Verschillende landen in Latijns-Amerika, waaronder de machtigste, worden op dit moment bestuurd door progressieve krachten. Maar hebben ze daarmee ook de macht veroverd?
Links maakt een comeback in Latijns-Amerika: Andres Manuel Lopez Obrador in Mexico sinds 2018, Alberto Fernandez in Argentinië sinds 2019, Gabriel Boric in Chili, Xiomara Castro in Honduras sinds 2021 en onlangs, in 2022 Gustavo Petro in Colombia en Luis Ignacio Lula in Brazilië. Het doet denken aan de eerste “progressieve golf”, eind jaren 90 en begin jaren 2000. Maar wat onlangs in Peru en Brazilië gebeurde, toont wel aan wat de moeilijkheden zijn voor links: ze moet tegelijkertijd voorzien in de immense sociale behoeften van het volk en zijn ecologische rijkdom behouden, terwijl ze aanvallen van lokale oligarchieën en hun machtige internationale bondgenoten moeten weerstaan. Allianties tussen progressieve regeringen, de werkende klasse en sociale bewegingen zullen de sleutel zijn om op al deze fronten overwinningen te boeken.
Ofwel volgen de Latijns-Amerikaanse regeringen de bevelen van Washington, ofwel krijgen ze economische of militaire vergelding op hun bord.
Om de huidige politieke inzet in een snel veranderend Latijns-Amerika te begrijpen, moeten we de grote tegenstellingen daar van dichterbij bekijken: de economische ongelijkheid, de dominantie van de Verenigde Staten, de onzekerheden van de regionale integratie en de mobilisatiekracht van volksorganisaties en sociale sectoren in de strijd.
Van achtertuin van de VS tot speler in de multipolaire wereldeconomie?
De plaats van Latijns-Amerika in de internationale arbeidsverdeling, of anders gezegd in de mondiale economische architectuur, is sinds de de 19e eeuw, toen de landen nationale onafhankelijkheid kregen, weinig veranderd. Toen werd de mondiale economische hiërarchie gedomineerd door de voormalige Europese koloniale staten, later door de Verenigde Staten. Vandaag zijn het vooral de grote multinationale ondernemingen die de rol van de verschillende landen bepalen, door hun geglobaliseerde productie en handel tussen ondernemingen. Ondanks deze evolutie (soms de “nieuwe internationale arbeidsverdeling” genoemd) blijven de rollen grotendeels dezelfde: Aan de top van de hiërarchie staan de westerse economieën die gespecialiseerd zijn in productie met hoge toegevoegde waarde, en de hoofdkantoren van grote transnationale ondernemingen; onderaan staan de winningsindustrieën die goedkope arbeidskrachten, exploiteerbare grond en grondstoffen leveren aan de grote industrieën in het Noorden.
In Latijns-Amerika komt dit tot uiting in het feit dat meer dan de helft van de uitvoer bestaat uit primaire producten, d.w.z. onverwerkte producten met weinig toegevoegde waarde.1 Dit zijn voornamelijk energiebronnen, zoals olie of gas, minerale bronnen, zoals ijzer of koper, of onbewerkte landbouwproducten, zoals soja. De andere helft van de uitvoer bestaat uit industrieproducten,2 maar ook deze hebben een lage toegevoegde waarde; het gaat om agro-industriële producten of goederen die bestemd zijn voor de industrie in het Noorden, zoals metalen, chemische producten of auto-onderdelen.3
In de jaren 1950-1970 probeerden de meer progressieve delen van de Latijns-Amerikaanse elites om deze hiërarchie te veranderen met een invoersubstitutiebeleid4 dat meer productiekracht en dus de industrialisatie van de Latijns-Amerikaanse naties mogelijk moest maken. Dit beleid werd met name geïnspireerd door het werk van de Argentijnse econoom Raúl Prebisch. Maar ondanks enkele tijdelijke successen lukte het niet om de economische overheersing waaraan het continent was onderworpen te overwinnen. Vooral omdat vanaf de jaren 80 en 90 het neoliberalisme werd opgelegd als “de weg naar ontwikkeling”. De agressieve privatisering van overheidsdiensten onder de autoritaire leiding van internationale financiële instellingen, het IMF op kop, had verwoestende gevolgen op vlak van sociale ongelijkheid en armoede. De eerste progressieve golf ontstond overigens als verzet tegen het neoliberale beleid, die met de verkiezing in 1998 van Hugo Chávez in Venezuela werd ingezet.
Beijing financiert de schuld van sommige landen in de regio, zoals Venezuela, die door VS-sancties worden getroffen.
Dat Latijns-Amerika in de internationale economie deze positie kreeg, werd afgedwongen door dezelfde politieke krachten die dat vroeger hadden opgelegd. Tijdens het koloniale tijdperk hadden de Spaanse en Portugese rijken hiervoor gezorgd. In de twintigste eeuw namen de Verenigde Staten de macht over en spaarden geen middelen om hun dominantie en die van hun bedrijven te handhaven: staatsgrepen, militaire aanwezigheid, massale “hulp” aan hun bondgenoten. Sinds de monroedoctrine van 1823 beschouwen de Verenigde Staten de politieke situatie in Latijns-Amerika als een zaak van nationale veiligheid. Dus ofwel volgen de Latijns-Amerikaanse regeringen de bevelen van Washington, ofwel krijgen ze economische of militaire vergelding op hun bord. Alleen Cuba heeft sinds de revolutie van 1959 echt haar soevereiniteit kunnen handhaven, vandaar haar rol als steunpilaar van Latijns-Amerikaans links. De economische en sociale kosten voor de bevolking zijn echter enorm, omdat het eiland al meer dan zestig jaar gebukt gaat onder een verwoestend economisch embargo. Daardoor heeft het geen toegang tot geneesmiddelen, basisconsumptieproducten of reserveonderdelen voor openbare diensten.
De greep van Washington op de regio lijkt nu te zijn verzwakt sinds ze vastgelopen zijn op het Midden-Oosten, maar vooral sinds de opkomst van nieuwe economische zwaargewichten als China. China is de grootste handelspartner van de regio geworden, als we Mexico niet meerekenen5 − Dat grenst in het noorden aan de VS en hun handel is goed voor meer dan twee derde van de totale Latijns-Amerikaanse handel met dat land. De Chinese investeringen in Latijns-Amerika bevestigen de tendens: China blijft gestaag meer investeren. De laatste tien jaar vooral in de maakindustrie en de dienstensector (vervoer, elektriciteit of financiële diensten), terwijl de investeringen vroeger geconcentreerd waren in de primaire sector (landbouw, aardolie, mijnbouw).6
Latijns-Amerika is een grote leverancier van grondstoffen. Daar doet zijn relatie met China geen afbreuk aan. Maar de economische aanwezigheid van dat land in de regio vergroot de bewegingsvrijheid van de regeringen, die nu niet langer uitsluitend afhankelijk zijn van de VS. En dat geldt des te meer omdat Peking de afgelopen twintig jaar de schuld van bepaalde landen in de regio grotendeels heeft gefinancierd. Met name de schuld van zij die zoals Venezuela, getroffen werden door sancties van de VS of die, zoals Argentinië, een zware schuldenlast hadden bij westerse landen en in het Aziatische land een alternatieve financieringsbron vonden. Het leenbeleid van Peking is gewijzigd, leningen gaan nu eerder naar concrete projecten dan naar de aankoop van overheidsobligaties, maar toch blijft Peking een belangrijke kredietverlener in de regio.7
Met de terugkeer van Lula als hoofd van Brazilië, kan China opnieuw rekenen op een van de spilfiguren van de BRICS-groep,8 de strategische alliantie van de grote opkomende landen, die steeds meer een tegenwicht vormt voor het beleid van Washington in de regio en elders.
De verkiezing van linkse president Gustavo Petro tot nieuwe leider van Colombia, voorheen een trouwe en historische bondgenoot van de VS, laat zien hoe moeilijk de VS het heeft.9 De gevolgen van hun “war on drugs”, waarvoor ze al eens een oogje dichtknepen of zelfs extreemrechtse milities bewapenden om de drugshandel te bestrijden, zijn nefast. Onder druk daarvan zijn ze van toon veranderd en beloven ze nu een nieuw tijdperk in de bilaterale betrekkingen. Die intentie is twijfelachtig, aangezien ze tegelijkertijd in Peru de afzetting van linkse president Pedro Castillo hebben gesteund en massaal de veiligheidstroepen financieren die momenteel het vuur openen op de bevolking die in verzet komt.
De ups en downs van deze VS-hegemonie daargelaten, blijven de democratische en emancipatoire ontwikkelingen in Latijns-Amerika grotendeels onderworpen aan de grillen van Washington. De sterke Chinese aanwezigheid in de regio betekent wel een fundamentele verschuiving in de mondiale machtsverhoudingen die Latijns-Amerika ongetwijfeld in het centrum van de rivaliteit tussen Washington en Beijing zal plaatsen.
Het extreemrechtse gevaar
De politieke stabiliteit van de Latijns-Amerikaanse samenlevingen — waarop de huidige progressieve linkerzijde sterk aandringt10 — wordt bedreigd door een andere trend die op verschillende continenten gaande is: de versterking en radicalisering van extreemrechts. Latijns-Amerika wordt vaak met belangstelling bekeken vanwege zijn progressieve politieke ervaringen. Toch wordt het vandaag de dag, net als andere regio’s in de wereld, geconfronteerd met de heropleving van extreemrechts dat grote delen van de bevolking heeft weten winnen voor de belangen van de grote oligarchie: de privileges van de rijke klassen in stand houden, verzet tegen herverdelingshervormingen, met name landbouwhervormingen, aanvallen op sociale rechten, openbare diensten privatiseren. De bestorming van Braziliaanse instellingen door aanhangers van ex-president Jair Bolsonaro in januari is slechts het meest recente voorbeeld.
Gustavo Petro stelt voor dat het continent zich verenigt op basis van de verdediging van het Amazonegebied en de ontwikkeling van een groene energie-infrastructuur.
Paradoxaal genoeg is de volksmacht van extreemrechts in Latijns-Amerika deels het resultaat van een progressief sociaal en werkgelegenheidsbeleid. Dat, samen met het extractivisme van begin jaren 2000, zorgt voor een hogere economische ontwikkeling.11 In veel landen in de regio zijn de inkomens van de volksklassen immers aanzienlijk gestegen als gevolg van een combinatie van dit beleid, de overname door de staat van bepaalde economische sectoren en de hoge grondstoffenprijzen, die tot een zekere sociale herverdeling hebben geleid.12 De werkgelegenheid van deze nieuwe middenklasse blijft erg onzeker. Deze mensen hebben alleen toegang tot erg geringe sociale zekerheid en worden nu bedreigd door de economische crisis die het hele kapitalistische systeem treft. De sociale eisen van de armen, boeren en mensen van kleur, zoals inheemse volkeren en Afro-afkomstige gemeenschappen, ervaren zij als een bedreiging voor hun nieuwe sociale status. Daarin worden ze gesteund door een machtig mediasysteem in handen van enkele miljardairs. Het is deze angst die extreemrechts aanwakkert. Deze voor extreemrechts wereldwijd kenmerkende strategie om de werkende bevolking te verdelen is in feite bedoeld om de heersende klassen te beschermen, de gevestigde orde te handhaven en sociale hervormingen te blokkeren.
Extreemrechts kon al lange tijd rekenen op de steun van de oligarchen, de Verenigde Staten, de media en bepaalde sectoren van de staatsinstellingen of de rechterlijke macht, en kan nu ook op grote delen van de bevolking steunen. Vandaag kunnen ze hun aanhangers in de straten mobiliseren, soms in grote getale, om zich te verzetten tegen elk veranderingsproces onder leiding van degenen die zij de “nieuwe communisten” noemen.
De moeilijke continentale integratie
Sinds de tijd van de Libertador Simon Bolivar hebben de linkse en volkskrachten in Latijns-Amerika altijd geweten dat het antwoord op de VS-en buitenlandse overheersing ligt in de eenheid van de landen van de regio. Het idee van de Latijns-Amerikaanse integratie heeft vele ups en downs gekend. De laatste keer dat er vooruitgang werd geboekt op dat gebied, was door de eerste progressieve golf, onder leiding van de toenmalige Venezolaanse president Hugo Chavez. In die tijd slaagden sociale en vakbondsbewegingen erin, samen met nieuw gekozen progressieve regeringen, om zich te verzetten tegen de door Washington gewenste Vrijhandelszone van het Amerikaanse continent (ALCA voor de Spaanse afkorting). Zij stelden voor om nieuwe verdragen en autonome instellingen op te richten. In 2004 werd de Bolivariaanse Alliantie voor de Amerika’s (ALBA) opgericht, in 2008 gevolgd door de Unie van Zuid-Amerikaanse Naties (UNASUR) en in 2010 door de Gemeenschap van Latijns-Amerikaanse en Caribische Staten (CELAC). Deze instellingen zijn bedoeld als tegenwicht voor de door de VS gedomineerde Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS), die nog steeds de hefboom is van het VS-interventionisme in de regio.13
Maar deze meer politieke dan economische integratiefase was niet bestand tegen de terugkeer vanaf 2015 van rechts in veel landen. Dat jaar werd Mauricio Macri verkozen tot president van Argentinië. In 2016 werd de Braziliaanse president Dilma Roussef, de opvolger van Lula, uit haar ambt gezet, wat de weg vrijmaakte voor de verkiezing van Jair Bolsonaro in 2019. In 2017 ten slotte wordt in Ecuador een neoliberale wending genomen door de opvolger van Rafael Correa, Lenin Moreno.
De laatste CELAC-top, in januari 2023 in Buenos Aires, is echter een welkome vernieuwing van de Latijns-Amerikaanse integratieorganen in een tijd van toenemende geopolitieke spanningen. In januari van datzelfde jaar ontmoetten de presidenten van Brazilië en Argentinië elkaar, met als doel de leidende rol van de twee grootste economieën van Zuid-Amerika bij de regionale verbinding, met name binnen de MERCOSUR, te versterken. Dit luidt een nieuw tijdperk van samenwerking in.
De Latijns-Amerikaanse integratie heeft een vernieuwend en mobiliserend politiek verhaal nodig, maar op de lange termijn is vooral coördinatie en samenwerking tussen de verschillende staten nodig. Ook de ecologische overgang lijkt een model te kunnen zijn voor een nieuw tijdperk van integratie, via de ontwikkeling van gemeenschappelijke infrastructuren en de uitvoering van sociaal-economische beleidsmaatregelen die gemeenschappelijke en aan elkaar gekoppelde doelstellingen nastreven.
In 2019 werd de Boliviaanse regering omvergeworpen terwijl ze de mijnbouwsector wilde nationaliseren. De putschregering kreeg toen zeer snel de steun van de VS.
Gustavo Petro, president van Colombia, begrijpt dat goed en wordt gesteund door zijn onlangs verkozen Braziliaanse tegenhanger. Hij stelt een continentale integratie voor die gebaseerd is op de bescherming van het Amazonegebied en de ontwikkeling van een groene infrastructuur, met name op vlak van energie, aangevuld met een versterking van het Amerikaanse Verdrag inzake de rechten van de mens (weliswaar opgesteld in het kader van de OAS), maar waarin nieuwe rechten, met name voor vrouwen en het milieu, zouden worden opgenomen. Er wordt ook voorgesteld om de schulden van ontwikkelingslanden kwijt te schelden, zodat die over voldoende middelen beschikken om zich aan te passen aan de klimaatverandering en de gevolgen ervan kunnen verzachten.
Het lijkt erop dat milieubescherming en ecologie de drijvende kracht worden achter de regionale integratie (en de geopolitieke positionering van het subcontinent). Veel landen in de regio hebben namelijk, naast een vergelijkbare plaats in de internationale arbeidsverdeling, nog een andere gemeenschappelijke realiteit gemeen: een grote rijkdom aan flora en fauna — Brazilië en Colombia zijn de twee landen met de grootste biodiversiteit ter wereld — en een verscheidenheid aan landschappen en ecosystemen die hen tot ecologische wereldmachten maken.
De actieve verdediging van het Amazonegebied moet gebaseerd zijn op een resoluut beleid tegen ontbossing, waarbij de belangrijkste oorzaken — extensieve veeteelt, intensieve monoculturen, drughandel en illegale mijnbouw — worden aangepakt, alsook op de versterking van de gemeenschappen die in het Amazonegebied leven, hoofdzakelijk inheemse, en de ontwikkeling van een natuurvriendelijke economie. Daarboven staan bossen in het algemeen centraal in de mondiale klimaatonderhandelingen en er komen steeds meer voorstellen om de marktaspecten ervan te ontwikkelen.
Het Amazonegebied, en meer in het algemeen het Zuid-Amerikaanse subcontinent, staat centraal voor de westerse monopolies die op groen kapitalisme inzetten: exploitatie van mineralen voor de productie van batterijen, monetisatie van bosgebieden als koolstofputten, productie van groene energie, zonne- of windenergie, voor uitvoer naar het Westen. Een vorm van groen neokolonialisme die de linkse krachten onder ogen zullen moeten zien. We mogen niet vergeten dat de linkse Boliviaanse regering in 2019 werd omvergeworpen terwijl ze de mijnbouwsector wilde nationaliseren. De putschregering kreeg toen zeer snel de steun van de VS.
Een aantal bevolkingsgroepen die door de ecologische achteruitgang worden getroffen hebben niet gewacht op overheidsoptreden om hun grondgebied te verdedigen tegen destructief extractivisme. Een alliantie tussen hen en de verschillende regeringen zal de sleutel zijn tot een mogelijke “groene toekomst”, waarvan de contouren zullen worden bepaald door lokale, nationale en internationale machtsverhoudingen.
In een moeilijke en beladen context als die van Latijns-Amerika is alleen al het feit dat er progressieve regeringen zijn verkozen een grote overwinning voor de volksbeweging, een overwinning op de belangen van de oligarchie, een overwinning op de mediapropaganda en een overwinning op de verkiezingsfraude.
Deze verkiezingsoverwinningen van het volk waren het resultaat van een krachtige mobilisatie en een vermogen om zich te verenigen van de kleine boeren, de vakbonden en de studentenwereld, over de feministische beweging, inheemse of Afro-afkomstige gemeenschappen, volks- en middenklasse stadsjongeren tot de milieu- en territoriale verdedigingsbewegingen die door het extractivistische beleid worden bedreigd.
De samenwerkingsverbanden die ervoor gezorgd hebben dat de progressieve regeringen verkozen werden, zijn dus diverser en breder dan ooit, en omvatten een groot aantal sociale actoren met uiteenlopende en gevarieerde activistische achtergronden. Het is een grote kracht dat men erin geslaagd is om al deze energieën te kunnen bundelen, maar dat wordt tegelijkertijd de uitdaging wanneer de tegenstellingen van het aan de macht komen zullen opduiken. De eenheid bewaren zal een cruciale taak zijn voor de volksbeweging.
Deze diversiteit vereist nieuwe politieke vormen, die zowel gemeenschappelijke als specifieke eisen kunnen formuleren en zo kunnen bemiddelen tussen tegenstrijdige belangen. De traditionele politieke partijen, inclusief die van links, verliezen aan legitimiteit. Daarom moeten nieuwe organisaties in staat zijn de mobilisatiekracht van sociale en politieke, gemeenschaps- en sectorale bewegingen te koppelen en te benutten. Vooral omdat de krachtsverhoudingen maar licht in het voordeel van progressieve krachten zijn. In verschillende landen moet een — vaak nipte — presidentiële overwinning worden gecompenseerd door een kwetsbare wetgevende positie, waardoor traditionele politieke krachten elk initiatief kunnen blokkeren.
De opkomst van feministische organisaties is een cruciale troef en heeft een groot potentieel om te mobiliseren.
In Peru bijvoorbeeld verhindert het parlement Pedro Castillo sinds zijn verkiezing tot president in 2021 te regeren. Veel van de door hem benoemde ministers werden doodgezwegen en verhinderd om hun functie op te nemen. Het parlement verhinderde hem zelfs het land te verlaten om een aantal internationale conferenties bij te wonen. Ondanks zijn concessies aan het parlement, zoals de keuze van ministers, hielden de aanvallen niet op. Integendeel, omdat de president zich zwak toonde, nam het Parlement de vrijheid om hem af te zetten. De bevoegdheden van het Peruaanse parlement zijn weliswaar uitzonderlijk, maar ze doen denken aan andere gebeurtenissen zoals de afzetting van Dilma Roussef in Brazilië of, recenter, de veroordeling van Cristina Kirchner in Argentinië door een politiek geïnstrumentaliseerde justitie.
De voorwaarden voor een winnend alternatief
Tegenover de agressiviteit van de gevestigde economische en politieke elites hebben progressieve regeringen in feite maar één oplossing: de volksbeweging versterken. Pogingen om rechts te paaien met concessies zullen haar eisen alleen maar verder radicaliseren en de val van regeringen bespoedigen. De ervaring van Colombia in 2013 is belangrijk: dat jaar werd Gustavo Petro door de nationale openbare aanklager uit het burgemeestersambt van Bogotá gezet, omdat hij de privatisering van de vuilnisophaaldienst wilde ongedaan maken. Maar hij kon rekenen op een grote volksmobilisatie en herwon zijn positie. De man die nu het land leidt, werd zo een ware verdediger van de volksmacht. En dit wordt weerspiegeld in beleid dat volksorganisaties bevoordeelt. Of het nu gaat om de lopende rurale hervorming, met de oprichting van de Nationale Boerenconventie, of om het definiëren van het nieuwe Nationale Ontwikkelingsplan, de Colombiaanse regering is voorstander van de oprichting van organen voor democratische besluitvorming en overheidsbeleid via regionale dialogen, die bindend zijn voor de regering.
Deze cruciale initiatieven vertalen concreet de relatie tussen overheidsbeleid en sociale beweging, tussen staatsmacht en de autonomie van volksbewegingen. Deze vraag staat centraal in alle omvormingsprocessen en de onvoorziene uitkomst bepaalt grotendeels het lot van progressieve ervaringen. Dus moet die vraag in Colombia, net als elders op het subcontinent, in een nieuw te construeren vorm worden gesteld.
De staat kan ook rekenen op feministische bewegingen in samenlevingen die nog zeer patriarchaal zijn. De opkomst van feministische organisaties is een cruciale troef en heeft een groot potentieel om te mobiliseren. Veel progressieve regeringen zijn verkozen dankzij de grote participatie van de vrouwen. Tegenover een opkomend extreemrechts zal de stem van vrouwen des te belangrijker zijn. Terwijl vrouwen nu al vaak het hart van de gemeenschap vertegenwoordigen, het middenveld, zouden zij snel ook het hart van de politiek kunnen worden.
Bewegingen zullen ook een media-alternatief moeten bedenken en opbouwen voor de krachtige propagandamiddelen die de mainstreammedia en sociale media zijn geworden en die meestal in handen zijn van miljardairs, vooral uit de VS. Deze taak is hoogdringend, aangezien er geen dag voorbij gaat zonder pogingen van de mainstreammedia om progressieve regeringen te destabiliseren. Op dit moment staat ze nog in de kinderschoenen, maar ze kan worden ondersteund door een relatief dicht en divers netwerk van publieke en alternatieve media.
Ten slotte moet politiek links zich opnieuw verankeren in de volksbeweging. Net als in Europa bestaat er een afstand tussen stedelijk en intellectueel links en de realiteit van de meest gemarginaliseerde groepen in de samenleving, de jongeren, de boeren en de arbeiders. Links is niet immuun voor verkeerde interpretaties, zoals bleek bij de Boliviaanse staatsgreep: sommige progressieve sectoren, die de aard van de gebeurtenissen niet onmiddellijk begrepen, hebben in de meeste gevallen onbewust, bijgedragen tot de rechtvaardiging van de staatsgreep tegen Evo Morales door reactionaire krachten.
Door de feminisering en proletarisering van links en de opbouw van eigen media zal de strijd om de politieke hegemonie — dat wil zeggen tegen het neoliberalisme en extreemrechts — des te krachtiger worden. De strijd om een progressief perspectief op economische, sociale en culturele ontwikkeling in te stellen zal een groter deel van de bevolking kunnen mobiliseren.
Zelfs als we het onderwerp vanuit een geopolitiek perspectief benaderen, zullen de mogelijkheden voor progressieve krachten in Latijns-Amerika uiteindelijk afhangen van een sterke regionale verbinding van progressieve krachten, maar ook en vooral van hun nationale duurzaamheid. Door de ene na de andere aanval op de bastions van Latijns-Amerikaans links, in Venezuela, Brazilië, Ecuador of Bolivia, hebben rechts en extreemrechts, gesteund door westerse belangen, de progressieve golf van het begin van het millennium belemmerd. Vandaag zal de kracht van het verzet van links afhangen van zijn vermogen om allianties te smeden tussen regeringen en bewegingen, om een langetermijnproces op gang te brengen om de krachten te verzamelen en machtsgebieden in te nemen. In die zin is elk land een frontlinie die moet worden gewonnen en verdedigd. Dit zal des te ingewikkelder worden naarmate progressieve regeringen staten weer in handen krijgen die gebukt gaan onder corruptie, die hun betalingsverplichtingen bijna niet kunnen nakomen en die zwaar getroffen zijn door de economische en ecologische crisis.
In deze context zijn sociale behoeftes beantwoorden, nieuwe rechten verwerven of productiekrachten ontwikkelen, allemaal uitdagingen, om nog maar te zwijgen van de veranderende mondiale machtsverhoudingen. Deze uitdagingen kunnen maar worden aangegaan door een bondgenootschap tussen gemarginaliseerde gemeenschappen, boeren en andere werkende mensen die alles te winnen hebben bij deze veranderingen, of dat nu in Latijns-Amerika is of in de rest van de wereld.
Footnotes
- “Perspectivas del comercio internacional de America latina y el Caribe”, CEPAL/Naciones Unidas, 2023. De toegevoegde waarde is de in het productieproces gerealiseerde rijkdom; ze geeft de extra waarde weer die door de arbeid aan de in het productieproces opgenomen goederen en diensten wordt gegeven.
- CEPAL/Naciones Unidas, idem.
- Mexico is een emblematisch geval vanwege zijn belangrijke verwerkende sector, waarvan de productie echter vrijwel uitsluitend op de VS-industrie is gericht, met name in zijn beroemde maquiladoras (een soort fabriek, vaak een dochteronderneming van een buitenlandse onderneming, die tegen lage kosten exportproducten assembleert).
- Dit model, dat gebaseerd is op economisch protectionisme, heeft tot doel de industrie van ontwikkelingslanden te beschermen tegen internationale concurrentie, zodat zij de producten die zij invoeren geleidelijk kunnen vervangen door binnenlandse productie.
- Gilbert, Rosati en Bronner, “How China Beat Out the U.S. to Dominate South America”, Bloomberg, 2022 en Ang, “China’s Growing Trade Dominance in Latin America”, Visual Capitalist.
- Ding, Di Vittorio, Lariau, Zhou, “Chinese investment in Latin America: sectoral complementarity and the impact of China’s rebalancing », IMF Working Paper, 2021.
- Moreno, “China changes its Latin America lending practices”, VOANews, 2022.
- Acroniem voor een groep van vijf landen — Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika — die sinds 2011 jaarlijkse topontmoetingen houden.
- Sebastian Franco, “Victoire populaire historique en Colombie”, GRESEA, 2022.
- In tegenstelling tot de linksen van de jaren 1960/1970, die vaak pleitten voor de radicale omverwerping van nationale oligarchische machten.
- Voor meer informatie, lees: Natalia Hirtz, “L’interventionnisme d’État en Amérique latine: flux et reflux”, GRESEA, 2017.
- Isabel Diaz, “Pensar las clases medias desde América Latina: una actualización de viejos debates”, UNAM, 2022.
- Zoals bijvoorbeeld bij de staatsgreep tegen Evo Morales in Bolivia in 2019 of zeer recentelijk met steun van de OAS bij de afzetting van Pedro Castillo in Peru.