Artikel

Politisering: terug van weggeweest, ook in het sociaal werk

Sociaal werk bevindt zich tussen staat en maatschappelijk kwetsbare burgers. In tijden van crisis en transitie, zoals vandaag, moet het het haar middenpositie scherper bepalen en invullen. Dat daagt uit tot politieke positionering, want noch de overheid, noch de samenleving is een vast bepaald of neutraal terrein.

Het sociaal werk ontwikkelt zich niet in een maatschappelijk vacuüm maar krijgt vorm op de golven van de geschiedenis. De scherpe sociale kwestie als gevolg van het industrieel kapitalisme levert duidelijke sociale beweging op ten aanzien van de dominante disciplinering. De arbeidersbewegingen gebruiken een combinatie van sociale strijd en sociale dienstverlening als hefboom om de krachtsverhoudingen tegenover politieke en economische elites vorm te geven. Geleidelijk aan leidt dit tot het formeel erkennen en inhoudelijk invullen van sociale rechten binnen een verzorgingsstaat in opbouw. Die dynamiek van rechtenuitbreiding wordt voortgestuwd door nieuwe noden en emancipatorische eisen die aan de oppervlakte komen in de jaren ’60 en ’70 van collectieven zoals de vrouwenbeweging, vredesbewegingen, de derdewereldbeweging en milieubewegingen.

Pascal Debruyne is Dr. in de Politieke Wetenschappen. Hij werkt als onderzoeker en lector bij het Kenniscentrum Gezinswetenschappen/Odisee Hogeschool. Hij is voorzitter van Samenlevingsopbouw Gent vzw en Uit De Marge vzw. En actief in het Vlaams Huurdersplatform vzw en Woongift.Gent vzw.

Geprangd tussen de institutionalisering van sociale strijd in bestaande sociale rechten en noden en behoeftes die nieuwe sociale strijd aanporren, houdt het Sociaal Werk sinds die naoorlogse periode een middenpositie tussen staat en maatschappelijk kwetsbare burgers. Dat is vandaag niet anders. In tijden van ‘Grote Transformatie’, om de woorden van Karl Polanyi te gebruiken, waar verschillende crisissen elkaar kruisen – zoals vandaag migratie, economie en klimaat – moet het sociaal werk haar middenpositie scherper bepalen en invullen. Dat daagt uit tot politieke positionering, want noch de overheid, noch de samenleving is een vast bepaald of neutraal terrein. Er worden voortdurend krachtsverhoudingen geproduceerd en gereproduceerd op diverse breuklijnen zoals klasse, ‘kleur’ en verblijfsstatus. Daarom maakt het debat over de politieke opdracht en politisering inherent deel uit van de hedendaagse zoektocht naar ‘Sterk Sociaal Werk’. Zoals de abilitionist Frederick Douglass stelt “Those who profess to favor freedom and yet depreciate agitation, are people who want crops without ploughing the ground. (…) Power concedes nothing without a demand. It never did and it never will.1

Dat debat hangt samen met de vernieuwde belangstelling in het sociale middenveld voor haar politieke opdracht.2 Die aandacht voor (re)politisering van het sociaal werk is in Vlaanderen relatief jong.3 Een paar opvallende voorbeelden. Samenlevingsopbouw besteedde in 2013 aan studiedag aan ‘Politieke ruimte’. Zij stelden vast dat de ruimte voor die politieke opdracht ondanks de uitdrukkelijke verankering in het decreet toch onder druk staat. In datzelfde jaar kreeg de stelling “Het middenveld zal politiek zijn, of zal niet zijn” veel bijval tijdens de trefdag ‘Iedereen politiek’ van Socius, steunpunt van het Vlaamse sociaal-cultureel werk. Nog in juni 2018 schoof ook het Vlaamse jeugdwerkcongres politisering naar voor in de toekomstlijn ‘De kracht van de stem van kinderen en jongeren’.4 Naast deze grote opvallende evenementen bleven de voorbije jaren de vele debatten en discussies over (de)politisering in verschillende praktijken van het sociaal werk erg levendig. Tijdens het congres werd de politieke opdracht van het sociaal werk terug geclaimd. Politisering werd er ook naar voor geschoven als speerpunt voor “sterk sociaal werk” in de toekomst.

Die erkenning voor politisering kwam er niet zonder slag of stoot, maar eerder als reactie op externe en interne druk. De externe druk op het sociaal werk hangt samen met de langdurige economische crisis en de herstructurering van de welvaartsstaat. Na de economische crisis veroorzaakt door (inter)nationale banken die “too big to fail” waren, en de opkomst van een conservatief uiterst rechts nationalisme in de Vlaamse en Belgische politiek komt het sociale middenveld onder toenemende druk te staan. De politieke druk neemt toe wanneer de N-VA gaat dwepen met Theodore Dalrymple die sinds 2004 in het Nederlands taalgebied vooral bekend is geworden door zijn boek Leven aan de onderkant.5 Dalrymple werkte als arts-psychiater in Birmingham in een gevangenis en een ziekenhuis. De ervaringen met zijn patiënten, veelal afkomstig uit achterstandswijken, leverde hem de stof voor een frontale aanval op het dominante denken in de westerse verzorgingsstaten.

De logica van herstructurering van de welvaartsstaat van ‘passieve bescherming’ naar ‘sociale activering’ betekent dat de garantie op sociale rechten dreigt te verschuiven naar de verantwoordelijkheid van het individu en/of zijn omgeving. Wanneer verondersteld wordt dat individuen verantwoordelijk en in staat zijn om goed gebruik te maken van de geboden kansen, volstaat immers een sociaal investeringsbeleid dat individuen versterkt om zelf hun welzijn te realiseren en wordt herverdeling overbodig. Het gevolg van die eenzijdige nadruk op individuele verantwoordelijkheid en inschakeling via de arbeidsmarkt is dat de sociale bescherming voor maatschappelijk kwetsbare groepen afneemt.

Jan Naert is Dr. in de Pedagogische Wetenschappen. Hij werkt als docent en onderzoeker bij de Arteveldehogeschool, richtingen Pedagogiek van het Jonge Kind en Sociaal Werk. Hij is ook gastdocent bij de vakgroep Orthopedagogiek van de UGent. Hij is voorzitter van vzw Lejo, een organisatie die werkt met jongeren in kwetsbare situaties. Daarnaast is hij bestuurder bij Jong Gent in Actie en lid van de Algemene vergadering van de Liga voor Mensenrechten.

We zien dit duidelijk in twee trends: er wordt geen vooruitgang geboekt in de strijd tegen armoede, ook niet als de economie groeit; het armoederisico neemt toe bij werkarme gezinnen.6 Bovendien staan leeflonen steeds meer onder druk van controlemechanismen en worden ze steeds minder een basisrecht. Dit heeft als gevolg dat mensen in kwetsbare situaties constant gekneld geraken tussen overlevingsstrategieën en de toenemende verantwoordingslogica’s vanuit het OCMW. Daarnaast zorgt deze verenging ook voor groepen mensen die niet eens meer beroep kunnen doen op deze tussenkomsten omdat ze niet behoren tot een geijkte doelgroep.

Repolitisering is ook een reactie op een externe druk van ‘beneden’. In een aantal prangende sociale kwesties zien we hoe burgers en hun zelforganisaties mensen organiseren, claims ontwikkelen en het publieke debat opzoeken. Daarbij jagen ze ‘klassieke’ organisaties in het sociaal werk aan. Ze halen ze weg uit hun vertrouwde rol als nuttige dienstverlener en deskundige adviseur. Ze duwen hen in de richting van een vaak minder vertrouwde, verloren gegane publieke opstelling. Zo is het solidariteitsfonds in Gent een voorbeeld van druk van vrijwilligers en individuele burgers die het middenveld tijdens de Coronacrisis mee duwden in een sterkere gerichtheid naar de meest kwetsbare burgers en de precaire noden die zich daar ten volle manifesteerden. De druk ontstond hier enerzijds door zelf lacunes te gaan invullen en anderzijds een sterk collectief appel om de soms statische opdrachtbepaling van organisaties terug open te breken. We zien dergelijke zelforganisaties die als paddenstoelen uit de grond schieten. Ze organiseren huiswerkklassen, sport, juridische hulp of zoeken naar huisvesting voor vluchtelingen. Volgens onderzoeker Elke Plovie maken die informele praktijken duidelijk dat sociaal werkers “zijn doorgeschoten in individuele hulpverlening. Onderweg zijn ze hun politieke opdracht kwijtgeraakt. (…) Door de hoeveelheid cliënten die ze moeten opvolgen, vergeten ze problemen publiek te maken.”7

Naast die externe druk is er ook interne druk. De interne depolitisering onder invloed van technocratische en individualiserende benaderingen binnen het sociaal werk zelf leiden tot scherpe debatten over ‘depolitisering’. Soms werden die debatten gestuwd vanuit bestuurders van organisaties, steunpunten of koepelorganisaties. Ze werden ook geïnspireerd door een sterk aangezwengeld internationaal en academisch debat over de politieke opdracht van sociaal werk.8 Maar evenzeer en soms zeer heftig kwam het initiatief van sociaal werkers zélf. Telkens doken dezelfde vragen op: Zijn we te braaf geworden? Zijn sociaal werkers te veel technische oplossers van sociale problemen geworden? Te veel nuttige beleidsuitvoerder en te weinig luis in de pels? En naast discussie ontstaan er ook een resem nieuwe politiserende praktijken.

Bart van Bouchaute is als lector en onderzoeker verbonden aan de opleiding sociaal werk van de Arteveldehogeschool en coördineert het postgraduaat ‘Politisering in het Sociaal werk’ van de Associatie UGent.

Sindsdien is er in verschillende sectoren een zoektocht naar een werkzaam handelingskader voor politisering in het sociaal werk. Specifiek binnen het jeugdwelzijnswerk organiseert Uit de Marge een traject met vorming en begeleiding van lokale praktijken voor professionals.9 Socius, het steunpunt voor sociaal-cultureel werk, speelt in op de behoefte aan praktijkontwikkeling met het publiceren van inspirerende praktijken, artikelen, met een nieuw handboek over politiserend werken voor de volgende Sociaalwerkconferentie 2022 en met de verdere ontwikkeling van een vormingsaanbod over politiserend werken in en overheen de verschillende domeinen van het werkveld.10 Daarnaast loopt er vanuit SAM, steunpunt voor Mens en Samenleving, een actie-onderzoek onder de noemer “PARKS” in samenwerking met de Vlaamse opleidingen sociaal werk. Dit moet leiden tot een praktijkkader met werkzame elementen voor politiserend sociaal werk. Kortom, er wordt momenteel in Vlaanderen vanuit veel kanten gewerkt aan het vormgeven van politiserend werken in de praktijk.

Op zoek naar de betekenis van politisering voor de praktijk van sociaal werk

Uit die Vlaamse praktijkontwikkeling drijven een aantal discussies boven over de betekenis en aflijning van politisering in het sociaal werk. Het is een delicaat debat, want een benadering of praktijk als ‘niet politiserend’ bestempelen, kan de indruk wekken dat die minder waardevol zou zijn. Met deze bijdrage willen we niet die normatieve toer op gaan. Wel willen we een geargumenteerde stelling innemen tegenover drie invullingen van politisering die volgens ons een doodlopend spoor zijn voor de verdere ontwikkeling van politisering in het sociaal werk:

(1) Politisering als een synoniem voor de klassieke politieke opdracht van het sociaal werk

(2) Politisering als subpolitiek van reflexieve individuen

(3) Politisering als een deliberatief proces in de richting van consensus

Bij onze bespreking van deze drie sporen benaderen we politisering als praktijken die bijdragen tot het publieke meningsverschil over het samenleven. Dat publieke meningsverschil is onlosmakelijk verbonden met de onderliggende machtsverhoudingen en met de gevestigde machtsorde in de samenleving die in vraag wordt gesteld of wordt doorbroken. In processen van politisering worden kwesties publiek gemaakt en komen mensen tot politiek handelen. Politisering draagt dus bij tot de vitaliteit van een democratie.”11

Specifiek voor het sociaal werk krijgt politisering een interessante betekenis. Internationale definities van het sociaal werk gaan uit van mensenrechten als centraal uitgangspunt en zien sociale rechtvaardigheid en bevrijding als belangrijke opdrachten voor het sociaal werk. De definitie van de Internationale Federatie van Sociaal werkers (2010) stelt dat sociaal werk ‘empowerment’ en ‘liberation’ bevordert en gebaseerd is op ‘principles of human rights and social justice’.12 De World Conference on Social Work and Social Development (Hongkong 2010) bevestigt die benadering met als kerndoel ‘to claim/reclaim the priority of “political” action, develop a collective voice for social development, social work practitioners and social work educators. In een toelichting bij de globale definitie in 2014 komen mensenrechten als basis voor de dagelijkse inzet van sociaal werkers zeer sterk naar voor: ‘Advocating and upholding human rights and social justice is the motivation and justification for social work…’.13 Deze internationale definities verhelderen dat het sociaal werk geen technisch-neutrale activiteit is maar een uitgesproken normatief karakter heeft.

Vanuit die normativiteit kunnen sociaal werk praktijken de bestaande verhoudingen en dominante beelden in de samenleving uitdagen. Ze doen dit vanop plaatsen waar bestaande vormen van uitsluiting en onrecht feitelijk aan het licht komen. Denk aan inname van ruimte in stedelijk weefsel die vaak ten koste gaat van kwetsbare groepen, flankeren van vluchtelingen die het recht op menswaardig bestaan opeisen via een hongerstaking of het blootleggen van misbruik op de arbeidsmarkt die steeds meer flexibilisering vraag van mensen in lage loon arbeid. Dit vergt actieve beweging op de plaatsen waar deze uitsluiting zich voordoet. Op die plaatsen kunnen sociaal werkers immers vaststellen hoe mensen en kwesties buiten de marges van de bestaande orde vallen. Maar omdat het sociaal werk ook zelf deel uitmaakt van die bestaande orde, kunnen ook de routines en regels in het sociaal werk zelf van onderuit in vraag worden gesteld. Die specifieke positie en normativiteit geeft politisering een belangrijke betekenis voor praktijken van sociaal werk.

Ook internationaal zien we pleidooien van sociaalwerkonderzoekers als Mel Gray & Stephen Webb, en Iain Ferguson, die stellen dat de terugkeer van “het politieke” in sociaal werk een goede zaak is.14 Vanuit een Angelsakisch perspectief stellen ze het probleem scherp – misschien te scherp in de context van Vlaanderen waar de situatie meer ambigu is: “[M]uch of social work is increasingly in the service of calculative reason which represents the colonisation of the professional task and identity of the social worker. Day-to-day practice is increasingly micromanaged, requiring a social work in which professional values are thinned and atomised, with a risk management and performance culture reigning supreme15 Paul Garrett heeft het over de nood aan het verstevigen van ‘dissenting social work’16, in een antwoord op Chris Maylea die onlangs nogal pamflettair pleitte voor het afschaffen van sociaal werk.17 Kortom, het debat over de politieke en vooral politiserende potentie en opdracht van sociaal werk, leeft.

Politisering: nieuwe verpakking voor klassiek politiek werk?

Maar laat ons beginnen met het eerste doodlopend spoor: de verbreding van politisering tot wat we de klassieke politieke opdracht van het sociaal werk zouden noemen. Dit zien we concreet in drie verschuivingen.

Een eerste verschuiving is die van ‘politisering’ naar de macro-methode van ‘beleidswerk’ in het sociaal werk. De valkuil daarbij is dat er een imaginaire grens wordt getrokken tussen het ‘gewone’ sociaal werk en het ‘politiserende’ werk dat er als een aparte activiteit of een extra laag bovenop komt. Dit kan spelen op het niveau van de werker – ‘op vrijdag werk ik politiserend’ – maar zeker ook breder op het niveau van de organisatie – ‘onze beleidsmedewerker verzorgt onze politiserende opdracht’. Politisering krijgt een apart doelstellingenkader, een aparte strategie met werkers die daar een specifieke rol voor krijgen, en een specifiek methodisch kader. In de praktijk krijgt de beleidsmedewerker een nieuwe jas aangemeten. Die reductie tot een aparte ‘rol’ of ‘methodiek’ trekt politisering weg van de ‘gewone’ praktijken in het sociaal werk. Dit kan ertoe bijdragen dat er net een depolitisering ontstaat. Bijvoorbeeld omdat politisering een marginaal project wordt dat weinig verband houdt met de rest van de organisatie. Of omdat kwesties die opduiken uit de dagelijkse praktijk van hulpverlening of begeleiding niet langer verbonden kunnen worden met discussies en interventies die de eigen organisatie of de bredere samenleving kunnen verstoren.

Een andere verschuiving is de verbreding van ‘politisering’ naar elk mogelijk ‘politiek handelen’ in het sociaal werk. Bijvoorbeeld in een concreet dossier zorgen voor het toekennen van rechten, of achter de schermen lobbyen voor de doelgroep, als expert deelnemen aan een overleg over een kwestie op uitnodiging van de overheid, of een aantal gesignaleerde knelpunten opnemen in het jaarverslag: het zou allemaal politiserend werk zijn. Met die brede omschrijving worden alle mogelijke strategieën en benaderingen van beleidswerk in de container van politisering ondergebracht. Nochtans kunnen we strategieën als lobbywerk of het signaleren van noden aan beleidsmakers niet zomaar ‘politisering’ noemen.18 Deze praktijken missen immers het publieke karakter dat politisering kenmerkt.19 Veel van die signalen situeren zich onder de radar, en komen in het beste geval terecht in signalenbundels die een beleidseffect kunnen hebben, maar geenszins een publiek effect. Het stuurt het gangbare beleid binnen de bestaande orde bij. Hiermee doen we geen afbreuk aan deze strategieën – ze kunnen bijzonder waardevol beleidswerk zijn – alleen zien we geen reden om dit ‘politisering’ te noemen.

Tenslotte is er ook de verwarring van politisering met het concept van discretionaire ruimte. Het begrip discretionaire ruimte werd bekend door de Amerikaanse onderzoeker Michael Lipsky.20 Discretionaire ruimte is de ruimte die professionals krijgen of nemen om binnen de grenzen van de wet of bestaande regels te handelen . Het gaat om handelingen die afwijken van de procedures en regels voorgeschreven door de overheid of het beleid van de organisatie waar ze werken.21 Denk aan de maatschappelijk werker van het OCMW die een erg ruime interpretatie geeft aan “activering” en/of “werkbereidheid”, en zo de mogelijke opties voor de maatschappelijke participatie van de hulpvrager verbreedt. Discretionaire ruimte is op zichzelf niet dé facto politiserend. Ondanks de referentie ernaar van sommige auteurs als “klein politiserend werken”.22

Toch is het vaak belangrijk als opstap naar politisering. Wie als sociaal werker niet weet hoe het complexe rechtenverhaal ineenzit en wat de mogelijke ruimte is om regels om te buigen en te experimenteren met rechteninterpretatie- en implementatie, kan zich niet positioneren. Dit praktische en reflexief experimenteren binnen de discretionaire ruimte kan een opstap vormen om de kwestie collectiever aan te pakken en publiek te maken. Of om zorgvuldig te kunnen inschatten dat bepaalde kwesties beter niet gepolitiseerd worden. In een situatie van onmacht politiserend handelen, kan immers evengoed leiden tot het ondermijnen van rechten: wanneer machtsverhoudingen niet toelaten om strategisch te winnen vanuit en voor de betrokken doelgroepen, bijvoorbeeld voor mensen zonder wettig verblijf. Aangezien politisering altijd vasthangt aan de onderliggende machtsverhoudingen, kan het dus perfect verdedigbaar zijn om binnen de discretionaire ruimte rechten maximaal te verzekeren zonder die kwestie te politiseren

Subpolitiek of prefiguratieve politiek?

Een tweede problematische invulling zien we in de recente aanname van de notie van “subpolitiek” als politiserende strategie.23 Subpolitiek is een nogal abstracte en individualistische term van de socioloog Ullrich Beck, die beschrijft hoe men van onderuit aan politiek doet buiten de geijkte instituties.24 Volgens Beck lopen de bestaande instituties zoals partijen, parlementen maar ook huwelijk en sociale zekerheid vast op de nieuwe risico’s in de laatmoderne samenleving. In de zoektocht naar oplossingen voor ecologische, sociaaleconomische en individualiseringsrisico’s rekent Beck niet langer op collectieve actoren zoals partijen en vakbonden maar op de kracht van ‘reflexieve individuen’.

Door die focus op het handelen van reflexieve individuen verdwijnen collectieve identiteiten en groepen uit beeld. Dat maakt het onmogelijk om de essentie van politiek, namelijk dat de samenleving steeds opnieuw door en vanuit machtsverhoudingen wordt geboetseerd, te begrijpen. Machtsrelaties, gevestigde belangen en sterke lobbygroepen komen in het subpolitieke verhaal weinig naar voor, maar spelen wel degelijk een centrale rol in de vormgeving van de samenleving. Subpolitiek zet sterk in op individualisering van levensstijlkeuzes die men als protestmodus inneemt: de keuze om vegetariër te zijn als een vorm van politiserend handelen. Subpolitiek rekent de veelheid van actoren en meerstemmigheid in het maken van de samenleving in, maar kiest twee “uitwegen” uit die complexiteit: ofwel focust het op reflexieve individuen in de rol van consumenten of bewuste burgers ofwel zet het in op consensusgerichte platformen waar die actoren tot gezamenlijke besluiten komen om met risico’s om te gaan, met het gevaar dat je expertsystemen gaat voornemen op de democratische arena waar democratisch meningsverschil gekanaliseerd wordt.25

Dan wordt subpolitiek een strategie voor depolitisering: in plaats van machtige actoren zoals bedrijven en regeringen ter verantwoording te roepen, aanvaarden en promoten subpolitieke lifestyle-activisten een neoliberaal dogma van individuele verantwoordelijkheid. Het feit dan ze die subpolitiek alleen of collectief beoefenen maakt daarbij geen verschil. Dit voedt de bezorgdheid dat deze vormen van participatie een vorm van ‘exit’ vormen die de democratische ‘stem’ van burgers en de band met het politieke systeem ondermijnt.26 Denk aan de vele volkstuintjes die sterk inzetten op ontmoeting, maar het debat over eigendomsrecht over de publieke ruimte laten liggen of het systeem van voedselproductie en arbeid niet contesteren. Of denk aan de manieren waarop we alternatieve diensten uitbouwen voor kwetsbare psychische mensen, maar geen politieke strategie om het geijkte psychische/psychiatrische hulpaanbod aan te pakken. Om niet te vervallen in de exit-optie, moeten politiserende praktijken de bestaande orde (blijven) uitdagen op plaatsen waar barsten zitten.

In de zoektocht naar strategieën van politisering van onderuit voor het sociaal werk biedt de subpolitieke strategie weinig perspectief. Meer inspiratie vinden we in het concept ‘prefiguratieve politiek.’27 In prefiguratieve praktijken staat het creëren van experimenteren met egalitaire praktijken, democratische ruimtes en alternatieve manieren van omgaan voorop. Die experimenten anticiperen op een toekomstige samenleving die nog niet volledig kan worden gerealiseerd.28 De prefiguratieve strategie heeft heel wat praktijken in het sociaal werk geïnspireerd. In steden groeiden contestatiebewegingen die alternatieve woonpraktijken ontwikkelden. Denk aan het Project Leeggoed van Samenlevingsopbouw Brussel in samenwerking met JES en Pigment: het kraken en tijdelijk collectief bezetten van woningen worden ingezet als aanklacht en direct alternatief voor het uitsluitende woonbeleid. Dergelijke prefiguratieve praktijken zijn plaatsen van hoop opgebouwd door rebelse architecten die bouwen aan een andere samenleving in spé, maar wel lokale praktijk verbinden met de strijd op hogere beleidsniveaus.29

Politisering: zoektocht naar consensus?

Het derde en wellicht meest fundamentele doodlopende spoor is dat naar het consensusdenken over democratie. Die invullling vult politisering in als een deliberatief proces in de richting van een rationele consensus.30 Deze benadering is onderbouwd door het pleidooi van de Duitse filosoof en socioloog Habermas voor ‘communicatieve rationaliteit’ waarin hij voorwaarden en systemen ontwikkelt om via respectvolle discussie tot geldige stellingen te komen.31 Binnen processen van collectieve deliberatie kunnen betrokkenen op een rationele manier de verschillende argumenten voor de aanpak van een publieke kwestie afwegen en tot een consensus komen over wenselijke uitkomsten voor het samenleven. Heel veel praktijken van deliberatie, overlegtafels, co-creatie… in het sociaal werk laten zich inspireren door deze benadering.

De basis van het deliberatieve model is het (tijdelijk) opheffen van machtsongelijkheid en diverse belangenposities. Dit is een aantrekkelijk ideaal, maar stoot onvermijdelijk op de machtsongelijkheid en belangen die langs de achterdeur terug binnenkomen. In de realiteit van een samenleving is het onmogelijk om conflicterende visies en belangen en machtsongelijkheid op te heffen of weg te denken in politiserende praktijken. De centrale notie van ‘het publieke meningsverschil’ in politisering verwijst rechtstreeks naar de onvermijdelijke dissensus over het samenleven binnen een vitale democratie.

Dit werd theoretisch uitgewerkt door het zogenaamde “post-foundationalism”; een gedeelde noemer voor kritische denkers die niet meer geloven in een finale grond voor de democratie. De democratie is nooit af en kan nooit af zijn. Er kan nooit zoiets bestaan als de definitieve, gerealiseerde democratie. Elke ordening van de samenleving is voorlopig en contingent, houdt tekorten en ongelijkheden in, kan altijd aangevochten worden. Politisering is dus eerder een specifieke en schaarse praxis.

Vorm geven aan de samenleving houdt het besef in dat die samenleving altijd al door macht bezet is. In een democratie is “de bezette plaats” van die macht voorlopig en onbepaald. In zijn typische woordgebruik noemt de filosoof Claude Lefort dat “de lege plaats van de macht”32 of met de woorden van denkers als Chantal Mouffe en Ernesto Laclau “het constitutieve buiten”.33 Net omdat er altijd een “lege plaats van de macht” is die niet bezet wordt, is er altijd dissensus en conflict mogelijk. Daarover zijn de meeste denkers het eens. Wat niet betekent dat “politisering” in “de school van postfoundationalism” voor elke auteur hetzelfde betekent. Er is diversiteit in de interpretatie van de oorzaken van depolitisering en over de grond voor politisering zelf. Chantal Mouffe onderbouwt politisering als conflict en dissensus vanuit het “vriend/vijand”-principe dat typisch is voor politieke verhoudingen, maar buigt dat antagonisme om tot “agonisme”.34 Voor de Franse filosoof Jacques Rancière ligt de grond voor de dissensus niet zozeer in een wij-zij antagonisme, maar wel in het inroepen van het principe van de gelijkheid tegen de bestaande orde in die gelijkheid altijd begrenst.35 Slavoj Žižek noemt de bestaande machtsorde een vorm van ‘post-politiek’, die moet doorbroken worden via ‘een politieke Act/interventie’.36 Of met een slogan van mei ’68: “Wees realistisch, en vraag het onmogelijke”. Alain Badiou volgt in dat spoor van “het politieke” als een schaars waarheidsmoment waaraan men trouw blijft.37 Kritisch pedagogen spreken over ‘cultivation of civic courage’38, een stuk in lijn met wat Foucault omschrijft als ‘de moed tot waarheid’ (parrhesia). Cruciaal is dan de vraag ernaar op cruciale momenten binnen de sociaalwerkpraktijk, als fundament voor een emancipatorische politiek.39

Naar een scherpe invulling van politisering in het sociaal werk

Hoewel politieke denkers over “politisering” niet alles delen met elkaar, delen ze wel het idee dat politisering de bestaande organisatie van en idee over de samenleving openbreekt of in vraag stelt. Als politisering echter wordt ingevuld als het werken aan een machtsvrije dialoog in de richting van een consensus, dan verliest het concept haar scherpe inhoud, wat ook impact op de praktijk heeft. “Les mots et les choses” hangen samen. Hetzelfde zien we als subpolitiek van reflexieve individuen al te vanzelfsprekend wordt aangenomen als strategie van politisering omdat het kan leiden tot een depolitiserende ‘exit-politiek’. Als alternatief stelden we voor om terug meer aandacht te besteden aan prefiguratieve politiek voor politiserende praktijken in het sociaal werk. Een derde verwarring zagen we in de gelijkschakeling van politisering met andere concepten voor de politieke opdracht van sociaal werk. Net omdat politisering een specifiek concept is, pleiten we er voor om andere handelingsgerichte concepten zoals ‘beleidswerk’, ‘structureel sociaal werk’, ‘signaalfunctie’ of ‘discretionaire ruimte’ erop af te stellen. Deze concepten staan niet noodzakelijk los van politisering, aangezien politiserend sociaal werk gaat om processen, maar politisering kan er niet toe herleid worden. De Corte ea (2021) verwijzen naar “the tip of the iceberg”, al onderschatten ze dat de top van de ijsberg smelt: politisering ligt politiek meer onder vuur, terwijl andere politieke benaderingen en strategieën worden getolereerd.40

Met onze kritiek op deze drie doodlopende wegen naar politisering in het sociaal werk, willen we de scherpe en wervende betekenis van politisering bevorderen. Want als in politisering het democratische meningsverschil – dat nooit losstaat van discursieve en materiële machtsongelijkheid – centraal staat, dan betekent dit in de context van sociaal werk ook dat dit meningsverschil een specifieke invulling krijgt. De minimumlat is een gepolitiseerde mensenrechtenagenda en het streefdoel is dat er rechtenverkenning, -toekenning en vooral rechtenuitbreiding is voor mensen die nog niet gehoord, gezien en erkend worden binnen de dominante machtsverhoudingen.

Het politiserende in sociaal werk is met andere woorden geen methodisch kader, maar een ideologisch kader. In zijn boek Dissenting Social Work schetst Garrett een voorbeeld van zo’n concrete agenda voor politiserend sociaal werk, wanneer hij thema’s als migratie, global warming of de impact van de coronacrisis linkt aan ongelijkheid.41 Zonder die inzet dreigt politisering een lege doos te worden in het sociaal werk. Of zoals Ferguson stelt: “As a call for a ‘return to politics in social work’, this is a start. It is, however, rather empty. (…) What is the content of that commitment; what is the nature of the revolution we are being asked to support; how do we get from where we are just now to where we want to be; and, not least, quite where does social work fit into all this. Or, as the old American saying has it, ‘Where’s the beef?’42

Footnotes

  1. Frederik Douglass, August 3, 1857, Frederick Douglass delivered a “West India Emancipation” speech at Canandaigua, New York. Background and full speech: https://www.blackpast.org/african-american-history/1857-frederick-douglass-if-there-no-struggle-there-no-progress/
  2. Debruyne, P. & Van Bouchaute, B. (2014). De bestaande orde verstoren. Over de politieke opdracht van het middenveld. Oikos 69, 2/2014, pp. 19-31.
  3. Van Bouchaute, B. & Debaene, R. (2019). Is het sociaal werk te weinig luis in de pels? Sociaal.net, 19 maart 2019. Is het sociaal werk te weinig luis in de pels? — Achtergrond — Sociaal.Net
  4. Achtergrond bij dit congres en bij de krachtlijn politisering is te vinden op de website van dit congres https://jeugdwerkwerkt.be/.
  5. Het boek was in 2001 verschenen onder de titel Life at the Bottom: The Worldview That Makes the Underclass.
  6. Cantillon, B. (2018). De nieuwe ongelijkheidsgolf, gevaren en remedies. Antwerpen: CSB berichten, mei 2018. 
  7. https://sociaal.net/achtergrond/zelforganisatie-geen-excuus-terugtrekkende-overheid/
  8. Vandekinderen, C., Roose, R., Raeymaeckers, P., & Hermans, K. (2019). The DNA of social work as a human rights practice from a frontline social workers’ perspective in Flanders. European Journal of Social Work, 1-13. doi:10.1080/13691457.2019.1663408
  9. www.uitdemarge.be/politiserend-werken/.
  10. Actieplan politiserend sociaal werk (socius.be)
  11. De Corte, J., Arys, L., & Roose, R. (2021). Making the Iceberg Visible Again: Service Delivering Experiences as a Lever for NPOs’ Advocacy Under a Third-Party Government Regime. VOLUNTAS: International Journal of Voluntary and Nonprofit Organizations, 1-10.
  12. Informatie over deze definitie en de ethische principes is te vinden op de website van de International Federation of Social Workers: https://www.ifsw.org/statement-of-ethical-principles/.
  13. https://www.ifsw.org/what-is-social-work/global-definition-of-social-work/.
  14. Ferguson, I. (2009). Where’s the beef? A response to Gray and Webb’s ‘The return of the political in social work’. International Journal of Social Welfare, 18(2), 213-217.
  15. Gray, M., & Webb, S. A. (2009). The return of the political in social work. International Journal of Social Welfare, 18(1), 111-115.
  16. Michael Garrett, P. (2021). ‘A World to Win’: In Defence of (Dissenting) Social Work—A Response to Chris Maylea. The British Journal of Social Work.
  17. Maylea, C. (2021). The end of social work. The British Journal of Social Work, 51(2), 772-789.
  18. https://www.sampol.be/2021/03/sociaal-werkers-zijn-veel-te-stil.
  19. Zie Debruyne en Van Bouchaute, (2021) Als sociaal werk wil bouwen aan een betere wereld, mag ze het grotere plaatje niet vergeten. De kracht van prefiguratieve politiek voor sociaal werk. Sociaal.net –Augustus 2021.
  20. Lipsky, M. (1980). Street-level bureaucracy: dilemmas of the individual in public services, New York: Russel Sage.
  21. https://sociaal.net/achtergrond/een-goede-sociaal-werker-neemt-het-niet-zo-nauw-met-regels/.
  22. Dijkstra, P. en Knevel, J. (2019) Politiseren in het sociaal werk is niet alledaags, sociaal werk wel. 15 Maart 2019. https://www.socialevraagstukken.nl/politiseren-in-het-sociaal-werk-is-niet-alledaags-sociaal-werk-wel/.
  23. Oosterlynck, S., Hertogen, E., & Swerts, T. (2017). De politieke opdracht van het middenveld ter discussie: nieuwe vormen van politisering. CSI Flanders.
  24. Beck, U. (1994). The Reinvention of Politics: Towards a Theory of Reflexive Modernization. In U. Beck, A. Giddens, & S. Lash, Reflexive Modernization. Politics, Tradition and Aesthetics in the Modern Social Order (pp. 1-55). Cambridge: Polity Press.
  25. Swyngedouw, E. (2010). Impossible sustainability and the post-political condition. In Making strategies in spatial planning (pp. 185-205). Dordrecht: Springer.
  26. Michael F. Maniates, 2001. “Individualization: Plant a Tree, Buy a Bike, Save the World?,” Global Environmental Politics, MIT Press, vol. 1(3), pages 31-52, August. & Joost de Moor, Philip Catney & Brian Doherty (2019): What hampers ‘political’ action in environmental alternative action organizations? Exploring the scope for strategic agency under post-political conditions, Social Movement Studies (https://www.cusp.ac.uk/themes/p/jdm-pc-bd-political-action/).
  27. Zie Debruyne en Van Bouchaute, (2021) Als sociaal werk wil bouwen aan een betere wereld, mag ze het grotere plaatje niet vergeten. De kracht van prefiguratieve politiek voor sociaal werk. Sociaal.net –Augustus 2021.
  28. Breines, W. (1989). Community and organization in the New Left 1962-68: The great refusal. New Brunswick, NJ: Rutgers University Press. & Boggs, C. (1977). Marxism, prefigurative communism and the problem of workers’ control. Radical America, 6 (Winter), 99– 122.
  29. Debruyne, P. (2020). Bouwen aan plaatsen van hoop maakt ons tot rebelse architecten. Knack. https://www.knack.be/nieuws/belgie/bouwen-aan-plaatsen-van-hoop-maakt-ons-tot-rebelse-architecten/article-opinion-1581939.html
  30. Oosterlynck, S., Hertogen, E., & Swerts, T. (2017). De politieke opdracht van het middenveld ter discussie: nieuwe vormen van politisering. CSI Flanders.
  31. Habermas, J. (1984). The theory of communicative action. Boston: Beacon.
  32. Lefort, C. (1988). Democracy and Political Theory. 1st ed. London: Polity Press.
  33. Laclau E and Mouffe C (1985) Hegemony and Socialist Strategy. London: Verso.
  34. Chantal Mouffe pleit voor een verschuiving van dit vriend/vijand-principe dat ze antagonistisch noemt waarbij men elkaar uitschakelt, naar een ‘agonisme’ tussen ideologische tegenstanders binnen een gedeelde democratische ruimte. Ondertussen is deze strategie ook bekend als “agonistische politiek”. Politiserend handelen komt, op basis van deze agonistische politiek, in de praktijk tot stand vanuit tegenspraak en contestatiepraktijk. Zie Mouffe, C. (2008). Over het politieke. Kampen/Kapellen: Klement/Pelckmans.
  35. Rancière beroept zich op de onvoorwaardelijke gelijkheid van ieder van ons als sprekende (en dus politieke) wezens. (Rancière, J. (2007). Aux bords du politique. Paris: Gallimard.) Elke bestaande orde (wat hij ‘la police’ noemt) houdt immers onvermijdelijk ongelijkheid in. Bovendien wordt die systematische organisatie en naturalisatie van ongelijkheid als de normale samenlevingstoestand beschouwt. De dissensus houdt in dat iedereen op gelijk welk moment die bestaande orde kan bevragen en verstoren als gelijke aan om het even wie. Het moment van politisering is dus de ontmoetingsplaats tussen politiek – handelen op basis van het democratische principe – en ‘police’ – de bestaande orde. In zijn complexe verwoording: het plaatsen van twee werelden in één en dezelfde wereld’, waarin “een deel van degenen die geen deel hebben”, zichzelf presenteert als een unieke belichaming van universaliteit. (Rancière, J. (2007). De onwetende meester. Vijf lessen over intellectuele emancipatie. Leuven: Acco; Rancière, J. (2010). Dissensus: On politics and aesthetics. Bloomsbury Publishing. P. 69)) Wie meespreekt, doet dit niet enkel vanuit het particuliere belang van de eigen persoon of groep, maar doet een universele claim: hij of zij wil kunnen meespreken over hoe we onze samenleving vorm geven als gelijke aan om het even wie. Rancière, J. (1995). La mésentente. Politique et philosophie. Paris: Galilée ; Rancière, J. (2005). La haine de la démocratie. Paris: La fabrique.
  36. Tegenover de postpolitieke reductie van de realiteit, is een politieke handeling er volgens Zizek op gericht om ‘de parameters zelf te veranderen van wat in de bestaande constellatie als mogelijk wordt beschouwd’. Žižek, S. (1999). The ticklish subject: The absent centre of political ontology. Verso. P. 237).
  37. Zoals Badiou stelt: “It is a question probably of a new form of courage. We have to create the real possibility of our fiction, certainly. Create the real possibility of our fiction which is a generic fiction in a new form, the new localisation is probably a question of a new political courage. The question of finding the fiction is a question of justice and hope, of representation finally” (Badiou, A. (2005). Politics a nonexpressive dialectic. blog. urbanomic.com/sphaleotas/archives/badiou-politics.pdf: P. 13) En ook Badiou, A. (2008). The Communist Hypothesis. New Left Review, 37: 41.
  38. Kincheloe, J. L. (2008). Knowledge and Critical Pedagogy: An Introduction (Vol. 1): Springer.
  39. Gray, M., & Webb, S. A. (2009). The return of the political in social work. International Journal of Social Welfare, 18(1), 111-115.
  40. De Corte, J., Arys, L., & Roose, R. (2021). Making the Iceberg Visible Again: Service Delivering Experiences as a Lever for NPOs’ Advocacy Under a Third-Party Government Regime. VOLUNTAS: International Journal of Voluntary and Nonprofit Organizations, 1-10.
  41. Garrett, P., M. (2021). ‘A World to Win’: In Defence of (Dissenting) Social Work—A Response to Chris Maylea. The British Journal of Social Work
  42. Ferguson, I. (2009). Where’s the beef? A response to Gray and Webb’s ‘The return of the political in social work’. International Journal of Social Welfare, 18(2), 213-217