Artikel

Corona en de volgende eurocrisis

De coronacrisis ontpopt zich noodgedwongen tot een tweede eurocrisis. Links moet zich goed bewust zijn van de gevaren en kansen, om een herhaling van 2008 te vermijden.

De coronacrisis wordt vaak vergeleken met een “externe schok” of een natuurramp die onze samenleving van buitenaf overkomt.1 Maar zelfs pandemieën vallen niet zomaar uit de lucht. Ze ontwikkelen zich onder specifieke sociale omstandigheden en de overeenkomstige vormen van stofwisseling tussen de mens en de natuur. Dit geldt al van voor het ontstaan van de epidemie. Kapitalistische expansie en landroof bevorderen het ontstaan van besmettelijke ziekten die, zoals SARS-CoV-2, worden overgedragen tussen dieren en mensen. Bossen kappen voor industriële monoculturele landbouw breekt natuurlijke barrières af, omdat wilde dieren met voorheen onbekende virussen uit hun leefgebied worden verdreven en zo in contact komen met boerderijdieren en mensen.2

De vergelijking van de coronacrisis met een gewone natuurramp gaat nog minder op als men de wereldwijde verspreiding van het virus in rekening brengt. Niet alleen heeft Covid-19, ondanks de lockdown van hele miljoenensteden, zich snel kunnen uitbreiden tot een pandemie door de steeds nauwere integratie van China in de kapitalistische wereldmarkt in de afgelopen decennia. Een andere doorslaggevende factor voor de verspreiding van het virus was dat de gezondheidszorgstelsels in veel landen sinds de crisis door het Europese bezuinigingsbeleid ernstige schade hebben opgelopen en dat er veel te laat consequente maatregelen zijn genomen om het virus in te dammen. Op het moment dat de EU begin maart Griekenland zonder schroom steunde bij de niet-naleving van het Vluchtelingenverdrag van Genève met de bedoeling haar buitengrenzen af te sluiten, heeft de Europese Commissie zich heftig verzet tegen grenssluitingen binnen het Schengengebied om Covid-19 in te dammen.3 Het is duidelijk dat het behoud van de vier fundamentele vrijheden (vrij verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal) — de symbolische hoekstenen van het neoliberale project van de interne markt — belangrijker werd geacht dan een consequente indamming van de dreigende pandemie door het verminderen van het grensoverschrijdende verkeer.4

Net als de crisis vanaf 2007 dreigt ook de coronacrisis te verergeren door de structuur van de Economische en Monetaire Unie in Europa.

De vergelijking van de coronacrisis met een natuurramp is totaal verkeerd als de zich nu ontvouwende economische en financiële crisis uitsluitend wordt toegeschreven aan het virus zelf en de maatregelen om het virus in te dammen.5 Zoals het uiteenspatten van de subprime-bubbel op de Amerikaanse vastgoed- en financiële markten in 2007, onthult de pandemie veeleer bestaande zwakke plekken en crisistrends. De beurscrash van begin maart heeft vooral speculatieve bubbels doen ontstaan. Deze hadden zich gevormd tegen de achtergrond van een lange periode van zwakke productieve kapitaalaccumulatie als gevolg van het wereldwijde overaanbod aan liquiditeit, met name in het kielzog van de historisch ongekende renteverlagingen op lange termijn en de kwantitatieve versoepelingsprogramma ’s van de Fed en de Europese Centrale Bank (ECB).6 Met name de Amerikaanse beurs wordt al jaren als sterk overgewaardeerd beschouwd.7 Anderzijds is er een geaccumuleerde overcapaciteit in de industriële productie, met name in de automobielsector, maar ook in de chemische en de staalindustrie, waaraan al jaren niet meer wordt afgebouwd. In Duitsland werd de industrie al sinds 2018 geconfronteerd met een dalende toegevoegde waarde en een crisis in de exploitatie van het kapitaal — de economische cyclus die na de wereldwijde financiële crisis van 2008 begon, liep dus uiterlijk in 2019 ten einde.8

Tegelijkertijd is de coronacrisis fundamenteel anders dan de laatste wereldwijde financiële en economische crisis die zich vanaf 2007 ontplooide. Terwijl die door het uiteenspatten van de subprime-bubbel in de Verenigde Staten in gang is gezet en zich van de financiële markten naar de productieve kapitaalcyclus heeft verspreid, brengen de maatregelen om het coronavirus in te dammen een groot aantal sectoren van de “reële economie”, met name de toeristische sector, de horeca, de luchtvaart en de non-foodsector, virtueel tot stilstand. Dit wordt nog versterkt door de stopzetting van de productie in een groot aantal sectoren van de industrie. De ineenstorting van deze sectoren trekt als gevolg van de instortende vraag alle andere sectoren mee in de crisismolen.9 De daarmee gepaard gaande kredietverliezen en de daling van de prijzen op de obligatie- en aandelenmarkten zullen het toch al kwetsbare bancaire en financiële systeem hard treffen. Het wegvallen van zogenaamde leveraged loans en collateralized loan obligations, dit wil zeggen gesecuritiseerde leningen aan bedrijven met een hoge schuldenlast, zal deze schok nog verergeren.10

Maar net als de wereldwijde financiële en economische crisis vanaf 2007 dreigt ook de coronacrisis — dat is onze stelling althans — te verergeren door de structuur van de Economische en Monetaire Unie (EMU) in Europa. Deze eurocrisis 2.0 zou veel dieper, harder en meer levensbedreigend kunnen zijn voor de EMU dan de vorige. Hiervoor zijn er minstens drie indicatoren: ten eerste werd de eurocrisis van 2008/2009, ondanks officiële beweringen van het tegendeel, nooit volledig overwonnen. Ten tweede werden de fundamentele tegenstrijdigheden en “constructiefouten” van de EMU niet geëlimineerd, ondanks het debat over de hervorming dat nu al meer dan acht jaar aan de gang is.11 Ten derde is Italië — het land waar de tegenstellingen van de EMU al enkele jaren op een bijzondere manier toenemen — geen relatief klein, perifeer land zoals Griekenland, maar de op twee na grootste economie van de eurozone, en bevindt het zich in het centrum van de crisis.12

De eurocrisis smeult nog altijd

In tegenstelling tot alle officiële verklaringen van de Europese instellingen is de eurocrisis nooit volledig overwonnen. Hoewel de onevenwichtigheden op de lopende rekening zijn afgenomen als gevolg van het bezuinigingsbeleid, stagneerde de economische ontwikkeling na de verwoestende crisisjaren, met name in de door de crisis geteisterde Zuid-Europese staten. Het Griekse bbp lag vorig jaar op hetzelfde niveau als in 2002. Maar ook Spanje, Portugal, Italië en zelfs Frankrijk hebben hun economische niveau van voor de crisis nog niet opnieuw geëvenaard.13 De werkloosheid bleef ook hoog, vooral onder jongeren. De gemiddelde reële lonen stagneerden of daalden, bijvoorbeeld in Spanje of Italië, en de sociale ongelijkheid nam toe terwijl de overheidsschuld explodeerde. Griekenland alleen al zit ondanks de herstructurering van de schuldenlast in 2012 op een schuldenberg van 180 procent van zijn bbp, een toename van 38 procent ten opzichte van 2010.14

De Commissie blies de kredietsecuritisatie, die nochtans aan de basis lag van de financiële crisis van 2007, nieuw leven in.

De eurocrisis, die bleef smeulen, werd gemaskeerd door het beleid van de ECB. In navolging van het motto van voormalig voorzitter Mario Draghi “whatever it takes” is de ECB er sinds 2012 met haar programma voor de aankoop van obligaties in geslaagd de risicopremies voor Zuid-Europese staatsobligaties te verlagen en een einde te maken aan de acute fase van de eurocrisis. De onderliggende crisistendensen werden hierdoor echter niet aangepakt, maar slechts tijdelijk onderdrukt. Steeds weer zijn de risicopremies op de staatsobligaties van Zuid-Europese landen sterk gestegen. Ook na de uitbraak van het coronavirus in Italië was dit het geval.

De geblokkeerde hervorming van de eurozone

Dat de Zuid-Europese lidstaten begin maart door de coronacrisis opnieuw massaal onder druk zijn komen te staan op de financiële markten, onthult het historische falen van de EU. De Europese elites hebben de economische cyclus van de afgelopen tien jaar voorbij laten gaan zonder de fundamentele tegenstrijdigheden en constructiefouten van de EMU te corrigeren. Deze komen — in grote lijnen — voort uit twee specifieke kenmerken van de structuur van de EMU. Ten eerste wordt het supranationale monetaire beleid van de ECB niet geflankeerd door effectieve compensatie- en risicospreidingsmechanismen, dit wil zeggen instrumenten die de ontwikkeling van onevenwichtigheden tussen landen en regio ’s tegengaan.15 Ten tweede mag de ECB, in tegenstelling tot andere centrale banken, vanwege het verankerde verbod op “monetaire overheidsfinanciering” niet rechtstreeks optreden als kredietverstrekker in laatste instantie ten opzichte van de eurolanden, d.w.z. dat zij in geval van een crisis niet onbeperkt staatsobligaties mag opkopen. Dit zou er in principe toe kunnen leiden dat de eurolanden failliet gaan, waardoor speculatieve aanvallen op de financiële markten tegen individuele lidstaten mogelijk worden.

Deze tegenstrijdigheden werden duidelijk tijdens de financiële en economische crisis vanaf 2007 en werden intensief besproken door zowel de Europese instellingen als de Europese staatshoofden en regeringsleiders. Sinds 2012 staat de invoering en ontwikkeling van mechanismen voor risicodeling en convergentie tussen de lidstaten centraal in deze discussie. Deze omvatten met name de vraag naar gemeenschappelijke staatsobligaties van de eurolanden (de zogenaamde Euro-obligaties), de oprichting van de functie van een Europese minister van Financiën samen met een aanzienlijke begroting voor de eurozone om de convergentie te bevorderen en “asymmetrische schokken” te compenseren, alsook de oproep tot een gemeenschappelijke Europese depositogarantie in de eurozone.16

Deze eisen, die vooral van Franse en Zuid-Europese zijde zijn gesteld en die ook door de vakbonden in Duitsland worden gesteund, nemen het fundamenteel door een crisis geteisterde karakter van de kapitalistische accumulatie zeker niet weg, maar kunnen er wel toe bijdragen dat de tegenstrijdigheden van de EMU niet opnieuw de wegbereider van een diepere crisis worden. Het verzet was echter groot. Naast de “Hanze”, bestaande uit Nederland, Finland en de Baltische staten, werden de hervormingsvoorstellen vooral door de Duitse regering geblokkeerd.17 Hoewel het Duitse machtsblok de euro als een centraal element van zijn op de wereldmarkt gerichte exportstrategie beschouwt, moeten de kosten voor de stabilisatie en verdediging ervan tot een minimum worden beperkt en zo veel mogelijk worden uitbesteed. Daarom werd in Zuid-Europa een bezuinigingsbeleid opgelegd, dat niet alleen enorme schade toebracht aan sociale infrastructuren zoals het gezondheidsstelsel, maar ook de economische ontwikkeling in de afgelopen jaren aanzienlijk verzwakte.18

Deze situatie wordt nog verergerd door het feit dat de financiële markten ook na de financiële crisis van 2007 en daarna, grotendeels ongereguleerd zijn gebleven. Bovendien heeft de Commissie in het kader van de kapitaalmarktunie de kredietsecuritisatie, die aan de basis lag van de financiële crisis van 2007 en daarna, nieuw leven ingeblazen en zijn er nieuwe risico ’s voor de financiële markten ontstaan door de invoering van zogenaamde STS-securitisaties.19 Een Europese belasting op financiële transacties ontbreekt nog steeds. Tegelijkertijd bleef de Europese Bankenunie door het Duitse verzet onvoltooid. Zo is er bijvoorbeeld nog steeds geen Europees depositogarantiestelsel, geen regulering van het schaduwbanksysteem en geen gemeenschappelijke backstop voor bankafwikkeling. Dit zou op dit moment van centraal belang zijn, aangezien de balansen van de Europese banken nog steeds oninbare leningen ten bedrage van 786 miljard euro laten zien.20 De coronacrisis treft dus niet alleen een fragiele monetaire unie, maar ook een nog steeds instabiel en onvoldoende gereguleerd Europees financieel systeem.21

Italië als epicentrum van de eurocrisis 2.0

Alsof dit nog niet genoeg is, heeft de verspreiding van het coronavirus een dramatische ontwikkeling doorgemaakt in Italië, het land waar de tegenstrijdigheden van de EMU zich reeds jaren opstapelen en verstrengelen.22 De Italiaanse industrie kwam al voor de eerste eurocrisis onder enorme druk te staan, omdat het prijsconcurrentievermogen niet langer kon worden gehandhaafd door devaluatie van de munt. De daarmee gepaard gaande desindustrialisering nam door de crisis verder toe en verklaart de langdurige economische stagnatie. Het bbp ligt nu op het niveau van 2006. In het vierde kwartaal van 2019 is de Italiaanse economie met maar liefst 0,3 procent gekrompen, wat betekent dat Italië zelfs zonder de coronapandemie in een recessie zou zijn beland.23 Deze economische crisistendensen zijn verweven met de erosie van het traditionele partijsysteem en de opkomst van de Lega en de Vijfsterrenbeweging, om zo tot een algemene politieke crisis te verworden.

Tegelijkertijd is de overheidsschuld met 136 procent van het bbp de op een na hoogste van de eurozone. Daarbij komt nog een enorm kwetsbaar bancair en financieel systeem. Op de balansen van de Italiaanse banken zijn nog steeds leningen te vinden met een debiteurenrisico van bijna 350 miljard euro, wat overeenkomt met ongeveer zeven procent van de totale schulden.24 Faillissementen van bedrijven als gevolg van de quarantainemaatregelen kunnen dus een domino-effect van bankfaillissementen veroorzaken. Een reddingsoperatie van de Italiaanse regering lijkt waarschijnlijk, gezien de geringe omvang van het Europese liquidatiefonds, met name omdat er nog steeds geen sprake is van een backstop. Opnieuw dreigt een verwoestende vicieuze cyclus die tussen bank- en staatsschuldencrisis zwalpt. Treft deze echter Italië, de op twee na grootste economie van de eurozone, kan zo de monetaire unie als geheel richting de afgrond glijden.

Gevaren en kansen voor links

De huidige historische situatie maakt het voor progressieve actoren in Europa moeilijk om zich voor te bereiden op toekomstige conflicten. Zeker is dat de huidige capaciteit van het Europese reddingspakket, het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM), dat tijdens de laatste crisis in het leven is geroepen, niet voldoende is om de dreiging van het faillissement van Italië af te wenden. Al medio maart was de ECB daarom gedwongen om de snelle stijging van de risicopremies op Italiaanse staatsobligaties tegen te gaan met een ongekend programma voor de aankoop van obligaties, het Pandemic Emergency Purchase Programme (PEPP) met een volume van 750 miljard euro, en Draghi ’s motto whatever it takes opnieuw toe te passen.

De huidige capaciteit van het Europees Stabiliteitsmechanisme, tijdens de laatste crisis in het leven is geroepen, is onvoldoende om Italië van het bankroet te redden.

Dit leidde tot hevige conflicten binnen de Raad van Bestuur van de ECB. Via het PEPP zou de ECB binnenkort immers meer dan een derde van de totale staatsobligaties van sommige landen kunnen bezitten, wat haar een politiek gevoelige blokkeringsminderheid zou geven in de beslissing rond mogelijke schuldherstructurering. Gezien het dramatische verloop van de crisis is het ook onduidelijk hoe lang de ECB haar obligatieprogramma zal kunnen gebruiken om de risicopremies op Italiaanse en andere Zuid-Europese staatsobligaties te verlagen. Tegen deze achtergrond vragen de Zuid-Europese eurolanden en Frankrijk opnieuw om euro-obligaties, ongeacht of deze beperkt zijn in de tijd (corona-obligaties) of niet (euro-obligaties). Deze worden nog steeds geblokkeerd door Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Finland. De voorzichtige steun voor euro-obligaties door Isabel Schnabel, het Duitse lid van de directie van de ECB,25 waar het door de werkgevers gefinancierde Institut der deutschen Wirtschaft zich nu ook bij heeft aangesloten26 en de daaropvolgende onmiddellijke afwijzing door de minister van Economische Zaken Peter Altmaier27 tonen echter aanzienlijke spanningen, zelfs binnen het Duitse machtsblok. Naar onze mening zijn er op dit moment ten minste drie scenario ’s denkbaar voor het verloop van de dreigende eurocrisis 2.0:

Scenario 1 — Opsplitsing van de eurozone en gevaar voor verregaande renationalisatie

Italië komt steeds meer onder druk te staan door speculatieve aanvallen op de financiële markten, terwijl tegelijkertijd de crisis van het toch al kwetsbare Italiaanse banksysteem nog verergert. Naast de vele oninbare leningen is er een cascade aan andere wanbetalingen. Nu het gemeenschappelijke Europese mechanisme voor de afwikkeling van banken te klein en tandeloos blijkt te zijn, probeert de Italiaanse staat met financiële steunprogramma ’s het bankwezen van de ondergang te redden, wat leidt tot de hierboven beschreven vicieuze cirkel van bank- en overheidsschuldencrisis en Italië steeds meer blootstelt aan speculatieve aanvallen op de financiële markten. Bovendien stijgen de risicopremies voor Spanje, Portugal en Griekenland, omdat de banken in deze landen ook met aanzienlijke wanbetalingsrisico ’s worden geconfronteerd en de toeristische sector, die belangrijk is voor de economieën van Zuid-Europa, stil ligt. De ECB zet zich schrap tegen deze evolutie met programma ’s voor de aankoop van obligaties, maar de conflicten in de Raad van Bestuur nemen toe. De Noord-Europese lidstaten zien de onbeperkte uitbreiding van de aankoop van obligaties als een schending van het mandaat van de ECB en blokkeren alle verdere programma’s voor de aankoop van obligaties, waardoor de risicopremies voor Italiaanse staatsobligaties omhoogschieten en herfinanciering op de kapitaalmarkten onmogelijk wordt. Euro- en corona-obligaties worden verder geblokkeerd door Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Finland, waardoor de conflicten in de Europese Raad ook steeds nijpender worden. Er wordt overwogen het ESM te gebruiken om een faillissement van de Italiaanse staat af te wenden, maar de bedragen die nodig zijn om het ESM te herfinancieren zijn hoger dan het kredietvolume van het ESM. Een verhoging van de momenteel beschikbare 410,1 miljard euro is in Duitsland niet haalbaar vanwege de immense kosten om de economie ook daar te stabiliseren. Italië wordt insolvent, de eurozone valt uiteen of krimpt minstens tot een kern of rompzone uit de Noord-Europese landen, mogelijk met inbegrip van Frankrijk. Dit scenario is denkbaar, maar onwaarschijnlijk gezien het enorme belang van de euro voor het op de wereldmarkt gerichte kapitaal in Duitsland en voor de geopolitieke rol van de EU als geheel.

Scenario 2 — Pragmatische stabilisatie en neoliberale reactie

De ECB blijft haar obligatieaankopen verhogen, maar in tegenstelling tot 2010 heeft zij bij het begin van de crisis het speculatieve momentum tegen de zwakste lidstaten van de eurozone onderdrukt. Hoewel een Eurocrisis 2.0 nog enkele maanden in de lucht is, zal deze niet op dezelfde manier escaleren als tussen 2010 en 2012. Tegelijkertijd hebben de staatshoofden en regeringsleiders na hevige conflicten tussen de Noord- en Zuid-Europese staten overeenstemming bereikt over een nieuwe, uitgebreide kredietlijn (“Covid Credit Line”) binnen het ESM en over noodleningen van de Europese Investeringsbank (EIB), die de Europese steun aan de crisislanden, met name Italië, afhankelijk zou maken van de uitvoering van structurele hervormingen. Het is mogelijk dat de staatshoofden en regeringsleiders het zelfs eens worden over corona-obligaties die beperkt zijn in tijd en omvang, wat de situatie in Zuid-Europa verder zal stabiliseren. Dit zou denkbaar zijn als, naarmate de crisis vordert, het volume van de ESM-leningen te laag blijkt te zijn en een snelle verhoging noodzakelijk wordt. De Noord-Europese lidstaten dringen echter aan op de uitgifte van obligaties via het ESM.28 Dit heeft tot doel het ESM — het centraal uitvoerend instrument van het bezuinigingsbeleid — te versterken en de voorwaardelijkheid van reddingsoperaties te handhaven. In dit verband is het ook denkbaar dat de Noord-Europese lidstaten een verschuiving van de toezichtbevoegdheden van de Europese Commissie naar het ESM als voorwaarde stellen voor mogelijke corona-obligaties — een maatregel die al lang door het Duitse ministerie van Financiën wordt overwogen.29

Zowel gemeenschappelijke Europese obligaties in welke vorm dan ook als de schorsing van de bovengrens voor de aankoop van ECB-obligaties zijn in het verleden een stap te ver geweest voor het Duitse beleid. Het heeft geleid tot hevige conflicten in het Duitse machtsblok en een hernieuwde versterking van de AfD. Om deze scheuren in het machtsblok te herstellen, dringt Duitsland er samen met andere Noord-Europese landen op aan dat de Europese fiscale regels na de huidige schorsing niet alleen zo snel mogelijk weer van kracht worden, maar ook nog eens streng worden gehandhaafd. De sterke stijging van de staatsschuld in heel Europa, net als in de nasleep van de laatste crisis, rechtvaardigt drastische maatregelen in het bezuinigingsbeleid, met wederom verwoestende sociale gevolgen. Ook in Duitsland gebruiken de neoliberale elites de crisis om verdere bezuinigingen op de socialezekerheidsstelsels door te drukken en de arbeidsmarkt flexibeler te maken. De bescheiden verworvenheden van het klimaatbeleid van de afgelopen jaren (uitstap uit steenkool, doelstellingen voor de uitstoot van voertuigen) worden op de lange baan geschoven onder het voorwendsel dat “de economie” koste wat het kost en zo snel mogelijk moet worden “heropgestart”.

Scenario 3 — De crisis als kans voor een postneoliberaal beleid van sociale infrastructuur en sociaalecologische transformatie

De crisis ontwikkelt zich in eerste instantie zoals in scenario 2. De ervaring dat een goed functionerend openbaar gezondheids- en zorgstelsel en andere kritische sociale infrastructuren van de fundamentele economie belangrijk zijn, is echter door de corona-crisis zo diep geworteld geraakt in het collectieve bewustzijn dat op veel plaatsen brede sociale allianties tegen bezuinigingen en voor een fundamentele economische vernieuwing worden georganiseerd.30 Individuele landen, gesteund door progressieve bondgenootschappen in de andere lidstaten, blijven de begrotingsregels opzettelijk negeren in een staaltje van “strategische ongehoorzaamheid”, zelfs nadat ze opnieuw zijn ingevoerd, waardoor ze geleidelijk aan worden ondermijnd en uiteindelijk worden afgeschaft.31 In plaats van maatregelen in het bezuinigingsbeleid worden de overheidsbegrotingen aan de inkomstenzijde geconsolideerd, bijvoorbeeld door de invoering van of de verhoging van de belastingen op vermogen, erfenissen en grondprijzen, waardoor op die manier ook de financiering van de sociale infrastructuur gegarandeerd en uitgebouwd wordt. Op deze manier kan de crisis ook in sociaal-politieke zin worden opgevangen. Als gevolg van de crisis gaan relevante productiestructuren echter kapot en worden belangrijke bedrijven met overheidsgeld gesteund of zelfs genationaliseerd. Dit biedt nieuwe mogelijkheden: bedrijfssteun kan worden gekoppeld aan de uitvoering van klimaatmaatregelen waarbij de productiestructuren op sociaal-ecologische wijze opnieuw opgebouwd en hervormd worden, belangrijke sectoren van de economie kunnen worden gedemocratiseerd door inspraak van het publiek — en uiteindelijk kan de afhankelijkheid van de wereldmarkt, met name op kritieke gebieden als de aanvoer van medische goederen, worden verminderd door een compenserende, op de behoeften afgestemde relokalisering van de productie in Europa.32

Dit artikel is een bewerking van een eerder gepubliceerd stuk in het Duits tijdschrift PROKLA.

 

Footnotes

  1. Mario Neumann en Maximilian Pichl, “Die Welt nach Corona wird jetzt ausgehandelt”, Der Freitag, 20 maart 2020.
  2. Quan Liu et al, “Major emerging and re-emerging zoonoses in China : a matter of global health and socioeconomic development for 1.3 billion”. In: International Journal of Infectious Diseases: IJID: Official Publication of the International Society for Infectious Diseases 25, 2014 p. 65–72 en Sonia Shah, “Contre les pandémies, l ’écologie”, Le Monde Diplomatique, 23 maart 2020.
  3. Thomas Gutschker, “Risikoanalyse der EU : Brüssel lehnt Grenzkontrollen wegen Coronavirus ab”, FAZ, 27 februari 2020.
  4. Magnus Ryner en Alan W. Cafruny, The European Union and Global Capitalism. Origins, Development, Crisis. Red Globe Press, 2016.
  5. Deutsche Bundesbank, “Kurzbericht Konjunkturlage”, p. 5. In Monatsbericht der Deutschen Bundesbank 72, vol. 3, 2020, p. 5-15.
  6. Costas Lapavitsas, “This Crisis Has Exposed the Absurdities of Neoliberalism. That Doesn ’t Mean It’ll Destroy It”, Jacobin, 27 maart 2020.
  7. Michael Rasch, “Dritthöchste Überbewertung der letzten 130 Jahre”, Neue Zürcher Zeitung. 9 mei 2020.
  8. BDI, “Mini-Wachstum im dritten Quartal 2019”, Quartalsbericht Deutschland, 2019.
  9. Kurt Bayer, “EU-Wirtschaftspolitik in Zeiten der Coronakrise”, ÖGfE Policy Brief 07 ’2020, 2019, en Lapavitsas, ibid.
  10. IMF, World Economic Outlook Database. IMF, 2020.
  11. Étienne Schneider & Felix Syrovatka, “Die Europäische Wirtschaftsunion zwischen Vertiefung und Desintegration. Blockade und wachsende Asymmetrie zwischen Deutschland und Frankreich”. In Hans-Jürgen Bieling et Simon Guntrum, Neue Segel, alter Kurs? Die Eurokrise und ihre Folgen für das europäische Wirtschaftsregieren, 2019, p. 21–59.
  12. Thomas Sablowski et al, “Zehn Jahre Krise. Regulation des Lohnverhältnisses und ungleiche Entwicklung in der Europäischen Union”, in PROKLA. Zeitschrift für kritische Sozialwissenschaft 48, vol. 3, 2019. P. 357 — 380.
  13. IMF, ibid.
  14. ECB, ECB Statistical Data Warehouse, 2020.
  15. Joachim Becker et al. “Uneven and dependent development in Europe: The crisis and its implications”, in Johannes Jäger, Elisabeth Springler (Ed.): Asymmetric Crisis in Europe and Possible Futures, 2015, p. 81-97., Otto Holman, “Asymmetrical regulation and multidimensional governance in the European Union 1” in Review of International Political Economy 11, vol. 4, p. 714-735.
  16. Voor een overzicht, zie Schneider en Syrovatka 2019.
  17. Simon Guntrum, “Frankreichs Widersacher, Deutschlands “bad cop” ?” In PROKLA. Zeitschrift für kritische Sozialwissenschaft 49, 194, 2019, p. 163–170.
  18. Sablowski et al, ibid.
  19. Thomas Theobald, Silke Tober en Benjamin Lojak, “IMK Finanzmarktstabilitätsreport 2016. Regulatorischen Fortschritt weiterentwickeln”, Rapport IMK 121, 2017, p. 9-13.
  20. ECB, ibid.
  21. Simon Guntrum, “Zurück in der Spur : Die europäische Finanzmarktintegration von der Krise bis zur Kapitalmarktunion 2019” in Hans-Jürgen Bieling en Simon Guntrum, Neue Segel, alter Kurs? Die Eurokrise und ihre Folgen für das europäische Wirtschaftsregieren, 2019, p. 139–174.
  22. Sablowski et al, ibid.
  23. ECB, ibid.
  24. Ibid.
  25. Patrick Bernau en Dennis Kremer, “Wir könnten noch viel mehr tun”, FAZ, 23 maart 2020.
  26. Jürgen Matthes en Markus Demary, “Hilfsinstrumente gegen die Corona-Krise im Vergleich”, IW-Kurzbericht 33, 2020.
  27. Moritz Koch et al., “Altmaier zu Corona-Rettungsfonds: “Wir halten längere Zeit durch””, Handelsblatt, 23 maart 2020, p. 8-9.
  28. Julian Pröbstl, “ESM-Kredite statt Corona-Bonds”, Verfassungsblog, 26 maart 2020.
  29. Wolfgang Schäuble, “Non-paper for paving the way towards a Stability Union”, 2017.
  30. Foundational Economy Collective, “What comes after the Pandemic? A Ten-Point Platform for Foundational Renewal”, Foundational Economy Collective, mars 2020.
  31. Étienne Schneider et Lisa Mittendrein, Lisa, “Strategischer Ungehorsam statt Reform-Austritt-Dilemma”, dans Entzauberte Union. Warum die EU nicht zu retten und ein Austritt keine Lösung ist, 2017, p. 208–218.
  32. Ulrich Brand en Heinz Högelsberger, “Klimapolitik nach Corona” Der Standard, 21 maart 2020 en Alex Demirović, “In der Krise die Weichen stellen. Die Corona-Pandemie und die Perspektiven der Transformation”, Luxemburg, maart 2020.