De echte boosdoener is de vermindering van de productiecapaciteit, veroorzaakt door vier decennia neoliberaal beleid.
Er werd halsreikend uitgekeken naar de recente toespraak van Jerome Powell, de voorzitter van de Federal Reserve,1 op de Jackson Holeconferentie voor een publiek van centrale bankiers uit de hele wereld. Hij kwam er vernederd aan, nadat hij eerder had beweerd dat de inflatie in de VS een voorbijgaand verschijnsel was, terwijl hij een laks monetair beleid2 voerde dat door velen als schuldige van de recente prijsstijging werd gezien. Zou hij nu een ‘zachte landing’ kunnen maken en de inflatie terugbrengen van het veertigjarige hoogtepunt van 9,1 % naar de gewenste 2 %, zonder een recessie te veroorzaken?
Centrale banken beschikken over verschillende instrumenten om de inflatie te beheersen: hogere tarieven, kwantitatieve verstrakking (d.w.z. het verkopen van activa om de liquiditeit in het systeem te verminderen) en het beheren van de verwachtingen over het toekomstige monetaire beleid via forward guidance.3 Powell begon de rentetarieven in maart te verhogen en bracht ze via een reeks stapsgewijze verhogingen van het pandemische dieptepunt van 0,25 % naar 3,25 % toen hij eind augustus in Jackson Hole aankwam.
Toch bleef het nominale tarief door deze verhogingen ruim onder het inflatiepercentage, waardoor de reële rente negatief werd. Ondertussen laaide het debat over het monetaire beleid op. Inflatiehavik4 Larry Summers beschuldigde Powell ervan het probleem te onderschatten en te weinig en te laat te doen. Een andere havik, Henry Kaufman, raadde hem aan aan de noodrem te trekken — de markten “in het gezicht te slaan” zoals Paul Volcker, toenmalige voorzitter van de Federal Reserve, in 1980 had gedaan, door de rente te verhogen naar 20 %.
Haviken zien de inflatie ten onrechte als een louter monetaire kwestie. Maar de duiven kijken dan weer te veel naar voedselen brandstofprijzen.
Door een diepe en langdurige recessie te veroorzaken had Volcker zich niet populair gemaakt bij progressieven. De econoom Robert Solow omschreef Volckers beleid als “het huis afbranden om het varken te roosteren”. Vandaag heeft het vooruitzicht van een soortgelijke stijging opnieuw aanleiding gegeven tot kritiek op de monetaristische invalshoek, die inflatie beschouwt als het resultaat van een toename van de geldhoeveelheid ten opzichte van de productie.
Voor inflatieduiven, zoals Robert Reich, voormalig minister van Arbeid onder Clinton, is de huidige periode van inflatie niet veroorzaakt door de fiscale en monetaire stimuli van de pandemie, hoe ongekend die ook waren. Het is ook niet het resultaat van een zogenaamde loon-prijsspiraal [inflatie van de prijzen van goederen, aangedreven door een verhoogde loonkost, nvdr.] — aangezien de toename van de vakbondsactiviteit relatief bescheiden blijft.5 De duiven beweren dat de inflatie eerder het gevolg is van factoren buiten de macht van de Federal Reserve: voedselen brandstofprijsstijgingen als gevolg van de oorlog in Oekraïne, plus aanhoudende prijsopdrijving door grote bedrijven. Het probleem kan dus niet worden opgelost door de rente te verhogen; er zijn oplossingen nodig zoals die die worden beschreven in Jamaal Bowmans Emergency Price Stabilization Act: controle en regulering van de consumentenprijzen, naast maatregelen om het aanbod van essentiële goederen en diensten veilig te stellen.6
De haviken hebben zeker ongelijk als zij de inflatie zien als een zuiver monetaire kwestie. Van de fiscale en monetaire stimuleringsmaatregelen genomen tijdens de pandemie is maar heel weinig in de zakken van de gewone mensen terechtgekomen. Als dat al gebeurde, ging het grotendeels naar de aflossing van schulden en had het een beperkt effect op de vraag. Maar de duiven hebben ook ongelijk als zij de door de oorlog veroorzaakte voedselen brandstofprijzen als oorzaak aanwijzen. In de VS kan de inflatie van 8,3 % van augustus 2022 door deze factoren zijn aangewakkerd, maar de kerninflatie van 6, 3 % — veel hoger dan het Europese gemiddelde — weerspiegelt een structurele kwaal.
De echte boosdoener
De echte boosdoener is hier de vermindering van de productiecapaciteit in de VS, veroorzaakt door vier decennia van neoliberaal beleid — desinvestering, deregulering, uitbesteding — dat de economie uiterst kwetsbaar heeft gemaakt voor verstoring van de productieketen, en dat maatregelen aan de aanbodzijde om de prijzen te verlagen heeft verhinderd.
Die afname is de keerzijde van de onophoudelijke groei van de financiële activiteit sinds het begin van de jaren 80. Dit proces wordt gewoonlijk ‘financialisering’ genoemd, hoewel het meervoud ‘financialiseringen’ nauwkeuriger zou zijn, aangezien elke historische uitbreiding van de financiële sector toepassing vond in andere structuren, praktijken, regelgevingen en activa.
In de afgelopen decennia is de financialisering gebaseerd op zeepbellen van activa die in stand werden gehouden door een laks monetair beleid. Dit heeft de voorwaarden geschapen voor de huidige prijsstijgingen, terwijl het enige anti-inflatoire beleid waartoe het huidige systeem in staat is, wordt tegengehouden. Toch wordt deze cruciale dynamiek over het hoofd gezien door economen uit het hele politieke spectrum.
Op het eerste gezicht trekken haviken en duiven aan tegenovergestelde uiteinden van het dubbele mandaat dat de Federal Reserve in 1977 kreeg, toen ze naast haar oorspronkelijke verantwoordelijkheid van prijsstabiliteit ook de werkgelegenheid op peil moest houden. Sommige progressieve economen wijzen nu op de ambtstermijn van voorzitter Alan Greenspan in de jaren 90 als “een leerzaam model van hoe een economie met volledige werkgelegenheid eruit kan zien”, waarmee zij suggereren dat de huidige leiding van de Federal Reserve naar dit voorbeeld kan en moet terugkeren.7
Toch werd het mandaat van volledige werkgelegenheid — een laatste snufje Keynesianisme in een steeds vijandiger politiek klimaat — nooit serieus genomen. Volcker schond het immers bijna onmiddellijk met zijn historische renteverhogingen. Sindsdien heeft de Federal Reserve consequent zowel de werkgelegenheid als de lonen aan banden gelegd, hoewel dit vaak werd verhuld door de statistische inflatie van de werkgelegenheidscijfers (bijvoorbeeld, de deeltijds werkenden meetellen en de dalende arbeidsparticipatie negeren).8
Greenspan nam de dramatische beslissing om de rente te verhogen ondanks de bescheiden inflatie. Ter rechtvaardiging van deze stap haalde hij de klacht van neoliberale pleitbezorger Milton Friedman aan, dat de Federal Reserve de rente altijd te laat verhoogde en er in plaats daarvan op aandrong “het spel voor te zijn” en de inflatie te voorkomen in plaats van erop te reageren. Greenspan vernietigde zo een prille heropleving in de maakindustrie die, zoals Robert Brenner schrijft, tot een “doorbraak na stagnatie” had kunnen leiden.9 Toen Greenspan uiteindelijk besloot het monetaire beleid te versoepelen, was dat niet om de uitbreiding van productie en werkgelegenheid te ondersteunen, maar om zeepbellen van activa op te blazen, te beginnen met de zogenaamde ‘Greenspan put’: een injectie van liquiditeit10 in het financiële systeem als reactie op de beurscrash van 1987.
Dit beleid (dat werd voortgezet door de opvolgers van Greenspan) genereerde speculatieve braspartijen voor de snel deregulerende financiële sector en zorgde voor royale liquiditeit na elke onvermijdelijke crash. Het werd terecht bekritiseerd omdat het systeem moreel gevaar zou opleveren doordat het financiële instellingen ertoe aanzette om zich nog meer aan risico’s bloot te stellen.
De Federal Reserve staat voor een dilemma: een waarbij beide paden het inkomen en het welzijn van de werkende klasse zullen schaden.
In de jaren 2000 groeiden de zeepbellen van activa tot ongeziene grootte en werd een laks monetair beleid een permanente strategie in plaats van een tijdelijke oplossing. Maar omdat niet veel van dit geld naar productieve investeringen vloeide of zich vertaalde in een stijgende vraag, was het inflatoire effect ervan verwaarloosbaar. Bovendien hielden andere factoren de inflatie laag: werknemers waren te onzeker om te vechten voor loonsverhoging, zelfs bij een relatief hoge werkgelegenheid, de industriële productieketens werden verlegd naar lagelonenlanden, immigratie zorgde voor goedkopere diensten en inkomensdeflatie in de derde wereld onderdrukte de mondiale vraag en de grondstofprijzen.11
De overwaardering van de dollar was ook sterk verweven met de zeepbellen van de Federal Reserve. Door investeringsmiddelen te verschuiven van productieve naar financiële investeringen, hebben deze zeepbellen — de aandelenmarkten van de jaren 90, de huizenen kredietmarkt van de jaren 2000, de ‘alles-zeepbel’ van de jaren 2010 — genoeg buitenlandse fondsen naar in dollars uitgedrukte activa aangetrokken om de neerwaartse druk van de tekorten op de lopende rekening van de VS op de dollar tegen te gaan. Ook dit hielp de inflatie te beteugelen.
Sinds Greenspan de rente verlaagde om de dot-com-crash in 2000 tegen te gaan, is die nooit meer teruggekeerd naar zijn piek van de jaren 90. Ondertussen is kwantitatieve versoepeling — in feite het opkopen van activa door de Federal Reserve — een systeemvereiste geworden om zowel de activamarkten als de dollar hoog te houden. Omdat het fiscale beleid grotendeels ontbrak (afgezien van belastingverlagingen voor de rijken), creëerde dit monetaire beleid een hoogst merkwaardige politieke economie. Dankzij een krimpende industrie, lage investeringen en fiscale bezuinigingen werd de consumptie van een steeds kleinere welgestelde laag, bevorderd door de ‘welvaartseffecten’ van zeepbellen, de voornaamste economische motor van het land. Als gevolg daarvan is slappe groei en extreme ongelijkheid het enige dat het hedendaagse Amerikaanse kapitalisme kan voorzien.
De duiven willen — terecht — productie boosten om de inflatie aan te pakken, maar gaan voorbij aan de omvang van de noodzakelijke staatsinterventie.
In deze context wil Powell in de eerste plaats Volckereske renteverhogingen in de maalstroom van lichte renteverhogingen vermijden en bidden voor forward guidance. Waarom? Omdat de renteverhogingen van de haviken — vanuit een monetaristisch beleidsperspectief het enige doeltreffende wapen tegen inflatie — de activabubbels, waarvan de Amerikaanse financiële sector en ultrarijken afhankelijk zijn, zouden doen barsten. Eind jaren 70 hoefde Volcker zich over dit risico geen zorgen te maken, maar begin jaren 2020 moet Powell dat wel. Rentetarieven van 5 % hebben in 2007 de ineenstorting van de huizenen kredietzeepbellen veroorzaakt; de huidige rente van 3,25 % heeft vastgoed en durfkapitaal getroffen, terwijl aandelen de ergste reeks kwartaalverliezen sinds 2008 hebben geleden. Gezien de kwetsbare structuur van de VS-economie vormen renteverhogingen een reëel risico, wat betekent dat de Federal Reserve grotendeels machteloos is geworden. Geen wonder dat het op de pagina’s van de Financial Times wordt beschreven als “de Fed waar de markten het minst vertrouwen in plaatsen sinds de jaren 70”.
Een door de staat geleid programma
Het gebrek aan vertrouwen van de markten weerspiegelt een structureel dilemma. Als Powell de rente verhoogt tot het vereiste niveau, kunnen de VS een recessie verwachten waarbij die van de jaren 80 zal verbleken. Maar als hij weigert dat te doen, wat volgens mij waarschijnlijker is, kan de VS een chronische inflatie verwachten die haar oorsprong vindt in de zwakke productiviteit van zijn economie, die onlangs nog verergerd werden door ontwrichting van de productieketen, de handelsen technologieoorlogen met China en zelfdestructieve sancties tegen Rusland. De Federal Reserve staat voor een dilemma: een waarbij beide paden het inkomen en het welzijn van de werkende klasse zullen schaden.
In die zin zien zowel de haviken als de duiven de olifant in de kamer niet: financialiseringen gesteund door gemakkelijk geld. De dynamiek van de financialisering draagt bij tot de inflatie door de waarde van huizen en grondstoffen te verhogen, terwijl de rijken hun uitgaven tegen opgeblazen prijzen kunnen handhaven. Terwijl de duiven terecht benadrukken dat de productie moet worden opgevoerd om de inflatie te temperen, gaan zij voorbij aan de omvang van de staatsinterventie die dit met zich mee zou brengen.
Vier decennia lang heeft het neoliberale beleid de lange neergang verankerd.12 Het heeft de oude zegswijze van Janos Kornai omgedraaid, die stelt dat socialisme een systeem is dat het aanbod beperkt, terwijl kapitalisme de vraag zou beperken. Om het hedendaagse VS-kapitalisme weer productief te maken, zou niet alleen de logica van de financialisering moeten worden omgekeerd. Het zou een door de staat geleid programma vereisen om de aanbodbeperkingen op te heffen, wat bijna ondenkbaar is binnen de parameters van het huidige systeem.
Vertaling van Radika Desai, “Vectors of Inflation”, New Left Review, 6 oktober 2022.
Footnotes
- De Federal Reserve Bank of the United States, kortweg de Federal Reserve of de Fed, is de centrale bank van de Verenigde Staten.
- Een los monetair beleid probeert de vraag en investeringsbereidheid te vergroten door het volume geld in omloop te vergroten en de rente te verlagen.
- Forward guidance is de communicatie vanuit de Centrale Bank die duidelijkheid moet scheppen over het monetair beleid in de nabije toekomst.
- Voor een ‘havik’ is de hoofdverantwoordelijkheid van de centrale bank prijsstabiliteit en dus het voorkomen van inflatie: andere maatschappelijke verantwoordelijkheden, zoals het werkgelegenheidsniveau en het loonpeil handhaven, moeten onderdoen. ‘Duiven’ nemen de tegenovergestelde stelling in.
- Gabriel Winant, “Strike Wave”, Sidecar, 25 november 2021.
- “NEWS: Rep. Jamaal Bowman Introduces Emergency Price Stabilization Act”, Jamaal Bowman Press Releases, 4 augustus 2022.
- Dean Baker, Sarah Rawlins en David Stein, “The Full Employment Mandate of the Federal Reserve: Its Origins and Importance”, Center for Economic and Policy Research, 11 juli 2017.
- Zie Stephen Kent, “The problem with our employment stats”, The Hill, 11 december 2021, en Michael R. Strain, “What’s Hollowing Out the US Workforce?”, Project Syndicate, 22 augustus 2022.
- Zie Robert Brenner, “What is good for Goldman Sachs is good for America: the origins of the current crisis”, Verso, 13 november 2018.
- Liquiditeit: de beschikbaarheid van cash.
- Utsa Patnaik en Prabhat Patnaik, A Theory of Imperialism, Columbia University Press, 2016.
- Robert Brenner, “Introducing Catalyst”, Catalyst, Vol. 1, nr 1, 2017.