Artikels

Annie Ernaux : Het leven schrijven om mijn soort te wreken

Alexander Aerts

—29 december 2023

Als je wil weten en voelen wat het voor een meisje betekent om ongewild zwanger te worden in het Frankrijk van de vroege jaren 60, toen vrouwen alleen bij engeltjesmakers terecht konden, dan moet je Het voorval van Annie Ernaux lezen. De schrijfster, die in 2022 de Nobelprijs voor literatuur kreeg, schetst doorheen dat verhaal tegelijk het Frankrijk van toen. De overtuiging dat het intieme en persoonlijke tegelijk maatschappelijk is, is zowat de rode draag in al haar werk. Als arbeidersdochter met een universitaire loopbaan zoekt ze voortdurend naar een taal die haar niet vervreemdt van haar sociale wortels.

De schrijfster Annie Ernaux bekend van De jaren ( 2008 ), De plek ( 1984 ), Het voorval ( 2000 ) en Een vrouw ( 1988 ), ontving in december 2022 de Nobelprijs voor Literatuur. Afgelopen decennia zagen we een golf van Franstalige boeken zoals Didier Eribon’s Terug naar Reims ( 2009 ) en Édouard Louis’ Weg met Eddy Belleguele ( 2016 ), die net als Ernaux vanuit een persoonlijk perspectief sociale problematieken in de Franse samenleving trachten bloot te leggen. Vaak putten ze uit hun eigen levenservaring, beschrijven ze hun leven, dat van hun naasten en van onbekenden, om zo het landschap te schetsen van de milieus waarin ze opgroeiden, werkten of gewoonweg voorbij pendelden. De Nobelprijs is een symbolische bekroning voor deze beweging bestaande uit schrijvers die universele en sociale problemen expliciet willen maken vanuit particuliere levenservaringen.

Eribon’s Terug naar Reims is een socio-biografie waarin Eribon na de dood van zijn vader terugkeert naar zijn geboortestad Reims om zijn breuk met zijn vroegere sociale milieu te begrijpen. In het boek vraagt hij zich af waarom hij met de werkende klasse had gebroken en tegelijk een schuldgevoel kreeg toen hij meeging met de minachtende opmerkingen van de heersende klasse over de arbeidersklasse. In de roman Weg met Eddy Belleguele schetst Louis eenzelfde ‘klasse-afstand’ tussen zijn kindertijd in Picardië en zijn intellectuele leven in Parijs. Deze afstand vertaalt zich als politieke aanklacht in Ze hebben mijn vader vermoord ( 2018 ) waarin Louis de langzame aftakeling en verarming van zijn vader beschrijft. Ernaux is de eerste van deze groep auteurs die met De plek erin slaagde een bruut en daarmee ontnuchterend boek te schrijven over het leven van haar vader die doorheen de twee wereldoorlogen van de werkende klasse naar de kleine middenklasse migreerde en een plotse dood tegemoet ging in 1982 1.

Ernaux wierp met De plek een steen naar een vorm van autobiografie die het leven op encyclopedische manier beschrijft en naar de autofictie die een literaire maskerade van de sociale realiteit maakt. Ze spreekt daarom over haar werk als een uitwisseling van leven en schrijven “ dat voortdurend plaatsvindt, zonder dat ik het weet, in mijn leven en in mijn boeken ; tussen liefde, seks en schrijven, en ook de dood.”2 Voor haar bestaat er geen kloof tussen het leven en schrijven. Hiermee zette Ernaux een literaire standaard voor boeken die vanuit het standpunt van onderdrukten de sociale ( non- ) reproductie van klasse, sekse, gender en ras op een persoonlijke wijze expliciet maken en bekritiseren.

De taal van de dominante klasse is niet in staat om sociale onrechtvaardigheid uit te drukken. Sterker zelfs, het normaliseert deze onderdrukking.

Ze deed dit met De plek uit een persoonlijke noodzaak om zich

Alexander Aerts is politicoloog en student politieke filosofie en ethiek aan de Katholieke Universiteit Leuven.

af te zetten van de literaire wereld waarin ze verzeild was geraakt tijdens haar studies letterkunde en om terug te keren naar haar ‘eigen soort’, haar vroegere leefwereld. Deze noodzaak definieert ze in haar Nobelprijs-speech als volgt: “ Het ging erom dat ik me onderdompelde in het onzegbaar eigene van verdrongen herinneringen en dat ik aan het licht bracht hoe mijn mensen hadden geleefd. Schrijven om te begrijpen wat de redenen waren geweest, in mij en buiten mij om, die me van mijn oorsprong hadden verwijderd ”3. Ernaux is — net zoals Eribon en Louis — een transfuge: iemand die van de onderklasse naar de hogere middenklasse migreerde en dus behoort tot de ‘transklasse’4. Ze werd door deze immigratie ondergedompeld in de dominante taal van de literaire wereld en kwam voor een probleem te staan: de nieuwverworven taal kan onmogelijk recht doen aan haar eigen levenservaring als vrouw komende van een andere klasse. De taal van de dominante klasse is niet in staat om sociale onrechtvaardigheid uit te drukken. Sterker zelfs, het normaliseert deze onderdrukking. Ernaux moest dus breken met het ‘schone schrijven’ van de gevestigde literatuur om te leren ‘schrijven om haar eigen soort te wreken’.

Taal als emancipatie

Het is deze geëngageerde positie als schrijfster die ons allen zou moeten aanspreken: hoe kan schrijven zich losrukken van de heersende taal en uiting geven aan vormen van sociale onderdrukking die genormaliseerd worden door het dominante discours ? In het kort: hoe kan taal ons mogelijk emanciperen van sociale onderdrukking ? Het expliciet maken van sociale onderdrukking en de weerstand tegen deze onderdrukking vanuit een geleefde ervaring is volgens Ernaux het startpunt van een kritische literatuur die de onderdrukking door het kapitalisme en het patriarchaat weet te vatten.

Deze positie houdt zweverige of pompeuze literatuur die de sociale onderdrukking van mensen negeert, minimaliseert of net verheerlijkt, een spiegel voor. Het criterium van kritiek volgens Ernaux bestaat erin, net zoals bij Marx, de menselijke inhoud van abstracte categorieën — in zijn geval die van de politieke economie — te verduidelijken. Literatuur moet de vertaling kunnen maken van de onpersoonlijke en abstracte overheersing eigen aan het kapitalisme naar de reëel bestaande onderdrukking van haar subjecten. De normatieve insteek van kritiek is de ( even ) waardigheid van mensen. Waar deze waardigheid wordt geschonden, zouden boeken ze expliciet moeten tonen.

Voor Ernaux is het dus best om geen fictie te maken van het harde bestaan van de vele mensen die onder de druk van het patriarchaat en de kapitalistische economie leven. Er moet een oprechtheid uitgaan van de schrijver om de sociale realiteit te ontvouwen. Fictionaliseren doet onrecht aan de geleefde ervaring van sociale onderdrukking. In haar eerste boek, Lege kasten ( 1973 ), vertelt zij een verhaal vanuit het perspectief van een 20-jarige vrouw die een abortus onderging in haar kot op de universiteitscampus. Een roman die in Ernaux’s woorden een herinnering is “ van mijn eigen sociale omwenteling: klein meisje van kruideniers-café-uitbaters, gaat naar een privéschool, doet hogere studies.”5 In die tijd bestond haar visie van een roman erin om de realiteit te transfigureren, tegen de idee dat fictie zich dient te beschermen tegen de realiteit en deze moet maskeren door te zeggen dat ‘ze alles in het boek heeft uitgevonden’. Aangezien de intentie achter Lege kasten was om een roman te schrijven, geeft ze met spijt toe de namen van mensen en plekken zonder al te veel vragen naar eigen hand te hebben gezet. Ze was bezig de literatuur te scheiden van de sociale realiteit. Ook al was dit niet haar initiële opzet, mensen lazen Lege kasten — tot verbazing van Ernaux zelf — als een autobiografische roman. Deze constatatie doet Ernaux later inzien dat haar eerste boeken de klassieke notie van literatuur proberen te overstijgen via de vorm van de roman. Lege kasten of De bevroren vrouw ( 1981 ) willen de literatuur niet afschermen van de realiteit. Het zijn boeken die de realiteit juist trachtten te herontdekken vanuit een persoonlijke levenservaring als vrouw in de Franse samenleving. Hierdoor keert ze zich af van een strikte definitie van literatuur. Het uiteindelijke verdict in Schrijven als een mes ( 2003 ) is dat “ de literatuur bestaat maar dat ze geen definieerbare essentie heeft.”6

“ Wat ik verlang, is dat elke zin zwanger is van reële dingen, dat de woorden geen woorden meer zijn, maar gewaarwordingen, beelden.”

Hoewel ze zich ervan weerhoudt om een strikte definitie van literatuur te geven maakt ze wel een onderscheid tussen boeken die tot de orde van fabricatie en boeken die tot de orde van vlees en bloed behoren. Boeken die de sociale realiteit trachten af te schermen van de literatuur door een imaginaire wereld te fabriceren die zogenaamd los staat van ‘deze’ wereld en boeken die deze realiteit juist omarmen. Ernaux plaatst zich in de tweede categorie: “ Ik verlang dat elke zin zwaar is van echte dingen, dat de woorden geen woorden meer zijn, maar gewaarwordingen en beelden, dat ze zodra ze geschreven/gelezen zijn getransformeerd worden in een ‘harde’ realiteit, in tegenstelling tot een ‘lichte’ realiteit ”7. Haar opzet is om de zachte realiteit van literaire luchtkastelen te breken door de tastbare realiteit van de sociale werkelijkheid in elk woord en elke zin te laten uitschijnen.

De sociaal-realistische opzet van haar schrijven komt hier tot uiting door een objective representatie te willen geven van het alledaagse leven. Ernaux’s werken stemmen overeen met de realistische literatuur van de 19de eeuw omdat ze expressie geeft aan sociale milieu’s die amper of op verkeerde wijze gerepresenteerd worden in de literatuur. In de 19de eeuw werd dit gedaan door anonieme panorama’s te schetsen van de arbeidersklasse. Ernaux doet dit op haar eigen wijze door gedetailleerde portretten van individuen. De singuliere levenservaringen van personen tonen de sociale realiteit van hun leefwerelden.8

Schrijven vanuit het standpunt van de transklasse

De voorwaarden om als schrijver een oprechte weergave te kunnen geven van de sociale realiteit zijn volgens Ernaux altijd materieel. Zoals ze het zelf stelt: “ Het gaat in essentie over een relatie tussen geld en schrijven ”. Een vorm van materiële zekerheid — een loon of een uitkering — is de noodzakelijke voorwaarde om vrij te kunnen schrijven. Ernaux maakte daarom de bewuste keuze om van schrijven geen beroep te maken — om onafhankelijk te zijn van de boekenindustrie — en schrijven als roeping te volgen naast haar levenslang werk als docente in middelbare scholen en het Nationaal Centrum voor afstandsonderwijs.

Deze voorwaarde impliceert dat we niet van iedereen mogen verwachten dat ze zichzelf emanciperen door hun sociale werkelijkheid te beschrijven in de vorm van een boek. Mensen hebben niet altijd de materiële middelen om dit te doen. Bovendien vinden culturele milieus die gekenmerkt worden door sociale onderdrukking zich niet snel in de dominante literaire taal. Filosoof Axel Honneth stelt daarom — in lijn met Ernaux — dat we niet direct een intellectuele uiteenzetting van sociale onrechtvaardigheid van de onderklasse mogen verwachten9. Juist omdat een cultureel milieu gekenmerkt door sociale onderdrukking weerhouden wordt om overtuigingen in een intellectueel systeem te gieten dat aanvaard wordt door de regels van het ‘schone schrijven’. Het culturele milieu van de heersende klasse beloont daarentegen de meest complexe en abstracte representaties van hun morele overtuigingen. Ze moeten hun sociale overheersing over de onderklasse weten te legitimeren en ontwikkelen hiervoor een literaire stijl van het ‘schone schrijven’ die de sociale onrechtvaardigheid tracht te verbloemen of gewoonweg negeert.

Dit wil niet zeggen dat de onderklasse niet op een complexe manier met ervaringen van sociale onrechtvaardigheid omgaat. Enkel dat de dominante literaire taal er niet in slaagt om ervaringen van sociale rechtvaardigheid op adequate manier uit te drukken. Vandaar dat rap- of slampoëzie zich afzet tegen het schone taalgebruik. De heersende taal geeft mensen niet het juiste gereedschap om hun ervaring te uiten omdat het aan sociale reproductie doet door de dominante positie van één klasse over een andere te bevestigen. De vraag wordt dan hoe een taal aan sociale non-reproductie kan doen. Anders gezegd, hoe kunnen verhalen en teksten de dominante positie van de heersende klasse niet reproduceren ?

Enkele weken na het nieuws van de Nobelprijs liep ze zij aan zij met Jean-Luc mélenchon in de mars ‘tegen het dure leven en het uitblijven van klimaatactie’, om diens politieke strijd te ondersteunen.

Het unieke standpunt van waaruit Ernaux haar verhalen vertelt is dat van een persoon uit de transklasse. Een klasse die gevormd is door de twee culturele milieus van de onderworpenen en de overheersers. Net omdat Ernaux tot beide werelden behoort, wordt een transgressie van de twee culturele milieus mogelijk en kan er zich een sociale non-reproductie voltrekken.

In De plek beschrijft ze de pijn die ze ervaart wanneer ze afstand begint te nemen van haar vorige leefwereld en de schaamte die ze voelt om deel uit te maken van de nieuwe wereld van ‘bescheiden mensen’ — zoals haar vader de bourgeoisie neerbuigend benoemde. Ze begint door de ogen van de heersende klasse naar haar vroegere milieu te kijken. Tegelijk ontwikkelt ze een kritische blik ten aanzien van deze nieuwe wereld vanuit de vervreemding die ze ervaart om zich aan de heersende klasse aan te passen. Filosoof Chantal Jacquet zegt dat deze vervreemding ook emanciperend kan zijn. Ze stelt dat “ non-reproductie het resultaat kan zijn van een vorm van sublimatie en verlossing van lijden, van de transformatie ervan in stuwende en creatieve energie.”10 Schrijven kan dus gezien worden als een manier om een gevoel van klassegebonden onrechtvaardigheid te transformeren naar een vorm van sociale non-reproductie. Het kan een activiteit zijn die een persoon kan redden van de vervreemding die een persoon ervaart wanneer deze zich assimileert met de heersende klasse.

Ernaux refereert zelf naar het ‘exces van een gestigmatiseerd geheugen’ van socioloog Pierre Bourdieu als resultaat van de vroege ervaring van klassenstrijd in haar kindertijd. Dit gestigmatiseerd geheugen staat centraal in De blik naar buiten ( 1993 ) en La vie exteriéure ( 2000 ). Hier beschrijft ze de ervaringen die ze opdoet en mensen die ze tegenkomt tijdens haar dagelijkse pendeltochten naar haar werk en naar winkelcentra in Parijs. De alledaagse sleur van de metro-boulot-dodo. Voor sommigen kan het expliciet maken van deze sociale reproductie gezien worden als een onderwerping aan sociaal determinisme. Er lijkt geen ontsnappen aan de dagelijkse dialectiek tussen werk en vrije tijd. Ernaux denkt dat het uitdrukken van deze reproductie het sociale bestaan net ‘defataliseert’11. Het creëert een bewustzijn van de machtsmechanismen die sociale groepen onderdrukken en de mogelijkheid om ons tegen deze overheersing te verzetten. Deze politieke praxis is niet enkel te lezen in Ernaux’s schrijfsels.

Doorheen haar leven was ze namelijk actief in allerhande feministische organisaties en sociale protesten. Enkele weken na het nieuws van de Nobelprijs liep ze zij aan zij met Jean-Luc Mélenchon in de mars ‘tegen het dure leven en het uitblijven van klimaatactie’, om diens politieke strijd te ondersteunen. Afgelopen maart ontmoette ze treinwerkers in het Parijse Montparnasse station die staakten tegen de pensioenhervorming van Franse president Emmanuel Macron. Daar zei ze onbeschroomd: “ Ik ben hier omdat ik denk dat de Macron-hervorming het ergste onrecht is dat mensen kan worden aangedaan.”12 De pensioenhervorming houdt volgens haar helemaal geen rekening met reële werkomstandigheden. Er zijn mensen die op hun 62ste compleet afgetakeld zijn door het penibele werk dat ze moeten leveren. “ Zijn we hier op aarde alleen maar om het – vies woord – kapitaal te voeden ? ” gaf ze de stakers mee en vervolgde: “ Ik ben hier om te luisteren, want er heerst meestal een grote stilte over de wereld en de realiteit van de werkende mensen ”. De sociale realiteit van het werkleven is dus niet alleen een onderwerp in haar boeken, maar ook de drijfveer van haar politieke engagement.

Een proces van wederzijdse erkenning

Het is de bewuste keuze om vanuit een expliciet sociaal standpunt te schrijven — die van een vrouw in de transklasse — die een vorm van emancipatie zowel bij Ernaux als bij haar lezers mogelijk maakt. Het schrijven vanuit een ik-perspectief zorgt ervoor dat lezers zich makkelijker kunnen herkennen in de alledaagse verhalen die in Ernaux’s werken naar voren komen. De particuliere problemen die een vrouw in de Franse samenleving ervaart, worden door dit proces van herkenning gezien als meer universele ervaringen en niet als individuele, maar als sociale problemen. Het is dus een manier om een sociaal bewustzijn te creëren over de machtsmechanismen die in Frankrijk spelen.

Volgens Jacquet dienen we haar schrijven daarom te zien als een vorm van auto-socio-biografie. Weg dus van een autobiografie die meestel enkel en alleen over zichzelf schrijft door het ‘ik’ te laten oplossen in de sociale realiteit van een gemeenschappelijke conditie of een gedeeld lijden. De schijnbare dichotomie tussen het particuliere en het universele wordt opgelost. Het idee van Ernaux is “ dat hoe persoonlijker een tekst is, hoe universeler hij kan worden… omdat hij een intieme ervaring uitdrukt waarin we onszelf kunnen herkennen, los van de verscheidenheid en bijzonderheid van individuele verhalen.”13 Tegen de literatuur die het ‘ik’ aanschouwt als een narcistische trek van auteurs, moet de lezer zich juist kunnen vinden in deze ‘ik’. Pas dan kan literatuur een emanciperend karakter krijgen en de universaliteit van meer persoonlijke gevoelens van sociale onrechtvaardigheid vatten.

Ernaux’s bekendste werk, De jaren, is de belichaming van deze beweging naar het universele. De jaren vertelt de geschiedenis van het naoorlogse Frankrijk tot eind jaren 2000 door de lens van Ernaux’s leven. Hiervoor gebruikt ze een anoniem ‘wij’- of ‘zij’-perspectief en refereert ze naar foto’s van haar leven om een fragmentarische geschiedenis van Frankrijk te schetsen. In het boek figureert de opkomst van de consumptiemaatschappij, de atomisering van het maatschappelijke leven, de secularisering, de teloorgang van klassiek links en de opmars van reactionair rechts als rode draden in een auto-socio-biografie van de Franse samenleving. Het ontbreken van hoofdstukken — een kenmerk van al haar boeken — stort de lezer in een stroom van collectief bewustzijn en gebeurtenissen die in het geheugen van de Fransen gegrift staan: de introductie van supermarkten, mei ’68, de opkomst van de anticonceptiepil, de oorlog in Joegoslavië en de aanslagen op de WTC-torens.

Het boek begint met de zin dat “ alle beelden zullen verdwijnen ” en eindigt met de roep om met woorden “ iets [ te ] redden van de tijd waar we nooit meer zullen zijn.”14 Aangezien alle gezichten doorheen de geschiedenis zullen verdwij- nen in de anonieme massa van mensen, is het voor Ernaux nodig om de universele tijd te gronden in individuele verhalen om iets te redden van de tijd die we niet meer zullen beleven. Naast het socialiserende karakter van Ernaux’s werk wordt het in De jaren duidelijk dat ze diepgang wil geven aan ons historisch bewustzijn. In plaats van een encyclopedische vorm van geschiedschrijving wordt de nadruk hier gelegd op belevenissen en het collectief geheugen van geleefde ervaringen. Het fragmentarische in De jaren is daarom te danken aan het labiele en vergankelijke karakter van ons geheugen.

In essentie verlangt Ernaux ernaar dat haar hele leven iets herkenbaar en algemeen wordt, zodat het volledig oplost in de hoofden en levens van mensen die het lezen.

Naar het einde van het boek toe stelt Ernaux dat de obsessieve dwang van het internet en de media om alles op zielloze wijze te archiveren niet in staat is om de tijd van de dingen bij te houden. Door de toename van overweldigende massa informatie “ werd het steeds moeilijker een taaluiting te vinden die voor jou was, de zin die je in stilte uitspreekt om je staande te kunnen houden.”15 De jaren kan gelezen worden als een manier om dit gevoel van vervreemding in de gezichtloze massa tegen te gaan door een proces van wederzijdse erkenning te initiëren. Een wijze om zichzelf te erkennen in een geschiedenis die niet louter een opeenvolging van starre feiten is maar een van conflicterende ervaringen. De opzet van De jaren is het juiste woord of de precieze zin aanreiken die de geschiedenis van onze sociale realiteit weet uit te drukken zodat we onszelf staande kunnen houden en verzetten tegen een tijd waar het eindeloze heden lijkt te heersen.

Voor Ernaux is het ideaal van schrij(ven dus “ om te denken en te voelen in de anderen, zoals de anderen… in mij denken en voelen ”16. Hiervoor moet het ‘ik’ waarvan Ernaux’s boeken uitgaan breder gezien worden: het wordt een anonieme ‘we’ of ‘ze’ die tegelijk persoonlijke levenservaringen aan historische ontwikkelingen weet te relateren en sluipende sociale veranderingen in een particulier leven kan ontrafelen. In essentie verlangt Ernaux ernaar dat haar hele leven iets herkenbaar en algemeen wordt, zodat het volledig oplost in de hoofden en levens van mensen die het lezen.

Emancipatie: een universeel project

Op het eerste zicht lijken Ernaux’s boeken een particuliere vorm van emancipatie uit te dragen. Verhalen en memoires die vanuit het geleefde standpunt van een vrouw uit de transklasse geschreven zijn. Een proces van wederzijdse erkenning die van zo’n standpunt uitgaat, zorgt ervoor dat zowel bij de lezer als bij de schrijfster een sociaal en historisch bewustzijn kan ontstaan dat uiteindelijk een beweging naar het universele voltrekt. Het schijnbaar particuliere project is dus in wezen een project van universele emancipatie.

Deze vorm van schrijven wil met andere woorden geen idiosyncratische expressie zijn van een politieke identiteit. Ze verzet zich tegen eenieder die haar — vooral in de Angelsaksische wereld — als een feministische schrijver omschrijft. “ Ik schrijf niet met mijn baarmoeder, ” zei ze over deze commentatoren, “ ik schrijf met mijn brein.”17 Sterker zelfs, het genre van ‘feministische literatuur’ zou een onbewuste strategie zijn van mannen om de toegang van vrouwen tot ‘de literatuur’ te versperren en hun positie als poortwachters van de literatuur te vrijwaren. Om de universaliteit van singuliere levenservaringen te bewaren en het sociale karakter van onze levens bloot te leggen moeten we zo getrouw mogelijk het sociale en intieme leven weten te beschrijven. Daarom, aldus Ernaux, ziet ze haar Nobelprijs niet als een individuele overwinning, maar een collectieve overwinning voor “ al degenen die op welke manier dan ook meer vrijheid, gelijkheid en waardigheid wensen voor alle mensen, ongeacht hun sekse en hun gender, hun huidskleur en hun cultuur ”18.

Het is juist het verwoorden van de verschillende sociale standpunten in een samenleving dat ons in staat stelt om onszelf op individueel en collectief vlak te emanciperen. Wanneer we spreken over het verschil in standpunten of culturele milieus tussen de heersers en de onderworpenen kunnen we pas begrijpen hoe sociale onderdrukking en overheersing werkt. Een emanciperende taal geeft dus uitdrukking aan sociale differentiatie en machtsverhoudingen tussen verschillende standpunten. Zoals filosoof G.M. Tàmas het ooit uitdrukte: “ Echte egalitaire tendensen… zullen niet gericht zijn op differentiatie en diversiteit, hoewel hun uitgangspunt precies dit is. Klassen-, rassen en culturele verschillen moeten ze willen uitvagen. Vive la différence ? Nee. Vive la commune ! ”19 Ernaux’s project om vanuit een sociaal standpunt van onderdrukking te schrijven volgt precies deze denktrant: emancipatie is sociaal verschil benadrukken om eraan voorbij te gaan.

 

Footnotes

  1. Ernaux maakt een onderscheid tussen haar eerste romans zoals Les armoires vides en La femme gelée en haar eerste auto-socio-biografische boeken zoals la Place of Je ne suis pas sortie de ma nuit ( 1997 ). De eerste romans hielden nog vast aan het genre van de roman, de tweede slaagden erin een nieuwe stijl te ontwikkelen die voorbij gaan aan autofictie
  2. Ernaux, A. & Frédéric-Yves Jeannet, L’ écriture comme un couteau, Parijs, Gallimard, 2003.
  3. Ernaux, A., Nobellezing Annie Ernaux: ‘Ik zal schrijven om mijn soort te wreken’, De Standaard, 2022. Zie www.standaard.be/cnt/ dmf20221230_95495187. Geraadpleegd op 10 juni 2023.
  4. Jacquet, C. Les transclasses ou la non-reproduction, Paris, Presses Universitaire de France, 2014.
  5. L’ écriture comme un couteau, p. 27.
  6. L’écriture comme un couteau, p. 112.
  7. L’ écriture comme un couteau, p. 114.
  8. McIlvanney, S. “ Annie Ernaux: un écrivain dans la tradition dur réalisme ”, Revue d’Histoire littéraire de la France Mar.- Apr., pp. 247-266, 1998.
  9. Honneth, A. “ Moral Consciousness and Class Domination: Some Problems in the Analysis of Hidden Morality ”, Praxis International 1, p. 17, 1981.
  10. Les transclasses ou la non-reproduction, p. 72.
  11. Ernaux, A. Bourdieu: le chagrin, Le Monde, 2002. Zie http://www.homme-moderne.org/societe/socio/bourdieu/mort/aernau.html. Geraadpleegd op 11 juni 2023.
  12. Ernaux A., Cortez S., Cortez S. & et al., Annie Ernaux Met Workers Striking to Defend Their Pensions, Jacobin, 2023. Zie https://jacobin.com/2023/03/ annie-ernaux-emmanuel-macron-pension-reform-workers-protest-sncf. Geraadpleegd op 12 juni 2023.
  13. Les transclasses ou la non-reproduction, p. 19-20.
  14. Ernaux, A. De Jaren, Amsterdam, Arbeiderspers, 2020, p. 7 ; 229.
  15. De Jaren, p. 209
  16. L’ écriture comme un couteau, p. 42
  17. Blackhurst, A. Annie Ernaux’s Getting Lost Is an Antidote to the Boring Moralism of Contemporary Writing, Jacobin, 2023. Zie https://jacobin. com/2022 /11 /annie-ernaux-getting-lost-moralism-contemporarywriting-nobel-literature. Geraadpleegd op 12 juni 2023.
  18. Nobellezing Annie Ernaux: ‘Ik zal schrijven om mijn soort te wreken
  19. Tàmas, G.M. “ Interview: Words from Budapest ”, New Left Review april 80,p. 26.