Artikel

Genationaliseerde banken democratiseren

Frank Vanaerschot

—25 maart 2019

Wanneer een samenleving controle uitoefent over banken, bevordert dat ons vermogen om de sociale, ecologische en economische toekomst vorm te geven.

Genationaliseerde banken democratiseren

De financiële crash van 2008 heeft onverwachte mogelijkheden gecreëerd voor voorvechters van democratische gecontroleerde publieke banken. Voor de crisis was de financiële sector een van de meest geprivatiseerde en gedereguleerde onderdelen van de economie, maar toen het kaartenhuisje in 2008 instortte, veranderde dit drastisch. De omvang van de publieke steun van centrale banken, overheden en belastingbetalers die nodig was om te voorkomen dat de financiële sector helemaal instortte, was ongezien. Biljoenen werden er naar de banken en financiële markten gegooid. Tien jaar later worden die markten nog steeds in leven gehouden met publieke middelen.

Sommige banken moesten geheel of gedeeltelijk genationaliseerd worden. De Royal Bank of Scotland in het Verenigd Koninkrijk, ABN AMRO en de Volksbank (het vroegere SNS Reaal) in Nederland, Bankía in Spanje, de Commerzbank in Duitsland en Belfius (de Belgische vleugel van Dexia) in België, om er maar enkele te noemen. Regeringen nationaliseerden deze banken aarzelend. Sommige sociale bewegingen riepen op tot democratisering, maar hoewel de woede om de reddingsoperaties wijdverspreid was en een recente opiniepeiling van de Tijd/L’écho1 aantoonde dat mensen meer vertrouwen hebben in openbare banken, staat het thema nog niet centraal in het politieke debat. Niettemin liggen er tien jaar later nog heel wat kansen voor het grijpen. De crisis maakte van democratisch toezicht op de banken een legitieme zaak. Met publieke mandaten voor banken kunnen we op een sociaal rechtvaardige manier investeren in onze gemeenschappen, in openbare diensten en in de omslag naar een CO2-arme economie.

Door de casus van Belfius onder de loep te nemen, verkent dit artikel de praktijk en beloftes van dergelijke democratisering. Daarbij past het de standpunten toe van het platform “Belfius is van ons”, dat door Belgische ngo’s, sociale bewegingen en vakbonden opgericht werd om de democratisering van Belfius te promoten. De tekst volgt de logica van het manifest van dit platform, dat stelt dat de democratisering van Belfius een brede maatschappelijke discussie vergt over de publieke rol, het bezit en de bestuurlijke structuur van de bank, en die tevens een grotere verantwoordingsplicht tegenover de samenleving in haar geheel dient te bewerkstelligen.2

Ons verleden begrijpen

Als we ons een genationaliseerde bank willen toe-eigenen, moeten we de missie van die bank herdefiniëren. Belfius was bijvoorbeeld too big to fail, maar ook te belangrijk om te privatiseren. Een bank is een belangrijk economisch instrument. Ze schept kredieten om bruggen of ziekenhuizen te bouwen, maar evengoed voor kernwapens of oliebronnen in het midden van een bos. Krediet vormt een economische link tussen het heden en de toekomst. Om de missie van een genationaliseerde bank te herschrijven dienen we eerst haar geschiedenis te begrijpen, net als haar oorspronkelijk mandaat, en waar ze de verkeerde weg opging.

In 1860 creëerde de Belgische staat het Gemeentekrediet, een publieke bank die als taak had om goedkope kredieten te verschaffen aan lokale overheden. Na de Eerste Wereldoorlog speelde het Gemeentekrediet een belangrijke rol bij het steunen van de gemeenten bij de heropbouw.3 Na WO II begon de bank met het aannemen van stortingen van het brede publiek en richtte ze een netwerk van lokale filialen op.

Hoewel het Gemeentekrediet haar rol als publieke bank 150 jaar lang met succes vervuld heeft, werd de bank in de jaren ‘90 geprivatiseerd. Dit maakte deel uit van een bredere golf aan privatiseringen in de financiële sector, waarbij de zes Belgische openbare kredietinstellingen en heel wat andere publieke Europese banken overgingen in private handen. De privatisering van het Gemeentekrediet was ook het startschot van een megalomane internationale expansie van de voormalige bank van de gemeenten.

Dit proces nam een aanvang in 1991, met de opstart van private bankactiviteiten in Luxemburg. Het Gemeentekrediet werd het jaar daarop ook voor een kwart eigenaar van de Banque International de Luxembourg (op dat moment de grootste bank van Luxemburg). In 1996 volgt een fusie met de Franse financier van gemeenten, de Crédit Local de France. De Belgisch-Franse groep wordt tevens omgedoopt tot Dexia. In 1998 wordt Dexia ook meerderheidsaandeelhouder van Crediop, een privé-bank gespecialiseerd in het verlenen van financiële diensten aan gemeenten, en in 1999 wordt Dexia zowel op de Franse als de Belgische beurs geïntroduceerd. In 2000 steekt Dexia de oceaan over met de overname van het Amerikaanse FSA, dat zich toelegt op het verzekeren van obligaties van gemeenten. Dit maakt van Dexia de grootste mondiale speler in het financieren van gemeenten via financiële markten in de plaats van via lokale kredietverstrekking.

Tevens sleet de groep leningen met risicovolle financiële producten (zogenaamde interest rate swaps) aan lokale overheden in Frankrijk en Italië, wat hen zuur zou opbreken in de nasleep van de crisis.4 In 2001 vindt nog een Belgische overname plaats: die van de de Artesia-groep, bestaande uit verzekeraar DVV, vermogensbeheerder Cordius en –vooral– BACOB, de coöperatieve bank van de christelijke arbeidersbeweging. Daarna zou Dexia haar activiteiten ook nog uitbreiden naar Canada, Turkije en Israël. Dexia Israël speelt bijvoorbeeld een belangrijke rol in het financieren van de illegale nederzettingen. Dit leed tot zware kritiek op Dexia, maar het zou tot 2018 duren vooraleer het Israëlische filiaal verkocht werd. In 2002 vormden de gemeentelijke holding en Arco (de holdings die de overblijfselen waren van het gemeentekrediet en BACOB), samen met de Franse Caisse des Dépôts et des Consignations, de voornaamste minderheidsaandeelhouders van de beursgenoteerde grootbank, die zich nu meer bezighield met speculatieve activiteiten op financiële markten dan met het verstrekken van kredieten aan gemeenten.

Dexia’s strategie was tweeledig. De brede basis aan bankdeposito’s diende als een stabiele bron om de leningen van de Franse vleugel van de bank te dekken. Deze basis werd dan door Dexia gebruikt om met lage kosten te lenen op de financiële markten en een financier van lokale overheden te worden op wereldschaal.5 Tevens nam Dexia deel aan de speculatie in Amerikaanse rommelkredieten, en financierde het projecten die berucht zouden worden om hun nutteloosheid, zoals bijvoorbeeld een Spaanse luchthaven die pas vijf jaar na de voltooiing een eerste vlucht ontving. Tijdens de crisis in de eurozone zou “’s werelds eerste voetgangersluchthaven” een symbool worden van inefficiënt bestuur in het zuiden van Europa, maar weinigen besteedden aandacht aan de Noord-Europese oorsprong van de geldstromen die deze projecten mogelijk gemaakt hadden.6

Door hun expansie te financieren met kortetermijnleningen op financiële markten, had Dexia zichzelf afhankelijk gemaakt van de bereidheid van investeerders om miljarden te lenen. Toen de implosie van de Amerikaanse hypotheekbubbel in 2007 het wantrouwen deed aanzwengelen, verdampte die bereidwilligheid, wat Dexia fataal werd. Op 30 september 2008 keek de bank aan tegen een negatieve balans van 650 miljard euro en werd ze gered omdat ze beschouwd werd als too big to fail. Er volgde een bail-out van 6,4 miljard euro vanwege de Belgische, Luxemburgse en Franse regeringen. De vroegere BACOB-coöperanten en de lokale overheden namen deel aan de herkapitalisering. Dexia leende hen hiervoor zelfs geld. De Belgische regering beloofde dat het geld van de coöperanten (1,5 miljard euro van 800.000 coöperanten) beschermd zou worden door middel van een depositogarantiestelsel.

Een doelloze nationalisering

Dexia zou een tweede keer vallen in 2011. Na de eerste redding werd Dexia geenszins voorzichtiger. Ze dacht met de vlucht vooruit de crisis te boven te komen, door in sneltempo de sinds 2008 meer winstgevende, maar ook risicovollere obligaties van Zuid-Europese landen op te kopen, en zich met een gigantische renteswap (een speculatieve vorm van verzekering op financiële markten) zogezegd in te dekken tegen verliezen veroorzaakt door het verhogen van de rente. Door de eurocrisis en het verlagen van de rente werd die “ingedekte” winststrategie een bron van verlies, zo groot dat de bank opnieuw viel. Nu zou een herkapitalisering zoals in 2008 echter niet meer volstaan. De niet-toxische delen van Dexia’s Belgische operaties werden genationaliseerd voor 4 miljard euro onder de nieuwe merknaam Belfius. De toxische activiteiten bleven bij Dexia, een bad bank waarvoor België, Frankrijk en Luxemburg een waarborg van 90 miljard euro neertelden om een acuut faillissement te voorkomen. Voor België bedraagt die waarborg nog steeds 36 miljard euro.7

Nationalisering was een pure noodzaak. Geen enkele privé-investeerder was nog bereid geld in Dexia te pompen. De regering wilde de bank opnieuw privatiseren eens ze weer gezond was. Geen van de overheden die toezicht hielden op Belfius vond het nodig om voor het Parlement verslag uit te brengen over de toestand van de bank, laat staan een open en ernstig debat te voeren over wat de samenleving moest aanvangen met deze lokale kredietverstrekker op steroïden, die door de crisis opnieuw in publieke handen terechtgekomen was.

Belfius onderging een stevige herstructurering. Sinds de nationalisering is het aantal werknemers met 20 procent verminderd en worden er jaarlijks 15 filialen gesloten.8 De bank werd opnieuw winstgevend en haar waarde werd in 2015 geschat tussen zes en zeven miljard.9 In 2016 beval minister van Financiën Johan Van Overtveldt een expertengroep om een rapport op te maken over de toekomst van de financiële sector in België. Een van de tien aanbevelingen van de experten ging in op staatsparticipatie in banken. Hoewel er niet met zoveel woorden gezegd werd of deze behouden of verkocht diende te worden, werd de aandacht wel gevestigd op het feit dat een aanzienlijk deel van de sector reeds in buitenlandse handen is, evenals op het belang om te voorzien in “strategische diensten voor de Belgische economie, zoals betalingen […] kredietverstrekking voor gezinnen, voor de commerciële sector en/of publieke instanties”10 (vertaling van de redactie).

De twee grootste banken in België zijn in buitenlandse handen en de top-vier van banken controleert meer dan twee derden van de sector.11 Belfius is de vierde grootste in dat rijtje, en wat ermee gebeurde had dus verstrekkende gevolgen voor de sector.

Na de eerste redding werd Dexia geenszins voorzichtiger. Ze dacht met de vlucht vooruit de crisis te boven te komen.

Het management van Belfius sprong weliswaar op de kar van de privatiseringen, maar miste tegelijkertijd de kans niet om de couleur locale in de verf te zetten en zichzelf het etiket van “meest lokaal verankerde bankverzekeraar” op te spelden.12 Intussen was Belfius begonnen met dividenden uit te keren aan de staatskas, en in december 2016 kwam de regering met het idee om met de bank de beurs op te gaan, zij het als meerderheidsaandeelhouder. Het had er alle schijn van dat men op zoek was naar een middenweg tussen de eigen privatiseringsambities en de aanbevelingen van de expertengroep. Gelijkaardige beloftes om banken slechts gedeeltelijk te privatiseren werden in de jaren ’90 werden echter nooit nagekomen.

De timing voor de beursgang werd vastgelegd voor het voorjaar van 2018, maar de politieke complexiteit van Belfius stak stokken in de wielen. Toen Dexia in 2011 genationaliseerd werd, hadden de coöperanten en lokale overheden die Dexia in 2008 geherfinancierd hadden hun geld verloren. In de tussentijd had de Europese Commissie de beloofde compensatie weggezet als een vorm van onwettelijke staatsfinanciering. Toen de regering-Michel I in 2014 aan de macht kwam beloofde zij een nieuwe oplossing te vinden. In september 2018 stelde de regering privatisering van Belfius uit voor onbepaalde tijd. Kort daarna schreef Rik Van Cauwelaert in de Tijd dat ook een niet terugbetaalde lening van de failliete holding (de lening die Dexia in 2008 aan de holding had verstrekt om de bank te herkapitaliseren) in de weg stond.13 Wanneer we dit kluwen vanop een afstand bekijken, kunnen we stellen dat de regering er weliswaar op uit was om te privatiseren maar onderschat had in welke mate Belfius vervlochten is met de Belgische samenleving.

De pertinente onwil van de regering om te erkennen dat Belfius een cruciale rol speelde in het financieren van de openbare sector en het publiek in het algemeen is frappant. Nochtans zou de bank deze rol met meer verve spelen als ze er niet zo op gebrand was de winstmarges te verhogen. De groeistrategie van de bank is helemaal niet in de eerste plaats gericht op haar historische rol van kredietverstrekker voor lokale overheden en de non-profitsector. Niettemin financierde Belfius in 2017 zo’n 70 procent van de lokale overheden. Leningen aan de publieke sector bedragen bijna een derde van haar portfolio.14

Hoewel het Gemeentekrediet haar rol als publieke bank 150 jaar lang met succes vervuld heeft, werd de bank in de jaren 90 geprivatiseerd.

Tevens groeit de bank wat betreft financiering van de lokale private economie, en zoekt ze verdere groeimarges in haar verzekeringsvleugel en in de verkoop van investeringsfondsen aan klanten.15 De investeringscriteria van Belfius nemen milieubescherming, mensenrechten en arbeidsconflicten niet ten volle in achting,16 maar tegelijkertijd is het een van de weinige banken die bijna volledig gestopt zijn met het verlenen van kredieten aan fossiele brandstoffen.17

Belfius investeert behoorlijk wat in digitalisering. Sommige van deze ontwikkelingen maken de dagelijkse financiële operaties makkelijker, maar er rijzen ook vragen over de sociale impact van de macht van algoritmes in een bank met een winstoogmerk. Zo wordt het stijgende gebruik van digitale applicaties ook aangegrepen voor besparingsoperaties en om lokale afdelingen te sluiten.

Eigendom

Nu we uitgevist hebben wat voor bank we in handen hebben, bestaat de volgende stap erin te beargumenteren waarom een publiek eigendomsrecht nodig is.

De staat is de enige economische en politieke actor die zowel de middelen als de legitimiteit bezit om een bank zoals Belfius in handen te nemen,18 teneinde haar te dwingen om publieke dienstverlening en financiële stabiliteit voor private winstmaximalisatie te stellen. Staatseigendom maakt het mogelijk voor een samenleving om de economische macht van kredietverlening door banken op een meer doeltreffende manier te organiseren. Een nadruk op stabiliteit in plaats van op winsten maakt middelen vrij die aangewend kunnen worden voor productievere en sociaal zinvolle leningen en om een waaier aan andere financiële diensten tegen goedkopere tarieven te verstrekken.

Om deze voordelen ten volle te benutten is het noodzakelijk om in het verzet te gaan tegen zelfs maar een gedeeltelijke privatisering. Mocht dit toch gebeuren, dan komt de publieke dienstverlening die verondersteld wordt de bankoperaties te sturen onder voortdurende druk te staan van private aandeelhouders op zoek naar winsten. Dit zou de strategieën en drijfveren van de raad van bestuur, het management en het personeel fnuiken. De publieke dienstverlening zou altijd op de tweede plaats komen.

Om deze dynamiek te illustreren kunnen we een kijkje nemen naar de verschillen in communicatie tussen Belfius en de Volksbank. Terwijl de voorzitter van deze laatste recent stelde dat “winstmaximalisatie niet past bij de Volksbank”,19 zou dergelijk statement nooit te horen vallen bij Belfius zolang de Belgische regering van plan blijft om een deel van haar aandelen te verkopen: dat zou potentiële privé-investeerders in het harnas jagen en de mogelijke winstmarges van een privatisering in het gedrang brengen. De Volksbank, daarentegen, blijft voor de afzienbare toekomst in publieke handen. De Nederlandse regering heeft duidelijk vastgelegd wat van de instelling verwacht wordt: ze heeft haar verplicht om zichzelf om te vormen tot een retail bank en eenvoudige producten aan te bieden tegen faire prijzen, en heeft tegelijkertijd diverse kostenbesparingen opgelegd.20 Tevens worden er herhaaldelijk openbare rapporten uitgebracht over de stand van zaken bij de bank. Zulke transparantie ontbreekt duidelijk in België.

Grote publieke banksectoren steken de kop op in uiteenlopende landen als India en Duitsland.

Dat gezegd zijnde bestaat er een brede waaier aan modellen van staatseigendom, en steken grote publieke banksectoren de kop op in uiteenlopende landen als Brazilië, India en Duitsland. Een voorbeeld uit de Verenigde Staten is de Bank of North Dakota, die leningen uitschrijft om scholen te bouwen en lokale infrastructuurprojecten te financieren. Ze werkt ook samen met andere lokale banken en kredietunies, voor hypotheekleningen en om leningen te verstrekken aan lokale boeren. De bank financiert haar activiteiten met deposito’s van lokale overheden en wordt gerund door een onafhankelijk management, dat onder toezicht staat van een commissie van lokale politieke vertegenwoordigers.21 Een heel verschillend voorbeeld is dat van Finnvera, een Finse openbare bank met een mandaat om zowel kmo’s als de internationaliseringsoperaties van grotere bedrijven te ondersteunen. Haar missie meer marktgericht en minder sociaal van aard (een aantal van haar internationale projecten wordt ook bekritiseerd door ngo’s22). De strategie wordt bepaald door een raad van toezicht, die ook haar machtigste beslissingsorgaan is en die bestaat uit parlementsleden van verschillende partijen, academici, werkgeversorganisaties, de vakbond en een vertegenwoordiger van de werknemers.23

Deze verschillen niet te na gesproken, spelen deze banken grosso modo een gelijkaardige rol in hun binnenlandse economieën. In het algemeen:

  • bieden openbare banken expertise en kapitaal op lange termijn aan hun regionale economieën, voor maatschappelijke behoeften zoals hernieuwbare energie, betaalbare woningen en infrastructuurprojecten.
  • compenseren ze, met hun langetermijnvisie en hun vermogen om te voorzien in liquide middelen die groei aanzwengelen in tijden van crisis, de hoog- en laagconjuncturen van de markt.
  • spelen ze een belangrijke rol in de toegankelijkheid van financiële basisdiensten voor gezinnen met lage inkomens.24

Door de band genomen zijn publieke banken uiterst stabiel: in 2016 bestond de volledige top-negen van veiligste banken wereldwijd uit openbare banken.25 Zoals besproken wordt in de kadertekst over Duitse banken, bestaan er echter ook voorbeelden van publieke banken die gered moesten worden. Vaak speelde het verzaken aan hun openbare mandaat een grote rol in dergelijk falen.

  1. Duitse openbare banken
    Om aan te geven waar de mogelijkheden liggen van openbare banken, maar ook om te tonen hoe een en ander verschrikkelijk fout kan lopen, gaan we dieper in op een van de interessantste en meest uitgewerkte modellen: dat van de Duitse openbare banken. Duitsland beschikt over een breed netwerk lokale openbare spaarbanken, de zogenaamde Sparkassen. Volgens de Duitse
    wetgeving moeten deze Sparkassen de groei van spaargelden stimuleren, voorzien in leningen aan kmo’s en financiële inclusie bevorderen. De meer dan 400 Sparkassen vormen een netwerk dat de mogelijkheid creëert om beschikbare geldreserves te delen en de krachten te bundelen op vlak van
    ICT-infrastructuur. Ze beschikken tevens over een interessant model van eigenaarschap en bestuur: ze zijn namelijk juridisch onafhankelijk van hun lokale overheden en vallen als instellingen onder het publiek recht. Niemand heeft hun vermogen in zijn bezit. Ze vallen onder de verantwoordelijkheid van gemeentebesturen, die echter niet het recht hebben de bank te verkopen of winsten uit te delen. Er bestaat een raad van toezicht, samengesteld uit gemeenten en andere lokale belanghebbende partijen, die als taak heeft erover te waken dat de bank haar openbaar mandaat naleeft.26 Dit lokaal netwerk wordt aangevuld door de Landesbanken, de openbare banken van de Duitse deelstaten. Deze zijn deels eigendom van de deelstaten en deels van de Sparkassen. Hun rol bestaat erin de binnenlandse industrie te ondersteunen door middel van leningen, toegang tot de financiële markten en vermogensbeheer. Verder investeren ze de surplus-deposito’s van de Sparkassen en helpen ze hen om de onderlinge liquiditeit te beheren. Politici hebben directe controle over de Landesbanken en hun winsten. Ten slotte bestaat er nog een bank in staatseigendom, die opereert over heel Duitsland: kfW. Deze functioneert als een openbare investeringsbank die lokale bedrijven ondersteunt door middel van de Sparkassen en de Duitse ontwikkelingssamenwerking aanvult. Haar interessantste kenmerk is haar pioniersrol op het vlak van financiering van hernieuwbare energie en van renovaties inzake energie-efficiëntie.27 Door de band genomen hebben deze instellingen steeds goed gepresteerd. Anderzijds bewijst de teloorgang van enkele Landesbanken dat openbaar eigenaarschap niet garandeert dat banken steeds hun maatschappelijke missie vooropstellen. In een poging om, vanaf de jaren ’90, een “competitievere markt” te scheppen tussen private en publieke banken, hebben de Landesbanken hun staatsgaranties verloren en werden ze gedwongen hun winstmarges te verhogen. Dit leidde ertoe dat sommige van hen gingen meedoen aan de speculatiespelletjes van de high finance, wat hen blootstelde aan de crash in de markt voor Amerikaanse rommelkredieten.28 Andere Landesbanken namen hun mandaat nauwer ter harte, vaak omdat de Sparkassen een directere en dominantere rol speelden als mede-eigenaars, wat hen in staat stelde om de crisis te ontlopen.

De les die we uit deze voorbeelden moeten trekken is dat politieke vertegenwoordigers geen directe controle mogen uitoefenen over openbare banken –zoals dat het geval is bij de Sparkassen en in tegenstelling tot de Landesbanken–, en dat openbare banken uit het vaarwater van private banken moeten blijven. Als ze succesvol willen blijven, dienen ze zich te richten op hun missie.29 Dat betekent: ver weg blijven van de speculatieve activiteiten op financiële markten, eenvoudige kredieten verstrekken aan maatschappelijk zinvolle activiteiten, en het verlenen van financiële basisdiensten aan het brede publiek.

Democratie in openbare banken

Er zijn twee aspecten aan democratische controle over publieke banken. De juiste structuren zijn een vereiste, maar er is ook nood aan een breed gedragen ondersteuning vanuit de samenleving. Daarvoor zijn de precieze voorwaarden van het openbare eigenaarschap van belang, net als de bestuurlijke structuren. Een openbare bank heeft checks and balances nodig die alle betrokkenen (het management, de eigenaars, de raad van toezicht) aan haar publiek mandaat binden. Opnieuw bieden de Sparkassen een interessante casus: hun publieke mandaat is wettelijk vastgelegd, de gemeenten treden op als verantwoordelijke instelling zonder dat ze toegang hebben tot de winsten, en de raad van toezicht — die verschillende lokale belanghebbenden vertegenwoordigt — heeft de taak om erover te waken dat het management zich aan dat mandaat houdt. Het gezag van de raad van toezicht is een cruciale factor, wat van Finnvera een belangrijk voorbeeld maakt: hoewel haar mandaat op dit moment onvoldoende nadruk legt op ecologische en sociale doelstellingen, toont Finnvera aan dat het mogelijk is om een bank te besturen met een veelvoud aan maatschappelijke en politieke belanghebbenden.

Deze ervaringen kunnen toegepast worden op een gedemocratiseerd Belfius. De noodzaak van de transitie naar een klimaatvriendelijke samenleving vraagt om grootschalige investeringen, vooral in publieke infrastructuur. Met haar expertise in het financieren van de openbare sector, kan Belfius een sleutelrol vervullen in zo’n programma. In plaats van te proberen om zoveel mogelijk investeringsfondsen aan de man te brengen, zou Belfius de maatschappij meer van dienst zijn als ze zich toelegde op het faciliteren van publiek-coöperatieve projecten, in een co-organisatie van lokale overheden en particuliere klanten. Het marktaandeel dat verworven wordt door financieringen in de privé-sector kan dan nuttig aangewend worden door die strategie uit te breiden naar leningen aan kmo’s en andere ondernemingen.

Verder beschikt Belfius, ondanks verschillende sluitingen, nog altijd over een breed netwerk van lokale filialen, een instrument dat het zou moeten gebruiken om iedereen toegang te verschaffen tot financiële basisdiensten. In diezelfde lijn zou de bank verplicht moeten worden om digitale producten op zo’n manier te ontwikkelen dat ze het brede publiek ten goede komen, de rechten van hun werknemers respecteren, en de privacy van de burgers beschermen.

De legale structuur van de bank kan navenant omgevormd worden tot die van een publiekrechtelijke instelling, opgesplitst in een bank die opereert op nationaal niveau en een netwerk van lokale spaarbanken. De nationale vleugel zou grote openbare infrastructuurwerken financieren, beschikbare geldreserves bundelen, en de infrastructuur voor zowel de IT-ondersteuning als de betaaldiensten van de lokale banken herbergen. De lokale spaarbanken zouden dan kleinschaligere gemeenteprojecten en kmo’s kunnen financieren, en huishoudens voorzien van toegang tot financiële basisdiensten. De federale, regionale en lokale overheden kunnen de verantwoordelijkheid om toe te zien op de verschillende onderdelen van Belfius onderling verdelen, en op hun respectieve niveaus raden van toezicht in het leven roepen. Deze worden aangeduid als de voornaamste beslissingsorganen en hebben tot taak hebben te verzekeren dat de bank haar mandaat naleeft. Op dit vlak wordt er best een subsidiariteitsprincipe toegepast: om de mensen die rechtstreeks door de activiteiten van de bank getroffen kunnen worden de best mogelijke toegang te geven tot de beslissings- en controlemechanismes, dienen alle relevante verantwoordelijkheden die lokaal opgenomen kunnen worden vooral niet overgeheveld te worden naar het nationale niveau. Die raden van toezicht moeten samengesteld worden uit verschillende groepen belanghebbenden zoals de werknemers, de klanten, academische experts en vertegenwoordigers van andere organisaties.

Zelfs met al deze structuren dienen gezagsdragers, de bank zelf en andere betrokken partijen overtuigd te worden van het belang van het publieke mandaat van de instelling. Vandaag de dag zijn openbare banken gedwongen te werken in een context waarin dergelijk mandaat niet aanzien wordt als een normale economische doelstelling voor een financiële instelling. De meeste andere banken, toezichthouders en beleidsmakers zien winstmaximalisatie als de norm.30 Een verandering in de eigendomsstructuur zal daarom enkel tot duurzame maatschappelijke vooruitgang leiden als ze gepaard gaat met een ommezwaai in de politieke visie van hen die verantwoordelijk zijn voor dat mandaat en voor de dagdagelijkse werking.

Dit alles is slechts een schets van een andere mogelijke toekomst voor Belfius. Uiteindelijk zijn het parlementen, stadsbesturen en burgers die zouden moeten beslissen over wat er met een genationaliseerde bank dient te gebeuren. Om dit te bewerkstelligen moet de samenleving aan het mobiliseren slaan. Het belangrijkste argument voor privatisering is dat een overheid geen bank in handen mag hebben. Hoewel dit argument voortdurend opgerakeld wordt door de media en politieke partijen, geeft de peiling van l’Echo en de Tijd uit dat er geen meerderheid is voor deze mening. Mobilisatie vergt echter verbeeldingskracht. Er wordt ons aangeleerd niet over het geldwezen na te denken. We moeten leren inzien dat wanneer een samenleving een bank in handen heeft, dit het vermogen versterkt om onze sociale en economische toekomst vorm te geven.

Het doel van het platform “Belfius is van ons” bestaat erin het publieke debat over het belang van een gedemocratiseerd Belfius aan te zwengelen, en om er een draagvlak voor te creëren. Op bepaalde momenten zijn we erin geslaagd om te wegen op het publieke debat. Zeker in Brussel en Wallonië slaan de argumenten om Belfius publiek te houden aan. Bij lokale acties in bankkantoren merken we ook steevast dat mensen positief reageren. Er is ook reeds politieke steun, vooral in het zuiden van het land: dertig lokale overheden, waaronder de meeste grote Waalse steden, stemden net als het Waalse Parlement voor een resolutie om Belfius in publieke handen te houden. De beursgang is nu voor onbepaalde tijd uitgesteld en we hebben als samenleving tijd gekocht om de voordelen van een publiek Belfius onder democratische controle in de verf te zetten. Als we het lot van Belfius als burgers en middenveld naar ons toetrekken, kan de bank heel wat van onze sociale en ecologische doelstellingen helpen realiseren. Wie zich met deze thema’s bezighoudt, heeft er dan ook alle belang bij op te komen voor de bank die van ons is en in aanloop naar de verkiezingen van partijen te verwachten dat ze zich hierover duidelijk uitspreken.

* Met medewerking van Yelter Bollen, houder van een doctoraat in politieke wetenschappen van de Universiteit Gent en vrijwilliger bij FairFin.

Envisager les femmes comme une classe à part

 

Footnotes

  1. Zie www.tijd.be/ondernemen/banken/twijfel-blijft-over-veiligheid-banken/10047982.html.
  2. Zie de website van het platform Belfius is van ons: www.belfiusisvanons.be/ (geraadpleegd op 5 september 2018).
  3. Le moniteur belge (1860) Rapport au roi. Le moniteur belge, nr. 343.
  4. P. Saurin, L’état sacrifie les communes piégés par les emprunts toxiques, CADTM, 2013. Zie www.cadtm.org/L-Etat-sacrifie-les-communes (geraadpleegd op 3 september 2018).
  5. Dexia, Annual Report 2002.
  6. F. Vanaerschot, “Griekse therapie toegepast op Europese banken”, Mo magazine, 2015. Zie www.mo.be/nieuws/griekse-therapie-toegepast-op-europese-banken (geraadpleegd op 3 september 2018).
  7. Zie www.cadtm.org/Sauvetages-bancaires-en-Belgique#nb2-11.
  8. A. Fares, “Une banque publique pour les habitants et habitants de Belgique”, 2018, Zie http://inegalites.be/Une-banque-publique-pour-les?lang=fr#nb3 (geraadpleegd op 2 september 2018).
  9. De Tijd, “Regering stelt Nomura aan voor beursgang Belfius”, zie www.tijd.be/ondernemen/banken/regering-stelt-nomura-aan-voor-beursgang-belfius/9950147.html (geraadpleegd op 30 september 2018).
  10. De expertengroep bestond in grote mate uit orthodoxe en invloedrijke leden, zoals de voormalige gouverneur van de nationale bank, en een bestuurslid van diezelfde instantie. De vreemde eend in de bijt was de antropoloog Paul Jorion, die tijdens de jaren 2000 op Wall Street werkte, en voor de crisis reeds waarschuwde voor financiële onrust. High Level Expert Group, “The future of the Belgian financial sector. Minister of Finance of Belgium”, 2016 Zie www.febelfin.be/sites/default/files/InDepth/hleg_report_-_the_future_of_the_belgian_financial_sector.pdf, p. 58.
  11. A. Fares, “Une banque publique pour les habitants et habitants de Belgique”, Inégalités.be. Zie http://inegalites.be/Une-banque-publique-pour-les?lang=fr#nb3 (geraadpleegd op 2 september 2018).
  12. Belfius, Wie we zijn, 2018. Zie www.belfius.com/NL/wie-we-zijn/index.aspx (geraadpleegd op 30 august 2018).
  13. R. Van Cauwelaert, 2018. Zie De Tijd www.tijd.be/opinie/paleis/achter-de-arco-trein/10051852.html.
  14. Belfius, Jaarverslag 2017. Zie www.belfius.com/EN/Media/bel_RA2017_eng_tcm_77-152056.pdf (geraadpleegd op 30 augustus 2018)
  15. Ibid.
  16. Bankwijzer, Het beleid van Belfius, 2017. Bankwijzer https://bankwijzer.be/nl/bankwijzer/banken/belfius/ (geraadpleegd op 2 september 2018).
  17. F. Vanaerschot, “Fossielvrije banken in de strijd tegen de koolstofzeepbel”, 2017, Klimaatcoalitie. p. 29 https://gofossilfree.org/be/wp-content/uploads/sites/10/2018/03/Onderzoek_divestment_Klimaatcoalitie.pdf (geraadpleegd op 2 september 2018).
  18. Vele van de banken die ten tijde van de crisis genationaliseerd werden zijn behoorlijk groot, sommige allicht te groot om door hun ‘gaststaten’ beheerd te worden: deze banken zouden in kleinere stukken opgedeeld moeten worden, of in mede-eigenaarschap gebracht onder de verschillende landen waar die bank een aanzienlijke aanwezigheid heeft.
  19. P. van Lonkhuyen & B. van Ojik, Maurice Westendorp: ‘Winstmaximalisatie past niet bij de Volksbank’, 2018. MT.nl www.mt.nl/leiderschap/nieuw-leiderschap2/maurice-oostendorp-winstmaximalisatie-past-niet-bij-de-volksbank/558231 (geraadpleegd op 30 augustus 2018).
  20. NL Financial Investments, Voortgangsrapportage strategie de Volksbank, 2017. NL Financial Investments. p. 4-5.
  21. S. Dierckx, “Waarom de privatisering van Belfius een slecht idee is”, 2017, Minerva, p. 16. Zie https://static1.squarespace.com/static/580dffc9f7e0ab87773fc653/t/595d5d2244024313332958bc/1499290918523/20170705+Waarom+de+privatisering+van+Belfius+een+slecht+idee+is+%28Sacha+Dierckx+-+Denktank+Minerva%29.pdf (geraadpleegd op 30 augustus 2018).
  22. ECA watch, Human rights and ECA’s: the Uruguayan paper mill case, 2016. Zie www.eca-watch.org/publications/human-rights-and-ecas-uruguayan-paper-mills-case (geraadpleegd op 3 september 2018)
  23. L. Macfarlane & M. Mazzucato, “State investment banks and patient finance: an international comparison”, Institute for Innovation and Public Purpose, 2016.
  24. Christoph Scherrer, “Public banks in the age of financialisation”, 2017, Edward Elgar Publishing Limited. p. 3.
  25. Global Finance, The world’s 50 safest banks 2016, Global Finance. Zie www.gfmag.com/media/press-releases/The-Worlds-50-Safest-Banks-2016 (geraadpleegd op 2 september 2018).
  26. T. Greenham & L. Prieg, “Reforming RBS. Local banking for the public good”, 2015, New economics foundation, p. 40. Zie https://neweconomics.org/uploads/files/141039750996d1298f_5km6y1sip.pdf (geraadpleegd op 2 september 2018). S. Dierckx, “Waarom de privatisering van Belfius een slecht idee is”, Minerva. p. 26. Zie https://static1.squarespace.com/static/580dffc9f7e0ab87773fc653/t/595d5d2244024313332958bc/1499290918523/20170705+Waarom+de+privatisering+van+Belfius+een+slecht+idee+is+%28Sacha+Dierckx+-+Denktank+Minerva%29.pdf (geraadpleegd op 30 augustus 2018).
  27. A. Delbarre, “Belfius: het Belgische KfW”, 2016, Groen. p. 2.
  28. T. Greenham & L. Prieg, “Reforming RBS. Local banking for the public good”, 2015, New economics foundation. p. 27. Zie https://neweconomics.org/uploads/files/141039750996d1298f_5km6y1sip.pdf (geraadleegd op 2 september 2018). Christoph Scherrer, Public banks in the age of financialisation, 2017, Edward Elgar Publishing Limited. p. 249
  29. T. Greenham & L. Prieg, op. cit.
  30. Christoph Scherrer., op. cit.