Artikel

Labour op een kruispunt

Grace Blakeley

—25 maart 2020

Het lot van links in Groot-Brittannië stemt pessimistisch. Maar hoewel Corbyn de verkiezingen verloor, toch staat Brits links er na het Corbynisme beter voor. De toekomst ligt nog open.

De nederlaag van de Britse Labourpartij bij de verkiezingen van eind december was ronduit schrijnend. De Conservatieven hebben een meerderheid van 80 zetels, Labour boekt met 202 zetels het slechtste resultaat sinds 1935. Terwijl weinigen aan het begin van de campagne verwachtten dat de Labourpartij een meerderheid zou halen, geloofden velen waaronder enkele conservatieven dat het land op 13 december misschien wel opnieuw met een hung parliament (geen enkele partij behaalt een meerderheid) zou opgescheept zitten. De omvang van Labours nederlaag schokte waarnemers uit het hele politieke spectrum.

Na jaren van Brexit-chaos was Johnson er duidelijk in geslaagd om met zijn “Get Brexit Done”-boodschap heel wat kiezers aan te spreken. En dat terwijl de politieke klasse, veilig verschanst in haar Westminsterzeepbel, dacht dat haar kansen op een meerderheid klein waren. Achteraf gezien kwam het echte keerpunt in de campagne toen Johnsons Conservatieven een deal sloten met Nigel Farages Brexit Party. Farage was opgetogen over Johnsons Brexitpositie en stemde ermee in om geen kandidaten voor conservatieve zetels verkiesbaar te stellen. In het archaïsche Britse postelectorale systeem voorspelde dit niet veel goeds voor de Labourpartij, die, in tegenstelling tot de Conservatieven, haar Leave-stemmen zag afbrokkelen.

Hoewel Labour als enige partij haar stemmenaandeel zag dalen, vielen er bij de andere partijen geen substantiële stijgingen te noteren. Het aandeel van de Conservatieven steeg met amper 1,2 procent tegenover 2017 terwijl de Liberaal-Democraten na hun bijzonder slechte prestatie in 2017 kiezers wonnen, hoewel ze hiermee amper 11,5 procent van de stemmen veilig stelden.1 Het ongeschreven verhaal van de verkiezingen van 2017 was de lagere opkomst: een daling met 1,5%, meer dus dan de stijging van het stemmenaandeel van de Conservatieven.2 Een aanzienlijk deel van de Labourkiezers van 2017 stuurde in 2019 echter zijn kat. Bij de Conservatieven gingen de meesten wel stemmen en de Lib-Dems en de Groenen overtuigden deze keer zelfs niet-stemmers uit 2017.3

De dynamiek van de stemming in Schotland bleek vergelijkbaar met die van veel Labour Leave-zetels: die drievoudige splitsing zette de bescheiden schommelingen in de verdeling van de stemmen om in een belangrijke verschuiving van de zetels. Het stemmenaandeel van de Scottish National Party (SNP) steeg met amper 0,9%, maar de partij sleepte toch nog dertien zetels in de wacht, waardoor Labour in Schotland met slechts één zetel achterbleef en de Conservatieven met zes. Hier was de splitsing niet meteen te wijten aan de Brexit, maar aan de Schotse eis voor onafhankelijkheid. De out-stemmen gingen bijna integraal naar de Scottish National Party, terwijl de in-stemmen tussen de Labourpartij en de Conservatieven werden verdeeld, met een beter resultaat voor die laatsten doordat Labour Sturgeon een nieuw referendum over onafhankelijkheid had beloofd in ruil voor de steun van haar partij aan een minderheidsregering van Labour.

Het echte keerpunt in de campagne kwam toen Johnsons Conservatieven een deal sloten met Nigel Farages Brexit Party.

Dat kleine schommelingen in een meerderheidsstelsel aanzienlijke verschuivingen in de politieke resultaten kunnen veroorzaken, mag geen excuus zijn voor de ondermaatse prestaties van Labour. Dit is de realiteit van het Britse politieke landschap een realiteit die de Conservatieven hebben uitgebuit en Labour volledig leek te ontkennen. Terecht wezen voorstanders van een tweede referendum in de partij erop dat de meeste Labouraanhangers geen Brexit wilden, waarop de Leave-stemmers antwoordden dat de meeste onzekere zetels die Labour nodig had om te winnen of stabiel te blijven, voor de Brexit hadden gestemd.

De People’s Vote-aanhangers, die over meer geld beschikten, meer media-aandacht kregen en een betere campagne voerden voor een tweede referendum, bereikten hun doel. En ook al voorspelden de interne peilingen van de partij perfect wat er bij de verkiezingen van 2019 zou gebeuren, toch bleven strategen vasthouden aan het idee van de Lib Dem squeeze: een op remain gerichte campagne zou zo goed als alle kiezers van de Lib Dems en zelfs een aantal Conservatieven naar het Labourkamp lokken. Tot slot zou, zoals veel linkse Leave-kiezers voorspelden, de klassenloyaliteit van de liberale remainers zwaarder doorwegen dan hun steun voor het lidmaatschap van de Europese Unie.

De overtrokken postmateriële stelling

Sinds de verkiezingen concentreert het debat zich op Labours verlies in het gedeïndustrialiseerde noorden en de Midlands, waar de arbeidersklasse traditioneel heel sterk vertegenwoordigd is. Commentatoren hebben de verkiezingsuitslag aangegrepen om te verklaren dat Labour de steun van de arbeidersklasse op het platteland en in de steden volledig verloren heeft en dat verlies met jonge, liberale kiezers uit de stedelijke middenklasse heeft gecompenseerd met bedenkelijk succes overigens. Dit sluit naadloos aan bij het verhaal waar liberale commentatoren in de rijke wereld graag mee zwaaien: dat de politiek in het noordelijke deel van de wereld ‘postmaterieel’ wordt en de dominante politieke breuklijn niet langer politiek maar cultureel is.

Op het eerste gezicht lijkt daar inderdaad enig bewijs voor te bestaan. Als je klasse meet op basis van het officiële National Statistics Socio-Economic Classification-schema (NS-SEC) , dan vind je in het Verenigd Koninkrijk geen bijzonder sterk patroon van klassengebonden stemmen meer. De NS-SEC telt zes categorieën, voornamelijk gebaseerd op inkomen en beroep, die vaak tot twee groepen worden teruggebracht: ABC1 (lagere tot hogere middenklasse) en C2DE (niet-werkende tot geschoolde arbeidersklasse). De Conservatieven scoorden de voorbije verkiezing beter bij de C2DE-stemmers dan bij de ABC1-stemmers, waarbij ze respectievelijk 43 % en 48 % van de stemmen wegkaapten.4 Labour presteerde dan weer veel beter bij een jong publiek met een hoger opleidingsniveau en bij etnische minderheden.

Het NS-SEC-schema is gebaseerd op een soort sociologische klassenanalyse die de voorbije decennia steeds meer navolging vond. Het vervangt de op Marx gebaseerde, meer binaire opvatting over klasse. Door de opdeling van de beroepsbevolking in arbeiders en bedienden en de daarmee gepaard gaande stijging van de inkomens bij sommige delen van wat traditioneel als de arbeidersklasse zou worden benoemd, zijn in de loop van de 20e eeuw klassenschema’s op basis van werk en inkomen nuttiger gebleken. Nu lijken ze weer aan nut in te boeten. Die schema’s houden immers geen rekening met twee onderling samenhangende factoren die cruciaal zijn om iemands sociaaleconomische positie te bepalen: leeftijd en eigendom.

Oudere kiezers die van de vastgoedzeepbel van voor de crisis hebben geprofiteerd om eigendom te verwerven, hebben fundamenteel ander belangen dan jongere kiezers die niet dezelfde rijkdom kunnen verwerven en het zwaarst getroffen zijn door de loonsverlagingen en de toename van het precariaat als gevolg van de financiële crisis. 56 % van de 18- tot 24-jarigen en 54 % van de 25- tot 29-jarigen stemden op Labour, terwijl 67 % van de 70-plussers en 57 % van de 60- tot 69-jarigen de voorkeur gaven aan de Conservatieven, die overigens bij de beroepsbevolking in geen enkele leeftijdsgroep boven de 50 % uitkwamen. Een volledige uitsplitsing van de stemmen op basis van huisvesting ontbreekt nog, maar het is onwaarschijnlijk dat de trend sinds 2017 zou omgeslagen zijn. Toen stemde 54 % van de huurders op de privémarkt voor Labour terwijl 55 % van de huiseigenaars voor de Conservatieven kozen.5 De vergrijzing van de bevolking in combinatie met de geografische concentratie van jongere kiezers in de steden vergroot de leeftijdskloof nog. Het postmaterialistische verhaal is overtrokken. Het houdt immers geen rekening met de diepe sociaaleconomische kloof die de financiële crisis heeft teweeggebracht.

De weigering van Labour om de uitslag van het referendum te respecteren deed voor veel kiezers de emmer overlopen.

Niettemin hebben de conservatieven ongetwijfeld een aantal kiezers uit de arbeidersklasse (voornamelijk die van middelbare leeftijd en ouder) in het hele land bereikt. Dit maakt echter deel uit van een langetermijntrend. Zoals Geoffrey Evans en James Tilley in The New Politics of Class6 opmerkten, hebben oudere kiezers uit de arbeidersklasse buiten de grote steden de afgelopen veertig jaar gestaag afgehaakt. Anderen hebben hun hoop gesteld in partijen als UKIP en BNP. Evans en Tilley suggereren dat de ervaringen van de jaren tachtig en negentig bij de kiezers uit de arbeidersklasse het vertrouwen in de politiek hebben ondermijnd. De professionalisering van de Labourpartij en in het bijzonder de terugval van Labourpolitici uit de lokale gemeenschap of afkomstig uit de arbeidersklasse, hebben de banden tussen de partij en die gemeenschappen nog verder uitgehold.

De cultuuroorlog van de Brexitbreuk

De aanvankelijke weigering van Labour om de uitslag van het referendum te respecteren en de Europese Unie te verlaten, was voor veel van die kiezers de druppel die de emmer deed overlopen. Toen de partij het resultaat van het referendum eerst wel wilde respecteren maar daarna, onder druk van goed gefinancierde campagneteams en gevestigde politici, nog maar eens een nieuw referendum beloofde, kreeg het vertrouwen van de mensen in de partij en in Corbyn in het bijzonder een flinke deuk. Vooral voor de kiezers uit de arbeidersklasse die in 2017 naar de partij waren teruggekeerd om hun schouders te zetten onder Corbyns radicale economische agenda, was het een bittere pil om te slikken. Johnsons belofte to get Brexit done was in dat opzicht niet alleen een belofte om komaf te maken met de hele Brexitheisa. Het was, zoals James Butler aangaf, een belofte om een einde te maken aan de verscheurende, corrupte en verdeeldheid zaaiende politiek.7 Gedaan met de referendums, de Manifesten, de verbroken beloftes.

De basis van het succes van 2017 met voor het eerst in veertig jaar de focus op klasse is weggedeemsterd, zo niet uitgeroeid, door het debat rond en het proces van de Brexit. In eerste instantie is de Brexitbreuk niet op klasse gebaseerd. Ze loopt dwars door de klassenscheiding heen en heeft de relevantie en correctheid van de economische boodschap die Labour bracht, ondermijnd. De bekommernissen die de gemeenschappen uit de arbeidersklasse in het noorden van het land hebben aangezet om voor een Brexit te stemmen, werden gekoppeld aan identiteit. Aan het beeld van mensen uit de noordelijke arbeidersklasse die hun culturele belangen vóór hun economische belangen stelden. Labour had duidelijker moeten zijn en moeten toegeven: “Die mensen hebben helemaal gelijk als ze aanvoeren dat de voorbije dertig jaar van financiële globalisering hen enorm heeft geschaad terwijl andere delen van de arbeidersklasse in andere delen van het land er voordeel uit hebben gehaald.” Door dit niet te doen, is de Brexitbreuk veranderd in een soort cultuuroorlog. Labour is er niet in geslaagd een samenhangende kritiek op het kapitalisme te formuleren en daarbij de erg simplistische dichotomie identiteit/economie te overstijgen. Dergelijke kritiek zou ras en klasse moeten samenbrengen in een steekhoudend verhaal dat zegt: “Er is een kleine elite die profiteert van het feit dat afzonderlijke delen van de arbeidersklasse elkaar tot zondebok maken. Samen hebben we meer gemeen met elkaar dan met die lui aan de top.”

Het nieuwe moest nog geboren worden

De zorgwekkende toestand van de campagne van Labour heeft die oude problemen nog aangewakkerd. Na jaren van niet-aflatende vijandigheid vanwege de Britse pers werd Corbyn in 2019 bekend en verafschuwd wat in 2017 niet het geval was. Door Corbyn voortdurend te kijk te zetten als landverrader, vaak via zorgvuldig geposte berichten in kleine lokale Facebookgroepen, vernietigden de Conservatieven het moeizame respect dat hij na de sterke campagne van 2017 bij veel kiezers had opgebouwd.

En dan was er nog het Manifest.8 Een fantastisch en grondig uitgewerkt plan om een heel land gezamenlijk te veranderen, maar jammer genoeg zonder een rake campagneslogan waar je een verkiezing mee kon winnen. Er stond gewoon te veel in het Manifest, de kiezers begrepen niet wat er allemaal werd beloofd. Ongetwijfeld is die mislukking te wijten aan het ontbreken van een kernverhaal en een passende slogan. Labour trok in 2017 naar de verkiezingen met de slogan For the many not the few. De campagne van 2019 daarentegen diende een hele reeks flauwe en nietszeggende uitspraken op die hoe dan ook onvoldoende vaak werden herhaald om enige invloed te kunnen hebben op de kiezer.

De Brexitbreuk is veranderd in een soort cultuuroorlog.

En wie het wel begreep, was niet overtuigd. Labour voerde haar campagne van 2019 alsof alle problemen van 2017 van de baan waren. De partij geloofde oprecht dat ze het debat over de bezuinigingen had gewonnen en bijgevolg de vraag “hoe ga je dat betalen?” niet meer hoefde gesteld te worden. De strategen leken ervan uit te gaan dat de partij , om de kiezers te overtuigen van de uitvoerbaarheid van het Manifest, er alleen voor moest zorgen dat het volledig werd begroot en goedgekeurd door het Institute for Fiscal Studies. Wat velen niet begrepen, was dat de vraag “hoe ga je dat betalen?” niet technocratisch, maar politiek was. Het probleem was niet “waar komt het geld vandaan?” maar “waarom denk je dat je mijn leven kunt verbeteren als zoveel politici voor jou hebben gefaald?”

Labour had daar geen antwoord op. De partij vroeg de kiezers eenvoudigweg te geloven dat een andere wereld mogelijk was: dat bezuinigingen een politieke keuze zijn die van bovenaf door de heersende klassen wordt opgelegd en dat we samen een nieuw soort samenleving kunnen opbouwen als we ons maar verenigen om hen aan te pakken. Mark Fisher9 zou naar ons Manifest hebben gekeken en in lachen zijn uitgebarsten. Het kapitalistisch realisme mag dan wel stervende zijn, het nieuwe is nog niet geboren onze collectieve verbeelding kan zich geen voorstelling maken van wat nog kan komen.

Geen toekomst met de partij van de heersende klasse

Er heerste een wijdverbreid pessimisme over de slaagmogelijkheden van de grootscheepse maatschappelijke transformatie die het Manifest wilde bereiken, maar elk afzonderlijk waren de beleidsdoelstellingen wel populair. 56 % van de bevolking steunt het volledig koolstofvrij maken van de samenleving tegen 2050 en 63 % staat achter de Green New Deal.10 64 % en 63 % steunen het plan om respectievelijk het spoor en de watervoorziening opnieuw te nationaliseren, terwijl in beide gevallen slechts 23 % tegen is. Aan dit enige sprankje hoop zullen de Britse socialisten zich de komende jaren optrekken: dat de Britse economie fundamentele hervormingen nodig heeft, daarover is de grote meerderheid het eens. Of Labour de enige politieke kracht is die dit ook in de praktijk kan omzetten, is nog maar de vraag.

Ook de postmaterialisten zijn dit onderwerp zeer genegen. Als de Britse politiek zich opstelt rond een culturele breuklijn in plaats van een economische, lijkt het logisch dat de regerende partij inspeelt op de ‘gerechtvaardigde zorgen’ van de kiezers over immigratie, criminaliteit en buitenlands beleid terwijl ze voor de economie een meer linkse koers aanhoudt. Dat zegt Matthew Goodwin met zoveel woorden: er is “veel ruimte voor een partij die naar links neigt op economisch vlak en naar rechts als het op cultuur aankomt”.11

Marxisten worden vaak beschuldigd van een soort vulgair materialisme dat culturele attitudes als pure nevenverschijnselen van de economische basis beschouwt. Mensen maken zich misschien zorgen over immigratie, maar wat hen echt bezighoudt, is het feit dat hun loon de voorbije tien jaar niet meer is gestegen. Vijftig jaar geleden waren zulke beschuldigingen misschien gerechtvaardigd, maar vandaag de dag kunnen maar weinigen nog zo’n reductionistisch standpunt verweten worden. Wat we helaas niet kunnen zeggen van veel postmaterialisten. Het argument van commentatoren als Goodwin impliceert niet alleen dat het culturele voorrang krijgt op het materiële, het laat ook uitschijnen dat het materiële helemaal niet van belang is.

Het idee dat de Conservatieve Partij, die is opgericht om de belangen van het kapitaal te vertegenwoordigen en zich de voorbije eeuwen voortdurend heeft aangepast om dat altijd vanuit de beste positie waar te maken, het idee dat die partij bereid of in staat zou zijn om haar engagement voor de vrijemarkteconomie overboord te gooien, is volstrekt onzinnig. Oppervlakkig gezien is meer dan 80 % van de fondsen van de Conservatieven in de verkiezingscampagne van 2019 afkomstig van donors die jaarlijks minstens 50.000 pond schenken.12 Veel conservatieve parlementsleden hebben een achtergrond in het bedrijfsleven, de financiële wereld of een of andere lobby. Vóór de algemene verkiezingen bestond meer dan een kwart van de Toryparlementsleden uit grondeigenaars.13 Een nog groter percentage hoopt in de voetsporen van George Osborne te treden en na een succesvolle politieke carrière opgevist te worden voor een of andere lucratieve adviserende functie in de financiële sector.

Als we wat dieper graven, zien we dat de Conservatieve Partij bestuurd wordt door mensen van wie de volledige identiteit is opgebouwd rond het “gezond verstand” van de Britse regerende klasse. De meesten zijn naar elitescholen geweest en daarna doorgestroomd naar Oxford of Cambridge.14 De principes van de neoklassieke economie werden er met de paplepel ingegoten. Die instellingen willen niet alleen dat het aanvechten van de status quo voor hun oud-studenten onaanvaardbaar is. Nee, het establishment moet er ook echt van doordrongen zijn dat het liberale vrijemarktkapitalisme het beste politieke economische systeem is dat ooit door de mensheid is bedacht. Die opvatting wordt vervolgens dagelijks versterkt in de kranten die ze lezen The Economist, The Times, The Telegraph en wordt meedogenloos bewaakt door een peergroup met zo’n sterke klassensolidariteit dat de Nationale Mijnwerkersunie van de jaren tachtig wel op een zootje ongeregeld moet lijken.

Beweren dat de Conservatieve Partij niet in staat is om zelf haar benadering van de economie te veranderen is dus niet hopeloos functionalistisch. Dat zou immers in strijd zijn met de belangen van de heersende klasse die ze vertegenwoordigt. Er zijn zelfs goede redenen om aan te nemen dat de noodzaak om de belangen van de internationale kapitalistische klasse belichaamd door de City of London te behartigen, nu sterker is dan ooit tevoren.

Corbyn heeft het economische debat fundamenteel verschoven en de toekomstige leiders van Labour kunnen dat moeilijk ongedaan maken.

De Conservatieven moeten nu zoals voorheen de door het kapitalisme ontstane spanningen tussen de klassen beheersen en een totaal conflict vermijden. Het onmiddellijke doel is het internationale financiële kapitaal gerust te stellen dat de regering haar strakke begrotingsbeleid zal aanhouden. De recente begroting waarbij minister van Financiën Sajid Javid alle overheidsdepartementen een besparing van minstens 5 % oplegde zou de aanhangers van de Conservatieven moeten garanderen dat Johnsons toewijding aan de beginselen van de vrije markt niet zal tanen, ook al verschoof hij de electorale basis van de Tories.

De uitdagingen op langere termijn zijn veel ingrijpender. Om deze regering stabiel te houden in de context van de Brexit en een daaruit voortvloeiende recessie om nog maar te zwijgen van de aanhoudende klimaatcrisis zal Johnson een aantal beloften moeten nakomen en investeringen stimuleren op de plaatsen die hem zijn overwinning opleverden. Er wordt ongetwijfeld wel wat geld gevonden voor infrastructuur hoewel de uitvoering uiteraard onder auspiciën van de particuliere sector zal gebeuren om te vermijden dat de bedrijven de gulle hand van de overheid zouden mislopen. De komende economische terugval zal uiteraard de overheidsuitgaven doen toenemen als gevolg van de werking van de automatische stabilisatoren lagere belastinginkomsten en hogere socialezekerheidsbijdragen die uit de vertraging van de economie voortvloeien. Johnson heeft dus veel minder spendeermarge dan veel waarnemers denken en dat weet hij.

Waarschijnlijk krijgen we dan eenzelfde soort bezuinigingsagenda als bij Cameron en Osborne. Een agenda die de staatssteun voor de meest kwetsbare en politiek minst actieve bevolkingsgroepen tot op het bot afknauwt. Johnson zal misschien proberen meer geld in het laatje te krijgen door een verhoging van de vennootschapsbelasting het debacle van de digitale dienstenbelasting moet in dit licht worden gezien. Maar in het algemeen zal het belastingstelsel van het land waarschijnlijk niet veranderen, op enkele wijzigingen in uitkeringen en vrijstellingen na. De budgetten voor het nationale gezondheidssysteem NHS, het onderwijs en de politie worden wellicht beschermd, zo niet opgewaardeerd in functie van de bevolkingsgroei en de demografische vergrijzing. De lokale overheid zal verder worden uitgehold, waardoor de crisis in de sociale zorgsector, die de regering van Theresa May ten val bracht, nog zal verergeren. De aanval op de rechten van de werknemers zal doorgaan dit is een van de weinige manieren waarop de overheid winst kan boeken zonder haar eigen geld uit te geven.

De heersende consensus is dat Labour niet in staat zal zijn om in amper vijf jaar van de verkiezingsnederlaag van 2019 te herstellen. Dit is aannemelijk, vooral gezien de oplawaai in Schotland. Maar in de context van een algemene crisis van het Britse en zelfs mondiale kapitalisme zal deze conservatieve regering het moeilijk hebben om de economie doeltreffend genoeg te beheren om de stabiliteit te verzekeren van de electorale coalitie waarop haar recente succes is gebaseerd. De Britse arbeidersklasse kan niet nog een recessie verdragen na een decennium van loonstagnatie en toenemende precariteit; ze kan niet nog meer bezuinigingen aan na tien jaar van falende overheidsdiensten; en ze kan niet nog een verdere verslechtering van het milieu verdragen als gevolg van de klimaatcrisis.

Nieuwe kansen op een historisch ogenblik

Problemen voor de Tories zijn kansen voor Labour. Maar als we het over de Labourpartij hebben, moeten we verschillende delen van de organisatie bekijken. De positie van links in de Parliamentary Labour Party (PLP) blijft vrij zwak, niet alleen omdat rechtse parlementsleden er de overhand hebben, maar ook omdat slechts een minderheid van de socialistische parlementsleden begrijpt wat socialisme werkelijk is en welke rol de partij daarin speelt. Er is enige vooruitgang geboekt met het selectieproces. Maar zoals het er nu uitziet, zou het tientallen jaren duren voordat links binnen de PLP een machtspositie kan bekleden. Dan zijn er natuurlijk nog alle andere elementen van de Labourpartij. Er is het National Executive Committee (NEC) en het National Policy Forum (NPF); en er zijn de administratieve en bureaucratische functies binnen de partij zelf. Ook de relatie met de vakbonden is van belang. Die was de afgelopen tien jaar positief, maar op dit moment zijn de meeste vakbonden intern onvoldoende democratisch om de Labourpartij bij een confrontatie met de staat op een linkse koers te houden. Tot slot is er nog het lidmaatschap. De linkse leden zijn nu in de meerderheid. De vraag is hoe de aantallen en de energie van links binnen Labour worden georganiseerd en gemobiliseerd. De kwestie van de interne democratie is hierbij, zoals we zullen zien, van cruciaal belang.

De partij is verre van eensgezind over hoe het nu verder moet. De rechtse krachten mogen dan wel hopen de controle over de partij terug te winnen door Sir Keir Starmer te steunen, zijn economisch beleid met het oog op een terugkeer naar het Blairisme zal hen niet tevreden stellen. Corbyn heeft het economische debat fundamenteel verschoven en de toekomstige leiders van Labour kunnen dat moeilijk ongedaan maken. Labours economische agenda zal in grote lijnen die van 2017 en 2019 blijven volgen hoewel bepaalde elementen, met name op het gebied van arbeidsduur, werknemersparticipatie eninternationaal beleid, wellicht zullen verdwijnen.

De vraag is nu hoe Labour die economische agenda het beste kan verkopen. Gematigd linkse krachten geloven dat een verfijnde leider als Starmer zal volstaan om de kiezers te overtuigen van de fundamenteel gematigde aard van Labours economische agenda. Zij zullen echter terug willen komen op Corbyns anti-imperialistische buitenlandbeleid en zijn liberale benadering van immigratie en mensenrechten. De ervaringen uit het niet zo verre verleden zouden voldoende bewijs moeten zijn voor de waarschijnlijke doeltreffendheid van zijn strategie. Het Starmerisme zal wellicht lijken op een opgewarmd Milibandisme15 dat het in elk van de verkiezingen slechter deed in de peilingen dan het Corbynisme.

De hoop van links ligt bij Rebecca Long-Bailey, Corbyns schaduwminister voor Bedrijfsleven, Energie en Industriële Strategie, en auteur van Labours zeer populaire Green Industrial Strategy. Links heeft zijn hoop gevestigd op Long-Bailey, niet zozeer vanwege haar onmiddellijke electorale aantrekkelijkheid, maar vanwege haar plannen om de partij zelf te transformeren en te democratiseren. Vóór de crisis waren sommige delen van Brits links ervan overtuigd dat deelnemen aan de verkiezingen voor de socialisten nutteloos is. Toch is dat niet de reden waarom een hervorming van de partij noodzakelijk is. Wel speelt het besef dat het lot van Labour afhangt van haar vermogen om het vertrouwen in de politiek en de hoop voor de toekomst te herstellen. In 2017 won Labour ei zo na de verkiezingen. Uiteraard hadden ze met dezelfde problemen te kampen gehad als die waar mensen als Ralph Miliband16 al tientallen jaren over schrijven. De Labourpartij was en is waarschijnlijk nog steeds niet democratisch genoeg om een ruk naar rechts te voorkomen, een ruk die zich onvermijdelijk voordoet als een arbeidersbeweging in aanraking komt met de macht van de Britse staat.

Met haar 500.000 leden, Momentum en The World Transformed laat Corbyn links veel beter georganiseerd achter dan ze in decennia geweest is.

Daarom moet links opnieuw opgebouwd worden als een politieke beweging met wortels in de werkplaatsen en gemeenschappen in het hele land. Politici mogen niet denken dat ze de kiezers kunnen motiveren om weer aan politiek te doen door uitspraken van bovenaf over de mogelijkheid van een andere toekomst. Dergelijke retoriek is belangrijk, maar mag de organisatie van het volk niet vervangen. Pas als mensen zich betrokken voelen, zullen ze geloven in een andere wereld. En hoe kunnen de socialisten de mensen laten participeren? Dat kan door zich te verzetten tegen schurkachtige landeigenaars, campagne te voeren voor een Green New Deal of te ijveren voor hogere lonen. Met andere woorden, de voorwaarde voor het electorale succes van een socialistische Labourpartij is de heropleving van de vakbonden, de democratisering van de Labourpartij en de evolutie van het organisatiewerk in de gemeenschappen.

Een opmerkelijk pluspunt van de Corbynjaren is dat links veel beter georganiseerd is dan in de voorbije decennia. Labour is herrezen als een massapartij met een half miljoen leden en is daarmee de grootste linkse partij in West-Europa. De 500.000 leden zijn de grootste troef van de partij en Momentum17 biedt de linkse krachten een basis om zich daarbinnen te organiseren. Ter gelegenheid van het politieke festival The World Transformed18 komen elk jaar socialisten samen op de Labour Party Conference. Dat gebeurt ook op tal van lokale evenementen die tussendoor in het hele land worden gehouden. Linkse mediaorganisaties als Tribune en Novara bereiken tienduizenden linkse aanhangers in het hele land. Ze bieden links de mogelijkheid om binnen de eigen gelederen open en eerlijk te debatteren. Zelfs sommige gevestigde organisaties denktanks als IPPR en NEF, kranten als The Guardian, en uitzendmedia worden nu gedwongen links een platform te geven, zodat de partij een veel breder publiek kan bereiken.

Verman je!

De strijd is echter nog maar net begonnen. De strijd om de interne democratie binnen organisaties als Momentum en The World Transformed die er beide van beschuldigd worden een kloof met de basis te scheppen zal de komende maanden waarschijnlijk alleen maar heviger worden. Linkse mediaorganisaties blijven worstelen om toegang te krijgen tot financiering en in de nasleep van de verkiezingsnederlaag zullen veel gevestigde organisaties waarschijnlijk linkse stemmen buitensluiten. De strijd voor democratie binnen de partij die onder Corbyn maar weinig vooruitgang heeft geboekt zal op verzet blijven stuiten bij wat er nog rest van de Parliamentary Labour Party. Alleen Rebecca Long-Bailey heeft tot nu toe ingestemd met de belangrijke linkse eis voor open selecties en de weg naar de hervorming van de selectie van kandidaten, de beleidsvorming en de vertegenwoordiging in haar gelederen is nog lang.

Ondanks enkele opmerkelijke stakingsacties was het aantal verloren dagen door arbeidsconflicten het op vijf na laagste sinds het begin van de optekeningen in 1891.19 De schaarse industriële actie was geconcentreerd in de publieke sector.20 Het vakbondslidmaatschap is sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw gestaag afgenomen en een kentering zit er voorlopig niet in. Hoopgevend is dat werknemers uit de tot dan toe moeilijk te organiseren sectoren van schoonmaakpersoneel tot Deliveroobestellers zich nu verzetten tegen de uitbuiting. Jammer genoeg hebben de grote vakbonden hierop vaak te traag gereageerd. Veel daarvan zijn zelf onvoldoende democratisch en de leiders staan veraf van de leden. Het terugdraaien van de langdurige neergang van de Britse arbeidersbeweging is de conditio sine qua non voor de socialistische organisatie in het Verenigd Koninkrijk en het zal nog lang een netelige kwestie blijven.

Voor een neutrale waarnemer leidt het lot van Brits links tot een gevoel van pessimisme. Ja, het Britse kapitalisme verkeert in crisis, maar links is veel te zwak om deze situatie in zijn voordeel om te buigen. Als de geschiedenis ons al iets geleerd heeft, is het wel dat rechts meer kans maakt om van de chaos van de huidige conjunctuur te profiteren. Maar ook al heeft Corbyn de verkiezingen verloren, de Britse linkerzijde staat er na het Corbynisme beter voor dan vroeger. Deels door het Corbynisme zelf, deels door de structuren die zijn opgezet, de instellingen die zijn gecreëerd en het nieuwe verhaal dat is geschreven. En tot slot alleen al door het historische tijdsgewricht waarin we ons nu bevinden.

Voor wie betrokken is bij deze moeilijke periode is het meer dan ooit duidelijk dat de algemene crisis waarin het kapitalisme sinds 2008 verkeert, ook tot onvoorziene omstandigheden en dus tot kansen heeft geleid. Het ziet er voor links niet rooskleurig uit, maar de toekomst is nog niet geschreven. De Britse socialisten zouden er goed aan doen de woorden van wijlen Tony Benn in gedachten te houden: “Er is geen eindoverwinning, net zo min als er een eindnederlaag is. Er is alleen dezelfde strijd die steeds opnieuw moet worden gestreden. Verman je dus, in hemelsnaam verman je!”

Footnotes

  1. Election results 2019: Analysis in maps and charts”, BBC, 13 december 2019
  2. Ibid.
  3. Martin Baxter, “Voter Migration by Party 2017-2019”, Electoral Calculus, 16 januari 2020.
  4. Michael Ashcroft, “How Britain voted and why: My 2019 general election post-vote poll”, Lord Ashcroft Polls, 13 december 2019.
  5. Ipsos Mori, “How Voters Voted in the 2017 Election”, Ipsos Mori Estimates, 2017.
  6. Geoffrey Evans en James Tilley, The New Politics of Class: The political exclusion of the British working class, Oxford University Press, 2017.
  7. James Butler “What Happened? London Review of Books vol. 42 No.3, 2019.
  8. In 2019 trok Labour naar de verkiezingen met It’s Time For Real Change – the Labour Party Manifesto 2019. Dit had als luiken een “Groene industriële revolutie”, de heropbouw van de openbare diensten, de strijd tegen armoede en ongelijkheid, een tweede referendum over Brexit en een uitgesproken anti-imperialistische buitenlandse politiek.
  9. Mark Fisher (1968-2017) was een populaire Britse theoreticus. In zijn boek Capitalist Realism: Is There No Alternative?, in 2009 uitgegeven bij Zero Books, beschrijft hij de gevolgen van de kapitalistische hegemonie op onze verbeelding. Met de val van de Sovjet-Unie zou het nu onmogelijk geworden zijn een coherent alternatief voor kapitalisme te bedenken, laat staan erin te geloven.
  10. YouGov/NEON Survey Results”, YouGov, 19 november 2019.
  11. Matthew Goodwin, “Nine lessons from the election: Boris was lucky – but he also played his hand right”, The Spectator, 24 december 2019
  12. Peter Geoghegan, “The Tory party is so dependent on big money it now represents only a tiny elite”, The Guardian, 9 december 2019.
  13. Martin Williams, “Fact Check: Almost one in five MPs are landlords”, Channel 4, 21 juli 2017.
  14. Oxford en Cambridge zijn Britse elite-universiteiten. Minder dan 1% van de bevolking studeert af aan deze instituten. Toch leveren ze vele politieke en socio-economische prominenten.
  15. Ed Milliband was de leider van de Labour Party tussen 2010 en 2015. Ondanks kritieken op de verrechtste New Labour-partij die hij van Tony Blair en Gordon Brown erfde, dwong hij geen fundamentele koerswijziging af. Na de verkiezingsnederlaag in 2015 trad hij af.
  16. Ralph Milliband (1924-1994), vader van, was een Britse marxistische socioloog. Hij schreef onder meer Parliamentary Socialism, waarin hij de rol van de Labour Party als behoudsgezinde partij op de korrel neemt. Zijn discussie met Nicos Poulantzas aangaande de aard van de kapitalistische staat instrumentalistisch dan wel structuralistisch veroorzaakte veel deining in de academische wereld.
  17. Momentum is een politieke grassroots-organisatie die in de nasleep van Corbyns verkiezing tot leider van Labour opgericht werd. Momentum houdt zich vooral bezig met informeren en mobiliseren via deur-aan-deur-campagnes en social media.
  18. The World Transformed is een jaarlijks politiek festival, georganiseerd door Momentum, dat als doel heeft een ruimte te creëren waarin ideeën uitgewisseld en geproduceerd kunnen worden. In 2019 trok het vijfduizend aanwezigen.
  19. Office for National Statistics, “Employment and employee types”, Office for National Statistics, geraadpleegd op 20/02/2020.
  20. Office for National Statistics, “Workplace disputes and working conditions”, Office for National Statistics, 18 februari 2020.