Artikel

Schaduwoorlogen en de winsten van de wapenindustrie

Jason Brownlee

—23 juni 2021

PDF-versie

Joe Biden zal waarschijnlijk de schaduwoorlogen voortzetten die Barack Obama heeft geperfectio-neerd en die Donald Trump in stand heeft gehouden. Daarbij onderscheidt hij goede regeringen van slechte op basis van hun gehoorzaamheid aan het door de VS geleide kapitalisme.

Decennialang was de oorlog tegen het terrorisme de onderbuik van de door de VS geleide wereldorde. Vergeleken met de tientallen triljoenen dollars die onder de G20-landen circuleren, zijn de middelen die in de belangrijkste conflictzones van Amerika worden ingezet, bescheiden. Meer dan de helft van de Afghaanse bevolking leeft onder de armoedegrens, en die van Jemen en Somalië zijn nog armer. Hoewel de onmiddellijke economische belangen schamel lijken, is de menselijke impact van het Amerikaanse militarisme onbeschrijfelijk groot. In de Amerikaanse oorlogen van na 9/11 hebben naar schatting 800.000 mensen het leven verloren door rechtstreeks oorlogsgeweld, onder wie meer dan 335.000 burgers. In meerdere landen werden tientallen miljoenen mensen van huis en haard verdreven.1 Niets wijst erop dat de nieuwe regering een andere weg zal inslaan.

Op het vlak van militaire interventie zal president Joe Biden wellicht de contouren volgen die president Barack Obama tijdens zijn tweede termijn heeft uitgetekend en waar president Donald Trump niet aan heeft getornd. Toen een intensivering van de grondgevechten in Afghanistan mislukte, besloot Obama — met steun van zijn risicoschuwe vicepresident — de Amerikaanse soldaten te beschermen en tegelijk dood en verderf te blijven zaaien onder de tegenstanders. Luchtaanvallen en lokale milities vormden het nieuwe arsenaal tegen Al Qaeda, de Taliban en Islamitische Staat. Die ‘lichte voetafdruk’ eiste een zware tol in enkele van de minst ontwikkelde landen ter wereld maar beperkte wel het aantal Amerikaanse slachtoffers tot een minimum. Zo konden historisch hoge defensiebegrotingen gerechtvaardigd worden en zagen de Amerikaanse wapenbedrijven hun al enorme winsten nog fors toenemen.

Ondanks zijn belofte om “komaf te maken met de eindeloze oorlogen”, heeft Obama’s opvolger die praktijk nog uitgebreid. Trump trok meer troepen terug uit Afghanistan, Syrië, Irak en Somalië maar ging wel intenser bombarderen, sloot meer wapendeals af en overschreed de defensie-uitgaven van Obama’s tweede regeerperiode.

In de Amerikaanse oorlogen van na 9/11 hebben zo’n 800.000 mensen het leven verloren door rechtstreeks oorlogsgeweld.

Veel van Bidens agenda voor het buitenlandbeleid ligt nog niet vast, maar wat het antiterrorismebeleid betreft, lijkt de nieuwe regering geneigd door te gaan met schaduwoorlogen en met het begunstigen van bedrijven. Biden en een aantal van zijn adviseurs voor het buitenlands beleid hebben tijdens het presidentschap van Obama meegewerkt aan de totstandkoming van deze aanpak. Belangrijker is echter dat zowel de aanvallen met drones als de gevechten van door de VS gesteunde lokale milities verdergezet zullen worden omdat die operaties, in tegenstelling tot de rampzalige grondoorlogen in Irak en Afghanistan, in eigen land geen politieke prijs hebben geëist van de beleidsmakers. Om de eindeloze oorlogen een halt toe te roepen, moeten de georganiseerde inspanningen die uitkomst veranderen.

Veertig jaar werken in de schaduw

Sinds Jimmy Carters nationale veiligheidsadviseur Zbigniew Brzezinski waarschuwde voor een ‘crisissikkel’ van Kaboel tot Mogadishu, hebben de opeenvolgende regeringen geprobeerd de loop van de gebeurtenissen rond de westelijke Indische Oceaan onder controle te krijgen, weliswaar zonder het risico van een nieuw Vietnam en zonder zich de woede van het binnenlandse electoraat op de hals te halen.2 Die strategie plaatste lokale strijdkrachten boven Amerikaanse, steunde op Amerikaanse luchtaanvallen alvorens soldaten of mariniers in te zetten, en gaf de voorkeur aan geheime operaties boven campagnes in de schijnwerpers. Amerikaanse presidenten die deze regels negeerden, riskeerden verwoestingen in het buitenland en politieke gevolgen thuis. Voorbeelden zijn Carters mislukte reddingsoperatie van de Amerikaanse gijzelaars in Iran in 1980, de dood van 258 Amerikaanse mariniers in hun kazernes in Beiroet in 1983, en de beruchte verliezen in de “Black Hawk Down”-campagne in Somalië in 1993. Maar ook al schokten die fiasco’s het publiek, heel wat meer operaties glipten geruisloos door de mazen van het geheugennet, onder meer de uitlokking van de oorlog tussen Iran en Irak die honderdduizenden mensenlevens eiste, de ontwrichtende sancties en bombardementen in Irak in de jaren negentig en het begin van de geheime uitleveringen van gevangenen aan andere landen voor ondervraging en detentie onder president Bill Clinton.

De jongste incarnatie van die praktijken is de “oorlog tegen het terrorisme”, die nu al meer dan twintig jaar duurt. In september 2001 zei toenmalig vicepresident Dick Cheney aan de verontruste tv-kijkers: “We … moeten werken in de schaduw… We gaan in de inlichtingenwereld even in de schaduw vertoeven.”3 In werkelijkheid streefden Cheney en president George W. Bush naar meer speelruimte voor bestaande operaties. De overweldigende meerderheid van het Amerikaanse Congres gaf haar fiat. Het Huis van Afgevaardigden (420-1-10) en de Senaat (98-0-2) keurden bijna unaniem de Authorization for Use of Military Force (AUMF) goed. Dankzij die AUMF-resolutie kon de regering-Bush zonder enige wettelijke beperking het netwerk van ontvoeringen en moorden dat bij de CIA en het Pentagon al lang dagelijkse kost was, verder uitbreiden. Bush en zijn kompanen dreven de uitleveringen van gevangenen aan andere landen op, gaven toestemming voor foltering, openden voor onbepaalde tijd detentiecentra in Guantanamo Bay en op geheime locaties over de hele wereld, en gaven het bevel voor de eerste bekende gewapende droneaanvallen van de VS. Obama en Trump zouden dit netwerk van repressie verder uitbouwen.

Het concept van “geassocieerde strijdkrachten” werd een containerbegrip om lastige vijanden op te blazen zonder de goedkeuring van het Congres.

De antecedenten en de evolutie van de war on terror onthullen hoe groot de grondcomponent van de oorlogen in Irak en Afghanistan wel was. Vanwege de zware tol is het verleidelijk om Operation Iraq Freedom en het hoogtepunt van Operation Enduring Freedom gelijk te stellen met de Amerikaanse interventie van na 9/11. In de langere geschiedenis waren het aberraties – niet omdat de Amerikaanse politici niet graag andere landen in de vernieling helpen, maar omdat grondoorlogen grotere politieke risico’s met zich meebrengen dan andere methoden. Nadat het land duizenden Amerikaanse levens had verspild in de strijd tegen Iraakse en Afghaanse opstandelingen, zouden de Amerikaanse beleidsmakers voortaan in het buitenland teruggrijpen naar een aanpak die politiek veiliger lag, maar niet minder dodelijk was.

Het hoogtepunt van de Amerikaanse grondoorlog in West-Azië

Na twee decennia van agressief maar risicomijdend militair ingrijpen werden bij de invasie van Irak in 2003 alle waarschuwingen in de wind geslagen. President George H. W. Bush had voorzien dat een Amerikaanse bezetting van Bagdad rampzalig zou zijn, en zijn voormalige nationale veiligheidsadviseur Brent Scowcroft bestempelde de aanloop naar de oorlog in Irak als een afwijking van de strijd tegen het terrorisme.4 Zulke standpunten maken het spectrum van het debat duidelijk: als het om Irak ging, was de meest prominente antioorlogskritiek in feite een argument om vast te houden aan de slimmere manier van oorlog voeren, namelijk de meeste gevechten en opofferingen doorschuiven naar lokale legers en milities in plaats van VS-troepen te ontplooien op het slagveld. De daaropvolgende tien jaar herinnerden Amerikaanse functionarissen en kiezers grimmig aan de hoeveelheid Amerikaanse levens die laatstgenoemde strategie vergde.

In plaats van de Amerikaanse betrokkenheid op de grond tot het minimum te beperken, had Bush zowat 150.000 soldaten en mariniers ingezet in het begin van de oorlog in Irak en ongeveer tien procent van dat aantal toen de oorlog in 2007 escaleerde. Tijdens zijn eerste ambtsjaren stuurde Obama 70.000 mannen en vrouwen extra naar Afghanistan (bovenop de al aanwezige 30.000). De Amerikaanse grondgevechten waren het hevigst in 2003-2007, terwijl het hoogtepunt in Afghanistan in 2009-2012 lag.5

In die jaren werden de Amerikaanse soldaten en mariniers ingezet in de moeilijkste gevechtsmissies sinds de Vietnamoorlog. Geen enkel conflict in het tijdperk van het gewapend interventionisme na Carter kwam ook maar in de buurt. In de tien jaar van 2003 tot 2012 vielen er jaarlijks gemiddeld 660 Amerikaanse slachtoffers in gevechten in beide landen. Dat was meer dan twee keer zo veel als het aantal slachtoffers van de verwoestende zelfmoordaanslag met een vrachtwagen op de marinierskazerne in Beiroet in oktober 1983. Het was vier keer zoveel als de 146 doden bij gevechten of andere interventies van de Operaties Desert Shield en Desert Storm in 1990-1991.6

De omvang van de Amerikaanse verliezen overschaduwde ook de dodentol uit het recente verleden van de oorlog in Afghanistan of van de nasleep van beide oorlogen. Van alle gezamenlijke VS-slachtoffers in Irak en Afghanistan tijdens de negentien jaar van de oorlog na 9/11 leed het Amerikaanse leger 93,6% van zijn verliezen in de periode 2003-2012. Een dergelijke betrokkenheid met hoog risico en weinig resultaat was nu net wat presidenten en nationale veiligheidsteams van beide partijen hadden gevreesd sinds de laatste helikopters van de mariniers Saigon in april 1975 hadden verlaten.

Toen Obama het Witte Huis verliet bedroeg de totale defensiebegroting 660 miljard dollar (in constante dollars van 2018), 40% meer dan in 2001.

Anders dan in Vietnam werden de campagnes van het Pentagon in Irak en Afghanistan gedragen door een leger van uitsluitend vrijwilligers. Dat de Amerikanen deze keer niet riskeerden opgeroepen te worden, betekende echter niet dat ze ongevoelig waren voor de menselijke tol die de soldaten en hun gezinnen betaalden. Uit opiniepeilingen van tientallen jaren ver blijkt dat gewone Amerikanen liever middelen investeren in de veiligheid van [hun] binnenlands welzijn dan in grootse interventies overzee.7 Vooral campagnes die mikken op een regimewissel en operaties met Amerikaanse slachtoffers stuiten hen tegen de borst.8 Enquêtes tijdens de ambtstermijn van Bush gaven aan dat die gevoeligheden niet afnamen.9 Uit recent onderzoek blijkt ook dat oorlogsmoeë kiezers Trump in 2016 aan de overwinning hielpen in traditioneel Democratische swing states.10

De mislukkingen in Irak en Afghanistan dwongen de Amerikanen tot een nieuwe strategie. Zelfs bij nieuwe bedreigingen – Islamitische Staat in Irak en Syrië, Al-Shabaab in Somalië – zou het merendeel van de Amerikaanse troepen geen voet aan de grond zetten maar achter de schermen worden ingezet voor ‘advies en bijstand’ aan de plaatselijke legers. Door opnieuw te steunen op luchtaanvallen en niet-Amerikaanse militairen, konden Obama en zijn opvolgers het terrorisme ‘bestrijden’ zonder de bevolking tegen zich in het harnas te jagen. Obama en Trump bestookten een breed scala aan ‘terroristen’. Daarbij werden Amerikaanse grondtroepen gespaard terwijl het bommen bleef regenen op de vijand.

Lichte voetafdruk, zware lading

De terugkeer naar oorlogen in de schaduw kreeg zijn beslag in een toespraak van Obama aan de National Defense University in mei 2013. Obama schetste daarin een duidelijke tegenstelling tussen riskante conventionele militaire acties, waaronder directe aanvallen in het kader van speciale operaties en de optie om vermeende terroristen, zoals de soennitische prediker Anwar al-Awlaki, te doden:

“Onze operatie in Pakistan tegen Osama bin Laden kan niet de norm zijn. De risico’s in die zaak waren immens … Het is dus in die context dat de Verenigde Staten dodelijke, gerichte actie hebben ondernomen tegen Al Qaeda en ermee verbonden strijdkrachten, onder meer met wat algemeen bekend staat als drones, tuigen in de lucht die vanop afstand bestuurd worden.”

Met het argument dat al-Awlaki “voortdurend probeerde mensen te doden”, verdedigde Obama zijn besluit om “zijn goedkeuring te hechten aan … de aanval [met een drone in september 2011] die hem uitschakelde.”11 Later normaliseerde hij ook buitengerechtelijke executies.

Obama beweerde dat dergelijke drone-aanvallen niet alleen ethisch, maar ook legaal waren. Daarmee blies hij de verstrekkende reikwijdte van de Authorization to Use Military Force (AUMF) van Bush nieuw leven in, meer nog, hij maakte er misbruik van. In de oorspronkelijke tekst stond dat toenmalig president Bush “al het noodzakelijk en gepast geweld mocht inzetten tegen naties, organisaties of personen die volgens hem de terreuraanslagen van 11 september 2001 hebben gepland, goedgekeurd, gepleegd of eraan meegeholpen, of die dergelijke organisaties of personen onderdak verleenden.”12 Obama gooide al-Awlaki mee op die bonte hoop. De droneaanval die de geestelijke het leven kostte was legaal want: “Volgens het nationaal recht en het internationaal recht zijn de Verenigde Staten in oorlog met Al Qaeda, de Taliban en de met hen verbonden strijdkrachten.”

Het concept van ‘geassocieerde strijdkrachten’ werd een containerbegrip om lastige vijanden op te blazen zonder de goedkeuring van het Congres. Al Qaeda op het Arabisch Schiereiland (AQAP), waarbij al-Awlaki was aangesloten, viel al sinds 2013 onder de geassocieerde strijdkrachten. In september 2014 beweerde Obama dat de AUMF ook van toepassing was op de campagne tegen Islamitische Staat in Irak en de Levant (ISIL of IS). In zijn laatste dagen als president hield hij vast aan die vage uitbreiding van de militaire macht. In december 2016 — Trump was toen nog maar enkele weken verwijderd van het opperbevel over ‘s werelds machtigste leger — breidde Obama het AUMF van 2001 officieel uit met al-Shabaab in Somalië, een lokale militie die pas in 2008 als een buitenlandse terreurorganisatie (FTO) was aangemerkt.13

Hoewel Obama in zijn toespraak van mei 2013 de nadruk legde op drones, dreef hij alle vormen van luchtaanvallen op. Inzake slimme bommen en raketten waren Obama en Trump mekaar waard: geen van beiden was tegen interventionisme of isolationisme. De luchtaanvallen van de VS tegen al-Shabaab namen tussen 2015 en 2019 jaarlijks toe, zelfs toen de troepen van de Afrikaanse Unie ondoeltreffend bleken en de centrale regering in Mogadishu zwak bleef.

Trump trok troepen terug uit Afghanistan, Syrië, Irak en Somalië maar ging wel intenser bombarderen.

In juni 2016 verklaarde Obama dat Operation Inherent Resolve (de twee jaar oude militaire campagne tegen IS) ‘op volle kracht’ vooruit stormde. Na in totaal 13.000 luchtaanvallen, aangevuld met beperkte grondmissies ter ondersteuning van lokale troepen, verklaarde hij: “We hebben meer dan 120 topleiders en commandanten van IS uitgeschakeld.”14 In Syrië en Irak schroefde Trump het aantal Amerikaanse troepen terug — tot respectievelijk zo’n 500 en 3.500 — maar in 2017-2018 viel het Pentagon IS bijna net zo vaak aan als onder Obama.15

De luchtaanvallen van de VS bereikten een hoogtepunt in Jemen in 2017 met minstens 127 bevestigde inslagen. De Amerikaanse betrokkenheid was er een aanvulling van een veel grotere golf bombardementen en raketaanvallen door Saudi-Arabië, dat door Obama werd bewapend en gesteund toen Riyad in 2015 voor het eerst intervenieerde in de burgeroorlog in Jemen. (Dit beleid was mede te danken aan een manoeuvre van de onderneming Raytheon, die voor 3 miljard dollar aan bommen verkocht en ex-ambtenaren inzette om de goedkeuring te krijgen van het ministerie van Buitenlandse Zaken.16) De aanvallen van de VS en de Saudi’s hebben bijgedragen tot de voortzetting van een oorlog die tot dusver honderdduizend levens heeft gekost en van Jemen de ergste humanitaire crisis ter wereld heeft gemaakt.

Tot slot gaf Obama tijdens zijn laatste ambtsjaar het bevel voor meer dan duizend luchtaanvallen in Afghanistan. Onder Trump bereikte die oorlog een niveau dat sinds de aanvankelijke vijandelijkheden niet meer gezien was: meer dan 7.000 conventionele en drone-aanvallen in 2019 (Tabel 1).

Zelfs toen Trump met meer Amerikaanse vliegtuigen het luchtruim van Afghanistan onveilig maakte, voerde hij een duaal beleid: de VS zou de strijd tegen de Taliban staken en onderwijl de centrale regering maximaal bewapenen. De Agreement for Bringing Peace to Afghanistan werd op 29 februari 2020 medeondertekend door Zalmay Khalilzad, de speciale vertegenwoordiger van de VS voor verzoening in Afghanistan, en de plaatsvervangende Taliban-leider Mullah Abdul Ghani Baradar.17 De kern van de bilaterale overeenkomst was een strategische deal: Amerikaanse militaire terugtrekking in ruil voor een toezegging van de Taliban dat ‘de grond van Afghanistan’ niet zou worden gebruikt voor aanvallen op de Verenigde Staten. Overeenkomstig het akkoord was het aantal Amerikaanse militairen in het land gedaald tot 2.500 tegen de tijd dat Trump in januari 2021 president af was. En tenzij Biden het roer weer omgooit, zullen tegen midden 2021 alle Amerikaanse troepen het land verlaten hebben.

Tegelijk met de terugtrekking van de troepen droegen de Verenigde Staten de grond- en luchtoperaties over aan de Afghan National Defense and Security Forces (ANDSF — het Afghaanse leger) en de internationaal erkende regering in Kabul, die sinds 2014 wordt geleid door president Ashraf Ghani, voormalig analist bij de Wereldbank. Opvallend punt: de regering van Ghani werd nergens genoemd in het vredesakkoord voor Afghanistan. Hoewel het document een begindatum vastlegt voor ‘intra-Afghaanse onderhandelingen’ over een volledig staakt-het-vuren, is er nergens sprake van een verdrag voor de beëindiging van de burgeroorlog. Het blijft dus zeer waarschijnlijk dat de Amerikaanse regering zich kan terugtrekken uit die risicovolle directe betrokkenheid, terwijl Amerikaanse bedrijven de Afghaanse strijdkrachten uitrusten en een slaatje slaan uit het volgende hoofdstuk van de burgeroorlog.

In de begrotingsjaren 2016-2019 hebben het Pentagon en het ministerie van Buitenlandse Zaken meer dan 100 miljard dollar goedgekeurd voor intergouvernementele en commerciële verkoop in zes landen van de Golfregio, waaronder Afghanistan, waar de militaire hulp van de VS de aankopen financierde (Tabel 2).

De crisisboog buigt naar winst

Je kunt niet zomaar een rechte lijn trekken tussen commerciële belangen en gewapende conflicten. Om te beginnen vormen de recente inkomsten uit veiligheid slechts een klein deel van de kapitaalaccumulatie in de Verenigde Staten. In 2020, in een economie van 20 biljoen dollar, haalden vier van de grootste defensiebedrijven 200 miljard dollar binnen uit zowel burgerlijke als militaire contracten.18 Nog belangrijker is dat de geschiedenis bol staat van voorbeelden van grote bedrijfsleiders die de voorkeur gaven aan een compromis boven een confrontatie zolang de kosten-batenanalyse die eerste aanpak gunstig gezind was.19

Wel hebben Amerika’s grootste wapenproducenten het in het verleden beter gedaan dan hun evenknieën in de Fortune 500 en hebben zij bovendien hun activiteiten ontplooid in een context van voortdurende oorlog.20 Bij gebrek aan een even lucratieve alternatieve strategie voelen de CEO’s van de defensie-industrie en de met hen verbonden beleidsmakers geen enkele drang om van koers te veranderen. De afhankelijkheid van die koers was heel duidelijk aanwezig in het tijdperk van Obama en Trump. Terwijl de Amerikaanse werkende mensen te maken kregen met economische tegenspoed en meerdere crises in de gezondheidszorg, werd de zakenklasse uit het slop gehaald en met belastingvoordelen overstelpt.21

De Amerikaanse grondmissies in Irak en Afghanistan werden afgebouwd maar ondertussen bleven de uitgaven voor militaire operaties hoog. De door beide partijen goedgekeurde Budget Control Act van 2011 (BCA) moest alle discretionaire uitgaven, ook die voor defensie, aan banden leggen, maar voorzag in een uitzondering voor ‘overzeese noodoperaties’ (OCO), waaronder zowat alles valt wat met oorlog te maken heeft. Obama en Trump maakten gebruik van die enorme lacune in de wet en veranderden de OCO in een doorsluisfonds voor het Pentagon op het ogenblik dat er in andere begrotingsposten stevig werd gesnoeid.22

De militaire campagnes van het ministerie van Defensie krompen terwijl het budget toenam. De kosten van de campagne tegen ISIL in Irak en Syrië waren naar Pentagonnormen een peulschil: een schamele 25 miljard dollar.23 Aangezien Operatie Inherent Resolve Obama’s meest actieve interventie was tijdens zijn tweede ambtstermijn, zou je een drastische daling van de totale uitgaven voor defensie verwachten. Maar toen Obama het Witte Huis verliet, bedroeg de totale defensiebegroting (basis en OCO) nog steeds een duizelingwekkende 660 miljard dollar (in constante dollars van 2018), 40% meer dan in 2001.24 Onder Trump groeide het defensiebudget verder, tot 719 miljard dollar in 2019, wat meer is dan wat de volgende tien landen op de ranglijst van defensie-uitgaven samen aan hun strijdkrachten spenderen.25 Met een correctie voor inflatie kreeg het Pentagon onder Trump meer geld (2,9 biljoen dollar) dan tijdens de tweede ambtstermijn van Obama (2,7 biljoen dollar).26

Voor de CEO’s van de grote wapenfabrikanten waren dit boerenjaren. De verkoop door vier van Amerika’s grootste wapenhandelaars (Lockheed Martin, Northrop Grumman, Raytheon en General Dynamics) bleef stabiel met iets meer dan 160 miljard dollar tijdens de regering van Obama; onder Trump zwol dat cijfer aan tot 211 miljard dollar.27 Een aardig meevallertje voor die defensiebedrijven dat overigens hoofdzakelijk afkomstig was van contracten met de Amerikaanse overheid. Daarnaast leverden ook overzeese deals dividenden op. De inkomsten uit de verkoop van militair materieel aan het buitenland, die al ruim 42 miljard dollar bedroegen toen Trump aan de slag ging in het Oval Office, stegen tot 55 miljard dollar in elk van de volgende twee begrotingsjaren.28

Wapenbedrijven hebben alle vertrouwen in Biden. Ze gaan er van uit dat hij het oorlogsbeleid van zijn voorgangers zou voortzetten.

De stroom geld van de Pentagonprogramma’s en buitenlandse wapendeals was niet minder dan staatskapitalisme voor industriële elites.29 Het Center for International Policy berekende de winsten die de CEO’s binnenrijfden terwijl ze werknemers ontsloegen. Tussen 2012 en 2018 kromp het Amerikaanse personeelsbestand van Lockheed Martin (‘s werelds grootste lucht- en ruimtevaartbedrijf) met 14% (16.000 banen). Tezelfdertijd haalde de onderneming tientallen miljarden dollars aan overheidscontracten (dit wil zeggen door de belastingbetaler gefinancierde contracten) binnen en zag ze de waarde van haar aandeel bijna verviervoudigen. Andere grote defensiebedrijven, waaronder Raytheon, schrapten ook banen op het ogenblik dat de nationale economie groeide en de totale werkloosheid daalde. De twee uitzonderingen, General Dynamics en Northup Grumman, breidden hun personeelsbestand uit maar enkel door kleinere bedrijven (CSRA Inc., Orbital ATK) op te slokken en een deel van die arbeidskrachten over te nemen. Terwijl de werknemers hun ontslag kregen, verrijkten de CEO’s zich mateloos. Het salaris van de CEO van General Atomics verdrievoudigde, van 6,9 miljoen dollar naar 20,7 miljoen dollar.30 Dat deze oorlogsheren niet verontrust waren door de verkiezing van Biden, zegt genoeg.

Zelfs nu de COVID-19 pandemie en de economische crisis een domper zetten op het leven van de Amerikaanse beroepsbevolking, blijven de belangrijkste wapenproducenten optimistisch. Kathy Warden, de CEO van Northrup Grumman, verklaarde voor de verkiezingen van 3 november: “Het dreigende klimaat van vandaag rechtvaardigt een sterke defensie … en wij geloven dat beide politieke partijen zich inzetten om deze dreigingen effectief te bestrijden.”31 De voorbije jaren hield de wapenafdeling van Boeing (goed voor 29% van de jaarlijkse omzet van 93 miljard dollar) het bedrijf overeind toen de verkoop van burgertoestellen instortte. Voor Dave Calhoun, de CEO van Boeing, was er geen vuiltje aan de lucht toen Biden werd verkozen. Hij was niet bevreesd dat diens regering een bedreiging zou vormen voor de inkomstenstroom. Ook Gregory Hayes, de CEO van Raytheon Technologies, noemde de defensie-activiteiten van zijn bedrijf “veerkrachtig” en verwachtte dat die “ons in de nabije toekomst zouden helpen de commerciële tegenwind” van COVID-19 en de ermee gepaard gaande recessie “te compenseren”.32 Het spreekt voor zich dat deze captains of industry alle vertrouwen hadden in Biden. Ze gingen er namelijk van uit dat hij het oorlogsbeleid van zijn voorgangers zou voortzetten. Dat beleid had hun immers aardig wat financieel voordeel opgeleverd.

Biden en zijn nationale veiligheidsteam

De kandidatuur en de verkiezing van Biden hebben niets veranderd aan de politieke economie van het Amerikaanse interventionisme. Integendeel, zijn politiek parcours, zijn recente functies, zijn benoemingen en het binnenlandse politieke landschap wijzen op continuïteit: nog vier jaar VS-geweld in het buitenland met drones, speciale operaties en door de VS bewapende lokale legers.

In veel opzichten ligt het huidige paradigma van het Amerikaanse militarisme – winstgevend voor Wall Street, van geen belang voor Main Street – kant en klaar voor Biden. Sinds het Cartertijdperk is hij een neoliberale democraat bij uitstek, die de vrijemarktideologie omarmt en tegelijk de Amerikaanse welvaartsstaat ondermijnt. Toen Biden in 1978 voor de tweede keer een zitje in de Senaat won, stemde hij zijn politieke ideeën al af op de belangen van de grootste bedrijven van Delaware, DuPont op kop, en presenteerde hij zichzelf als een fiscaal conservatief politicus.33

Inzake nationale veiligheid steunde Biden in het algemeen interventies tegen zwakkere landen en was hij gekant tegen missies waarbij vijandelijke legers of opstandelingen konden terugslaan. Hij steunde de Amerikaanse aanvallen op zwakke derdewereld- en postcommunistische legers (de invasie van Grenada in 1983, de bombardementen op Libië in 1986, de invasie in Panama in 1989 en de NAVO-campagnes in het voormalige Joegoslavië in de jaren 1990), maar stemde tegen operatie Desert Storm in 1991 (die Saddam Hoessein uit Koeweit moest verdrijven) en tegen de inzet van troepen door Bush in Irak in 2007. Als vicepresident van Obama keerde Biden zich ook tegen de beslissing van 2009 die aanstuurde op een escalatie van de Amerikaanse grondoorlog in Afghanistan en de door de VS geleide invasie van Libië in 2011. Biden week wel een aantal keren af van dit patroon: hij stemde voor de AUMF die de Operatie Enduring Freedom (de oorlog in Afghanistan) inluidde, en ook voor de oorlog in Irak in 2002 (te midden van zijn laatste herverkiezingscampagne voor de Senaat).34

Tijdens de presidentscampagne van 2020 hield Biden vast aan zijn traditionele standpunten: steun aan de militaire operaties van de VS door ze weg te houden uit de krantenkoppen. Twee maanden voor zijn verkiezing verklaarde Biden in Stars and Stripes: “Er moet een eind komen aan die eeuwige oorlogen. Ik sta achter de terugtrekking van de troepen. Maar het probleem is dat het terrorisme ons blijft zorgen baren.” De strijd tegen ‘terrorisme’ vereist “dat we speciale operationele capaciteit nodig hebben om te coördineren met onze bondgenoten”, en Biden verwachtte 1.500 tot 2.000 Amerikaanse militairen in conflictgebieden te houden, van Afghanistan tot de Hoorn van Afrika.35 Door slechts een paar duizend Amerikanen in te zetten voor “speciale operaties” die “coördineren met … bondgenoten” wil hij afzien van rampzalige landoorlogen, terwijl het algemene patroon van destructieve militaire operaties uit Obama’s tweede termijn en de Trumpjaren gehandhaafd blijft.

Als er een crisis uitbreekt is Biden misschien de meest terughoudende persoon in de Situation Room. Hoewel zijn staat van dienst wijst op een zekere schroom in het buitenlandbeleid, heeft hij toch een team samengesteld dat zich meer op zijn gemak voelt bij niet-Trumpgezinde neoconservatieven dan bij linkse anti-interventionisten.

Antony Blinken, kandidaat-minister van Buitenlandse Zaken, specialiseerde zich in Europese aangelegenheden tijdens Clintons verblijf in het Witte Huis en werkte daarna met Biden samen in de commissie Buitenlandse Betrekkingen van de Senaat. Tussen 2009 en 2013 was hij de nationale veiligheidsadviseur van toenmalig vicepresident Biden en tijdens Obama’s tweede ambtstermijn adjunct-nationaal veiligheidsadviseur van de president en vervolgens staatssecretaris Buitenlandse Zaken. In die functies had Blinken een belangrijke stem in de besprekingen op het hoogste niveau toen Obama zich terugtrok uit het moeras van Irak en Afghanistan en almaar meer de belangen van de VS naar voren schoof via speciale operaties, luchtaanvallen en door de VS gesteunde lokale legers. In 2015, toen de regering zich achter de in Jemen oorlogvoerende koninkrijken in de Golf schaarde, verdedigde Blinken vanuit Riyad de wapenverkopen van de VS: “Saoedi-Arabië stuurt een sterke boodschap aan de Houthi’s en hun bondgenoten dat ze Jemen niet met geweld kunnen veroveren.”36

Biden heeft een team samengesteld dat zich meer op zijn gemak voelt bij niet-Trumpgezinde neoconservatieven dan bij linkse anti-interventionisten.

Nadat Obama en Biden in 2017 het Witte Huis hadden verlaten, stapte Blinken de privésector in en werd hij stichtend partner (met voormalig staatssecretaris van Defensie voor Beleid Michèle Flournoy) van WestExec Advisors. Als ‘strategisch adviesbureau’ omzeilde WestExec de beperkingen op lobbyen, terwijl het de ervaring die zijn personeel bij de overheid had opgebouwd, te gelde maakte en klanten een ‘oproepbare nationale veiligheidsraad’ beloofde. De klantenlijst van het bedrijf is afgeschermd door geheimhoudingsverklaringen, maar WestExec staat erom bekend ten minste één van Amerika’s top vijf defensiebedrijven te adviseren, waarschijnlijk Raytheon, dat in 2019 voor meer dan 3 miljard dollar aan wapens verkocht aan Saoedi-Arabië. Blinken heeft ook gewerkt voor het investeringsbedrijf Pine Island Capital Partners, dat eveneens banden heeft met wapenproducenten.37 Aangaande zijn wereldbeeld lichtte Blinken een tipje van de sluier toen hij in de Washington Post-column van aartsneocon Robert Kagan de belachelijke stelling verdedigde dat, als Washington zou stoppen met het verspreiden van oorlog, “de wereld zal afglijden naar chaos en conflict en de jungle ons zal overweldigen net als in de jaren dertig.”38

Terwijl Blinken de Amerikaanse diplomatie leidt vanuit Foggy Bottom (de wijk Foggy Bottom ten noorden van de National Mall is een bestuurlijk en cultureel centrum met onder meer het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken en het Kennedy Center – noot van de vertaler), is Jake Sullivan als nationaal veiligheidsadviseur echt de rechterhand van Biden. Sullivan heeft de twijfelachtige eer de jongste nationale veiligheidsadviseur te zijn sinds wonderkind McGeorge Bundy de toenmalige regering aanraadde de oorlog in Vietnam op te drijven.39 In de afgelopen twaalf jaar is Sullivan, net als Blinken, overgestapt van buitenlands beleid naar bedrijfsconsultancy en weer terug. Sullivan werkte in diverse functies onder minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton. Hij was net als zij een havik en volgde Blinken op als nationaal veiligheidsadviseur van vicepresident Biden. Volgens Obama’s voormalige adjunct-nationale veiligheidsadviseur Ben Rhodes, neigde Sullivan naar “reacties die een zeker militair element bevatten”. Hij steunde Obama’s oorlog in Libië alsook de moordaanslag op Osama bin Laden (waartegen Biden gekant was), stemde in met de bewapening van Syrische rebellen en weigerde met de Taliban te praten zolang de groep de voorwaarden van de VS niet wilde aanvaarden.40

Sullivan stond weer naast Clinton tijdens haar mislukte gooi naar het Witte Huis in 2016 en werkte de voorbije vier jaar voor ondernemingen op de lijst van Fortune 500, terwijl hij het “woke” neoliberalisme probeerde te slijten.41 In januari 2017 trad Sullivan als strategisch adviseur in dienst van Macro Advisory Partners (MAP). Net als WestExec verbindt de ‘schaduwlobby’ van MAP financiële belangen met beleidsmakers en omzeilt daarbij de wettelijke beperkingen op officieel lobbyen.42 Jonathan Guyer onthulde dat de onderneming, die wordt geleid door voormalige Britse spionagechefs, mijnbouwbedrijven in ontwikkelingslanden, staatsinvesteringsfondsen en deelplatform Uber heeft bediend. Sullivan hielp de Californische tak van Uber bij zijn poging om de chauffeurs het statuut van onafhankelijke contractant op te dringen, een poging die weliswaar mislukte.43 Tegen dat Uber dan toch zijn wil had opgelegd via Wetsvoorstel 22, had Sullivan zich al aangesloten bij de Bidencampagne en hemelde hij de Amerikaanse arbeiders op.44 Een campagnemedewerker was van mening dat Sullivan door zijn belangenvermenging volkomen ongeschikt was voor een toppositie in het beleid: “We hebben geen nood aan een instrument van hedgefondsen en mijnbouwbedrijven in het Witte Huis”, zo klonk het.45

In de mate dat Bidens andere nationale veiligheidsfunctionarissen verweven zijn met Amerika’s schaduwoorlogen, is het dan ook onwaarschijnlijk dat ze een ander Amerikaans beleid zullen overwegen. Veel van de topbenoemingen gingen naar mensen, afkomstig uit dezelfde regerings- en ondernemingskringen als Blinken en Sullivan. Avril Haines bijvoorbeeld, door Biden gekozen voor de functie van directeur van de nationale inlichtingendienst, was adjunct-directeur van de CIA en vervolgens adjunct-adviseur voor de nationale veiligheid tijdens Obama’s tweede termijn. Daarna werkte ze voor WestExec en ook als consultant voor de controversiële onderneming Palantir, gespecialiseerd in gegevensanalyse.46 Als minister van Defensie koos Biden Lloyd Austin, een generaal op rust, die het bevel had over de terugtrekking van de Amerikaanse troepen uit Irak in 2010-2011. Van maart 2013 tot maart 2016 stond hij aan het hoofd van het US Central Command (CENTCOM). Daarna trad hij toe tot de raad van bestuur van Raytheon.47 De opvallendste uitzondering op dit patroon is carrièrediplomaat en recent voorzitter van de Carnegie Endowment for International Peace, William ‘Bill’ Burns, die door Biden werd aangesteld als directeur van de CIA.48 Voor het overige zal het moeilijk zijn om Blinken, Sullivan, Haines en Austin zover te krijgen dat ze zich afvragen of de VS absolutistische monarchen moet bewapenen of killer drones moet inzetten als hun toekomstige baantjes in de particuliere sector van een dergelijk beleid kunnen afhangen.49

Betrekkingen met Iran, Rusland en China

Biden en zijn team zijn wellicht niet meteen het soort mensen die een einde kunnen maken aan Amerika’s eindeloze oorlogen, maar het gaat vooral om een structureel probleem. Het doet er niet toe welke partij in het Oval Office zit en wie de hendels van de staatsmachine bedient. Nadat de Amerikaanse elites zich gedurende tientallen jaren de lessen van Vietnam hadden ingeprent, omarmden ze kortstondig toch weer grootschalige grondoorlogen (2003-2012). Het verzet van de bevolking tegen de Amerikaanse verliezen in Irak en Afghanistan noopte tot een andere strategie. De beleidsmakers vielen toen terug op de politiek opportune aanpak van luchtaanvallen en lokale strijdkrachten. Naarmate de schijnbare kosten van de interventie daalden, ebde de kritiek weg en werd de nieuwe strategie geconsolideerd.

Maar de materiële tol van de Amerikaanse gewapende droneaanvallen en geheime operaties is nooit verdwenen. Ze werd doorgesluisd naar minder luidruchtige kiezers (de bevolking in de oorlogsgebieden) en minder tastbare vormen (sluipende bezuinigingen op de sociale uitgaven). Er vallen nog steeds grote aantallen doden en gewonden, maar het overgrote deel van de slachtoffers in West-Azië en delen van Afrika zijn niet-Amerikanen. De economische kosten zijn onduidelijk doordat de enorme begrotingen van het Pentagon de overheidsuitgaven voor onderwijs, milieu, gezondheidszorg en infrastructuur vertrappelen. Ondertussen profiteren bedrijfsleiders en al wie aast op een publieke functie rechtstreeks van de steun aan de oorlog tegen het terrorisme – en van de toegang tot de opbrengsten ervan.

In deze context zullen de adviseurs voor buitenlands beleid in Bidens regering en het door de Democraten gecontroleerde Congres de weg van de minste weerstand kiezen: dure oorlogen tussen staten vermijden maar de VS-hegemonie en de dominantie van Amerika’s meest oorlogszuchtige bondgenoten verdedigen. In West-Azië kan Biden zich eventueel opnieuw aansluiten bij de “nucleaire deal” met Iran en tegelijk het Israëlische expansionisme accepteren en een tegen Iran gerichte as maximaal bewapenen. Inzake China en Rusland trekken de president en zijn team de kaart van de ideologische gevechten in de hoop de westerse betrekkingen met Peking en Moskou te kunnen voorstellen als een strijd tussen vrijheid en autocratie. Tegenstanders van het Amerikaans interventionisme moeten de kosten van die benaderingen aan het licht brengen en aandringen op diplomatieke compromissen in plaats van unilaterale dictaten.

De mijlpaal van Obama’s diplomatie in West-Azië, het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA), ook bekend als “de Iraanse nucleaire deal”, was een heilzaam einde van de Amerikaanse pogingen om het Iraanse volk te straffen en haar regering omver te werpen. Het JCPOA bleef echter hangen in een politiek vacuüm doordat het niet gepaard ging met enige normalisering van de betrekkingen tussen de VS en Iran of enige dwang om Israël en andere tegenstanders van Iran op andere gedachten te brengen. Het JCPOA wilde ook verhinderen dat Iran kernwapens zou ontwikkelen — zonder de hele regio te denucleariseren – en ontnam de Iraanse leiders daarmee het enige bewezen afschrikkingsmiddel tegen door de VS geleide invasies.

Trump heeft in 2018 de deal eenzijdig opgezegd en het is makkelijk te begrijpen waarom Biden en de Democraten ze misschien weer willen opvissen. Verhinderen dat Iran een kernwapen ontwikkelt terwijl het land omringd is door nucleaire mogendheden (India, Pakistan, Israël en door de VS bewapende schepen in de nabijgelegen wateren), is een trefzekere manier om Iran in het defensief te dringen en de invloed van het land in te perken. Waarom de Iraanse leiders zich weer aan het akkoord zouden willen houden is minder duidelijk tenzij ze massale economische steun en zinvolle veiligheidsgaranties krijgen die geen enkele Amerikaanse regering tot dusver heeft willen geven.

In plaats van de Iraanse regering gerust te stellen en haar toe te staan als een normale natie in haar regio te opereren, hebben de Amerikaanse presidenten van beide partijen een anti-Iraanse as gesteund waarvan Saoedi-Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten en, aan het roer, Israël deel uitmaken. Hoewel Obama de hoop op een Palestijnse staat ernstige schade toebracht, hielp zijn onmiddellijke opvolger die duurzame coalitie tegen Iran consolideren.50 De Israëlische premier Benjamin Netanyahu noemde Trump “de grootste vriend die Israël ooit in het Witte Huis heeft gehad … Geen enkele andere kan aan hem tippen.”51

Het sluitstuk van de vriendschap tussen Trump en Netanyahu was een reeks van vier akkoorden voor de normalisering van de betrekkingen tussen Israël en vier Arabische staten, aangekondigd van september tot december 2020: de Verenigde Arabische Emiraten, Bahrein, Soedan en Marokko.52 Die diplomatieke deals hadden weinig strategische waarde voor Israëls fysieke veiligheid, die al sinds 1979 gewaarborgd is nadat het grootste leger uit de Arabische wereld zich uit het Arabisch-Israëlische conflict terugtrok en Egypte en Israël een vredesverdrag ondertekenden.53 Het grootste materiële effect van de deals was de ‘normalisering’ van Israëls programma om zich het in de Arabisch-Israëlische oorlog van 1967 veroverde land toe te eigenen (de Golanhoogte en de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem) en tegelijk de inwoners van dat land in getto’s op te sluiten.54

De geleidelijke afbouw van die vijandigheid jegens Iran zou zowel eenvoudig als ingrijpend zijn. Enerzijds zouden de Verenigde Staten zich kunnen aansluiten bij de internationale consensus en Iran kunnen behandelen als een gewone staat in plaats van een paria. Gezien de huidige stand van het Amerikaanse beleid in de buurlanden van Iran, zou dit anderzijds inhouden dat de wapenverkoop aan de anti-Iraanse coalitie aan banden moet worden gelegd en de Israëlische landroof moet stoppen. Dit is hoogst onwaarschijnlijk, vooral als de regering Biden gewoon terugkeert naar het liberale anti-Iranisme (met inbegrip van grootschalige wapendeals met Irans vijanden) dat kenmerkend was voor het laatste jaar van Obama’s ambtstermijn.55

In West-Azië kan Biden zich opnieuw aansluiten bij de ‘nucleaire deal’ met Iran, het Israëlische expansionisme accepteren en een tegen Iran gerichte as maximaal bewapenen.

Met betrekking tot Rusland en China hebben de Verenigde Staten niet zo’n goede kaarten, en de nieuwe regering heeft al een zwakke hand getoond. In plaats van Vladimir Poetin en Xi Jinping als gelijken te benaderen, kwam Biden op de proppen met een mysterieuze ideologische campagne met als hoogtepunt een “Top voor Democratie”.56 Hij beschrijft de wereldpolitiek als een strijd tussen progressieve democratieën en regressieve autocratieën maar dat is niet meer dan een doorzichtige poging om rivaliserende machten te ondermijnen in plaats van ze op gelijke voet te behandelen.

Net als Jeane Kirkpatrick, een ideologe uit het Reagantijdperk, stelt de regering-Biden voor om goede regeringen te scheiden van slechte op basis van hun gehoorzaamheid aan het door de VS geleide kapitalisme.57 Politieke waarnemers waarschuwen er al lang voor dat regeringen de term ‘democratie’ wel op hun vrienden plakken maar weigeren hetzelfde te doen voor hun vijanden.58 Sullivan verduidelijkte dat alleen ‘gelijkgezinde democratieën’ zouden deelnemen aan de bijeenkomst.59 Met dat cruciale etiket legt de nieuwe nationale veiligheidsadviseur de regels van het spel op: als je het eens bent met de prioriteiten van Amerika, mag je lid worden van Bidens club. Met die norm kan de top de deelnemers beperken tot de G7-landen (Canada, Frankrijk, Duitsland, Italië, Japan, het VK en de Verenigde Staten) en de Europese Unie, plus Australië, Zuid-Korea en mogelijk India. Die deelnemers zouden dan samen een “D10” vormen.60

De bijeenkomst van gelijkgestemden zal een niet erg subtiele oppositie vormen tegen China, Rusland en andere ‘niet-gelijkgestemde regeringen’. In tegenstelling tot Bidens dooddoeners over de “kracht van Amerika’s voorbeeld”, vloeit de belangrijkste invloed van de VS voort uit de hegemonie van de dollar en de Amerikaanse dominantie van de internationale markten.61 In 2019 controleerde de “D10” meer dan 57 procent van het mondiale bbp, rijkdom die de Verenigde Staten kunnen aanwenden tegen China (16,3 procent van de wereldeconomie) en Rusland (1,9 procent) ingeval een militaire omsingeling en ideologische neerbuigendheid niet het gewenste effect bereiken.62 Ze kunnen die middelen ook inzetten tegen vrij verkozen linkse regeringen (zoals in Bolivia en Mexico), die voorlopig niet zijn uitgenodigd.63

Conclusie

Hoewel het presidentschap van Biden nog maar net is begonnen, wijst het recente verleden geenszins op een buitenlands beleid voor vrede in de wereld of steun aan de werkende mensen in eigen land. De meeste van zijn topmedewerkers voor internationale zaken keren terug naar een regeringsfunctie nadat ze jarenlang defensiebedrijven en andere grote zakelijke belangen hebben gediend. Noch zij noch Biden geven blijk van enige politieke wil of van een wereldbeeld om de militaire uitgaven te beteugelen en de geheime oorlogen en wapenexporten aan banden te leggen die de CEO’s helpen om de grootste wapenbedrijven te verrijken. Hun diplomatie met de grote mogendheden in de wereld is verpakt in waanideeën over de bevordering van de democratie onder leiding van de VS. Inzake Amerika’s eindeloze oorlogen rond de westelijke Indische Oceaan is Biden vastbesloten dezelfde strategie van ‘lichte voetafdruk’ die Obama uitwerkte en Trump aanhield, voort te zetten.

In een tijdperk van wereldwijde opwaartse en vaak brutale herverdeling van rijkdom over de hele wereld is de ultieme vraag voor Biden en zijn medewerkers: aan wiens kant staan jullie?64 De president heeft een “buitenlandbeleid voor de middenklasse” beloofd. Als hij en zijn belangrijkste adviseurs geen einde maken aan de uitbestede oorlogen en de droneaanvallen in West-Azië, zullen zij een buitenlandbeleid bestendigen dat de superrijken dient en tegelijk een aantal van de armste landen ter wereld afstraft. Hoe meer volksbewegingen en onafhankelijke media de regering ter verantwoording roepen voor deze verwoestende status quo, des te moeilijker ze het zal hebben om die in stand te houden.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk in Catalyst, Vol. 4, Nr 4, Winter 2020.

Footnotes

  1. Costs of War, “Summary of Findings,” Watson Institute for International and Public Affairs, watson.brown.edu/costsofwar/papers/summary.
  2. Richard Burt, “V.S. Reappraises Persian Gulf Policies”, New York Times, 1 januari 1979.
  3. “Text: Vice President Cheney on NBC’s Meet the Press,” Washington Post, 16 september 2001.
  4. S. H. Kelly, “Bush Tells Gulf Vets Why Hussein Left in Baghdad,” Pentagram, 3 maart 1999; Brent Scowcroft, “Don’t Attack Saddam,” Wall Street Journal, 15 augustus 2002.
  5. Amy Belasco, “Troop Levels in the Afghan and Iraq Wars, FY2001-FY2012: Cost and Other Potential Issues,” Congressional Research Service, 2 juli 2009, 14; Heidi M. Peters en Sofia Plagakis, “Department of Defense Contractor and Troop Levels in Afghanistan and Iraq: 2007-2018,” Congressional Research Service, 10 mei 2019, 7; Associated Press, “A Timeline of the US Military Presence in Afghanistan,” AP News, 8 september 2019.
  6. “Iraq Coalition Casualty Count,” icasualties.org.
  7. Benjamin I. Page en Marshall M. Bouton, The Foreign Policy Disconnect: What Americans Want from Our Leaders but Don’t Get (Chicago: University of Chicago Press, 2006): 228.
  8. Bruce W. Jentleson, “The Pretty Prudent Public. Post Post-Vietnam American Opinion on the Use of Military Force,” International Studies Quarterly 36, no. 1 (1992): 49-73.
  9. Gary C. Jacobson, “A Tale of Two Wars: Public Opinion on the U.S. Military Interventions in Afghanistan and Iraq”, Presidential Studies Quarterly 40, no. 4 (2010): 606-7.
  10. Douglas L. Kriner en Francis X. Shen, “Battlefield Casualties and Ballot-Box Defeat: Did the Bush–Obama Wars Cost Clinton the White House? ” PS: Politicologie & Politics 53, no. 2 (2020): 248-52.
  11. “Remarks by the President at the National Defense University,” White House, 23 mei 2013.
  12. Amanda Taub, “Experts: Obama’s Legal Justification for the War on ISIS Is ‘a Stretch,’” Vox, 12 september 2014.
  13. Charlie Savage, Eric Schmitt, en Mark Mazzetti, “Obama Expands War With Al Qaeda to Include Shabab in Somalia,” New York Times, 27 november 2016; “Report on the Legal and Policy Frameworks Guiding the United States’ Use of Military Force and Related National Security Operations,” White House, december 2016; “Foreign Terrorist Organizations,” US Department of State, state.gov/foreign-terrorist-organizations.
  14. “Remarks by the President After Counter-ISIL Meeting,” White House, 14 juni 2016.
  15. Eric Schmitt, “Top General in Middle East Says U.S. Troop Levels Will Drop in Iraq and Syria,” New York Times, 12 augustus 2020.
  16. Michael LaForgia en Walt Bogdanich, “Why Bombs Made in America Have Been Killing Civilians in Yemen,” New York Times, 16 mei 2020.
  17. “Agreement for Bringing Peace to Afghanistan between the Islamic Emirate of Afghanistan which is not recognized by the United States as a state and is known as the Taliban and the United States of America,” US Department of State, 29 februari 2020, state.gov/wp-content/uploads/2020/02/Agreement-For-Bringing-Peace-to-Afghanistan-02.29.20.pdf (geraadpleegd op 16 december 2020).
  18. Felix Salmon en Hans Nichols, “The Defense Industry Worries About Biden,” Axios, 18 november 2020.
  19. Cheney, een rechtse havik, bekritiseerde bijvoorbeeld unilaterale sancties tegen Iran toen hij CEO van Halliburton was. Richard B. Cheney, “Defending Liberty in a Global Economy,” Cato Institute, 23 juni 1998.
  20. Jonathan Nitzan en Shimshon Bichler, “Bringing Capital Accumulation Back In: The Weapondollar-Petrodollar Coalition – Military Contractors, Oil Companies and Middle-East ‘Energy Conflicts,’“ Review of International Political Economy 2, no. 3 (1995): 446-515.
  21. Nomi Prins, “Wall Street wins – again: Bailouts in the Time of Coronavirus,” TomDispatch, 5 april 2020.
  22. Andrew Lautz, “Reforming the OCO Account: A Better Deal for Taxpayers, Watchdogs, and the Military,” National Taxpayers Union, 26 mei 2020 (geraadpleegd op 16 december 2020); Brendan W. McGarry en Emily M. Morgenstern, “Overseas Contingency Operations Financiering: Background and Status,” Congressional Research Service, 6 september 2019, 4; Todd Harrison, “What Has the Budget Control Act of 2011 Meant for Defense? ” Centrum for Strategic and International Studies, 1 augustus 2016.
  23. Steve Beynon, “Biden Says US Must Maintain Small Force in Middle East, Has No Plans for Major Defense Cuts,” Stars and Stripes, 10 september 2020; Kimberly Dozier, “Biden Wants to Keep Special Ops in the Mideast. That Doesn’t Mean More ‘Forever Wars,’ His Adviser Says”, Time, 23 september 2020.
  24. Defense Manpower Data Center, “DoD Personnel, Workforce Reports & Publications.”
  25. Internationaal Instituut voor Vredesonderzoek van Stockholm, “SIPRI Military Expenditure Database”; “U.S. Defense Spending Compared to Other Countries,” Peter G. Peterson Foundation, 13 mei 2020.
  26. Lori Robertson, “Trump’s False Military Equipment Claim,” FactCheck.org, 2 juli 2020.
  27. Salmon and Nichols, “Defense Industry,” Axios.
  28. Aaron Mehta, “The US Brought in $192.3 Billion From Weapon Sales Last Year, Up 13 Percent,” DefenseNews, 8 november 2018; Marcus Weisgerber, “The US Exported Arms Worth $55B in the Past Year,” Defense One, 15 oktober 2019; Vivienne Machi, “Lockheed Martin, Raytheon Lead in FY ’19 Foreign Military Sales,” Defense Daily, 7 oktober 2019.
  29. Seymour Melman, Pentagon Capitalism: The Political Economy of War (New York: McGraw Hill, 1970).
  30. Nia Harris, Cassandra Stimpson, and Ben Freeman, “More Money, Fewer Jobs: the Stubborn Truth About Employment and the Defense Industry,” TomDispatch, 4 augustus 2019.
  31. Joe Gould, “Wat de defensie-industrie ziet en zegt over de verkiezingen,” DefenseNews, 2 november 2020.
  32. Samuel Stebbins en Evan Comen, “Military Spending: 20 Companies Profiting the Most From War,” USA Today, 21 februari 2019; Leslie Josephs en Christina Wilkie, “Boeing CEO Confident in Defense Spending, No matter who Wins the 2020 Election,” CNBC, 29 juli 2020.
  33. Branko Marcetic, “The Making of Joe Biden’s Conservative Democratic Politics,” Jacobin, 22 februari 2020.
  34. Nick Gass, “Biden: I Was Right About Libya,” Politico, 21 juni 2016; Branko Marcetic, “In Last Night’s Debate, Joe Biden Continued Rewriting His History on Foreign Policy,” Jacobin, 15 januari 2020; Branko Marcetic, “Joe Biden Jumped at the Chance to Help George W. Bush Sell the Invasion of Iraq,” Jacobin, 28 februari, 2020.
  35. Beynon, “Biden Says US Must Maintain,” Stars and Stripes.
  36. Angus McDowall en Mohammed Mukhashaf, “V.S. Expedites Arms Shipments to Coalition Bombing Yemen,” Reuters, 7 april 2015.
  37. Jonathan Guyer, “How Biden’s Foreign-Policy Team Got Rich,” American Prospect, 6 juli, 2020; Jonathan Guyer, “What You Need to Know About Tony Blinken,” American Prospect, 23 november 2020; Eric Lipton en Kenneth P. Vogel, “Biden Aides’ Ties to Consulting and Investment Firms Pose Ethics Test,” New York Times, 28 november, 2020.
  38. Antony J. Blinken en Robert Kagan, “‘America First’ Is Only Making the World Worse. Here’s a Better Approach,” Washington Post, 1 januari 2019.
  39. David Halberstam, “The Very Expensive Education of McGeorge Bundy,” Harper’s Magazine, juli 1969; Noam Chomsky, The Backroom Boys (Waukegan, IL: Fontana Press, 1973).
  40. Jonathan Allen, “Meet Jake Sullivan, the Man Behind Hawkish Hillary Clinton’s Foreign Policy,” Vox, 4 september 2015.
  41. Jake Sullivan, “I Was Hillary Clinton’s Chief Foreign-Policy Advisor. And I Have a #MeToo Mea Culpa,” Foreign Policy, 8 december 2017.
  42. Lipton en Vogel, “Biden Aides’ Ties to Consulting.”
  43. Jonathan Guyer, “How a Biden Adviser Got a Gig With Uber,” American Prospect, 8 juli, 2020.
  44. Jake Sullivan, “What Donald Trump and Dick Cheney Got Wrong About America,” Atlantic, januari/februari 2019; Jennifer Harris en Jake Sullivan, “America Needs a New Economic Philosophy. Foreign Policy Experts Can Help,” Foreign Policy, 7 februari 2020.
  45. Guyer, “How a Biden Adviser Got a Gig With Uber.”
  46. Murtaza Hussain, “Controversial Data-Mining Firm Palantir Vanishes from Biden Adviser’s Biography After She Joins Campaign,” Intercept, 27 juni 2020.
  47. Corey Dickstein, “Biden Officially Announces He’s Picked Retired CENTCOM Gen. Lloyd Austin for Defense Secretary, Stars and Stripes, 8 december 2020.
  48. “President-Elect Biden Announces Ambassador William J. Burns as his Nominee for CIA Director,” White House, 11 januari 2021.
  49. Upton Sinclair, I, Candidate for Governor: And How I Got Licked (Berkeley: University of California Press, 1994 [1934]), 109.
  50. Josh Ruebner, “Obama’s Legacy on Israel/Palestine,” Journal of Palestine Studies,” Journal of Palestine Studies 66, no. 1 (2016): 50-64.
  51. “Remarks by President Trump and Prime Minister Netanyahu of the State of Israel in Joint Statements,” White House, 28 januari 2020 (geraadpleegd op 14 december 2020).
  52. Jim Zanotti, “Israël: Background and U.S. Relations in Brief,” Congressional Research Service, 11 september 2020.
  53. Jason Brownlee, Democracy Prevention: The Politics of the US-Egyptian Alliance (New York: Cambridge University Press, 2012).
  54. Neve Gordon, Israel’s Occupation (Berkeley: University of California Press, 2008): 218; B’Tselem, “A Regime of Jewish Supremacy From the Jordan River to the Mediterranean Sea: This Is Apartheid,” januari 2021.
  55. Zie bijvoorbeeld Tamara Cofman Wittes, “Israel Imperiled: Threats to the Jewish State,” Brookings Institution, 19 april 2016.
  56. Joseph R. Biden Jr, “Why America Must Lead Again: Rescuing U.S. Foreign Policy After Trump,” Foreign Affairs, maart/april 2020.
  57. Jeane Kirkpatrick, “Dictatorships and Double Standards,” Commentary Magazine 68, no. 5 (1979): 34-45.
  58. George Orwell, “Politics and the English Language,” Horizon, april 1946; Ido Oren, Our Enemies and US (Ithaca, NY: Cornell University Press, 2003).
  59. Frederick Kempe, “Biden Has a Plan to Rally the World’s Democracies and Tackle Threats Together,” CNBC, 13 september 2020.
  60. Erik Brattberg en Ben Judah, “Forget the G-7, Build the D-10,” Foreign Policy, 10 juni 2020.
  61. Ramaa Vasudevan, “COVID-19 and Dollar Hegemony,” Catalyst 4, nr. 2 (2020): 8-29; Peter S. Goodman, “The Dollar Is Still King. How (in the World) Did That Happen?”, New York Times, 22 februari 2019.
  62. “The World Economy in One Chart: GDP by Country,” howmuch.net (geraadpleegd op 20 december 2020).
  63. Sullivans idee van “gelijkgezinde democratieën” gaat verder in de richting van de vrijemarktideologie dan zelfs het rechtse Freedom House, dat tientallen electorale democratieën aanwijst, waaronder Bolivia en Mexico.
  64. Sinds 1980 zijn de inkomens van de “onderste helft van de volwassen wereldbevolking” aanzienlijk gestegen (grotendeels als gevolg van trends in Azië), terwijl de inkomens van de volgende 49 procent “traag of nihil” zijn geweest en “de bovenste 0,1% evenveel groei heeft gerealiseerd” als de onderste 50 procent. De inkomensverschillen zijn bijzonder groot in de Verenigde Staten, waar de inkomensratio van de top 10 procent ten opzichte van de onderste 10 procent “in elk decennium sinds 1980 is toegenomen tot 12,6 in 2018”. In deze periode steeg het uurloon van de gemiddelde werknemer met amper 12% terwijl de productiviteit met 70% steeg. Facundo Alvaredo, Lucas Chancel, Thomas Piketty, Emmanuel Saez, and Gabriel Zucman (eds.), World Inequality Report 2018, WID.world: 40; Juliana Menasce Horowitz, Ruth Igielnik, and Rakesh Kochhar, “Trends in Income and Wealth Inequality,” Pew Research Center, 9 januari 2020; “The Productivity-Pay Gap”, Economic Policy Institute, juli 2019.