De laatste jaren is intersectionaliteit de dominante theorie geworden om machtsverhoudingen te begrijpen. Maar zonder klasse als fundament kunnen we de samenleving niet begrijpen, laat staan veranderen.
‘Intersectionaliteit’ begint met een simpele vaststelling: specifieke machtsverhoudingen (bijvoorbeeld die gebaseerd op klasse, ras en geslacht) kruisen elkaar en creëren op die kruispunten nog specifiekere discriminaties. Iemand die klasse- en genderonderdrukking ervaart, wordt niet op dezelfde manier gediscrimineerd als iemand die ‘enkel’ op basis van hun maatschappelijke klasse overheerst wordt.
De geschiedenis van intersectionaliteit
‘Intersectionaliteit’ als begrip ontstond binnen de zwarte feministische beweging in de Verenigde Staten. In 1991 werd “intersectionaliteit” eerst gebruikt door de Amerikaanse advocate Kimberlé Crenshaw. Zij merkt op dat
“de positionering van vrouwen van kleur op het kruispunt van ras en gender hun concrete ervaring met huiselijk geweld, verkrachting en de maatregelen daartegen kwalitatief anders maakt dan die van blanke vrouwen.”1
De auteur benadrukt ook dat de ervaringen van zwarte vrouwen, op hun intersectionele positie, binnen de feministische en antiracistische beweging gemarginaliseerd worden.2 Simpel gezegd merkt Kimberlé Crenshaw op dat zwarte vrouwen niet thuishoren in de (overwegend blanke) feministische beweging, noch in de (overwegend mannelijke) antiracistische beweging.3
Deze theorie tracht maatschappelijke verhoudingen op een zeer specifieke manier te analyseren. Volgens intersectionaliteit kruisen verschillende sociale machtsverhoudingen, zoals gender en klasse, elkaar en creëren zij specifieke discriminaties voor individuen op deze kruispunten. Sociologe Patricia Hill Collins schrijft:
“De term intersectionaliteit verwijst naar het kritische inzicht dat ras, klasse, geslacht, seksualiteit, etniciteit, natie, vermogen en leeftijd niet functioneren als onderling inwisselbare categorieën, maar als verschijnselen die elk op een unieke manier op elkaar inhaken en die op hun beurt vorm geven aan complexe sociale ongelijkheden.”4
Intersectionaliteit is dus geen simpele optelsom van discriminaties, maar de kruising tussen verschillende machtsverhoudingen die tot specifieke categorieën van onderdrukking leiden.
Éléonore Lépinard,5 eveneens sociologe, voegt daaraan toe dat de ervaring van groepen op die kruispunten “specifieke politieke belangen” creëert.6 Bovendien is het voor de intersectionisten ondenkbaar om een van de verschillende machtsverhoudingen als meer doorslaggevend te beschouwen dan een andere. De evenwaardigheid van machtsverhoudingen staat dus centraal binnen de intersectionaliteit.
Het intersectionele perspectief mist vaak de kern van het probleem, omdat het onvoldoende begrijpt hoe het kapitalistische systeem werkt
We zien wel dat klassieke intersectionele auteurs als Kimberlé Crenshaw en Angela Davis zich concentreren op bepaalde assen van overheersing. Dit legt een fout in de intersectionele theorie bloot. Er zou geen hiërarchie bestaan tussen machtsverhoudingen, maar toch spreken de intersectionalisten meer over sommige verhoudingen dan over andere. Aan ras, geslacht en klasse wordt meer aandacht besteed dan aan bijvoorbeeld leeftijd, administratieve status of seksualiteit, waaruit blijkt dat het ingewikkeld, zo niet onmogelijk is om het theoretische ideaal volledig op de praktijk toe te passen.
Goede intenties, slecht idee
Eléonore Lépinard verwoordt de intersectionele reactie op deze marxistische kritiek: “Intersectionaliteit zou de ‘echte sociale verhoudingen’ verdoezelen, degene die politiek en analytisch werkelijk tellen, met name alles dat te zien heeft met sociale klasse, met het ‘volkse’, een fundamenteel principe van maatschappelijke verdeling”.7 De kritiek die ze zelf uiten tegenover het marxisme, luidt dat “in tegenstelling tot een marxist, een intersectionalist niet vindt dat één vorm van ondergeschiktheid belangrijker is dan de andere.”8
Intersectionaliteit maakt zich sterk dat het als enig kader oog heeft voor de wisselwerking tussen verschillende sociale verhoudingen. Het marxisme, bijvoorbeeld, zou zich alleen richten op het klassenvraagstuk en niet in staat zijn andere machtsverhoudingen te analyseren. Dit is een antimarxistische aanval met een baard, maar het kan nooit hard gemaakt worden. Hoewel het marxisme stelt dat de klassenstructuur maatschappelijk het meest bepalend is, ontkent het niet het belang van andere sociale verhoudingen. Engels heeft de kwestie van de verhouding tussen mannen en vrouwen uitgebreid geanalyseerd9 en Marx heeft zich altijd beziggehouden met het koloniale vraagstuk en racisme.10 De latere volgers van Marx en Engels hadden evenmin oogkleppen aan en bleven naast de klassenstrijd in de nauwe zin van het woord ook strijd voeren voor vooruitgang op andere vlakken.11
Uitbuiting is altijd een verhouding van ongelijke machtsposities, maar niet elke verhouding van ongelijke machtsposities is uitbuiting.
Zo analyseerde Thomas Sankara, president van Burkina Faso en marxistisch leider van de Burkinese revolutie, verschillende machtsverhoudingen tegelijk. Hij zei bijvoorbeeld: “Vrouwen lijden dubbel onder al het kwaad van de neokoloniale maatschappij. Ten eerste ervaren vrouwen hetzelfde lijden als mannen. Ten tweede zijn ze onderworpen aan verder lijden door toedoen van mannen.”12
Aan de universiteit wordt intersectionaliteit geprofileerd als een alternatief voor het marxisme. Vooral de stelling dat het een meer alomvattende, genuanceerde kijk biedt, zou een doorslaggevend argument zijn. Maar deze verwerping van het marxisme heeft tot gevolg dat de specifieke aard van de klassenverhouding verdwijnt. Te vaak wordt vergeten dat klasse niet alleen een machtsverhouding is, maar ook een verhouding van uitbuiting tussen de kapitalisten en de werkende klasse.
De centraliteit van werk en uitbuiting
Er bestaat inderdaad grote verwarring tussen de termen macht en uitbuiting. Uitbuiting is altijd een verhouding van ongelijke machtsposities, maar niet elke verhouding van ongelijke machtsposities is uitbuiting. Het bestaan zelf van klassen wordt bepaald door uitbuiting, dit wil zeggen, de kapitalistische klasse eigent zich de rijkdom toe die door de werkende klasse wordt geproduceerd. Kapitalisten kunnen dit doen omdat zij de productiemiddelen bezitten, bijvoorbeeld de fabrieken en werkplaatsen. Vanuit dit oogpunt is de klassendimensie anders dan alle andere machtsverhoudingen.
‘Klasse’ wijst op een fundamentele tegenstelling tussen de belangen van de een en de ander. Een tegenstelling die inherent is aan het kapitalistische systeem. De uitbuitingsverhouding definieert de klassen. Het is niet alleen een kwestie van rijkdom of inkomen.
Hoewel het marxisme stelt dat de klassenstructuur maatschappelijk het meest bepalend is, ontkent het niet het belang van andere sociale verhoudingen.
In deze context kan er geen sprake zijn van gelijkheid tussen klassen, omdat zij gedefinieerd worden door ongelijkheid. Ofwel verdwijnen ze ofwel gaat de uitbuiting door. Hetzelfde kan niet gezegd worden van andere vormen van machtsongelijkheid. Gelijkheid tussen mannen en vrouwen betekent bijvoorbeeld niet dat deze categorieën verdwijnen, want ze worden niet gedefinieerd door fundamenteel tegenstrijdige belangen.
Het intersectionele perspectief mist vaak de kern van het probleem, omdat het onvoldoende begrijpt hoe het kapitalistische systeem werkt: “We vechten tegen de uitingen van ongelijke machtsverhoudingen, die slechts de symptomen zijn, in plaats van het systeem aan te vallen dat ze voortbrengt.”13
Bovendien denken velen dat het rangschikken van machtsverhoudingen in de strijd gelijkstaat aan een morele voorkeur voor de ene of de andere. Natuurlijk is dat niet het geval. Men kan niet zeggen, bijvoorbeeld, dat de strijd tegen racisme op <i>moreel</i> vlak belangrijker is dan de strijd voor hogere lonen of welzijn op het werk, of omgekeerd. Je kan lijden en onderdrukken niet kwantificeren. Maar dat betekent niet dat op <i>strategisch</i> vlak alles op dezelfde hoogte staat. De economie, opgevat als de wijze waarop een bepaalde samenleving de productie van haar overlevingsbehoeften (voedsel, huisvesting, vervoer, enz.) organiseert, gaat de gehele mensheid aan, zonder uitzondering, ongeacht op welke andere assen iemand zich bevindt. Hoe wij produceren is een centrale kwestie, in alle tijden en op alle plaatsen.
In de context van 8 maart, heb ik een aantal vakbondsdelegees geïnterviewd over intersectioneel feminisme. De delegees gingen niet mee in het intersectionele denken. Zij stellen economische kwesties duidelijk centraal. Uiteraard koppelen zij de economische problemen aan het feit dat zij vrouw zijn of, voor sommigen van hen, aan hun migrantenachtergrond. Bovendien ontkennen zij niet het belang van de strijd tegen racisme of seksisme. Maar elk van hen ervaart de economische kwesties als prioritair, zowel in hun dagelijks leven als in hun vakbondswerk.
Sommigen zeggen: “geen feminisme zonder intersectionaliteit”, maar geef mij maar: “geen feminisme zonder klassenstrijd!”
Dit is geen louter academisch steekspelletje. Deze syndicalisten zagen deze opvattingen bevestigd doorheen hun praktijk, hun werk en de strijd. De intersectionele poging om alle strijden op gelijke hoogte te stellen, botst met de praktijk van de vakbondsafgevaardigden. Een van hen zegt:
“Ik denk dat de strijd die we nu het meest moeten aangaan, het aanpassen van de wet van ’96 is [de wet die momenteel een echte loonsverhoging blokkeert, nvdr.]. Ik denk dat we echt hard moeten strijden voor meer loon en vooral voor een goed pensioen voor ons, vrouwen, (…) Ik zie mezelf niet meer werken op mijn 67e“.
Een andere delegee voegt daaraan toe:
“Werk is een allesbepalend gegeven, voor zo veel mensen. Maar toch praat men er zo niet over. Of hebben we dat eigenlijk opgegeven? In ieder geval leggen hedendaagse feministische bewegingen niet altijd het verband.”
Besluit
We zouden nog vele andere aspecten van intersectionaliteit kunnen bespreken, waaronder de gevolgen van dit perspectief voor activistische praktijken (een klikcultuur, het inhakken op mensen met weinig maatschappelijke macht, enz.14). Maar ik wil me liever concentreren op enkele theoretische veronderstellingen van de intersectionaliteit, die ons in een doodlopend straatje leiden. Enerzijds pakt deze theorie de kern van het probleem niet aan: het kapitalisme. Anderzijds botst het met de ervaringen en praktijken van vakbondsafgevaardigden, die nochtans voorop lopen in de feministische en economische strijd. Sommigen zeggen: “geen feminisme zonder intersectionaliteit”, maar geef mij maar: “geen feminisme zonder klassenstrijd!”
Dit artikel verschijnt in de jongerenrubriek Magma van Lava Media. Hier vind je al de artikels verschenen in die rubriek: https://lavamedia.be/category/articles-nl/magma/
Footnotes
- Kimberlé Crenshaw & O. Bonis, “Cartographies des marges : Intersectionnalité, politique de l’identité et violences contre les femmes de couleur”, Cahiers du Genre, nr 39 (2), 2015, p. 51.
- Idem, p. 54.
- Aurore Koechlin, La révolution féministe, Amsterdam, 2019, p. 53.
- P. H. Collins, “Intersectionality’s Definitional Dilemmas”, Annual Review of Sociology, 2015. Patricia Hill Collins is een Amerikaanse sociologe die uitgebreid heeft gewerkt aan zwart feminisme en is een van de belangrijkste theoretici van intersectionaliteit in de VS.
- Eléonore Lépinard is een Franse sociologe, gespecialiseerd in genderstudies, die talrijke werken over intersectionaliteit heeft geproduceerd, met name Pour l’intersectionnalité met S. Mazouz (2021).
- Éléonore Lépinard, “Praxis de l’intersectionnalité : Répertoires des pratiques féministes en France et au Canada”, L’Homme et la société, 198 (4), 2015, p. 149.
- Lépinard & Mazouz, “Pour l’intersectionnalité”, in Pour l’intersectionnalité, 2021, p. 3‑71. Anamosa, p.17-18.
- Gallot, Noûs, Pochic, & Séhili, “L’intersectionnalité au travail”, Travail, genre et sociétés, n° 44 (2), 2020, p. 27.
- Christophe Darmangeat, “Seksuele arbeidsverdeling en mannelijke overheersing”, Lava 4, 5 april 2018.
- David Pestieau, “Marx, klassenstrijd en antiracisme”, Lava, 1 juli 2018.
- Zie bijvoorbeeld Alexandra Kollontai, “Internationale Vrouwendag: een militante herdenking”, Lava, 8 maart 2023.
- Thomas Sankara, L’émancipation des femmes et la lutte de libération de l’Afrique, Pathfinder, 2001, p. 71.
- Koechlin Aurore, La révolution féministe, Amsterdam, 2019, p. 130.
- Zie hierover Aurore Koechlin, La révolution féministe