Artikel

Industrie 4.0 Het einde van de arbeid of van het kapitalisme ?

Henri Houben

—17 december 2018

De afschaffing van routineuze en oninteressante handenarbeid zou een opsteker moeten zijn maar het kapitalisme duwt ons in de tegenovergestelde richting.

Technologische vernieuwingen volgen elkaar in versneld tempo op. Overal duiken massaal robotten op die uitgerust zijn met zintuiglijke sensoren en die zelfstandig kunnen leren. Ze kunnen al voertuigen besturen, taken uitvoeren die tot dusver enkel tot het menselijk domein behoorden, antwoorden op complexe vragen, objecten printen in 3D enz. Onderling verbonden verwerken ze al massa’s gegevens en overstijgen ze in grote mate de mogelijkheden van het menselijk brein. Ze kunnen verbanden vinden en nieuwe mogelijkheden en alternatieven uitwerken, zowel in goede als in kwade zin. De mens is het tijdperk van de kunstmatige intelligentie binnengetreden. Nu al wordt gesproken van een vierde industriële revolutie.1 De eerste deed zich voor in de 18e eeuw. De automatische weefgetouwen en de stoommachine trokken de eerste echte industrialisering in de geschiedenis op gang. De tweede revolutie dateert van het einde van de 19eeuw met de uitvinding van de benzinemotor voor voertuigen, de gloeilamp en chemische processen. En de derde deed zijn intrede aan het eind van de 20e eeuw met de opkomst van de draagbare computer en de vereenvoudiging van de communicatiemiddelen.

De vierde industriële revolutie zou verdere vooruitgang realiseren met vier grote vernieuwingen: de verzameling van gigantische hoeveelheden computergegevens dankzij de toegenomen miniaturisering van de bestanddelen van computers en communicatiemiddelen, gegevens die bovendien onderling verbonden zijn en rationeel kunnen worden verwerkt, waardoor een fusie ontstaat van fysische, numerieke en biologische technologieën; de verdere ontwikkeling van genetische manipulatie dankzij een betere kennis van de genomen; de invoering van zintuiglijke sensoren op een nieuwe generatie robotten die zelfstandig kunnen leren en de integratie van de derde dimensie, inclusief het printen van voorwerpen.

Er bestaat echter geen eenduidigheid over wat er aan het gebeuren is. Zo beschrijft Bitkom, de Duitse vereniging van de telecomsector, niet minder dan 104 varianten van wat de industrie van de toekomst zal zijn.2 Het gaat hier duidelijk om gissingen en voorspellingen die misschien nooit werkelijkheid zullen worden. Waar de meesten het wél over eens zijn, is dat de technologische vooruitgang heel waarschijnlijk een grote omwenteling zal veroorzaken in de economieën en de manier waarop de productie in het merendeel van de landen is georganiseerd.

Met dit in het achterhoofd hebben de Duitse ondernemingen in 2011 met de steun van hun regering het industrieprogramma 4.0 gelanceerd: door de industriële en onderzoeksprojecten te bundelen, willen ze de overheersing van de Teutoonse multinationals in de mechanische sectoren vereeuwigen. Daarop heeft de Europese Commissie een poging gedaan om in andere Europese lidstaten gelijksoortige plannen op te starten en te bundelen, overigens met matig succes. Ook China heeft gereageerd op het Duitse voorbeeld en zijn eigen technologische ambities aangekondigd met het platform Made in China 2025. Dat land wil in 2049 – de honderdste verjaardag van de Chinese Revolutie – op het vlak van technologie de nummer één zijn.3

De Duitse vereniging Bitkom beschrijft niet minder dan 104 varianten van wat de industrie van de toekomst zal zijn.

De toekomst mag dan al niet gebeiteld zijn in marmer, uit al deze projecten kunnen we alleen maar afleiden dat er veel kans is dat de vierde industriële revolutie diep zal insnijden in het economische weefsel en grondig onze werk- en consumptiegewoontes zal veranderen.

Een grondig gewijzigde manier van werken

Over de nabije verdwijning van arbeid en het einde van een aantal beroepen worden de meest alarmerende voorspellingen de wereld in gestuurd. Twee onderzoekers van de universiteit van Oxford voorzien in een studie uit 2013 dat de technologische vernieuwingen in de eerste tien of twintig jaar 47 % van de Amerikaanse arbeidsplaatsen zouden doen verdwijnen.4 Ook een onderzoek naar de sociale impact van de digitalisering op de economie door IWEPS5 concludeert dat in de komende tien tot twintig jaar zo’n 564.000 arbeidsplaatsen in het gedrang zullen komen. Op een totaal van 1.143.000 betekent dat dus één op twee!6  De OESO is voorzichtiger: zij countert die nogal sombere vooruitzichten met een optimistischere prognose waarbij slechts 9 % van de beroepen echt bedreigd zou zijn.7

Het is niet onze bedoeling die inschattingen te verbeteren of zelfs maar te analyseren. Wél willen we nauwkeurig uitzoeken wat de inzet is voor de wereld van de arbeid. Om dat te begrijpen, moeten we eerst een onderscheid maken tussen manuele en intellectuele (of cognitieve) arbeid en vervolgens tussen routinematig werk en niet-routinematig werk.8 Routinematige handenarbeid vereist een louter fysieke handeling die in de loop van de dag telkens weer wordt herhaald. Een typisch voorbeeld is de assemblage van een auto aan een lopende band. Niet-routinematige arbeid vereist nog altijd een fysieke activiteit maar ook zintuiglijke vaardigheden, beroepsbekwaamheid en zelfs impliciete kennis. Bijvoorbeeld: de reparatie van voertuigen.

Routinematige intellectuele arbeid doet een beroep op intellectuele capaciteiten voor een activiteit die ook weer wordt herhaald. Denk aan het klasseren van dossiers of het verlenen van telkens opnieuw dezelfde dienst. Niet-routinematige intellectuele arbeid vereist óf een zekere expertise, een afweging, een probleemoplossend vermogen, óf een belangrijk contact met anderen. Dat is het domein van het onderzoek, het management, de persoonlijke verkoop of de huis-aan-huis-verkoop.9

Tot vandaag werd enkel de routinematige handenarbeid getroffen door de automatisering en robotisering. Deze overgang is immers het eenvoudigst. De eindeloze herhaling van dezelfde handeling is makkelijk te coderen en kan gerust worden toevertrouwd aan een machine, die het dan ook nog doet met een veel kleinere foutmarge. Maar ook bepaalde routinematige intellectuele taken zijn hetzelfde lot beschoren: waar je vroeger in de post, de bank of de administratie door een persoon werd aangesproken, is het tegenwoordig steeds vaker een scherm dat jou naar het juiste loket dirigeert. Zelfs bij beursspeculaties zijn de traders vervangen door enigszins gesofisticeerde algoritmes, die tot op een seconde de prijsverschillen weergeven tussen de activa op de verschillende beurzen.

De toekomstige of nu al in voege zijnde technologische vernieuwingen gaan zich nu richten op de laatste bastions van de routinematige handenarbeid. Ook zal ze de domeinen van de routinematige intellectuele arbeid en bepaalde delen van de niet-repetitieve handenarbeid veroveren en zelfs de niet-routinematige intellectuele arbeid bedreigen, vermits de robotten nu leren leren. Uiteraard zal dit gedeeltelijk afhangen van de snelheid waarmee vernieuwingen worden geïntroduceerd, van de mogelijkheid om die vernieuwingen om te zetten in goederen en diensten die bij de consumenten in de smaak vallen, van de problemen die wetten, reglementen en gewoonten in de verschillende landen stellen, maar ook van de sociale strijd die de werkers en de vakbonden zullen voeren.

Toch lijken een aantal evoluties onvermijdelijk. Zo zal de industrie, en vooral de maakindustrie, waarschijnlijk een grote verandering ondergaan. We kunnen de industrie indelen in drie grote categorieën volgens de manier waarop goederen worden geproduceerd. Ten eerste de werfactiviteiten: alle arbeiders zijn ter plaatse en werken samen, bijvoorbeeld aan de oprichting van een gebouw of de uitbating van een mijn. Ten tweede de procesoperaties: een automatisch mechanisme brengt in de verschillende fasen veranderingen aan het product aan; de procesoperatoren zijn stand-by en grijpen enkel in als er een probleem opduikt of een machine het laat afweten. Dat is het domein van de chemiesector, de farmaceutische sector of de energiesector. Tot slot is er de assemblage met de automobiel als archetype maar waartoe we ook de elektronica, de machinebouw, de landbouw- en voedingsindustrie enzovoort kunnen rekenen: de werkers aan de lopende band voegen onophoudelijk elementen toe totdat het product is voltooid.

Net in die laatste categorie riskeren de technologische omwentelingen het grootst te zijn. Neem nu een fabriek voor autoassemblage. Ze bestaat uit vier afdelingen: in de persafdeling worden de staalplaten in de juiste vorm geperst (deuren, dak en chassis); in de lasstraat worden die carrosserieonderdelen aan elkaar gelast; in de lakstraat krijgt het koetswerk de gewenste kleur en tot slot worden in de montageafdeling alle bestanddelen samengebracht en rolt een wagen van de band. Die productie is al grotendeels gerobotiseerd en geautomatiseerd. De persen bijvoorbeeld werken helemaal automatisch. Het lassen gebeurt door robotten in grote lasstraten waar je zelden nog een arbeider tegenkomt. Ook het lakken wordt door machines gedaan. Er blijven maar twee afdelingen meer over waarvoor nog veel volk nodig is: de kwaliteitscontrole van het laswerk en de uiteindelijke montage.

Dat is de reden waarom Volkswagen Vorst10 in 1990 ongeveer 200.000 wagens produceerde met 7.000 arbeidskrachten maar in 2005 voor dezelfde hoeveelheid maar 5.400 arbeiders nodig had. Met zintuiglijke sensoren en robotten die perfect menselijke bewegingen kunnen nabootsen, riskeren ook die twee afdelingen in de brokken te delen. Machines die persen, lassen, lakken en monteren zullen de montageband omtoveren tot een gigantisch park vol robotten en automaten, die constant vanuit een controlecentrum worden gemonitord door arbeiders die enkel nog moeten ingrijpen bij een defect (zoals nu al gebeurt in de chemische industrie).

Ook in minder gesofistikeerde sectoren zoals de elektronica of de landbouw- en voedingssector is de productie nu al grotendeels geautomatiseerd. Voor de staalindustrie betekende de invoering van de continugieterij en de informatisering van de walserij een omwenteling in het werk van de arbeiders. Ze hadden niet langer contact met elkaar maar stonden nu honderd meter van elkaar verwijderd.

3D-printen zal dit verschijnsel verder uitbreiden. Her en der wordt het al toegepast maar zeker in de toekomst zal dit een hoge vlucht nemen. Die innovatie maakt de massaproductie mogelijk van gesofistikeerde voorwerpen, die uiterst nauwkeurig in kleine hoeveelheden worden ontworpen op een computer. Nu al is het mogelijk om stukken te maken uit plastic, aluminium, roestvrij staal of keramiek en zelfs uit nieuwe materialen. Het vliegwezen en de geneeskunde maken er al veelvuldig gebruik van.11 Ook hier is het werk beperkt tot het ontwerpen van het product en het controleren van de machines. Al de rest is geautomatiseerd.

De individualisering van de arbeid verleent de arbeidskracht een illusie van autonomie: hij denkt te kunnen werken wanneer hij wil.

Heel de assemblage-industrie zal dus worden omgevormd tot een enorme keten van processen met een massale daling van arbeidsplaatsen tot gevolg, zoals in de chemiesector. In elk geval heeft die neerwaartse tendens zich al jaren geleden overal ingezet, zoals blijkt uit grafiek 1.

Grafiek 1 Aandeel van de industriearbeid in de totale werkgelegenheid in Europa, de VS en Japan (in %)
Bron: AMECO, databank.
Noot: De statistieken voor Japan en de VS zijn gebaseerd op de totale werkgelegenheid, die voor de Europese Unie op het aantal loontrekkers.

De drie regio’s vertonen een relatieve daling van de tewerkstelling, met een kleine achterstand voor Japan (1974). Zelfs in absolute aantallen gaat het om een vermindering. In 1979 stelde de Amerikaanse maakindustrie meer dan 22 miljoen arbeiders te werk. Nu zijn ze nog met 15,4 miljoen. In Japan ging het van 15 miljoen in 1992 naar 10,5 miljoen vijfentwintig jaar later. West-Europa kende in 1974 nog een piek van 34,5 miljoen loontrekkers.12 Sindsdien blijft hun aantal dalen: in 2017 waren er nog maar 22 miljoen.

Über alles

Niet alleen de maakindustrie zal worden getroffen. Talrijke sectoren zouden hetzelfde lot kunnen ondergaan. In de gezondheidszorg bijvoorbeeld kunnen robotten verplegers (of verpleegsters) nabootsen die patiënten wassen en verzorgen. In de logistiek, een activiteit die zowel in Vlaanderen als in Wallonië floreert, kunnen automaten, uitgerust met sensoren, zich bewegen in een complex universum en zonder ongelukken in een grote ruimte goederen verplaatsen, ordenen en klasseren.

In de dienstensector steekt dan weer een ander verschijnsel de kop op: de opkomst van platformen die zich tussen de leverancier en de klant wurmen. Dat zijn de nieuwe maar ondertussen goed ingeburgerde actoren Amazon, Google, Facebook, Twitter, Instagram, Uber, Airbnb enz. Bijzonder is het feit dat net die tussenschakel met de grootste buit zal gaan lopen: ofwel wordt de leverancier onderbetaald (zie het artikel van Martin Willems in dit nummer, nvdr) ofwel wordt de enorme massa gegevens geoogst om ze te verkopen aan commerciële ondernemingen, die vervolgens de klanten bestoken met reclame (of de verworven kennis inzetten voor andere doeleinden13). En soms doen ze het allebei.

Robotten en automaten die almaar meer de menselijke arbeid overnemen, zullen de basis van de kapitalistische rijkdom wegvreten.

De omstandigheden waarin de arbeid uitgevoerd wordt, ondergaan een complete gedaanteverandering. De arbeid wordt geïndividualiseerd en die individualisering verleent de arbeidskracht een illusie van autonomie: hij denkt te kunnen werken wanneer hij wil. Maar schijn bedriegt want hij wordt onderbetaald, krijgt minder sociale tegemoetkomingen en riskeert ze in de toekomst zelf te mogen financieren.

Hier komen we in de buurt van het model dat bedrijfsconsultant William Bridges meer dan twintig jaar geleden naar voor schoof: elke werker moest zichzelf beschouwen als een kleine onderneming die hij bijvoorbeeld de’nv Ik’ zou kunnen noemen. Hij moest elke baan zien als een marktrelatie tussen een klant en een leverancier, ongeacht het exacte statuut van die laatste. Bridges lanceerde het ondertussen mainstream geworden begrip tewerkstelbaarheid, dat hij als volgt definieerde: “Uw zekerheid zal eerst en vooral afhangen van uw bekwaamheid om de werkgever te verleiden.”14 Kortom: hij nodigde de werkers uit zich makkelijk te laten uitbuiten, wat in de arbeidsvorm die de nieuwe platformen promoten, ook werkelijkheid wordt. Naast de toegenomen uitbuiting is ook nog de organisatie van een vakbond een serieuze kluif, wat de mogelijkheden tot verzet van de werkers heel erg beperkt.

Die tendens evolueert wel nog erg traag en in tal van landen wordt strijd gevoerd tegen de ‘uberisering’ van de arbeid. Grafiek 2 toont de evolutie van de zelfstandige arbeid in Europa en de VS.15 De curve voor België is door ons toegevoegd. Het zelfstandigenstatuut daalt in het begin gestaag, te wijten aan de daling van het aantal boeren, zowel in Europa als in de VS. Er is een lichte stijging van het aantal en het percentage zelfstandigen in de jaren tachtig, gevolgd door een veel tragere daling tot vandaag. In tegenstelling tot wat je zou verwachten, is de daling de voorbije jaren zelfs sterker in de VS dan in Europa. In feite werden sinds het begin van de 21e eeuw op ons oude continent netto 1,5 miljoen zelfstandige arbeidsplaatsen gecreëerd.16 Dat was maar 7,7 % van de totale nieuwe tewerkstelling in die periode. Vandaar de daling van het aandeel van dat statuut in het hele arbeidscontingent.

Bron: AMECO, databank.

De toename daarentegen deed zich vooral voor in het westelijk deel van Europa, waar ook de eerste industrialisering van start ging: Duitsland, de Benelux, Frankrijk en Groot-Brittannië. De grootste vooruitgang is zelfs voor rekening van slechts twee landen: Frankrijk met 500.000 bijkomende arbeidsplaatsen en vooral Groot-Brittannië met 1,5 miljoen. Een derde van de nieuwe arbeidsplaatsen sinds 2000 aan de andere kant van het kanaal is ingevuld door een zelfstandige. In de Benelux komt de stijging met 325.000 arbeidsplaatsen vooral van Nederland (maar België moet niet onderdoen). In Duitsland is de stijging tussen 2000 en 2008 goed voor 500.000 werknemers. Na de crisis van 2008 zijn 200.000 zelfstandige arbeidsplaatsen verdwenen. In totaal is het aantal zelfstandigen maar gestegen in drie landen: in Frankrijk en Nederland met 1 % in vergelijking met 2000 en vooral in Groot-Brittannië met 3 %.

Socialisme of barbarij?

Die vooruitzichten zijn uiteraard onrustwekkend voor de werkers: minder arbeidsplaatsen, meer precaire arbeid, arbeidssituaties die verzet bemoeilijken enz. Rationeel gezien zou het nochtans anders kunnen. Het wegvallen van routinematige arbeid of van een deel van de oninteressante handenarbeid zou een opsteker moeten zijn voor de werkers. Het zou een kans kunnen zijn om zich te richten op meer interessant en gekwalificeerd werk: onderzoek, ontwerp, ontwikkeling, banen met meer menselijk contact enzovoort. Doordat de materiële productie sneller zou verlopen en heel de planeet overvloedig zou kunnen worden bevoorraad (met respect voor de milieubeperkingen), zou iedereen meer vrije tijd krijgen om deel te nemen aan het openbare leven, zich te ontspannen, culturele en artistieke evenementen bij te wonen of eigen talenten te ontplooien…

De innovaties bieden ongelooflijke mogelijkheden om onze kennis te vergroten, onze creativiteit te ontwikkelen, over alles en nog wat te discussiëren in almaar bredere netwerken, het volk te laten deelnemen aan de besluitvorming, de uitdagingen van de klimaatverandering aan te pakken enz. Kortom: een kans om een paradijs op aarde te creëren (alle verhoudingen in acht genomen).

Helaas duwt het kapitalisme ons in de tegenovergestelde richting. De winsthonger dicteert zowel de technologische vooruitgang als de manier waarop de innovaties worden doorgevoerd. De toepassing van deze of gene innovatie hangt enerzijds af van het mogelijk rendement en niet van de fundamentele menselijke noden, en anderzijds van de vereiste arbeid. En hoewel die arbeid almaar meer door machines zal worden uitgeoefend, zal werken ook almaar veeleisender en stresserender worden. Voor een kapitalist die zoveel mogelijk winst wil halen uit zijn grotere industriepark, telt immers elke minuut.

Het standpunt van Paul Mason verzwakt de concrete gevechten die de vakbonden zullen moeten voeren wanneer ze met die industriële revolutie worden geconfronteerd.

Het kapitalisme raakt bijgevolg almaar meer verstrikt in een onoplosbare tegenstelling. De opbrengst komt immers uit de arbeid: het kapitaal eigent zich de meerwaarde toe en dat vormt de basis van de winst. Wanneer echter robotisering en automatisering almaar meer de plaats gaan innemen van menselijke arbeid, dreigt de basis van de kapitalistische rijkdom af te kalven en zelfs te verdwijnen. Elke onderneming heeft er belang bij die automatisering zover mogelijk door te drijven. Zo kan ze markten veroveren, de prijzenslag winnen door de kosten te verlagen en haar eigen rentabiliteit verbeteren.

Maar klopt dit ook voor het hele plaatje, voor het kapitalistische systeem? Het is met dit in het achterhoofd en op basis van marxistische teksten dat auteurs zoals Paul Mason het einde van het kapitalisme aankondigen.17 Hij beweert dat het kapitalisme zichzelf zal vervangen door wat hij het post-kapitalisme noemt, via de vermenigvuldiging van vrije netwerken die hun diensten gratis zouden aanbieden aangezien arbeid bijna niets meer kost. Een goed voorbeeld is Wikipedia, de online wereldencyclopedie. Zulke initiatieven zullen ingaan tegen monopolies als Apple, Microsoft, Intel, IBM, Alphabet (de onderneming achter Google) en andere. Die ondernemingen hebben die exclusiviteit nodig om zeer hoge winsten te boeken op de rug van heel de wereldbevolking: Apple heeft sinds 2012 elk jaar meer dan 40 miljard winst gemaakt. Maar net doordat die vrije netwerken gratis zijn, zouden ze het systeem in gevaar brengen.

Paul Mason roept dus iedereen op om ze te steunen en verder te ontwikkelen. Zijn analyse doet wel even de wenkbrauwen fronsen. Net als de analyse van Michael Hardt en Toni Negri waarin ze haar inspiratie vindt18, steunt ze vooral op veralgemeende indrukken en wetenschappelijke waarheden. De arbeid is niet aan het verdwijnen, laat dat duidelijk zijn.

De productiviteit kan een kwalitatieve sprong voorwaarts maken in de maakindustrie door meer te produceren met minder mensen. Dat wil zeggen dat die industrie hetzelfde lot zal ondergaan als de landbouw, die enerzijds heel de planeet kan voeden maar anderzijds almaar minder mensen nodig heeft om dat te doen. Maar het betekent niet het einde van de landbouw, noch van het labeur dat nodig is om de goederen te produceren. Daarnaast zullen ook nieuwe banen worden gecreëerd in andere sectoren, bijvoorbeeld in de dienstensector. Ontwerp, onderzoek, de herstelling van robotten, de verdere ontwikkeling van de informatica, cyberveiligheid enz. Al deze zaken vergen verdere ontwikkeling om de continuïteit van de industriële revolutie te waarborgen. Andere banen zullen een ander gezicht krijgen, maar niet worden uitgeroeid. Denk maar aan de gezondheidszorg, onderwijs en opleiding, administratie, vrije tijd enz. Slechts een deel van de bestaande beroepen zal voorgoed verdwijnen. Het is overigens nog veel te vroeg om nu al uit te maken welke dat zullen zijn.

Het kapitalisme staat voor een enorme uitdaging. Want als er banen worden gecreëerd voor de productie van de goederen (en diensten) die tegemoet komen aan de nieuwe noden van de bevolking, zal de geleverde arbeid productief zijn en zullen de kapitalistische ondernemingen die er gebruik van maken er meerwaarde uit halen. Maar als de banen dienen voor de beheersing van kosten of voor het kapitalisme valse uitgaven zoals bijvoorbeeld betere veiligheid, zal de arbeid in de huidige context niet nutteloos zijn maar wel niet-productief: de ondernemingen zullen er geen meerwaarde uit kunnen halen en ze zullen hun winsten moeten gaan zoeken in andere sectoren. In het geval van uitgaven voor veiligheid zullen de andere ondernemingen en de overheid zeggen: “Oké, in de huidige wereld en met al die terroristische aanvallen, zal ik een deel van mijn opbrengst moeten opofferen om veiligheidsoperaties te financieren, die een gespecialiseerde samenleving beter kan uitvoeren dan ikzelf.” Maar er zal geen bijkomende rijkdom worden gecreëerd.

Ook daar zou een alternatief systeem dus superieur zijn aan het kapitalisme. Zo’n systeem zou zich niet laten leiden door het winstmotief, want de eigendom van ondernemingen, grond, fabrieken, kantoren enz. zou collectief zijn. Het socialisme zou niet verplicht zijn te functioneren op basis van geldelijke ruilwaarde. De kwestie van de productieve arbeid zou zich anders stellen. Arbeid zou niet meer moeten opbrengen maar gewoon nuttig zijn voor de gemeenschap. Alle arbeid die het dagelijks leven van de bevolking verbetert, zou waardevol zijn en niet in de eerste plaats in dienst staan van het kapitaal (en dus van de CEO’s en aandeelhouders die ervan leven). En als er minder tijd nodig is voor de productie van bepaalde goederen of diensten, kunnen de werkers zich wijden aan andere, maar even levensnoodzakelijke bezigheden of kan er arbeidsduurverkorting komen.

Tot slot: Masons standpunt verzwakt de concrete strijd die de vakbonden zullen moeten voeren om aan deze industriële revolutie het hoofd te bieden: de omscholing van de werkers die het slachtoffer worden van automatisering, de verplichting voor kapitalistische platformen om hun werkers een fatsoenlijk loon uit te betalen en de zelfstandigen een sociale zekerheid te bieden die die naam waardig is, de verdediging en herfinanciering (door de rijken) van de huidige sociale zekerheid om haar voortbestaan te waarborgen, arbeidsduurverkorting ter compensatie van de hogere productiviteitswinst enz. Het is door de sociale strijd dat de werkers hun toekomst zelf in handen kunnen nemen en een alternatieve samenleving opbouwen: het socialisme.

Footnotes

  1. Een van hen is Klaus Schwab, La quatrième révolution industrielle, uitg. Dunod, Parijs, 2017. Klaus Schwab is de grondlegger en voorzitter van het Forum van Davos, dat elk jaar in januari de tweeduizend invloedrijkste personen van onze planeet samenbrengt.
  2. Thibaut Bidet-Mayer, L’industrie du futur: une compétition mondiale, Presses des Mines, Paris, 2016, p. 18.
  3. ZieHenri Houben, Volet 3: Made in China, in het dossier over de Chinees-Amerikaanse rivaliteit, Gresea, 3 juli 2018.
  4. Carl Benedikt Frey & Michael Osborne, The Future of Employment: How Susceptible Are Jobs to Computerisation?, University of Oxford, 17 septembre 2013.
  5. IWEPS (Institut wallon de l’évaluation, de la prospective et de la statistique) is een wetenschappelijke overheidsinstelling die de overheid economisch, sociaal en ecologisch advies geeft.
  6. Caroline Albessart, Vincent Calay, Jean-Luc Guyot, Abdeslam Marfouk et Frédéric Verschueren,  La digitalisation de l’économie wallonne: une lecture prospective et stratégique, Onderzoeksrapport van Iweps, maart 2017, p. 42.
  7. Melanie Arntz, Terry Gregory et Ulrich Zierahn, The Risk of Automation for Jobs in OECD Countries, OECD Social, Employment and Migration Working Papers, n° 189, 2016.
  8. Een classificatie van de hand van David Autor, Frank Levy & Richard Murnane, The Skill Content of Recent Technological Change: An Empirical Exploration, The Quarterly Journal of Economics, novembre 2003, p. 1280. Il n’est pas inintéressant de noter qu’elle a été reprise comme base d’évaluation pour l’étude de l’université d’Oxford de 2013: Carl Benedikt Frey & Michael Osborne, op. cit., p. 4.
  9. Zie de uitleg van Gérard Valenduc en Patricia Vendramin,  Le travail dans l’économie digitale: continuités et ruptures, Institut syndical européen, Working Paper, mars 2016, p. 24.
  10. Die fabriek heeft geen persafdeling. De geperste onderdelen kwamen rechtstreeks van Wolfsburg, de belangrijkste fabriek en tevens de hoofdzetel van de groep.
  11. De automobielindustrie zou hard getroffen kunnen worden. Deutsche Post bijvoorbeeld vroeg Volkswagen een nieuwe bestelwagen te bouwen, aangepast aan de nieuwe noden van het bedrijf. De constructeur weigerde met als reden dat het om een te kleine hoeveelheid ging. Het Duitse postwezen heeft dan met eigen middelen en de hulp van zo’n 80 toeleveranciers en dankzij de nieuwe technologie een prototype gemaakt. Vandaag is het voertuig klaar om gecommercialiseerd te worden voor andere ondernemingen die er het nut van inzien. De groep VW is hier de grote verliezer.
  12. Voor Europa beschikken we enkel over lange perioden voor de loontrekkers. Voor Japan daarentegen hebben we slechts gegevens van de totale tewerkstelling van loontrekkers sinds 1980. We stellen wel vast dat het aantal arbeidsplaatsen en het aantal loontrekkers een zelfde evolutie kennen.
  13. Dankzij de documentaire van Thomas Huchon (zie de Arte documentaire: Comment Trump a manipulé l’Amérique) en de onthullingen van de Britse krant The Guardian weten we dat Facebook de gegevens (waaronder het politiek profiel) van 87 miljoen gebruikers heeft verkocht aan Cambridge Analytica. Die onderneming is in handen van de Amerikaanse multimiljardair Robert Mercer (die ook eigenaar is van de extreemrechtse website Breibart News waar Steve Bannon, voormalig raadgever van Trump, actief is). De ploeg van Donald Trump zette de verkregen kennis in bij de presidentsverkiezingen van 2016 om aarzelende kiezers met gepersonaliseerde propaganda over de streep te trekken.
  14. William Bridges, La conquête du travail, uitg. Village mondial, Parijs, 1995, p. 84.
  15. Voor Japan hebben we geen statistieken op lange termijn. Toch stellen we de voorbije jaren dezelfde dalende evolutie van het aantal zelfstandigen vast.
  16. Netto, dus schepping van arbeidsplaatsen min schrapping van arbeidsplaatsen.
  17. Paul Mason, Postcapitalism: A Guide to Our Future, Allen Lane, Londen, 2015.
  18. Voor een kritiek van de stellingen van Michael Hardt en Toni Negri, zie Peter Mertens, “De arbeidersklasse in het tijdperk van de transnationale ondernemingen”, Marxistische Studies, nr. 72, 2006.