Le Monde Diplo

Oekraïne en zijn valse vrienden

Pierre Rimbert

—3 november 2022

Om zich tegen de Russische agressie te verdedigen, is Oekraïne afhankelijk van Europese steun. Maar die komt tegen een politieke prijs. Analyse uit Le Monde diplomatique.

Pierre Rimbert is socioloog en journalist bij Le Monde diplomatique. Hij schreef mee aan het scenario van de film Les nouveaux chiens de garde (De nieuwe waakhonden), gebaseerd op het essay van Serge Halimi over mediakritiek. Van zijn hand is ook Libération, de Sartre à Rothschild (2005, Liber-Raisons d’agir).

Referenda in de bezette gebieden, dreiging met kernwapens, gedeeltelijke mobilisatie: het Russische antwoord op de Oekraïense tegenoffensieven – met westerse wapens – is escalatie. Sommige EU-staten, die in feite mee oorlog voeren, brengen een beproefd project weer in stelling: Oekraïne verankeren in het Westen en er een proeftuin van delokalisering van maken.

Net als berichtjes over rugpijn en het weer wordt om de haverklap ook weer het “einde van de globalisering” opgepikt. Na de aanslagen van 11 september 2001 verklaarden essayisten en journalisten de mondiale liberalisering dood. Dat deden ze opnieuw met de financiële crisis van 2008, en nog maar eens tijdens de eurocrisis medio 2010. Met de wereldwijde chaos in de toeleveringsketens als gevolg van het anti-COVID-19-beleid, de toenemende Chinees-Amerikaanse spanningen, de oorlog in Oekraïne en de energiecrisis is het uur geslagen voor een nieuw post-mortemrapport.

De gerechtsdokter van dienst is nu Larry Fink, voorzitter en CEO van het beleggingsfonds BlackRock. “De Russische invasie heeft een einde gemaakt aan de globalisering van de voorbije drie decennia”, schreef hij op 24 maart in zijn jaarlijkse brief aan de aandeelhouders. Meer was er niet nodig voor een internationale stortvloed van artikelen over “deglobalisering”, herlokalisering, “de-multilateralisme”, de terugkeer van het protectionisme enzovoort, die als een koude douche neerplensde op de afgevaardigden van het World Economic Forum eind mei in Davos. Hoe kunnen we ditmaal de feniks doen herrijzen en aanpassen aan een ontvlambare geopolitieke context?

De globalisering van de jaren 2000 zou inclusief zijn: de architecten ervan lieten China (in 2001) en zelfs Rusland (in 2012) toe tot de Wereldhandelsorganisatie in de overtuiging dat wederzijdse economische afhankelijkheid die ideologisch misvormde partners enige beschaving zou bijbrengen. “Twee landen die elk een McDonald’s herbergen zijn nooit met elkaar in oorlog geweest”, stelde essayist Thomas Friedman in 1996.1 Goed geprobeerd, maar niet geslaagd. We zullen dus wat selectiever te werk gaan. Delokaliseren, ja, maar onder vrienden. Zo’n briljant idee kan toch alleen een Engelse naam krijgen: friendshoring, in tegenstelling tot offshoring, dat verwijst naar de traditionele delokalisering. In een rapport van het Witte Huis van juni 2021 werd friendshoring voorgesteld als remedie tegen de stuiptrekkingen van de internationale handel.2

Reeds vóór zijn eigen integratie in de Europese Unie in 2004 pleitte Polen voor de integratie van Oekraïne.

Het heeft ook invloedrijke voorvechters. “Laten we de economische integratie verdiepen”, pleitte de Amerikaanse minister van Financiën Janet Yellen op 13 april 2022, “maar alleen met landen waarop we kunnen rekenen.” Rusland, zo verklaarde zij tijdens een bezoek aan Zuid-Korea op 19 juli, “heeft zich economisch heel goed geïntegreerd” en moet daarom worden geïsoleerd. Bovendien “kunnen we niet toestaan dat landen als China hun marktpositie op het gebied van grondstoffen, technologieën of belangrijke producten gebruiken om onze economie te ontwrichten of ongewenste geopolitieke invloed uit te oefenen”. Daarom moeten we “handelsintegratie op een moderne manier aanpakken door met die ongemakken rekening te houden (…) in plaats van ons uitsluitend op de kosten te richten”.

Ook de president van de Europese Centrale Bank (ECB), Christine Lagarde, is een groot voorstander. Onderlinge afhankelijkheid, gaf zij toe op een conferentie in Washington, “kan snel omslaan in kwetsbaarheid als de geopolitiek verandert en landen met andere strategische doelstellingen dan de onze riskantere handelspartners worden”.3 Om dit schrikbeeld te bedwingen is volgens mevrouw Lagarde een meer geregionaliseerde aanpak nodig.

Maar vanuit dit perspectief lijken de mogelijkheden van het concept friendshoring veeleer beperkt: In Europa, Amerika en Azië schieten al tientallen jaren regionale vrijhandelszones als paddenstoelen uit de grond.4 Is de Europese Economische Gemeenschap niet gebaseerd op een almaar grotere douane-unie? De voorbije vijftien jaar heeft Brussel de deugden geprezen van delocalisering naar een groot land aan zijn grenzen, dat beschikt over geschoolde en goedkope arbeidskrachten, maar geplaagd wordt door corruptie en gebukt gaat onder een rechtssysteem dat naar Europese maatstaven achtergesteld kan genoemd worden: Oekraïne.

Friendshoring neemt hier de gedaante aan van een politieke associatie- en economische integratieovereenkomst5 die in 2014 tussen Brussel en Kiev is gesloten, na onderhandelingen die eind jaren 2000 waren opgestart. Die episode heeft een cruciale rol gespeeld in de geschiedenis van het conflict tussen Rusland en Oekraïne. Eind 2013 stonden de twee partijen op het punt de tekst te ondertekenen, toen de Oekraïense president Viktor Janoekovitsj er onder druk van Moskou onverwachts de stekker uit trok. Die weigering leidde tot de rellen op het Maïdanplein en enkele weken later tot de val van de regering. Die werd in februari 2014 vervangen door een pro-Europese ploeg die uiteindelijk de overeenkomst ondertekende. Kort daarna annexeerde Rusland de Krim (februari-maart), later volgde de afkondiging van de “Volksrepublieken” Donetsk en Lugansk (april-mei).

Een associatieovereenkomst is niet nieuw. In de afgelopen twee decennia heeft de EU met veel kandidaat-lidstaten dergelijke overeenkomsten gesloten, onder andere met landen van het voormalige Joegoslavië eind jaren 2000 maar niet met in Oekraïne. De in juni 2014 door de toenmalige Oekraïense president Petro Porosjenko ondertekende overeenkomst is echter een nieuw soort document. Het maakt deel uit van het Oostelijk Partnerschap, dat een uitdrukking is van een door Polen aangemoedigd Europees invloedsbeleid om de samenwerking met de landen van het voormalige Sovjetblok te verbeteren en hen steviger in de westerse pool te verankeren: Armenië, Azerbeidzjan, Wit-Rusland, Georgië, Moldavië en Oekraïne. Alleen de laatste drie zullen vastbesloten gesprekken aangaan en in 2014 een associatieovereenkomst sluiten. Oekraïne is daarin de grote brok. Zijn buitenlandbeleid en zijn economie berusten op een instabiel evenwicht tussen Rusland en Europa.6

Een vrijwillig annexatieverdrag

Bij de lancering van het Oostelijk Partnerschap in 2009, tegen een achtergrond van spanningen met Moskou en een jaar na het Russisch-Georgische conflict, verwachtte Polen dat Kiev lid zou kunnen worden van de EU. Warschau koestert al decennialang de wens om dit land aan de Russische invloed te onttrekken.7 In die mate zelfs dat Polen vóór zijn eigen toetreding tot de Europese Unie in 2004, al pleitte voor de integratie van Oekraïne. Parijs en Berlijn daarentegen waren voorzichtiger.

Met de associatieovereenkomst krijgt het hele wetgevingssysteem van Oekraïne een nieuwe vorm, ook al staat de aanvraag van Oekraïne om toe te treden tot de Unie nog niet op de agenda.

De associatieovereenkomst tussen Oekraïne en de EU, die vergezeld ging van een ondersteuningsprogramma ter waarde van 11 miljard euro voor de periode 2014-2020, trad uiteindelijk op 1 september 2017 in werking. Hoeveel Europeanen hebben de 2.135 bladzijden gelezen? En aangezien niemand kan verplicht worden het onmogelijke te onthouden, hoevelen hebben zich bediend van de inleidende ezelsbruggetjes over vrede, duurzame ontwikkeling, transparantie, het maatschappelijk middenveld en de “interculturele dialoog”?

Als we die sluier oplichten, komt de ware aard van de overeenkomst bloot te liggen en wordt duidelijk dat het eigenlijk gaat om een verdrag van vrijwillige annexatie. Het bestaat allereerst uit een “diepe en alles omvattende vrijhandelsovereenkomst” naar het model van de General Agreement on tariffs and trade (GATT – Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel) van 1994. Op zeer klassieke wijze roepen de hoofdstukken over handel Oekraïne op om de meeste mechanismen die de vrije concurrentie verstoren (subsidies, normen, enz.), af te schaffen. Maar waar het echt om gaat, is elders in het document te vinden: met het oog op de totstandbrenging van “betrekkingen op basis van de beginselen van een vrijemarkteconomie” (artikel 3), stelt Oekraïne “alles in het werk (…) om zijn beleid geleidelijk dichter bij dat van de Europese Unie te brengen, met inachtneming van de grondbeginselen van macro-economische stabiliteit, gezonde overheidsfinanciën en een solide betalingsbalans” (artikel 343). Kortom, bezuinigen is de enige optie die Oekraïne overblijft.

Kiev “voert de bestuurlijke en institutionele hervormingen door die nodig zijn voor de uitvoering van die overeenkomst” en “stelt het noodzakelijke efficiënte en transparante bestuurlijke apparaat in” (artikel 56). Van etikettering in winkels tot het invriezen van groenten, langs de liberalisering van de openbare diensten, het vrije verkeer van kapitaal, de bescherming van Roquefortkaas enzovoort om, dicteren Brusselse ambtenaren het Europese juridische kader aan hun “partner”, tot en met de verplichting om “lobbyen” te legaliseren: “De partijen zijn het eens over de noodzaak van tijdig en regelmatig overleg te plegen met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven over wetsvoorstellen”, aldus artikel 77b. Het is duidelijk dat de hele Oekraïense wetgevende structuur een nieuwe vorm zal krijgen, ook al staat de aanvraag van Oekraïne om toe te treden tot de Unie nog niet op de agenda.

Je hoeft geen strategische expert te zijn om de geopolitieke bedoeling van de tekst te achterhalen: de verwijzing naar “de geleidelijke convergentie op het gebied van het buitenland- en veiligheidsbeleid, met inbegrip van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid” (artikel 7), de aanmoediging van “samenwerking op het gebied van energie, met inbegrip van kernenergie”, de aanbeveling van “diversificatie van energiebronnen, leveranciers, transportroutes en -modi” (artikel 337) voor een land dat grotendeels afhankelijk is van Rusland, het komt over als een provocatie aan het adres van Moskou.

Andere artikelen van de overeenkomst zijn zo mogelijk nog agressiever: “Oekraïne zet geleidelijk de Europese normen (EN) om in nationale normen. (…) Tegelijk trekt Oekraïne alle daarmee strijdige nationale normen in en beëindigt de toepassing op zijn grondgebied van de interstatelijke normen (GOST) van vóór 1992” (artikel 56-8), d.w.z. alle normen die van het Oostblok zijn geërfd. Met andere woorden, Brussel maant Kiev aan om zijn economie te “de-russificeren”. De regering Janoekovitsj (2010-2014), die het akkoord onderhandelde, wilde een spaak in het wiel steken van het Westen om de afhankelijkheid van Rusland in evenwicht te brengen, evenwel zonder het Westen op stang te jagen, laat staan ermee te breken.

Janoekovitsj wilde het Westen de hand reiken om de afhankelijkheid van Rusland in evenwicht te brengen, maar zonder Rusland boos te maken of ermee te breken.

Het was verloren moeite: Moskou verzette zich hevig tegen het “Westerse partnerschap” en dwong Oekraïne eind 2013 om er afstand van te doen en toe te treden tot de Euraziatische Economische Gemeenschap, d.i. de Russische douane-unie met de landen van Centraal-Azië (2000-2015). Omdat beide overeenkomsten gebaseerd zijn op tegengestelde grondslagen (een concurrerende markteconomie enerzijds, een oligarchisch kapitalisme anderzijds) en uitgaan van verschillende normen, waren die twee modellen van friendshoring onverenigbaar. Oekraïne, dat op de kruising ligt van de Europese Unie en de Euraziatische ruimte en door de tegenstrijdige belangen van zijn machtige buren innerlijk verscheurd was, kon onmogelijk het evenwicht bewaren.

Het ultimatum van Moskou en de putsch tegen de regering Janoekovitsj na de protesten op het Maidanplein zullen het pleit beslechten: Oekraïne zal zich naar het Westen keren. Terwijl de geopolitieke en militaire gevolgen van die keuze niemand ontgaan, blijven de sociale kosten van de associatieovereenkomst een taboe. Nochtans zijn in die regio de sporen terug te vinden van de tientallen jaren van desindustrialisatie waaronder de Europese arbeidersklasse in de jaren tachtig en negentig heeft geleden: “Modernisering en herstructurering van de industrie” (art. 379), de “herstructurering van de kolensector” (art. 339) die cruciaal was voor de economie van de Donbass, de “herstructurering en modernisering van de Oekraïense transportsector” (art. 368), de afschaffing van staatssteun “die de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen” (art. 262)… Wat hebben de Oekraïense onderhandelaars afgewogen in hun confrontatie met het leger juristen uit Brussel dat zowat uit de bol ging bij het idee “investeerders een billijke en effectieve bescherming te bieden” (art. 383)?

Tussen een geheel van 27 geavanceerde kapitalistische staten en een natie “die als een ontwikkelingsland wordt beschouwd” (art. 43) was het evenwicht van meet af aan zoek. In het licht van de 44 bijlagen waarin Oekraïne zijn economische soevereiniteit opgeeft, klinken de Europese liefdesbetuigingen sinds de Russische invasie aan het adres van dat “broederland”, dat “onze waarden verdedigt” opeens nogal hypocriet. “Die associatieovereenkomsten weerspiegelen eigenlijk een koloniale geest”, had een westerse diplomaat in Kiev in 2013 nog toegegeven.8 Net zoals de in 2004 in de Europese Unie opgenomen Midden-Europese landen (Polen, Tsjechië, Slowakije, Hongarije enzovoort) een industrieel reserveleger hadden geleverd voor het onverzadigbare Duitse productiemonster wiens onderaannemers uitzwermden naar die landen, zullen de nieuwe Oekraïense werklozen een baan vinden in de beloofde champignonfabrieken die zullen verrijzen op het puin van de door de Russen gebombardeerde staalfabrieken.9

Sinds de val van de Berlijnse muur heeft de Europese delokalisering naar bevriende landen altijd hetzelfde doel: de creatie van een “klein China” om de hoek, dat zijn industriële paradepaardjes van werklui en nieuwe markten kan voorzien. Bericht aan de arbeiders van het oude Europa: “Arbeidsnormen mogen niet gebruikt worden voor protectionistische doeleinden” (artikel 291), waarschuwt de overeenkomst. In 2022 ligt het Oekraïense minimummaandloon niet hoger dan 180 euro… Dat Brussel halverwege de jaren 2000 aandrong op de legalisering van gedetacheerde arbeid, blijkt uit de grondigheid waarmee de overeenkomst de “geleidelijke liberalisering van de grensoverschrijdende dienstverlening tussen de partijen” aan Kiev oplegt (hoofdstuk 6), handenarbeid die Oekraïense vluchtelingen binnenkort in de meer koopkrachtige EU-landen zullen uitoefenen, terwijl het land zelf met open armen de grote Franse, Duitse en Poolse bedrijven zal verwelkomen. Die bedrijven staan te popelen om de postbedeling, de elektronische communicatie en de financiële en verzekeringsdiensten te exploiteren, die voortaan voor de concurrentie zijn opengesteld. Een jaar na de ondertekening, in maart 2015, zijn de partijen een uitvoeringsagenda overeengekomen.

“Deze associatieovereenkomsten weerspiegelen een soort koloniale geest”, erkende een westerse diplomaat in Kiev in 2013.

Naast anticorruptiemaatregelen prijkt op de prioriteitenlijst de “deregulering”: “Vermindering van de regeldruk voor bedrijven en in het bijzonder voor de kleine en middelgrote bedrijven. “Tijdens zijn laatste vergadering eind januari 2020 heeft de Associatieraad, het orgaan dat verantwoordelijk is voor het toezicht op de uitvoering van de verbintenissen van Oekraïne, de geboekte vooruitgang toegejuicht – maar Kiev wel aangespoord om het proces te versnellen.

De oorlog heeft het tempo nog opgedreven: De Europese Raad van 23-24 juni verleende Oekraïne het statuut van kandidaat-lidstaat. Polen krijgt eindelijk zijn zin en de delokalisering gaat een schitterende toekomst tegemoet. “Ik ben voorstander van de uitbreiding van de Europese Unie met de westelijke Balkanstaten, Oekraïne, Moldavië en op termijn ook Georgië”, verklaarde de Duitse bondskanselier Olaf Scholz op 29 augustus. Twaalf dagen daarvoor had de Oekraïense president een wet bekrachtigd die kleine en middelgrote ondernemingen (tot 250 werknemers, d.w.z. ondernemingen die 70% van de Oekraïense werknemers in dienst hebben) de toestemming geeft om niet langer de arbeidswetgeving toe te passen. Voortaan gelden alleen de regels die de werkgever in de arbeidsovereenkomst heeft vastgelegd. De vakbonden wonnen maar nipt de terugkeer naar de status quo ante (d.w.z. de toestand van vroeger) zodra de staat van beleg wordt opgeheven.

Sinds de val van de Berlijnse muur heeft de Europese delokalisering naar bevriende landen altijd hetzelfde doel: de creatie van een “klein China” om de hoek.

Maar de partij van Volodymyr Zelensky, “dienaar van het volk”, die sinds eind 2020 probeert de arbeidswetgeving te “herstructureren”, is niet van plan het daarbij te laten. “De extreme ‘overregulering’ van de werkgelegenheid is in strijd met de beginselen van zelfregulering door de markt [en] het moderne personeelsbeleid,” verklaarde Hanna Lichman, volksvertegenwoordiger van de regeringspartij.10 Volgens OpenDemocracy, een pro-Europees mediakanaal, zou een ander wetsvoorstel “een werkdag van maximaal twaalf uur invoeren en werkgevers toestaan werknemers zonder reden te ontslaan”. Mevrouw Halyna Tretiakova, voorzitter van de parlementaire commissie voor het sociaal beleid, heeft de koers uitgestippeld: “We moeten de arbeidswetgeving en het sociale model “resetten”, wat niet is gebeurd tijdens de overgang van het land van het socialisme naar de markteconomie.” Danylo Hetmantsev, afgevaardigde van de partij van de president, rechtvaardigde laconiek het programma: “Zo gaat dat nu eenmaal in een vrije, Europese marktstaat” (Telegram, 9 juli). Het applaus van de werkgevers voor Mr. Zelensky, die was uitgenodigd om op 29 augustus online de openingsrede te houden op de Ontmoeting van Franse Ondernemers, was niet alleen een erkenning van zijn strijdlust tegenover de Russische invaller…

Dit artikel werd oorspronkelijk gepubliceerd in Le Monde Diplomatique, oktober 2022.

Footnotes

  1. The New York Times, 8 december 1996.
  2. “Building resilient supply chain, revitalizing american manufacturing, and fostering broad-based growth”(PDF), The White House, Washington, DC, juni 2021. Met dank aan Alexandre Leguen voor zijn onderzoek.
  3. Christine Lagarde, “A new global map: European resilience in a changing world”, conferentie in het Peterson Institute for International Economics, Washington, DC, 22 april 2022.
  4. Shannon K. O’Neil, “The myth of the global. Why regional ties win the day”, Foreign Affairs, New York, juli-augustus 2022.
  5. “Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds”, Publicatieblad van de Europese Unie, L 161, Luxemburg, 29 mei 2014.
  6. Cf. Dominic Fean, “Ianoukovitch et la politique étrangère ukrainienne: retour à l’équilibre?”, Politique étrangère, Parijs, juni 2010.
  7. Sarah Struk, “La diplomatie polonaise: de la doctrine ‘ULB’ au partenariat oriental” en “Quelles suites du partenariat oriental vu de Varsovie?”, 23 en 29 augustus 2010.
  8. Lees Sébastien Gobert, “L’Ukraine se dérobe à l’orbite européenne”, Le Monde diplomatique, december 2013.
  9. Lees “Le Saint Empire économique allemand”, Le Monde diplomatique,februari 2018.
  10. Bronnen voor deze paragraaf: Laurent Geslin, “L’Ukraine profite de la guerre pour accélérer les réformes ultralibérales”, Mediapart, 3 juli 2022; Thomas Rowley Serhiy Guz, “Ukraine uses Russian invasion to pass laws wrecking workers’ rights”, OpenDemocracy.net, 20 juillet 2022 ; en “Ukraine’s anti-worker law comes into effect”, OpenDemocracy.net, 25 augustus 2022.