Onderzoekster internationaal recht Maha Abdallah beschouwt de humanitaire, juridische en politieke kanten van de genocidezaak aangespannen door Zuid-Afrika tegen Israël. Ze fileert het verzoekschrift en de pleidooien evenals de maatregelen die het Hof al aan Israël heeft opgelegd.
Welke zijn de hoofdpunten van de klacht die Zuid-Afrika op 29 december 2023 heeft ingediend bij het Internationaal Gerechtshof tegen Israël wegens genocide?
De klacht van Zuid-Afrika beroept zich op het Verdrag ter voorkoming en bestraffing van genocide van 1948 (Genocideverdrag). In zijn klacht beweert Zuid-Afrika dat de handelingen en de nalatigheid van Israël tijdens zijn agressie tegen de 2,3 miljoen Palestijnen in de Gazastrook sinds oktober 2023 een genocidaal karakter hebben. Zuid-Afrika stelt negen vorderingen in tegen Israël wegens schending van zijn verplichtingen volgens het Genocideverdrag.
De claims gaan van het niet voorkomen van genocide, het plegen van genocide, samenzwering tot het plegen van genocide, het rechtstreeks en publiekelijk aanzetten tot genocide, pogingen tot het plegen van genocide, het niet bestraffen van genocide, samenzwering tot het plegen van genocide, aanzetten tot genocide, poging tot genocide en medeplichtigheid aan genocide, niet in de nodige wetgeving voorzien om het Verdrag in eigen land uit te voeren en effectieve straffen in te stellen voor relevante schendingen, tot het niet toestaan en belemmeren van de toegang van internationale instanties om onafhankelijk onderzoek te doen en bewijsmateriaal te verzamelen.
Deze aanklachten houden verband met het gedrag en de retoriek van Israël sinds 7 oktober 2023. De genocidale daden die Zuid-Afrika in de aanvraag opsomtbetreffen: het op grote schaal en in groten getale doden van Palestijnen, hetzij als gevolg van de onophoudelijke bombardementen, hetzij als gevolg van de belegering; het toebrengen van ernstig lichamelijk letsel, waarbij melding wordt gemaakt van meer dan 55.000 gewonden van wie velen langdurige of blijvende gevolgen zullen ondervinden; ernstig geestelijk letsel en trauma; ontmenselijking; massale uitdrijving en ontheemding die plaatsvinden in een omgeving tot doel heeft de vernietiging van de Palestijnen in Gaza teweeg te brengen; het opzettelijk onthouden van voldoende voedsel, water, schuilplaatsen, kleding, hygiëne en sanitaire voorzieningen, medische benodigdheden en hulp door de opgelegde totale belegering; de vernietiging van het leven van Palestijnen – door herhaaldelijk culturele, historische, religieuze en onderwijslocaties en dergelijke als doelwit te kiezen en te vernietigen – evenals de veroorzaakte milieuschade en ecologische catastrofe; en tot slot de maatregelen die Israël oplegt aan Palestijnse vrouwen en kinderen in Gaza met de bedoeling om geboortes te voorkomen.
Welke spoedmaatregelen eist Zuid-Afrika?
Zuid-Afrika verzoekt het Hof dringend negen voorlopige maatregelen aan te duiden. In het bijzonder dringt Zuid-Afrika er bij het Hof op aan om Israël de opdracht te geven zijn militaire operaties in en tegen de Gazastrook op te schorten. Het verzoek aan het Hof om de aanvallen op burgers te stoppen is vooral belangrijk omdat de VN-Veiligheidsraad opzettelijk en herhaaldelijk heeft nagelaten op te roepen tot een staakt-het-vuren voor onbepaalde tijd – dat duizenden levens zou hebben gespaard en de Palestijnen in Gaza een maximum bescherming had kunnen bieden. Het zal niemand verbazen dat het vetorecht van de Verenigde Staten een internationale bindende oproep tot een staakt-het-vuren brutaal heeft verhinderd. Zo werden de imperialistische en neokoloniale aard van deze instellingen verder geïllustreerd alsook de noodzaak tot hervorming, indien we nog steeds het belang erkennen van een wereldorde.
Het vetorecht van de Verenigde Staten heeft een internationale bindende oproep tot een staakt-het-vuren brutaal verhinderd.
Het verzoek aan het Hof om op te roepen tot beëindiging van de agressie is des te relevanter om te voorkomen dat landen als de Verenigde Staten, Duitsland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk (om er maar een paar te noemen) Israël blijven steunen met militair materieel en andere vormen van materiële en financiële steun die de ontmenselijking en genadeloze afslachting van Palestijnen verder mogelijk maken.
Belangrijk hierbij is ook op te merken dat het Hof, om deze of dergelijke voorlopige maatregelen (bevelen) uit te vaardigen, niet hoeft te beslissen of Israël inderdaad wordt beschuldigd van genocidaal handelen en nalatigheid in deze zaak. Het kan jaren duren voordat het Hof hierover oordeelt, vooral omdat het bij een genocidemisdrijf moeilijk is om aan te tonen dat de dader de intentie had om een groep mensen (in dit geval Palestijnen in Gaza) geheel of gedeeltelijk te vernietigen.
Wat voor een rechtbank is het Internationaal Gerechtshof? En wat zijn de mogelijke gevolgen voor Israël?
Het Internationaal Gerechtshof is het belangrijkste gerechtelijke orgaan van de Verenigde Naties. Het beslecht juridische geschillen tussen staten wanneer deze aan het Hof worden voorgelegd – zoals de zaak Zuid-Afrika versus Israël – en zijn uitspraken zijn juridisch bindend voor staten. Het geeft ook adviezen over juridische kwesties wanneer die worden gevraagd of doorverwezen door de organen van de Verenigde Naties, maar deze zijn niet juridisch bindend. Het Hof bestaat uit 15 rechters die worden gekozen door de Algemene Vergadering en de Veiligheidsraad van de VN. Welke voorlopige maatregelen het Hof Israël ook beveelt en wat de uitspraak in de toekomst ook zal zijn, Israël is verplicht deze na te komen. Gezien Israëls staat van dienst als het gaat om het negeren van bindende en niet-bindende VN-resoluties, is het zeer waarschijnlijk dat dit niet zal gebeuren. Premier Benjamin Netanyahu heeft zelfs al gezegd dat “niemand [Israël] zal tegenhouden – niet Den Haag” of anderen, bij het bereiken van zijn doelstellingen; d.w.z. het vernietigen van de Gazastrook.
Wat is u opgevallen in de pleidooien van de advocaten van Zuid-Afrika tijdens de hoorzittingen van 11 en 12 januari? En in de reactie van Israël?
Het advocatenteam dat Zuid-Afrika vertegenwoordigt heeft opmerkelijk werk geleverd door een goed gedocumenteerde en goed geschreven klacht in te dienen bij het Hof, en door de zaak mondeling toe te lichten tijdens de zitting. Hun argumenten waren duidelijk geformuleerd, op basis van beschikbare informatie, feiten en bewijzen en geanalyseerd binnen het kader van het Genocideverdrag en de relevante wetgeving.
Het hoeft geen betoog dat de intentie van Israël om de Palestijnen in Gaza te vernietigen de afgelopen vier maanden breedvoerig, publiekelijk en herhaaldelijk is vermeld, namelijk door de president, de premier en andere ministers, maar ook door legergeneraals, soldaten, beleidsmakers en de bredere Israëlische samenleving. Er zijn honderden zulke verklaringen die wijzen op Israëls intentie om Gaza te vernietigen, tot puin te herleiden, niemand of niets ongedeerd te laten, samen met pure ontmenselijking van alles en iedereen die Palestijns is.
Volgens de klacht maken de genocidale daden van Israël “onvermijdelijk deel uit van een continuüm”. Inderdaad, genocide is een proces en geen gebeurtenis.
Verschillende organen en vertegenwoordigers van de Verenigde Naties hebben Israël gewaarschuwd voor de verwoestende, catastrofale gevolgen voor honderdduizenden Palestijnen, als gevolg van de herhaalde “evacuatiebevelen” en de totale belegering die werd opgelegd te midden van niet aflatende bombardementen vanuit de lucht, over land en over zee. Israël kan niet beweren dat het niet op de hoogte was van de catastrofe die zijn beleid en gedrag zouden toebrengen aan de bevolking van Gaza. De waarschuwingen voor en risico’s op genocide zijn herhaaldelijk geuit aan het adres van zowel Israël als de internationale gemeenschap, maar het lijkt erop dat de vermeende claim van nationale zelfverdediging geen menselijke, morele of juridische grenzen kent voor Israël en zijn bondgenoten in de Verenigde Staten en Europa.
De eisen van Zuid-Afrika zijn goed te plaatsen in de context van 75 jaar kolonisatie, militaire bezetting en apartheid, die het Palestijnse volk het recht op zelfbeschikking hebben ontzegd. De aanklacht erkent verder dat de huidige agressie tegen Gaza in de context van 16 jaar opsluiting te land, te lucht en ter zee, Gaza al ongeschikt heeft gemaakt voor menselijke bewoning. Dit is een belangrijke vaststelling, niet alleen om politieke en morele redenen. Het is een erkenning van Israëls decennialange systematische vervolging, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid tegen het Palestijnse volk teneinde hen te verwijderen, uit te schakelen en te vernietigen.
De bevestiging in de klacht van Israëls onteigening, institutionele discriminatie en apartheid tegen Palestijnen dient als bewijs voor het voorbereidend werk van de misdaad van genocide waarvan Israël wordt beschuldigd voor het Hof. Zoals de klacht terecht stelt, maken de genocidale daden van Israël tegen de Palestijnen in Gaza “onvermijdelijk deel uit van een continuüm”. Inderdaad, genocide is een proces en geen gebeurtenis. In december 2023 zei de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN in een toespraak ter herdenking van 75 jaar Genocideverdrag: “In werkelijkheid wordt genocide nooit ontketend zonder waarschuwing. Het is altijd de apotheose van ernstige mensenrechtenschendingen: identificeerbare vormen van systematische discriminatie – op basis van ras, etniciteit, religie of andere kenmerken – die zijn genegeerd.” De internationale gemeenschap heeft er vrijwillig voor gekozen om deze waarschuwingen te negeren en zo heeft ze het probleem al meer dan 100 jaar erger gemaakt .
De volgende dag concentreerde het team van advocaten dat Israël vertegenwoordigde zich op de te verwachten argumenten van “zelfverdediging”, die de advocaten van Zuid-Afrika al hadden weerlegd. Israël verwees vaker naar Hamas dan naar het internationaal recht. Israëls advocaten leverden verder onvolledige en valse informatie, vooral met betrekking tot het gedrag van het leger in humanitaire aangelegenheden te midden van de catastrofe die Israël heeft veroorzaakt bij de Palestijnen in Gaza. Ze volgden een voorspelbare tactiek: het begripsvermogen en de kennis van mensen ondermijnen om hen te overtuigen met gebrekkige argumenten.
Wat heeft het Internationaal Gerechtshof besloten op 26 januari?
Op vrijdag 26 januari 2024 heeft het Internationaal Gerechtshof vastgesteld dat het aannemelijk is dat Israël genocide pleegt op de 2,3 miljoen Palestijnen in de Gazastrook. De Palestijnen daar vormen een integraal deel van het Palestijnse volk als afzonderlijke groep onder internationaal recht.
Daarom, en in het licht van de eisen en verzoeken van Zuid-Afrika, besliste het Hof juridisch bindende voorlopige maatregelen aan Israël op te leggen. Het Hof beval dat Israël er alles aan moet doen om genocidale handelingen (zoals opgesomd in artikel 2 van het Genocideverdrag) door zijn troepen te voorkomen. Het Hof beval Israël verder onmiddellijke en effectieve maatregelen te nemen om de verstrekking van dringend noodzakelijke basisvoorzieningen en humanitaire hulp mogelijk te maken. Daarnaast beval het Hof Israël om het rechtstreeks en publiekelijk aanzetten tot genocide te voorkomen en te bestraffen en om de vernietiging van relevant bewijsmateriaal te voorkomen en te zorgen voor het behoud hiervan. Het Hof verplichtte Israël ook om binnen een maand verslag uit te brengen over de uitvoering van deze voorlopige maatregelen.
Het Hof erkende duidelijk de urgentie van de situatie (het kwam slechts twee weken na de mondelinge hoorzitting al met voorlopige maatregelen), maar liet na om Israël expliciet te bevelen zijn militaire operaties tegen Gaza te stoppen. In de praktijk kan het bevel tot het voorzien in basisvoorzieningen niet worden uitgevoerd zonder dat de aanvallen worden beëindigd. Maar gezien de ernst van de situatie (het overleven van meer dan twee miljoen mensen en het bestaan van een heel volk staan op het spel) waren velen teleurgesteld met een louter impliciet karakter van de oproep tot een staakt-het-vuren.
Israëls advocaten leverden verder onvolledige en valse informatie, vooral met betrekking tot het gedrag van het leger in humanitaire aangelegenheden.
De voorlopige maatregelen van het Hof zijn ook van belang voor de internationale gemeenschap van staten, die de uitvoering en naleving ervan door Israël dienen te verzekeren. De staten zelf moeten zich dus ook houden aan de beslissing van het Hof. Op het moment dat het wereldtribunaal de acties van Israël in Gaza mogelijk als genocide beschouwt, worden de wettelijke verplichtingen van staten onmiddellijk in werking gesteld, als betrokken partijen bij de Genocideconventie en onder het internationaal gewoonterecht.
Dergelijke verbintenissen omvatten de plicht om genocide te voorkomen en te onderdrukken en om ervoor te zorgen dat de staten niet bijdragen aan genocidale handelingen en nalatigheden – direct of indirect. Staten, in het bijzonder staten die wapens, materiaal en financiële steun aan Israël leveren, hebben hiermee een waarschuwing gekregen voor mogelijke medeplichtigheid aan genocide en de bijbehorende juridische gevolgen. Mocht Israël niet wordt behandeld als de uitzondering die boven de wet en morele waarde staat, zouden zijn aanhangers, vertegenwoordigd door de Verenigde Staten en Europa, al lang van discours en beleid zijn veranderd. Zeker toen het Hof vrijdag het bevel gaf om medeplichtigheid en betrokkenheid te vermijden wanneer er een duidelijk risico van genocide bestaat.
Ze zouden al lang manieren hebben gevonden om onmiddellijk doch veel te laat een einde te maken aan Israëls genocidale agressie tegen Gaza, door middel van effectieve middelen (niet enkel met verklaringen, die vaak in tegenspraak zijn met hun acties en beleid). Op zijn minst zouden deze staten hun militaire bijdragen en diplomatieke steun aan Israël hebben kunnen opschorten na een dergelijk bevel. In plaats daarvan grijpen Israël en zijn aanhangers elke gelegenheid aan om de genocidecampagne tegen de Palestijnen als geheel voort te zetten, of dat nu in Gaza, Jenin of vluchtelingenkampen in ballingschap gebeurt. Het feit dat veel staten hun financiering aan UNRWA (een agentschap van de Verenigde Naties dat essentiële diensten verleent aan miljoenen Palestijnse vluchtelingen) kort na de uitspraak van het ICJ stopzetten, is maar een van de vele voorbeelden van de pogingen om de Palestijnse zaak en het Palestijnse volk uit te wissen.
Israël is een koloniaal zionistisch project waarvan het volledige bestaan gebaseerd is op het verwijderen en het uitroeien van het Palestijnse volk. In deze eerste omstreden zaak wordt het land eindelijk onderzocht voor genocide door het hoogste internationale gerechtshof. Het bevel van het Hof kan het begin zijn van een lang proces van ontmanteling van de algemene straffeloosheid die Israël en de westerse imperiale machten lange tijd hebben genoten door onder meer het internationaal recht naar hun hand te zetten om hun hegemonie te handhaven. Het is echt de hoogste tijd om een einde te maken aan deze totale straffeloosheid voor Israël, dat zijn wreedheden tegen Palestijnen steeds verder drijft als onderdeel van de realisatie van het koloniale zionistische project dat openlijk streeft naar het verwijderen en elimineren van het Palestijnse volk. Laten we niet vergeten dat Ben Gurion, de eerste premier van Israël, in 1937 schreef dat de “Arabieren zullen moeten opkrassen, maar we hebben een geschikt moment nodig om dit uit te voeren, zoals een oorlog”.
Waarom kwam dit initiatief van Zuid-Afrika? En hoe moeten we de steun en non-steun van andere landen op geopolitiek niveau begrijpen?
Zuid-Afrika – zijn politieke leiders en bevolking – heeft lange tijd voorop gelopen in de ondersteuning van de Palestijnse strijd voor bevrijding en gerechtigheid. Het lijdt geen twijfel dat zijn eigen strijd voor bevrijding en zijn verzet tegen kolonisatie en apartheid tijdens verschillende historische periodes zijn rol en verantwoordelijkheid ten aanzien van mensenrechten, vrijheden en gerechtigheid voor de wereldgemeenschap en binnen de beschikbare internationale gerechtelijke mechanismen hebben geïnspireerd, vorm gegeven en gedefinieerd.
Naast Zuid-Afrika hebben meer dan 100 staten de zaak van Zuid-Afrika toegejuicht en/of gesteund en/of er positief op gereageerd, waaronder Maleisië, Jordanië, Turkije, de Malediven, Bolivië, Venezuela, Pakistan, Bangladesh, Namibië, Nicaragua, Iran, Brazilië, Colombia, Libanon, Algerije, Cuba, Chili, Irak en België. België verbond zich ertoe het Hof volledig te zullen steunen, zijn beslissingen en beschikkingen.
Staten die wapens leveren aan Israël kregen hiermee een waarschuwing voor mogelijke medeplichtigheid aan genocide.
Enkele andere landen hebben relatief neutrale standpunten ingenomen, bijvoorbeeld door te verklaren dat ze de zaak volgen, hun vertrouwen in de rechtsstaat herbevestigen en het Hof krachtig steunen, zoals Slovenië, Finland en Costa Rica, zonder een standpunt in te nemen over de zaak zelf of over de verdiensten ervan. Canada en Australië gaven verklaringen uit waarin ze aangaven alleen het Hof te steunen en niet de zaak, terwijl Frankrijk een wisselend standpunt verkondigde maar volhield dat Israël geen genocide pleegt en niet als zodanig aangeklaagd moet worden. Luxemburg zei dat het de procedure niet steunt omdat ze “vrienden van de vrede” zijn. Hoe kan er vrede zijn zonder gerechtigheid, zou je je kunnen afvragen?
Natuurlijk hebben het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Hongarije, Tsjechië, Oostenrijk, de Verenigde Staten en enkele andere landen de zaak volledig verworpen. Duitsland heeft zelfs al aangegeven dat het zal tussenkomen om Israël te verdedigen. Staten kunnen alleen tussenbeide komen als het Hof hen daarom vraagt.
De uiteenlopende posities van staten in het mondiale Zuiden tegenover die in het Noorden zijn grotendeels een gevolg van hun verleden als onderdrukte en gekoloniseerde naties of volkeren. Sommigen werden zelf al onderworpen aan praktijken van uitroeiing en genocide. Hun reactie is waarschijnlijk ook heel erg ingegeven door hun frustratie over het internationale systeem. Daarbij rijst de vraag in hoeverre dat systeem hen werkelijk rechtvaardigheid en een echt vrij en waardig bestaan kan garanderen, ver weg van alle vormen van kolonialisme en imperialisme.
Het globale Zuiden zet zijn revolutie voort om het machtsevenwicht te doen kantelen, ook binnen het internationale wettelijk kader.
Het mondiale Zuiden zet zijn revolutie voort om het machtsevenwicht te doen kantelen, ook in de sfeer van het internationale wettelijk kader. Ze doen dit door moedig hun onwil te laten blijken om eeuwenoud onrecht nog langer te tolereren en de dubbele standaarden van de Westerse staten aan de kaak te stellen. Namibië verwoordde dit het best door Duitsland te herinneren aan zijn eerste genocide in de 20ste eeuw tegen Namibiërs, en vraagtekens te zetten bij hun engagement bij het Genocideverdrag, nu ze openlijk en hardnekkig een nieuwe genocide tegen Palestijnen steunen. Daarom is de huidige zaak voor het Internationaal Gerechtshof niet alleen een lakmoesproef voor het Palestijnse volk, maar voor het ganse internationale systeem en het internationale rechtskader. Of het erin slaagt trouw te blijven aan zichzelf in het belang van de hele mensheid – ongeacht geografische locatie, ras, etniciteit, kleur of anderszins – moet nog blijken.
Hoe kunnen we dit initiatief vanuit België versterken en hoe kunnen we solidariteit met het Palestijnse volk versterken?
De mobilisatie op verschillende fronten, op straat, aan universiteiten en in de het middenveld, heeft zijn impact niet gemist. Geleidelijk aan werd het officiële Belgische standpunt meer aanvaardbaar, in overeenstemming met de bijhorende plichten onder internationaal recht in een dergelijke context. België heeft bij verschillende gelegenheden opgeroepen tot een staakt-het-vuren en ook de grootschalige vernielingen en moorden in Gaza aan de kaak gesteld. Verder bevestigde België zijn steun voor het ICJ en zegde toe de beslissingen van het Hof volledig te zullen ondersteunen. België heeft ook verklaard zijn steun voor het UNWRA te verlengen. Kort daarna heeft Israël het gebouw in Gaza van de Belgian Agency for Development Cooperation (Enabel) gebombardeerd en volledig vernietigd.
Maar ondanks die toewijding van België aan het internationaal recht, worden tot op de dag van vandaag de havens en het luchtruim van België nog altijd gebruikt voor het vervoer van wapens naar Israël – dezelfde wapens, uitrusting en materieel die de Israëlische strijdkrachten gebruiken om Palestijnen neer te schieten, te doden en te verminken in de Gazastrook, op de Westelijke Jordaanoever, met inbegrip van Jeruzalem, en overal in Palestina. Dit moeten we een halt toeroepen. Het gaat hier niet alleen om moraliteit, maar ook om het vermijden van elke aansprakelijkheid voor betrokkenheid of mogelijke medeplichtigheid aan de overvloedige schendingen, ernstige inbreuken en internationale misdaden die Israël begaat.
Zeker nu het voorzitter wordt van de Europese Raad, kan België het Europese blok aanzetten tot een gestandaardiseerde toepassing van het internationaal recht.
Vooral nu het voorzitter is van de Raad van de Europese Unie, kan België het Europese blok inspireren tot een gestandaardiseerde toepassing van het internationaal recht en het nakomen van alle relevante verplichtingen onder internationaal recht voor derde staten in geval van langdurige militaire bezetting, apartheid en genocide. België moet het goede voorbeeld geven en de gepaste tegenmaatregelen nemen: een uitgebreid militair embargo opleggen tegen Israël, economische sancties opleggen en ervoor zorgen dat het land niet rechtstreeks of onrechtstreeks bijdraagt – financieel, materieel of politiek – tot ernstige schendingen en internationale misdaden. Tegelijk moet België zijn steun aan het ICJ en het Internationaal Strafhof (ICC) blijven uitbreiden. België heeft de plicht om genocide te voorkomen en te beëindigen, evenals andere verboden en misdaden onder internationaal recht die ze moet aanpakken.