Als je wil weten en voelen wat het voor een meisje betekent om ongewild zwanger te worden in het Frankrijk van de vroege jaren 60, toen vrouwen alleen bij engeltjesmakers terecht konden, dan moet je Het voorval van Annie Ernaux lezen. De schrijfster, die in 2022 de Nobelprijs voor literatuur kreeg, schetst doorheen dat verhaal tegelijk het Frankrijk van toen. De overtuiging dat het intieme en persoonlijke tegelijk maatschappelijk is, is zowat de rode draag in al haar werk. Als arbeidersdochter met een universitaire loopbaan zoekt ze voortdurend naar een taal die haar niet vervreemdt van haar sociale wortels.
De schrijfster Annie Ernaux bekend van De jaren ( 2008 ), De plek ( 1984 ), Het voorval ( 2000 ) en Een vrouw ( 1988 ), ontving in december 2022 de Nobelprijs voor Literatuur. Afgelopen decennia zagen we een golf van Franstalige boeken zoals Didier Eribon’s Terug naar Reims ( 2009 ) en Édouard Louis’ Weg met Eddy Belleguele ( 2016 ), die net als Ernaux vanuit een persoonlijk perspectief sociale problematieken in de Franse samenleving trachten bloot te leggen. Vaak putten ze uit hun eigen levenservaring, beschrijven ze hun leven, dat van hun naasten en van onbekenden, om zo het landschap te schetsen van de milieus waarin ze opgroeiden, werkten of gewoonweg voorbij pendelden. De Nobelprijs is een symbolische bekroning voor deze beweging bestaande uit schrijvers die universele en sociale problemen expliciet willen maken vanuit particuliere levenservaringen.
Eribon’s Terug naar Reims is een socio-biografie waarin Eribon na de dood van zijn vader terugkeert naar zijn geboortestad Reims om zijn breuk met zijn vroegere sociale milieu te begrijpen. In het boek vraagt hij zich af waarom hij met de werkende klasse had gebroken en tegelijk een schuldgevoel kreeg toen hij meeging met de minachtende opmerkingen van de heersende klasse over de arbeidersklasse. In de roman Weg met Eddy Belleguele schetst Louis eenzelfde ‘klasse-afstand’ tussen zijn kindertijd in Picardië en zijn intellectuele leven in Parijs. Deze afstand vertaalt zich als politieke aanklacht in Ze hebben mijn vader vermoord ( 2018 ) waarin Louis de langzame aftakeling en verarming van zijn vader beschrijft. Ernaux is de eerste van deze groep auteurs die met De plek erin slaagde een bruut en daarmee ontnuchterend boek te schrijven over het leven van haar vader die doorheen de twee wereldoorlogen van de werkende klasse naar de kleine middenklasse migreerde en een plotse dood tegemoet ging in 1982 1.
Ernaux wierp met De plek een steen naar een vorm van autobiografie die het leven op encyclopedische manier beschrijft en naar de autofictie die een literaire maskerade van de sociale realiteit maakt. Ze spreekt daarom over haar werk als een uitwisseling van leven en schrijven “ dat voortdurend plaatsvindt, zonder dat ik het weet, in mijn leven en in mijn boeken ; tussen liefde, seks en schrijven, en ook de dood.”2 Voor haar bestaat er geen kloof tussen het leven en schrijven. Hiermee zette Ernaux een literaire standaard voor boeken die vanuit het standpunt van onderdrukten de sociale ( non- ) reproductie van klasse, sekse, gender en ras op een persoonlijke wijze expliciet maken en bekritiseren.
De taal van de dominante klasse is niet in staat om sociale onrechtvaardigheid uit te drukken. Sterker zelfs, het normaliseert deze onderdrukking.
Ze deed dit met De plek uit een persoonlijke noodzaak om zich
af te zetten van de literaire wereld waarin ze verzeild was geraakt tijdens haar studies letterkunde en om terug te keren naar haar ‘eigen soort’, haar vroegere leefwereld. Deze noodzaak definieert ze in haar Nobelprijs-speech als volgt: “ Het ging erom dat ik me onderdompelde in het onzegbaar eigene van verdrongen herinneringen en dat ik aan het licht bracht hoe mijn mensen hadden geleefd. Schrijven om te begrijpen wat de redenen waren geweest, in mij en buiten mij om, die me van mijn oorsprong hadden verwijderd ”3. Ernaux is — net zoals Eribon en Louis — een transfuge: iemand die van de onderklasse naar de hogere middenklasse migreerde en dus behoort tot de ‘transklasse’4. Ze werd door deze immigratie ondergedompeld in de dominante taal van de literaire wereld en kwam voor een probleem te staan: de nieuwverworven taal kan onmogelijk recht doen aan haar eigen levenservaring als vrouw komende van een andere klasse. De taal van de dominante klasse is niet in staat om sociale onrechtvaardigheid uit te drukken. Sterker zelfs, het normaliseert deze onderdrukking. Ernaux moest dus breken met het ‘schone schrijven’ van de gevestigde literatuur om te leren ‘schrijven om haar eigen soort te wreken’.
Taal als emancipatie
Het is deze geëngageerde positie als schrijfster die ons allen zou moeten aanspreken: hoe kan schrijven zich losrukken van de heersende taal en uiting geven aan vormen van sociale onderdrukking die genormaliseerd worden door het dominante discours ? In het kort: hoe kan taal ons mogelijk emanciperen van sociale onderdrukking ? Het expliciet maken van sociale onderdrukking en de weerstand tegen deze onderdrukking vanuit een geleefde ervaring is volgens Ernaux het startpunt van een kritische literatuur die de onderdrukking door het kapitalisme en het patriarchaat weet te vatten.