheid van ondernemen absoluut is, zonder inmenging van de vakbonden of de overheid. Waar werkgevers en werknemers als een grote familie samen hetzelfde doel nastreven: het welzijn van het bedrijf, lees de aandeelhouders. Waar de burger tussen twee kiescampagnes door onmondig en respectvol het woord van de verkozen politicus tot zich neemt. Dat is de hidden agenda achter de kruistocht van De Wever en co tegen mei 68. Als de jonge generatie een andere toekomst wil, zal ze ervoor moeten vechten net zoals wij dat hebben gedaan.”