Artikel

Er waart een spook door België

Sébastien Gillard

—30 september 2019

De overwinning van de PVDA in de verkiezingen van mei 2019 is een primeur in de geschiedenis van radicaal-links in België. Ze confronteert de marxistische partij meteen met het dilemma van de macht.

Na een reeks positieve peilingen, een opgemerkte aanwezigheid in de sociale bewegingen en goede resultaten bij de gemeenteraadsverkiezingen in oktober 2018 heeft de Partij van de Arbeid van België-Parti du Travail de Belgique (PVDA) bevestigd dat ze een politieke kracht is waarmee rekening moet gehouden worden. De marxistische partij overtuigde 584.621 kiezers en wordt met haar score van 8,6 % in heel het land (13,8 % in Wallonië, 13,5 % in Brussel en 5,6 % in Vlaanderen) de vijfde partij (na de N-VA, het Vlaams Belang, de PS en de CD&V). Dat is een verdubbeling van haar resultaat in de verkiezingen van 2014.

De PVDA komt duidelijk als overwinner uit deze drievoudige verkiezingen van mei 2019 en doet het zelfs beter dan de peilingen hadden voorspeld.1 De partij klimt federaal van 2 naar 12 verkozenen, in het Vlaams parlement van 0 naar 4, in het Brussels parlement van 4 naar 11 en in Wallonië van 2 naar 10. Met indrukwekkende resultaten bevestigt ze haar inplanting in de industriebekkens: 27,55 % in Herstal, 22 % in Charleroi, 26,51 % in Seraing, 22,1 % in La Louvière. Ook in andere steden zoals Doornik of Namen breekt de partij nu echt door. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest overtrof haar kiessucces alle verwachtingen: meer dan 20 % in Anderlecht en Molenbeek of er zeer dicht bij zoals in Brussel-stad en Sint-Gillis. Youssef Handichi, voormalig buschauffeur en vakbondsafgevaardigde bij de MIVB, die al sinds 2014 in het Brussels parlement zit, en Françoise De Smedt, voormalig natuurkundige in het Erasmusziekenhuis, halen indrukwekkende persoonlijke scores. In Vlaanderen is de doorbraak minder spectaculair, maar daar zit het overwicht van rechts, dat in dit gewest de lakens uitdeelt, voor veel tussen. Toch realiseert de partij hier een belangrijke doorbraak met een score van 5,6 %, de tweede grootste groei in Vlaanderen na het Vlaams Belang. Ze behaalt daarmee een van de belangrijkste doelstellingen voor de stad Antwerpen: met 12,7 % van de uitgebrachte stemmen kan voorzitter Peter Mertens zijn zitje innemen in de Kamer. Die goede resultaten zijn zeker te danken aan het hardnekkige werk van de militanten tijdens de verkiezingscampagne, maar dat is niet het enige. Tijdens de nationale staking van 13 februari bijvoorbeeld bezochten militanten van de PVDA maar liefst 600 piketten om er te luisteren naar de eisen en prioriteiten van de werkers. Het was tevens een gouden kans om de partij te versterken: de militanten en volksvertegenwoordigers leerden er nieuwe mensen kennen die meer wilden weten over de partij en zich wilden aansluiten. Op zijn verkiezingstournee legde Raoul Hedebouw die strategie uit en hamerde op de noodzaak van ‘lijf-aan-lijf-gevechten’ om mensen te overtuigen. Dat betekent zeer intens werk voor elke nieuwe militant of sympathisant maar het lijkt goede vruchten af te werpen. Volgens een studie van CEVIPOL2 scoort de PVDA (samen met Écolo) het hoogst qua percentage trouwe kiezers (vergelijking 2014 – 2019): 75 % in Wallonië en 72,3 % in Brussel.

Het politieke label van ‘populist’ dat herhaaldelijk op de PVDA gekleefd wordt, blijkt niet bruikbaar om de partij ideologisch te klasseren.

De PVDA telt nu 18.000 leden en is er in geslaagd een bredere laag van de bevolking aan te spreken… Haar kiespubliek is tevens gegroeid dankzij de sociale netwerken, met creatieve en doeltreffende communicatie als belangrijk aandachtspunt. Zal het succes van de PVDA tegen het spreekwoordelijke glazen plafond botsen? Welke uitdagingen en hindernissen zal ze op haar weg vinden? Was de verkiezingsuitslag van 2019 voor die links-radicale en “anders dan andere” partij maar een etappe (zoals La Libre kopte in mei van dit jaar)?3

Links populisme of marxisme?

De marxistische partij verschilt van andere Europese links-radicale partijn: zij klimt gestaag terwijl de andere achteruitgaan of ter plaatse trappelen. Uit de resultaten van de Europese verkiezingen van Podemos (in Spanje de vierde partij met 10,07 % van de stemmen) en La France Insoumise (in Frankrijk de vijfde partij met 6,3 % van de stemmen) blijkt de PVDA de uitzondering te zijn; niet alleen verkiezingsresultaat, maar vooral inzake ideologie. Terwijl Podemos en FI aanhangers zijn van het ‘links populisme’, theoretisch onderbouwd door de filosofen Chantal Mouffe et Ernesto Laclau, baseert de PVDA haar analyses op het marxisme en een duidelijke klassenpositie.

Het ‘links populisme’ (met lokale kenmerken waarop we hier niet ingaan) in Venezuela, Brazilië, Argentinië, Bolivia en Ecuador kan bogen op een zeker succes: een drastische daling van de armoede, belangrijke overheidsinvesteringen (met name in de sector van het onderwijs en de gezondheidszorg), betere toegang tot huisvesting en de grotere zelfredzaamheid van de vrouwen door hun massale intrede op de arbeidsmarkt …

Maar na de jaren van sterke groei in China (de bevoorrechte handelspartner) en de val van de olieprijs vinden de Latijns-Amerikaanse populisten nog moeilijk de nodige middelen om het sociale beleid verder te zetten en uit te diepen. Het neoliberale beleid en de besparingen zijn terug van weggeweest en ook de linkse partijen hebben boter op het hoofd. Denk bijvoorbeeld aan het beleid van Dilma Roussef (Partido dos Trabalhadores) in Brazilië en Lenin Moreno (Alianza País) in Ecuador. Nog erger gaat het eraan toe in Venezuela, dat in een zware economische en sociale crisis is verzeild, die nog wordt aangezwengeld door het geweld van de oppositie, de inmenging van de VS en de economische blokkade …

De Europese context verschilt in hoge mate van de Latijns-Amerikaanse en ondanks bemoedigende resultaten zijn de ‘linkse populisten’ nooit in de regering geraakt (met uitzondering van de Griekse coalitie Syriza waarop we later nog terugkomen). Hun constructieve kritiek op de aan het neoliberalisme uitverkochte sociaaldemocratie is zeker een verdienste, maar de uitwerking van een stevig en duurzaam alternatief beleid blijft uit. De econoom Cédric Durand en de socioloog Razmig Keucheyan wijzen op de onbekwaamheid van de linkse populisten om “een nieuw sociaal bondgenootschap te creëren”, wat ze wijten aan hun maatschappijvisie die “het volk” stelt tegenover “de elite” en waarin de 99 % zich moet aaneensluiten om het hoofd te bieden aan de 1 %.4

Binnen de PVDA en haar perifere organisaties werden de stellingen van Mouffe en Laclau al bekritiseerd. David Pestieau, vice-voorzitter van de PVDA, heeft zeer gedetailleerd de meningsverschillen van zijn partij met het links populisme uiteengezet in een interview, gepubliceerd op de Franse alternatieve nieuwssite Le Vent se lève.5 Op de openingsconferentie van de Karl Marx School, getiteld “Is het populisme de toekomst van het marxisme?”, was het antwoord eveneens unaniem “neen”.

De parlementairen van de PVDA moeten de stem van de sociale bewegingen binnenbrengen
in de parlementen om de mobilisaties te versterken.

Het politieke label van ‘populist’ dat herhaaldelijk op de PVDA gekleefd wordt, blijkt niet bruikbaar te zijn om de partij ideologisch te klasseren. In het beste geval is het een ontkenning van de verschillen tussen ‘linkse populisten’ en marxisten, maar meestal wil men zo de partij in diskrediet brengen en haar rangschikken onder de ‘populistische partijen’ aan de zijde van extreemrechts.6

De ervaring van Syriza en het einde van de verkiezingsillusies

In januari 2015 kwam in Griekenland de linkse coalitie Syriza aan de macht. Vrijwel meteen maakte ze kennis met de ijzeren arm van de Europese instellingen, een duel dat voor het Griekse volk in een compleet debacle eindigde. Deze drie feiten waren een belangrijke les voor de PVDA. Hoewel de partij betrekkingen onderhoudt met de KKE, stak ze bij het sluiten van de stemhokjes toch de loftrompet van de Griekse coalitie, om later in eigen land mee te werken aan de mobilisatie voor solidariteitsbetogingen en tegen de ondertekening van het derde memorandum.

Nadat de EU de nieuwe Griekse regering verpletterd had, stak de PVDA haar kritiek op de overgave van Tsipras niet onder stoelen of banken en trok lessen uit de nederlaag van deze machtswissel: een verkiezingsoverwinning is geen doel op zich, de politieke strategie van een linkse partij moet gericht zijn op de volksbeweging en de organisatie ervan tot een sterke tegenmacht. Marc Botenga, PVDA-afgevaardigde voor het Europees parlement, veegde de reformisten en ‘lexiters’ (voorstanders van een linkse euro-exit) dan ook flink de mantel uit: “Zij richten zich allebei vooral op regeringsdeelname in plaats van op de macht, en minimaliseren het belang van een tegenmacht en buitenparlementaire actie. Ook vertonen ze vaak een gebrek aan ambitie door enkel een beter beheer van het kapitalisme voor te stellen…”7

De PVDA heeft zo haar eigen idee over de rol van haar parlementairen: zij moeten de stem van de sociale bewegingen binnenbrengen in de parlementen om de mobilisaties te versterken. Het is het concept “straat-raad-straat” dat op het Solidariteitscongres van 2015 werd ontwikkeld: “Ook voor onze volksvertegenwoordigers geldt het motto ‘straat-raad-straat’: zij vertolken mee de stem van de brede sociale, ecologische, democratische en culturele strijd. Het werk van onze volksvertegenwoordigers heeft als doel de mobilisatiecapaciteit, de organisatiekracht en het bewustzijnswerk van de partij te versterken en de slagkracht van de werkende bevolking te verhogen. […] Wij willen dat onze volksvertegenwoordigers op het terrein als vissen in het water zijn. En het terrein, dat is hier niet het parlement maar de volksbuurt, de wijk, de werkvloer, de actiegroep, de sociale vereniging, de vakbond of de buurtvergadering. De verantwoording die onze volksvertegenwoordigers voor hun mandaat moeten afleggen, ligt ook daar en niet bij de verkozenen van andere partijen. Dat is belangrijk, en we moeten dat ook organiseren.”8

De onmogelijke linkse coalitie

De dag na de verkiezingen van 26 mei werd razendsnel berekend dat een ‘linkse coalitie’ tot de mogelijkheden behoorde, wat zou verhinderen dat de liberalen opnieuw aan de macht zouden komen en een links beleid in Wallonië kon stimuleren. Maar echte politieke plannen die buiten de context van de verkiezingscampagne vallen, hebben zo hun eigen redenen die de rekenkunde nietvat. Daar waar de PVDA heel duidelijk had gewezen op de noodzaak om het budgettaire keurslijf van Europa in vraag te stellen en de bevelen van de Commissie naast zich neer te leggen, was dit voor de andere twee linkse partijen geen voorwaarde voor de uitwerking van een progressief beleid.

Een mooi voorbeeld is het openbaar vervoer in het algemeen en het spoor in het bijzonder. De PS zegt in haar programma dat zij “aanzienlijk wil investeren in het openbaar vervoer om het aanbod en de kwaliteit van de dienst te versterken zonder de prijzen op te drijven”. Daarnaast wil ze “strijden tegen elke vorm van privatisering”.9 Ecolo stelt voor “7 miljard te investeren in de NMBS, de TEC en de MIVB, gespreid over vijf jaar, om het aantal gebruikers van het openbaar vervoer aanzienlijk te verhogen, elke reiziger een zitplaats te garanderen, de stiptheid te verbeteren, de dienstregelingen uit te breiden, nieuwe trajecten aan te bieden en nieuwe haltes open te stellen”.10 Die voorstellen zijn echter gedoemd te blijven steken op het niveau van goede intenties.

Zo wordt met geen woord gerept over de nodige middelen om die beleidskeuzes waar te maken. Wij betwijfelen dan ook of het er ooit van zal komen. De PS mag dan al wijzen op de “aan de gang zijnde liberalisering van het transport op Europees niveau” en beweren dat ze zich verzet “tegen elke opsplitsing of privatisering van het spoor”,11 die belofte roept bij ons toch heel wat vragen op. In 2004 kwam de Vlaamse socialist Johan Vande Lanotte, vice-premier en minister van Begroting en Overheidsbedrijven in de regering Verhofstadt II, met het voorstel de NMBS op te splitsen in twee entiteiten in overeenstemming met een richtlijn van de Europese Commissie. De PS, die deel uitmaakte van de meerderheid, verroerde geen vin. In 2011, nadat in ons land het record van de langste periode zonder regering werd gebroken, kwam uiteindelijk de regering Di Rupo tot stand, samengesteld uit de zes traditionele partijen: PS en SP.A, MR en Open VLD, CDH en CD&V. In het regeerakkoord lezen we over de voorgestelde begrotingsmaatregelen: “Besparingen in de autonome overheidsbedrijven (NMBSGroep, bpost), zonder dat wordt geraakt aan de kwaliteit van de dienstverlening aan de burgers, in het bijzonder wat de veiligheid van het spoor in de NMBS-groep betreft.”12 Hieruit blijkt toch duidelijk dat de PS meer heeft bijgedragen aan de bezuinigingen en de liberalisering van het spoor dan dat ze zich ertegen heeft verzet. Écolo van haar kant klaagde vanop de oppositiebanken wel de desinvesteringen aan maar legde niet het verband met de noodzaak om de verschillende Europese teksten die zulke maatregelen bepleitten, naast zich neer te leggen. In het licht van die ervaring riskeren de voorstellen van beide partijen niet meer te zijn dan de overgave van morgen. De taak wordt verder bemoeilijkt door de goedkeuring van het vierde Europees pakket voor het spoor in 2016 en van de liberalisering van het nationaal reizigersvervoer in december van vorig jaar, hetwelk het monopolie van de NMBS op het spoor vanaf 2023 in gevaar brengt.13

De werkers in het parlement

De PVDA verschilt ook van andere Europese radicaal-linkse partijen doordat zij de klassenstrijd een centrale plaats blijft toekennen; daarnaast maakt ze een onderscheid tussen regeringsdeelname en de echte politieke macht om de maatschappij te veranderen. Net zoals de andere populistische partijen verzet ze zich tegen het establishment en combineert dat met verregaande maatregelen: gratis openbaar vervoer, investeringen in sociale huisvesting, het aan banden leggen van de levensstijl van de verkozenen. Maar zij koppelt die houding niet los van de tegenstelling tussen links en rechts en de verschillende economische belangen van de sociale klassen.

Een kassierster, een staalarbeider, een schooljuf, een busbestuurder van de MIVB of een vrouw die vliegtuigen schoonmaakt. De PVDA heeft naar de verschillende parlementen mannen en vrouwen gestuurd waarvan de klassenbelangen nauwer aansluiten bij die van de werkers dan bij de traditionele volksvertegenwoordigers.

Het is geenszins de bedoeling de volksklassen voor eigen gewin voor het karretje te spannen maar wel te werken aan hun emancipatie en hun politieke opvoeding, in navolging van de westerse communistische partijen in de naoorlogse periode. De Franse Communistische Partij heeft die politieke traditie losgelaten, wat volgens Julian Mischi14 een van de oorzaken is van de afkalving van haar electoraat.

Een verkiezingsoverwinning is geen doel op zich; de politieke strategie van een linkse partij moet gericht zijn op de volksbeweging.

De PVDA combineert de meest diverse sociale afkomst met een politieke praktijk die ingaat tegen die van de andere partijen in de parlementen van ons land: de weigering om te verburgerlijken. Elke verkozene van de PVDA staat ongeveer twee derden van zijn loon als volksvertegenwoordiger af en leeft met een gemiddeld arbeidersloon. Dat is een toepassing van de principes die Lenin naar voor bracht in zijn Staat en Revolutie en die zelfs gebruikelijk was bij de Communards in 1871. Het is niet alleen een belangrijke bron van inkomsten voor de financiering van de partijcampagnes maar ook een politieke keuze, die tal van mensen overtuigt die gedegouteerd zijn door de corruptie en de levenswandel van de traditionele politici. Klaar en duidelijk bewijzen de communistische afgevaardigden dat zij ‘niet zijn zoals de anderen’, een argument dat des te meer doordringt in het bewustzijn van potentiële kiezers. Uit meerdere studies (o.a. de hoger aangehaalde studie van CEVIPOL) is immers gebleken dat het gemiddelde niveau van vertrouwen in de politici opvallend laag is.15 Als de PVDA-vertegenwoordigers het woord nemen in het halfrond, schetsen zij de levensvoorwaarden van de werkers die zij ontmoeten.

Op die manier benadrukken ze dat de sociale maatregelen die zij voorstaan, zo snel mogelijk moeten uitgevoerd worden. Zo maken ze ook de debatten menselijker, daar waar vroeger enkel over technische of juridische aspecten werd gepalaverd. Onzekere tewerkstelling, moeilijke toegang tot sociale woningen, armoede… De PVDA legt de resultaten van kwantitatief onderzoek en becijferde rapporten voor, maar dat is niet het belangrijkste. De partij wil vooral de politieke spreekbuis zijn van de sociale getuigenissen die een beeld geven van de kille realiteit van het neoliberale kapitalisme en de gevolgen ervan op het leven van de werkers. Dat is de politieke strategie van François Ruffin in Frankrijk, die theoretisch onderbouwd werd door de filosoof en econoom Frédéric Lordon: het volstaat niet progressieve ideeën naar voor te schuiven en te verdedigen; als je wil dat de belangrijkste betrokkenen ze overnemen en zich eigen maken, moet je ze uitrusten met affect.16

Race tegen de tijd

De taksshift, de pensioenen, de elektriciteitsfactuur: in de legislatuur van de regering Michel en ook in de verkiezingscampagne waren de sociale kwesties niet weg te denken. Toch hebben de rechtsnationalisten alles in het werk gesteld om de immigratiekwestie op te dringen en de bevolking te verdelen. Zo heeft de N-VA met haar verzet tegen het wereldpact over migratie, beter bekend als het Marrakechpact, de regering doen vallen terwijl het pact niet eens juridisch bindend was. Dave Sinardet, politicoloog aan de VUB, verdedigde op de RTBF dat “de mensen duidelijk rechts gestemd hebben op het vlak van migratie, integratie en veiligheid […] maar […] we kunnen niet zeggen dat het resultaat van de Vlaamse verkiezingen noodzakelijk een ommezwaai naar rechts is op socio-economisch vlak, gezien de positie die het Vlaams Belang heeft ingenomen in de campagne.”17

De traditionele partijen werden afgestraft en het overwicht van de sociale kwesties lijkt dus onafwendbaar. In het zuiden van het land en in Brussel hecht een groeiend deel van de bevolking geloof aan de eerlijkheid van de PVDA en de hardnekkigheid waarmee haar vertegenwoordigers voor een sociaal beleid pleiten. De marxistische partij verdubbelt haar inspanningen om het vertrouwen te winnen van de Vlaamse kiezers en in dat landsgedeelte dezelfde score te behalen als in de andere gewesten. Nu gaat het Vlaams Belang nog lopen met de proteststemmen doordat ze de kiezers verleiden met een cocktail van Front National-makelij: racisme en sociale beloften. Het is dan ook een hele opgave om de woede van de mensen te capteren en te kanaliseren naar een project voor meer rechtvaardigheid en gelijkheid in plaats van naar een nationalistisch en racistisch project.

In het zuiden van het land komt de uitdaging uit een andere hoek. Niet alleen de Parti Socialiste maar ook talrijke opinieschrijvers en intellectuelen verwijten de PVDA dat ze niet tot compromissen bereid is.18 Om deze kritiek te weerleggen zal de partij het militante werk moeten opdrijven. Die kritiek leeft overigens evengoed bij een deel van haar sympathisanten, zoals blijkt uit de talrijke commentaren op de sociale media of de interpellaties aan stakingspiketten of op betogingen. Het politieke werk wordt er dus niet minder op in Wallonië en Brussel. De partij moet de mensen overtuigen verder te kijken dan de verkiezingen en hun energie te steken in de opbouw van die fameuze tegenmacht.

De weg naar een sociale omwenteling is nog lang, zeker als de politiek grotendeels beperkt blijft tot verkiezingen en parlementair werk. En de weg zal bezaaid zijn met hindernissen, opgeworpen door de instellingen en partijen die in dienst staan van het kapitalisme. Toch zal het in recordtempo moeten gebeuren want van alle kanten dreigt gevaar: het confederalisme, een nieuwe financiële crisis, de klimaatcrisis of het toenemende racisme en autoritarisme en de gestage groei van extreemrechtse partijen. Zullen een of meerdere van die bedreigingen de vonk doen overslaan en verandering teweegbrengen?

Echte politieke plannen die buiten de context van de verkiezingscampagne vallen hebben hun eigen redenen die de rekenkunde niet vat.

De verkiezingen van mei 2019 hebben een nieuwe politieke crisis in het leven geroepen. Toch blijven de traditionele partijen volharden in de politieke boosheid en knoeien verder om maar tegemoet te komen aan de ‘begrotingsverplichtingen’ van de Europese Commissie, die overigens haaks staan op wat de kiezers in mei tot uiting hebben gebracht. Die verplichtingen zijn dan ook de wensen van de heersende klassen: overheidsinvesteringen verhinderen zodat alle activiteitssectoren in handen komen van privé-ondernemingen, hogere lonen tegenhouden om hogere winsten te verzekeren. Zij bestendigen een beleid van privatisering, flexibilisering, onzekere tewerkstelling en bezuinigingen. De voorbije vijf jaar is de regering Michel die weg opgegaan zonder enig schuldgevoel of hartenpijn. Deeltijds werk werd nog nog meer gestimuleerd dan tevoren (102.500 van de 200.000 nieuwe arbeidsplaatsen).19 Het zijn vooral jongeren (15-34 jaar) die almaar meer het slachtoffer worden van die precaire tewerkstelling. Meer dan 70 % van de gecreëerde deeltijdse werkplaatsen wordt ingenomen door jongeren. Daarnaast zien ze in dezelfde tijdspanne het aantal vaste jobs voor hun leeftijdscategorie dalen.20 De regering Michel heeft een indexsprong doorgevoerd en de wet van 1996 over de loonnorm nog verhard door de lonen te bevriezen. Ze heeft de BTW op elektriciteit weer verhoogd van 6 naar 21 % alsook de accijnzen op diesel, de prijs voor de raadpleging van sommige specialisten en die van bepaalde antibiotica… In de zorg werd 2,1 miljard bespaard en de financiering van de ziekenhuizen teruggedraaid. De NMBS moest 3 miljard bezuinigen. Voortaan moet BTW betaald worden op de kosten voor een advocaat en gingen talrijke griffies en rechtbanken voor de bijl. De vakbonden hebben dit harde rechtse beleid in de eerste twee jaar van de legislatuur beantwoord met massabetogingen maar konden de regering geen bakzeil doen halen. Ze zijn er op zijn best in geslaagd bepaalde kwesties op de lange baan te schuiven, denk bijvoorbeeld aan het pensioen met punten.

De weerklank van de Gele Hesjes in België en de steun die ze kregen (ook van vakbondsmilitanten) getuigen van het scepticisme over de doeltreffendheid van de reformistische benadering door de vakbonden, die historisch verbonden zijn met de traditionele partijen via de drie zuilen die de organisatie van de Belgische samenleving beïnvloeden. De PVDA mag dan al de ambitie hebben om ‘een tegenmacht van onderuit’ op te bouwen en zich niet te beperken tot het parlementaire werk, ze zal zich (deels) begeven op het terrein dat tot nu toe exclusief aan de vakbonden toebehoorde. Het opleggen van een revolutionaire visie, die de klassenstrijd hoog in het vaandel draagt en ingaat tegen de huidige overheersende reformistische strategie, zou kunnen leiden tot strategische en ideologische debatten die op termijn de krachtsverhoudingen binnen de vakbonden kunnen wijzigen en hun actiemodel doen evolueren (en radicaliseren?). De PVDA moet verder kijken dan de Belgische taalgrenzen en werken aan de opbouw van een internationale strijdbeweging met andere partijen die met andere uitdagingen geconfronteerd worden. De sociale thema’s op de agenda krijgen mag niet haar einddoel zijn. Ze moet haar doeltreffendheid en haar politieke kracht bewijzen door de werkers te organiseren en hun woede te bundelen, door hun politieke bewustzijn en emancipatie te vergroten zodat ze zelf de verandering tot stand kunnen brengen. De uitdaging is immens, ja, maar dat is ook de verandering die er moet komen.

Footnotes

  1. Benoît Mathieu, “Dix clefs pour décortiquer les résultats de ce dimanche”, L’Echo, 25 mei 2019.
  2. Caroline Close, Pascal Delwit, Robin Lebrun, Thomas Legein, Marco Ognibene, Comprendre le vote du 26 mai 2019 en Wallonie. Analyses des données issues de l’enquête sortie des urnes, Centre d’ étude de la vie politique de l’ULB, 2019.
  3. Stéphane Tassin, “Pour le PTB, le scrutin de 2019 est juste une étape”, La Libre, 7 mei 2019.
  4. Cédric Durand en Razmig Keucheyan, “Le ‘populisme de gauche’ est mort”, L’Obs, 7 juni 2019.
  5. Maximilien Dardel, “Le PTB fait trembler la politique belge – Entretien avec David Pestieau”, Le Vent Se Lève, 15 januari 2018.
  6. Sébastien Gillard, “Populisme, de quoi parle-t-on?”, POUR, 3 april 2018.
  7. Marc Botenga, “De illusies van de ‘lexit’”, Lava, 5 april 2018.
  8. Verbreden, Verbinden, Verdiepen. 2015, p. 109-110.
  9. Programme PS, 26 mei 2019. Zie http://explorateur.wilfriedmag.be/programmes/2019_PS_ALL.pdf#page=420.
  10. Écolo, Programme de campagne 2019, 9 februari 2019. Zie http://explorateur.wilfriedmag.be/programmes/2019_ECOLO_ALL.pdf#page=13.
  11. Programme PS, 26 mei 2019. Zie http://explorateur.wilfriedmag.be/programmes/2019_PS_ALL.pdf#page=422.
  12. Regeerakkoord, 1  december 2011, p. 76. Zie www.dekamer.be/kvvcr/pdf_sections/searchlist/Regeerakkoord_1_december_2011.pdf.
  13. Lievens, Van Keirsbilck en Malay, “La libéralisation du rail: une route sinueuse et pas sans danger”, Econosphères, 16 mai 2019. Tekst beschikbaar op: www.econospheres.be/La-liberalisation-du-rail-une-route-sinueuse-et-pas-sans-danger.
  14. Julian Mischi, Le communisme désarmé, Agone, Marseille, 2014.
  15. Caroline Close, Pascal Delwit, Robin Lebrun, Thomas Legein, Marco Ognibene, op. cit.
  16. Frédéric Lordon, La société des affects, Points, Parijs, 2015, en Frédéric Lordon, Les affects de la politique, Point, 2018.
  17. “Mission des informateurs royaux prolongée: «Un record»”, RTBF, 30 juli 2019.
  18. Claude Demelenne, “Pourquoi le PTB traite le PS comme un punching ball”, Le Vif, 15 juli 2019.
  19. Alessandro Grumelli: “Le véritable bilan emploi du gouvernement Michel”, Econosphères, 6 juni 2019. Zie www.econospheres.be/bilan-Michel.
  20. Ibid.