Artikel

In naam van de vader

Rik Devillé

—29 september 2023

De Canvas-serie Godvergeten, op basis van het boek In naam van de vader van Rik Devillé (Uitgeverij EPO), zette misbruik in de Kerk bovenaan de nationale agenda. Lava biedt een uittreksel uit het boek aan met enkele getuigenissen van de slachtoffers.

Shutterstock

Wie een kwarteeuw geleden beweerde dat eerbiedwaardige instellingen in alle stilte lieten gebeuren dat hun ambtenaren kinderen verkrachtten, kreeg per kerende post een aanmaning tot inkeer in de brievenbus. Of je kon het voor de rechter gaan uitleggen. Desnoods met een bestraffing tot gevolg. Collega’s liepen in een bocht om je heen. Voor altijd!

Rik Devillé is priester-op-rust. Hij leidt de werkgroep Mensenrechten in de Kerk en schreef onder andere De laatste dictatuur (1992).

Hoe gemakkelijk is het nu! Zijn er nog mensen die eraan twijfelen dat kinderen door geliefde vertrouwenspersonen mishandeld kunnen worden? Overal ter wereld komen geheime archieven boven water waarin te lezen staat dat de oversten databanken beheerden die opvolgden hoe daders van
kindermisbruik van de ene naar een andere parochie, school of zelfs een ander continent werden versast om alles in het verborgene te stockeren.

Journalisten hadden een nieuwe kluif. In verhalen met een hoekje af konden smeuïge details worden geserveerd, overgoten met een sausje pauselijke of bisschoppelijke hypocrisie en gerechtelijke blindheid. Maar ook na dat stukje krant of wazig gemaakt tv-gezicht bleef het slachtoffer onbegrepen en onherkenbaar achter.

Maar zoals dat in alle grote en kleine oorlogen gaat, zijn er points of no return. Zelfs de verloren gewaande helden uit de loopgraven van de Groote Oorlog krijgen honderd jaar na dato nog een ingekleurd gezicht.  Prominenten en ministers steken verloren gewaande foto’s van vergeten soldaten in de loopgraven respectvol in de lucht. Zij worden niet langer weggefilosofeerd als het noodzakelijke kanonnenvlees. Aandenkens worden schoongespoten. In gouden letters blinken de namen van de gesneuvelde soldaten op de oorlogsmomenten.

Wordt het geen tijd dat ook de namen van al diegenen die slachtoffer werden van het grootste kerkelijke misdrijf uit de recente geschiedenis op de muren van de kathedralen worden vereeuwigd in gouden letters, net zoals de kleine helden uit het verleden? De mensen die hier getuigen, zijn de helden en heldinnen die het hebben aangedurfd. Ook al was het voor velen een loopgravenoorlog die soms meer dan vijftig jaar duurde. Zij zijn uit hun tombes opgestaan en getuigen van hun strijd, hoewel nog niet iedereen dit zomaar met naam en toenaam kan, ook na het kantelmoment van april 2010.

Zoals België met Dutroux en Hollywood met Weinstein, zo kreeg het katholieke kerkelijke kleine Vlaanderen zijn Vangheluwe-affaire. Of hoe relatietje spelen met een neefje een stevige kerk in puin kan doen vallen. Daarbij vraag ik me af: bestonden op 24 april 2010 de meer dan duizend dossiers met aanklachten tegen pedofiele priesters en paters toen nog niet voor de kerkelijke oversten? En vanaf 2010 ineens wel? Of was het gewoon dat ene relatietje te veel dat deze oorlog deed kantelen? Slachtoffers werden overlevers. Voor het eerst lijkt erkenning in zicht. Ongenaakbare clerici werden aangeklaagd, gestraft en geschorst, maar de onderste steen is nog niet bovengehaald.

In onze werking van meer dan een kwarteeuw Mensenrechten in de Kerk beluisterden wij meer dan duizend concrete verhalen van slachtoffers van seksueel en ander misbruik in de katholieke kerk. Om nooit te vergeten wat is gebeurd wil dit boek, ook al gaat het maar om amper tien procent van hen, deze mensen aan het woord laten. Alle verhalen brengen is onmogelijk. Bovendien worden in de meeste getuigenissen maar deelaspecten van de ervaringen of de problematiek aangebracht. Elk verhaal op zich zou al een boek kunnen zijn dat voldoende reflectie mogelijk maakt voor een degelijke aanklacht van een historisch scheefgegroeid kerksysteem.

Leeswijzer

Dat er nu eerst 101 verhalen volgen, heeft alleen met symboliek te maken. Het wil enkel zeggen dat dit om zeer veel mensen gaat, dat het onmogelijk is alle gekende verhalen te brengen. In elk stuk staan privacyregels voorop. Wie zijn of haar verhaal onder de eigen naam wilde brengen, kon dat. Nergens wordt aangegeven wie onder zijn of haar eigen naam schrijft en wie niet. Het verhaal van al wie dit om een of andere reden niet zelf meer kon aangeven werd uiteraard anoniem gemaakt. De focus ligt nergens op het herkenbaar maken van een persoon. Mensen willen vooral hun verhaal kwijt om anderen die het nog niet aandurfden, aan te moedigen ook de stap te zetten, omdat dit de enige weg naar erkenning en genezing is. Namen worden pas voluit gebracht als die namen in dezelfde context eerder in het openbaar zo zijn verschenen. Elk misbruikverhaal heeft vele facetten. In de meeste getuigenissen wordt maar één aspect belicht. Maar het geheel van de teksten zou toch een totaalbeeld moeten schetsen van de impact en de complexiteit die een verwerkingsproces van kindermisbruik teweegbrengt. Het volledige plaatje van kerkelijk misbruik in beeld krijgen lijkt mij weliswaar onmogelijk. De meeste getuigenissen zijn geschreven na een lange reflectietijd. Enkele verhalen tonen een mens in al zijn kwetsbaarheid, soms nog in volle crisis, of belichten één ingrijpend traumatisch moment.

  1. Wie behoefte heeft aan een gesprek na het lezen van een van de getuigenissen, kan altijd bij gespecialiseerde vertrouwenscentra terecht. Een luisterend oor is er altijd via:
    Vertrouwenscentrum Kindermishandeling 1712
    Het CAW in uw regio
    Lokale Politie, afdeling Zedenfeiten, ook genoemd SLB, Dienst Slachtofferbejegening
    Zelfmoordpreventie: www.zelfmoord1813.be
    De Zelfmoordlijn: 1813
    Tele-Onthaal: 106
    mensenrechtenindekerk@gmail.com

Eva

Sinterklaasavond 1949 veranderde mijn leven totaal. Als klein kind had ik nochtans al veel meegemaakt. Mijn moeder stierf aan kanker toen ik vijf jaar was. Toen ik dertien jaar was, ontdekte ik dat ik mijn moeders chternaam, Demoor, droeg en niet die van mijn vader Duysse. Mijn vader had namelijk zijn eerste vrouw vermoord en was daardoor zijn burgerrechten verloren. Om die reden kon hij niet met mijn moeder trouwen. Ik was zo ontdaan en verdrietig dat ik troost zocht bij de parochiepriester, pater Marcellus, die vaak bij ons over de vloer kwam. Maar op die Sinterklaasavond 1949, toen ik hem mijn verdriet vertelde, randde hij mij thuis aan. Totaal van de kaart vluchtte ik het huis uit naar mijn tante die in het dorp verderop woonde. Zij verwittigde meteen de politie.

De politie nam mij mee en nooit heb ik mijn thuis, mijn vader en mijn twee broers nog gezien. De priester kreeg drie maanden voorhechtenis en werd op aandringen van de toenmalige bisschop van Gent zonder verdere opvolging vrijgelaten. Vijf jaar lang werd ik opgesloten in verbeteringshuizen. Eerst in Gent, waar ik voor de rest van mijn gevangenschap nooit meer mijn eigen naam Eva hoorde uitspreken. Ik werd nummer 9910. Vijf jaar lang. Na Gent kwam Brussel, waar ik samen met een vriendin wegvluchtte. Toen ik ’s anderendaags werd opgepakt, werd ik naar Antwerpen gebracht. Daarna werd ik nog overgeplaatst naar Marseille en nog later kwam ik in Venlo terecht.

Zelfmoordpogingen, naalden inslikken of mijn armen kerven, ik deed het mij allemaal aan. Maar buiten geraken lukte niet. Zestig jaar later kan ik de littekens nog tonen. Opgesloten bleef ik tot mijn meerderjarigheid. Gewoon omdat ik een misdadiger was ontvlucht, werd ik als veertienjarig kind veroordeeld voor openbare zedenschennis en landloperij. Nochtans was niet ik de misdadiger. Ik was nog minderjarig. En de politie pakte mij op bij mijn tante, niet op straat. Toch kreeg ik een veroordeling en straf van vijf jaar opsluiting.

Verbeteringshuizen en gestichten in België, Frankrijk en Nederland onthaalden mij telkens als meisje 9910. Poetsen, schrobben en herstelwerk was alles wat ik leerde. Mijn naam heb ik vijf jaar lang niet gehoord. Ook van de andere meisjes, mijn lotgenoten, heb ik nooit vernomen hoe hun naam was. Maar ik overleefde dankzij één kinderboek dat ik angstvallig verstopte en las en herlas.

Pas in 2004 zal mevrouw Godelieve Halsberghe van de gelijknamige commissie mij voor het eerst horen en waarde hechten aan mijn verklaringen. Ze doet er alles aan om mij te laten erkennen als slachtoffer van die priester. Wat haar na veel aandringen ook lukt. Maar mijn strafblad, dat ook zij onrechtvaardig vindt, kan zij niet vernietigen.

In 2017 ontmoette ik in de basiliek van Koekelberg op de Herkenningsdag voor slachtoffers van kerkelijk seksueel misbruik professor Manu Keirse. Hij zal ervoor zorgen dat ik een onderhoud krijg met minister van Justitie Koen Geens. Die ontvangt mij hartelijk en bevestigt dat de veroordeling die ik in 1949 als kind heb opgelopen een gerechtelijke fout is maar stelt ook dat die nu, na zoveel jaren, verjaard is en dus niet meer rechtgezet kan worden. De minister wilde wel een briefje schrijven dat aan mijn gerechtelijk dossier van 1949 te Gent wordt toegevoegd. Maar de veroordeling kan niet worden uitgeveegd. Als kind werd ik slachtoffer van een priester. In zijn plaats werd ik gestraft en gevangengezet. Maar de veroordeling terugdraaien blijft onmogelijk. De priester ligt begraven op de ereplaats van het kerkhof van het dorpje Munte. Een verwoest leven in één pagina proberen weer te geven, het is het lot van al die anderen die in dit getuigenboek aan bod komen. Zelfs duizend pagina’s kunnen de aanslag, die mij nu al zeventig jaar lang is aangedaan, nooit volledig in kaart brengen.

Eerherstel? Wie loopt nu nog warm voor deze veteranen? De feiten zijn gebeurd in een te ver verleden. Alsof de Tweede Wereldoorlog, die in diezelfde periode vele jonge soldaten de dood in joeg, zijn slachtoffers zou kunnen laten verdwijnen in een anoniem graf, voor eeuwig en altijd zonder uitzicht op eerherstel. De oorlog die mij en alle andere slachtoffers van seksueel misbruik als kind of jongere is overkomen – en waarover uverder in dit getuigenboek leest – is nog niet toe aan een wapenstilstand. Erkenning en eerherstel ontvangen van de vertegenwoordigers van de katholieke kerk maar ook van al dan niet koninklijke staatshoofden blijft ons streefdoel. Ook wij zijn Europese staatsburgers maar dan burgers wier rechten als kind fundamenteel geschonden zijn en nooit helemaal de zonen en dochters in ere werden hersteld. De rechtsstaat heeft ons al te lang aan ons lot overgelaten. Wij hopen dit eerherstel liefst niet postuum in ontvangst te moeten nemen.

Vera

In 1962 is er voor de negende keer een doopfeest op het erf van de boerenfamilie Jans. In het golvende open landschap achter het erf kan je an de horizon de nieuwe opkomende skyline van Brussel zien. Kijk je de andere kant op, dan kom je in een Bruegeliaans tafereel terecht: een groot feest en natuurlijk is ook de priester van het dorp uitgenodigd. Die kan niet ontbreken want dit is een erg katholieke familie. Zijn aanwezigheid dwingt respect af bij de vele broers en zussen van de pachter en zijn pachteres.

Vorig jaar, nog net voor de oogst moest worden binnengehaald, is moeder Betje met de boerinnenbond van het dorp mee vertrokken op bedevaart naar Lourdes. Dat was niet alleen een diepgaand devoot gebeuren geweest maar moeder Elisabeth (‘Betje’) bracht ook een zwangerschap mee naar huis. Was het al geen geschenk van God, dan toch van de dorpspastoor. Maar geen nood. Misschien was boer Jules wel de tel kwijt en wist hij niet meer precies hoeveel kinderen hij had. In ieder geval, Betje beviel van nummer negen, een flinke zoon. Negen kinderen, dat moet volstaan om uw hemel te verdienen, denkt boer Jules en sindsdien is hij wat voorzichtiger geworden. Elk seizoen kan weer zijn eigen gang gaan.

Koenraad houdt van het kinderleven op de boerderij omgeven door al die broers en zussen. Hij geniet van al die aandacht als jongste. Tot hij in zijn puberteit een serieuze ruzie heeft met zijn oudste zus die samen met haar jonge gezin een zondagbezoek aan het ouderlijke erf brengt. Ze kan zich niet meer inhouden en flapt eruit dat Koenraad geen kind is van papa maar van de onderpastoor. Gelukkig heeft niemand anders iets gehoord. ’s Nachts op zijn kamer bestudeert Koenraad de foto’s van de priester en van zichzelf. Een paar dagen later vraagt hij op een onschuldige wijze of zijn mama ooit al eens naar Lourdes is geweest en in welk jaar dat dan was.

Voor alle zekerheid vraagt hij het tijdens de volgende kermis ook nog eens aan tante Irène, de jongste zus van Elisabeth, want ondertussen had Koenraad al achterhaald dat ook zij mee was op die bewuste bedevaart naar Lourdes. Ze glunderde toen ze het zoveel jaren later nog eens kon vertellen. En vooral welk voordeel het had gehad dat haar zus zo bevriend was met de onderpastoor, want zo kreeg tante Irène veel meer vrijheid in Lourdes. Je zag haar, terwijl ze het vertelde, zo weer heimwee krijgen naar die vervlogen dagen. Wat Koenraad vooral interesseerde, was het tijdstip van de Lourdesreis. Na dubbelcheck kon het niet meer anders. Precies dag op dag, negen maanden voor zijn geboorte, was mama in Lourdes.

Koenraad wilde weg uit dit al te mooie Breugellandschap. Hij wilde naar Brussel trekken maar het buitenleven wilde hij ook niet achter zich laten. Tot hij rond zijn achttiende mij ontmoette. Na een avondje uit waren wij nog wat blijven bijpraten en toen ik vertelde dat ik had ontdekt dat ook mijn ouders niet mijn echte ouders zijn maar mijn adoptieouders klikte het voor Koenraad meteen. Ook hij had een geheim maar zou dat nu nog niet vertellen.

Koenraad steunde mij in mijn zoektocht naar mijn natuurlijke ouders. Mijn adoptiemoeder had verteld dat ik na een geboorte was afgestaan onder X in Antwerpen, wat inhoudt dat mijn moeder direct bij de bevalling afstand deed, of moest doen, van het kind. De band tussen mij en Koenraad werd hierdoor inniger. Hij kon het niet meer geheim houden en op een nacht vertelde hij ook zijn verboden verhaal. Beiden hadden wij een geheim dat wij nu konden delen. Na een tijdje besloten wij samen te gaan wonen. Wij wilden dicht bij de stad zijn en toch moesten wij een huisje vinden dicht bij een boerderij. Zo wilde Koenraad het. Dat boerderijtje vonden wij uiteindelijk in Beersel.

Op een dag in 1988 had ik een doorbraak in mijn onderzoek naar mijn ouders. Ik had mijn geboorteakte opgezocht en gevonden. Dat leidde mij naar een dorp hoog in de Antwerpse Kempen tegen de Nederlandse grens. Daar kon ik lezen wie mijn moeder was. Bij wat navragen in het dorp kwam ik te weten dat mijn natuurlijke moeder nog leefde en dat zij uit een zeer katholieke familie kwam. In mijn adoptierapport had ik gevonden dat door de afwijkingen die ik bij de geboorte had en waar operaties aan te pas waren gekomen, ik typische kenmerken vertoonde van een inteeltkind. Bij wat verder uitpluizen van de familie van mijn moeder ontdekte ik dat mijn geboorte een schande voor de hele familie zou zijn want ik was verwekt door de neef van mijn moeder.

Zonder enige aanwijzing heeft Koenraad in 1988 thuis in Beersel zelfmoord gepleegd. Hij was toen 26 jaar. Het was precies één dag nadat ik hem had verteld dat ik het adres had gevonden van de persoon van wie ik vermoed dat hij mijn natuurlijke vader is. Wij zijn nu dertig jaar verder en nog steeds ben ik op zoek naar die persoon. De katholieke familie zwijgt als één blok. Ik zou graag eens in contact komen met een hoogbejaarde priester uit die familie. Misschien wil die toch iets vertellen? Twee dames van het opvangpunt voor seksueel misbruik van het bisdom Antwerpen hebben toegezegd mij in mijn zoektocht te steunen. Bij mijn natuurlijke moeder heb ik al aan de deur gestaan maar ze wilde mij niet binnenlaten en wenste ook geen verder gesprek. Haar huidige echtgenoot verklaarde enkel dat zij hierover niets te vertellen heeft. Ik zal niet rusten tot ik weet wie mijn natuurlijke vader is.

Staf

Als woorden tekortschieten. En toch. Blijven zwijgen helpt ook niet. Als kind werd ik misbruikt door een Antwerpse priester die mij bijles gaf in de schaduw van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal. Mijn moeder keek op naar pastoor André. Decennialang heb ik er nooit over gepraat. Het was totaal verdrongen. Een twintigtal jaar na mijn ervaring van seksueel misbruik als twaalfjarig kind kwam ik ertoe om voor mezelf een verhaal neer te schrijven onder de titel: Van een klein konijn …

Vele jaren na het misbruik werkte ik als vrachtwagenchauffeur en op een of andere manier voelde ik een gelijkenis tussen mezelf en de vele opengereten dieren die ik zag liggen op de snelweg. Zo voelde ik me immers. Opengereten, overdonderd, uitgesmeerd op het beton, onmachtig en verlaten. Toen een klein vogeltje zich op mijn voorruit te pletter vloog, stortte ik in. De eerste parking verder zat ik in mijn cabine te huilen als een kind. Alles gebeurde weer.

Om het van mij af te schrijven ben ik begonnen aan een tekst waarin ik het traumatiserende en onuitwisbare trauma uit mijn kindertijd van mij wilde afduwen. En tijdens het schrijven van dat verhaal merkte ik ook dat er een deel was waar ik geen woorden voor vond. Ik wilde dieper en verder voelen wat er in me bewoog en ik wou op een of andere manier naar buiten brengen. Het woelde en stormde hevig in mij en het beeld van die overweldigde pureedieren op de rijweg bleef me inspireren. Ik bleef me zo voelen, verminkt en opengereten, mijn kern gekraakt, gesloopt, platgewalst. Daarmee wilde ik verder. Ik wou er nu voor kiezen om er helemaal door te gaan, het helemaal te voelen, met alles wat erbij hoort. Ik wou dit naar buiten brengen in iets zonder woorden, in een beeld. En zo begon ik metalen afval te zoeken, overal in mijn buurt. Ik vond een oud stuk spoorstaaf, tandwielen, moeren en een oud slot, een versleten takkenschaar en kogellagers, stukken van een ketting en oude scharnieren. Al het roest werd er met de slijpmachineborstel afgehaald en de stukken werden mooi op een hoopje gelegd.

Met al die dingen ben ik beginnen lassen in mijn atelier. In een soort trance waarbij ik soms kwaad werd en soms heel verdrietig, fixeerde ik de stukken op elkaar en merkte ik dat ik op het beeld kwam van een konijn dat was vastgeketend aan een stuk spoorstaaf en niet kon ontkomen aan de overdonderende trein. Twee dagen heb ik zo ‘in het ijzer gezeten’ geloof ik, in een afwisseling van verdriet en pijn, woede en opluchting. Soms kwamen de lasbolletjes op mijn huid en vloekte ik hevig van de pijn en de brandvlekken. Soms zag ik door de tranen niet meer waar ik mijn lasnaad aan het leggen was. Maar ik ging verder en het was een heel innig en intens contact met mezelf, met alles wat ik voelde en met de storm die in me aan het razen was. Mijn lijf liet zien wat er in me bewoog en dat was nieuw, heel nieuw. Er barstte iets van binnen naar buiten en alle uiteengereten stukken kwamen precies ook weer samen in mezelf.

Rik Devillé, In naam van de Vader: Misbruik in de Kerk, EPO, 2019. Koop het boek in de betere boekhandel of bestel het rechtstreeks via de site van EPO.

En toen het beeld af was en nog warm genoeg om je eraan te verbranden wist ik: ja, dát is het, zo voelt het. Dát is wat er gebeurde toen, dát is de essentie van seksueel misbruik … vastgeketend, overweldigd, uit elkaar gereten, verdoofd. Er zijn inderdaad geen woorden voor, maar misschien wel dit beeld. Ik heb het beeld aan de kerk geschonken. Eerst stond het in de kathedraal van Antwerpen, nog geen straat verder dan de plek waar ik als kind werd misbruikt. Sinds 2015 staat het beeld, dat ntussen de titel Verminkt kreeg, in de Don Boscokerk van Buizingen waar een groep lotgenoten in 2015 samenkwam om hun erkenning als slachtoffer van seksueel misbruik in de kerk kracht bij te zetten. De mensen uit deze Don Boscogemeenschap hebben ons die zondag warm onthaald. Het voelt goed dat mijn beeld daar een definitieve plaats krijgt.