De Arabische lente wakkerde ook in Jemen de hoop op een protestbeweging en een betere toekosmt aan. Maar dit moest plaats ruimen voor een burgeroorlog en een invasie door Saoedi-Arabië.
Tienduizenden zijn gedood, miljoenen zijn de hongerdood nabij. Een vredesakkoord zou de Jemenieten kunnen helpen om de toenmalige gedwarsboomde hoop te herwinnen, dat wil zeggen als Saoedi-Arabië afziet van een overwinning voor zijn bondgenoten.
Daniel Finn. De voorbije dertig jaar was Jemen formeel verenigd in één staat, hoewel het conflict van het afgelopen decennium die politieke eenheid in de praktijk heeft verbroken. Voordien was Jemen echter in twee staten verdeeld. Waar ligt de oorsprong van die scheiding?
Helen Lackner. De militaire staatsgreep staat in Jemen bekend als de revolutie en niet als een staatsgreep, hoewel het objectief gezien wel degelijk een staatsgreep was. Maar die coup werd door de meeste mensen in het land omschreven en wordt tot vandaag beschouwd als de omverwerping van het imamaat en het begin van een republiek. Dit deed zich voor na tientallen jaren van frustratie jegens de imam.
De imams regeerden autocratisch en onderdrukten het volk — vooral de op één na laatste, Ahmad bin Yahya. Er waren tal van opstanden geweest. De bekendste zijn die van 1948 en 1955, toen groepen van de hoogopgeleide elite zich verzetten tegen de imam en probeerden hem gewapenderhand ten val te brengen. Ze werden zeer streng gestraft: heel wat hoofden werden afgehakt en op verschillende plaatsen publiek tentoongesteld.
Het regime werd door velen omschreven als achterlijk en vergelijkbaar met het regime dat vóór 1970 in Oman bestond. De kenmerken van dat regime waren onder meer hoge belastingen in het hele land die het leven van de bevolking bemoeilijkten en zeer beperkte investeringen in de moderne aspecten van het leven waanaar de mensen hunkerden, zoals gezondheidszorg en onderwijs. De imam had ook een aantal officieren naar Irak gestuurd om een opleiding te volgen. Zij kwamen terug met een Arabisch-nationalistische ideologie, en dus met antimonarchistische gevoelens. Ze waren met andere woorden klaar om zich van de imam te ontdoen.
Ahmad bin Yahya stierf in zijn bed. Zijn opvolger, zijn zoon Muhammad al-Badr, was in bepaalde opzichten vooruitstrevend. Men ging ervan uit dat hij veel meer binnen een Arabisch nationalistisch kader zou opereren, maar na nauwelijks tien dagen aan de macht werd hij al uit het zadel gelicht. Dat het uitdraaide op een burgeroorlog kwam doordat de revolutionairen er niet in slaagden hem van kant te maken. Hij ontsnapte en trok naar het noorden, waar hij stamleden verzamelde en hulp kreeg van het Saoedische regime en andere om terug te vechten.
In de Jemenitische burgeroorlog van 1962 steunden de Saoedi’s, de Britten en zelfs de Israëli’s de monarchisten.
De revolutionairen kregen meteen steun van de Egyptische leider Gamal Abdel Nasser, die aanzienlijke aantallen troepen naar Jemen stuurde. Soms waren er wel 70.000 Egyptenaren in het land en ook een groot aantal functionarissen en politieke adviseurs die eigenlijk méér dan raadgevers waren. Het was een burgeroorlog maar met aanzienlijke internationale betrokkenheid, net als de burgeroorlog van vandaag.
De Egyptenaren steunden de republikeinse kant terwijl de Saoedi’s en de Britten zich achter de monarchisten schaarden. De Britten toonden hun betrokkenheid minder openlijk, maar in feite was ze een publiek geheim. Zij stuurden enkele eenheden van de Special Air Service (SAS) en zelfs de Israëlische leiders deden een duit in het monarchistische zakje.
Eind 1967 of begin 1968 was de burgeroorlog in feite in een impasse geraakt. Nadat Nasser zijn troepen had teruggetrokken, ondernamen de royalisten een poging om de stad Sana’a in te nemen met een zeventig dagen durend beleg dat in het geheugen van de Jemenieten is gegrift. Ondanks die belegering slaagden de royalisten er niet in de republikeinen te verdrijven. In 1967-69 waren de extreemste royalisten verslagen of gemarginaliseerd, maar ook de linkervleugel van de republikeinse beweging moest inbinden. In sommige gevallen werden mensen gedood.
Dat alles maakte in 1970 een akkoord mogelijk, waarin de ondertekenaars instemden met het behoud van de republiek. Het was echter een ‘republiek’ van rechtse republikeinen en de minder extreme aanhangers van het imamaat. Niemand van de familie van de imam mocht terugkeren, maar tegelijkertijd werd ook de linkervleugel van de beweging geëlimineerd.
Hoe is Ali Abdullah Saleh aan het eind van de jaren zeventig leider van Noord-Jemen geworden?
Ali Abdullah Saleh was een legerofficier van een kleine stam, de Sanhan, een ondergeschikte tak van de belangrijkste stammenconfederatie in Jemen, de Hashid. In 1977-78 werden drie Jemenitische presidenten vermoord, waaronder twee in het noorden. De eerste was Ibrahim al-Hamdi, die nog steeds in het hele land wordt herdacht en vereerd als de grote hoop van de Jemenieten. Hij werd in oktober 1977 vermoord toen hij op het punt stond naar Aden te vertrekken om er een eenheidsakkoord te ondertekenen met de president van het zuiden, Salim Rubai Ali, bekend als Salmine.
Na de moord op al-Hamdi werd een andere officier, Ahmad al-Ghashmi, president in Sana’a. Hij werd op zijn beurt vermoord in juni 1978, vermoedelijk door een gezant van Salmine. Of dat werkelijk is gebeurd, is voer voor discussie — dat wil zeggen, de identiteit van zijn moordenaar is gekend want ze stierven samen, maar of het bevel van Salmine kwam, is niet duidelijk. In ieder geval maakten de zuidelijke leiders van de gelegenheid gebruik om Salmine te vermoorden, en zo had Jemen tegen eind juni 1978 drie presidenten verloren.
Op dat moment was Sana’a het toneel van heel wat manoeuvres. Ik vermoed dat Saleh tot president werd benoemd in de veronderstelling dat hij gemakkelijk de bevelen van anderen zou opvolgen. Toen ik in 1980 voor het eerst naar Sana’a ging, verwachtten we allemaal dat er de volgende ochtend een staatsgreep zou plaatsvinden. We zouden wakker worden en meteen te horen krijgen dat Saleh was vermoord.
Niemand zou hem een levensverzekering willen verkopen, zo werd gezegd, nog niet voor een miljoen dollar, omdat die zo snel betaald zou moeten worden. De geschiedenis heeft natuurlijk aangetoond dat we het mis hadden. Hij hield het maar liefst drieëndertig jaar vol als president.
Wat was de aard van de strijd tegen het Britse koloniale bewind in Aden in de jaren zestig? En wat was het resultaat van die strijd?
Aden was een andere situatie. De revolutie in Sana’a in 1962 was voor de zuidelijke nationalisten een stimulans om het Britse koloniale bewind serieus uit te dagen. De Britse overheersing werd in de loop van de tijd in meer of mindere mate aangevochten maar het bleef altijd lokaal: fe Zuid-Jemenitische samenleving was op dat moment al erg versplinterd.
Na 1962 had je enerzijds de invloed van het nasserisme en anderzijds de opkomst van de vakbonden in Aden. Die laatste waren een belangrijk element in de linkse politiek in die regio, die sinds het begin tot halverwege de jaren vijftig opgang maakte. Vanaf de bouw van de raffinaderij was er een sterke vakbondsbeweging in Aden.