Artikels

Gaza schoonvegen, een oude Israëlische droom

Alain Gresh

—14 maart 2025

Het voorstel van de Amerikaanse president Donald Trump om meer dan twee miljoen Palestijnen uit Gaza te deporteren naar Egypte en Jordanië lokte een breed scala aan reacties uit. Het kreeg alvast sterke steun vanuit Israël. Die reactie ligt in lijn met de lang gekoesterde standpunten van het Israëlische establishment. Voor hen is Gaza al sinds 1949 een obstakel voor het zionistische project.

Shutterstock

“Ik wilde dat Gaza in zee zonk.” Het is september 1992. De Sovjet-Unie is verdwenen en de internationale crises die de Koude Oorlog kenmerkten, van zuidelijk Afrika tot Centraal-Amerika, worden één voor één ontward. In Washington voert Israël gesprekken met de Arabische landen en met een Jordaans-Palestijnse delegatie over de toekomst van de Westelijke Jordaanoever, Gaza en Oost-Jeruzalem. Het was Yitzhak Rabin van de Arbeiderspartij die de wens uitsprak om Gaza te zien verdwijnen (terwijl hij onderhandelde met de Palestijnen!). Hij had net de Israëlische verkiezingen van juni 1992 gewonnen en de rechtse coalitie gevloerd die geleid werd door Yitzhak Shamir. Een Joodse extremist vermoordde hem drie jaar later omdat hij de Oslo-akkoorden van 1993 had ondertekend. Hoewel Rabin destijds zei dat zijn droom om Gaza te laten wegzinken in zee onrealistisch was, wist hij dat een groot deel van zijn landgenoten en politieke tegenstanders zijn wens deelden. Zij wilden het gebied zien verdwijnen dat er al bijna vijftig jaar lang in geslaagd was de hoop van het Palestijnse volk op een eigen staat in leven te houden.

Alain Gresh is directeur van het online tijdschrift Orient XXI, auteur van Palestine. Un peuple qui ne veut pas mourir, Les Liens qui libèrent, Parijs, 2024.

De stad-haven van Gaza heeft een lange en soms glorieuze geschiedenis die teruggaat tot de Oudheid. Maar de ‘Gazastrook’ was nooit een homogene administratieve entiteit, noch tijdens het Ottomaanse Rijk, noch onder het Britse Mandaat (1922-1948). Aan het einde van de Arabisch-Israëlische oorlog (1948-1949), breidde Israël zijn grondgebied uit ten opzichte van waar het recht op had volgens het verdelingsplan voor Palestina. Dat plan was op 29 november 1947 goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (UNO). Alleen de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem ontsnapten – ze werden door Jordanië geannexeerd. En dan waren er nog die 365 vierkante kilometer aan de grens met de Sinaï. Ook de stad Gaza behoort tot deze strook land. De status van het gebied bleef lange tijd onzeker. Het stond onder controle van Egypte, en dat land ging een periode van onrust in met de val van koning Faroek op 23 juli 1952.

Gaza wordt gekenmerkt door een hoog percentage vluchtelingen. De oorspronkelijke 80.000 inwoners kregen het gezelschap van 200.000 tot 250.000 Palestijnen die van huis en haard werden verdreven tijdens de Nakba (1948-1949). Hun enige hoop is terugkeren naar hun verloren gronden. Israël bestempelt degenen die de wapenstilstandslijn oversteken in pogingen om hun in beslag genomen eigendommen terug te krijgen of om wraak te nemen als ‘infiltranten’. Moshe Dayan, de toenmalige stafchef van het Israëlische leger, begreep hun gemoedstoestand het best toen hij, na de moord op een kibboetsbewaker aan de grens met Gaza in april 1956, op diens begrafenis zei: “Laten we de moordenaars niet de schuld geven. Acht jaar lang hebben ze in vluchtelingenkampen gewoond en voor hun ogen hebben we ons het land en de dorpen toegeëigend waar zij en hun vaders woonden.”

Collectieve acties van een nieuwe generatie activisten volgden op de individuele acties van de ‘infiltranten’. Eerst tegen de moorddadige razzia’s van Israël, dat een geheime eenheid had opgericht om “de infiltratiebronnen aan te pakken 1”. Ze stond onder leiding van een ambitieuze officier die voorbestemd was om premier te worden: Ariel Sharon. Vervolgens verzetten de nieuwe Palestijnse activisten zich tegen het plan van Caïro en de Palestijnse vluchtelingenorganisatie (Unrwa) om tienduizenden vluchtelingen in de Sinaï te vestigen. Bij de moordende Israëlische aanval van 28 februari 1955 vielen tientallen doden. Dat leidde op 1 maart tot een opstand in Gaza. De rebellie werd georkestreerd door een coördinatiecomité bestaande uit de Moslim Broederschap, communisten, nationalisten en onafhankelijken.

Zij ondertekenden het Sinaïproject met inkt, wij zullen het uitwissen met ons bloed.” “Geen overdracht, geen nederzetting,” scandeerde men in de straten van de stad en al snel in het hele grondgebied. De demonstranten beschimpten Israël, de Verenigde Staten en de nieuwe Egyptische sterke man, Gamal Abdel Nasser. Ze eisten wapens, militaire training en het recht om zich te organiseren. De beweging verspreidde zich naar Caïro. De Raïs2 stemde ermee in om de organisatoren te ontvangen en beloofde het nederzettingenproject op te geven en te helpen bij het oprichten van milities. Nasser formaliseerde vervolgens de status van het gebied. Op 11 mei 1955 vaardigde hij een “fundamentele wet uit voor het gebied onder controle van de Egyptische strijdkrachten in Palestina”. Hierdoor werd Gaza het enige deel van historisch Palestina dat autonomie behield en het idee van een staat levend hield, terwijl het de tragedie van de Palestijnse vluchtelingen symboliseerde.

Nasser verloor geleidelijk aan zijn vertrouwen in de vredesonderhandelingen met Israël die onder Britse of Amerikaanse auspiciën doorgingen. Hij werd radicaler en nam deel aan de Bandung conferentie van niet-gebonden landen in april 1955. Hij tekende een wapenaankoopcontract met Tsjecho-Slowakije, dat in september 1955 openbaar werd gemaakt en hij doorbrak het westerse monopolie in het Midden-Oosten. Hij kondigde – onder streng toezicht – ook de oprichting aan van Palestijnse eenheden in Gaza. De Raïs was wel op zijn hoede voor elke actie die tot een oorlog met Israël zou kunnen leiden. Hij aarzelde dan ook niet om militanten die al te actief werden te vervolgen en gevangen te zetten.

In de heksenketel van Gaza werden kaders gesmeed die een belangrijke rol zouden gaan spelen in Fatah, met name Khalil Al-Wazir (Abu Jihad) en Mohamed Khalaf (Abu Iyad). Beide heren werden de belangrijkste adjuncten van Yasser Arafat 3. Als gevolg van de onstandvastigheid van Nasser en de ondergeschiktheid van hun eisen aan het regionale en internationale beleid van Caïro, bleven ze hardnekkig wantrouwig tegen de andere Arabische regimes. De bevrijding van de Palestijnen kon alleen nog van de Palestijnen zelf komen.

In april 1955 besprak de Israëlische regering een voorstel van David Ben Gourion, de toenmalige minister van Defensie, om Gaza te bezetten. Het kabinet verwierp het idee, maar het was slechts uitstel. Toen Nasser op 26 juli 1956 het Suezkanaal nationaliseerde, besloten de Britse, Franse en Israëlische regeringen hem ten val te brengen. Elke hoofdstad streefde zijn eigen doelen na. Door de wapenleveranties aan het Nationaal Bevrijdingsfront (FLN) af te snijden, probeerde Parijs de oorlog die Frankrijk in Algerije aan het verliezen was in Egypte te winnen. Londen hoopte zijn tanende invloed in het Midden-Oosten te heroveren. Tel Aviv wilde zijn gebieden uitbreiden, vooral in Gaza. De bezetting van Gaza duurde van 2 november 1956 tot 7 maart 1957. Er was nood aan een VS-ultimatum om de Israëlische regering te dwingen zich terug te trekken.

We kennen allemaal de episodes van wat bekend staat als de ‘Suezcrisis’. Wat er gebeurde in Gaza tijdens die eerste bezetting is minder bekend. De pogingen tot gewapend verzet bleven beperkt omdat veel Palestijnse leiders in Egypte gevangen zaten. Maar de Israëlische repressie bleef dat niet. “Met tussen de 930 en 1.200 doden (op een bevolking van 330.000) was de menselijke tol (…) verschrikkelijk hoog,” herinnert historicus Jean-Pierre Filiu zich. Als we het aantal gewonden, gevangenen en gemartelden erbij optellen, werd ongeveer één op de honderd inwoners tot op het bot getroffen door het geweld van de indringers.

“Rivièra van het Midden-Oosten”

De terugkeer van het Egyptische bestuur, waar de bevolking van Gaza unaniem om had gevraagd, luidde een periode in van relatieve rust. Er waren minder Israëlische invallen en minder “infiltranten”. Nasser bevestigde zijn leiderschap over de Arabische wereld. Het idee ontstond dat Arabische eenheid zou leiden tot de bevrijding van Palestina. Uit een besluit van de Arabische Liga ontstond in 1964 de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO), die nauw werd gecontroleerd door Caïro. Terwijl lanceerde Fatah, opgericht door Arafat, in januari 1965 zijn eerste gewapende acties vanuit Jordanië. Ondertussen veranderde Nasser Gaza in een showcase voor de Palestijnse beproeving. Ernesto “Che” Guevara (1959), Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir (1967) volgden in hun voetsporen. Het beroemde Franse koppel hield er weinig empathie aan over voor de vluchtelingen. Geconfronteerd met hun benarde situatie vroeg de schrijfster van Le Deuxième Sexe zich af of “zij er niet zelf medeverantwoordelijk voor waren?”4

In de maanden na de oorlog van juni 1967 en de bezetting van Gaza wees de Israëlische regering 75.000 mensen uit naar Jordanië. Premier Golda Meïr veroordeelde hen als een “vijfde colonne”. 25.000 anderen, die ten tijde van het conflict in het buitenland verbleven, mochten niet meer terugkeren. Tussen de 40.000 en 50.000 burgers sloegen op de vlucht. In 1968 werden er twee Israëlische nederzettingen gesticht in Gaza.

Terwijl de ‘fedayeen’ (strijders) vanuit Jordanië gewapende actie ondernamen op de Westelijke Jordaanoever, werd het langste gewapende verzet in Gaza georganiseerd. Het kon niet rekenen op een achterhoede, maar kreeg massale steun van de bevolking uit de kampen. Er werd een breed front gevormd. Dit gebeurde zonder de Moslimbroederschap, die de weg van de legaliteit koos tot 1987 en vervolgens Hamas oprichtte. Pas in 1972 liet het Israëlische leger zijn controle over Gaza opnieuw gelden. Onder leiding van Sharon legden bulldozers uitgestrekte allee’s aan om pantservoertuigen door te laten. Tienduizenden inwoners werden verdreven en duizenden huizen werden verwoest. De bloedbaden van 1971-1972 staan, na die van 1956, in het vlees en geheugen gegrift van de Palestijnen. Hun onwil om weerstand te bieden werd alleszins niet verzwakt.

Vandaar de heropleving van een oud idee van de zionistische beweging: de ‘overdracht’. Met dat discrete woord omschrijft Israël de etnische zuivering waarbij het inwoners uit hun huizen verdrijft. De ‘overdracht’, zoals de Israëlische journalist en historicus Tom Segev het samenvat, is de “essentie van de zionistische droom”. Maandenlang bespraken ministers, binnen een Israëlische regering die gedomineerd werd door ‘links’, het onderwerp zonder taboes 5. “We zeggen dat ze naar El Arish [in de Sinaï] of ergens anders moeten verhuizen”, legt één van hen uit… “We geven ze eerst de kans om dat vrijwillig te doen. Als de persoon zijn bezittingen niet bij mekaar scharrelt, halen we er een bulldozer bij om het huis te slopen. Als er nog mensen over zijn, zetten we ze eruit. We geven ze 48 uur.” Een ander geeft toe: “Als we willen dat dit gebied deel uitmaakt van de staat Israël, moeten we een deel van de bevolking kwijtraken, koste wat het kost.” “En we moeten niet aarzelen om dwang te gebruiken”, voegt een derde toe. “Het is een eenmalige pijn, en we kunnen uitleggen dat het nodig is om veiligheidsredenen.” Een van de ministers, die erkende dat de omstandigheden op internationaal niveau niet rijp waren voor een dergelijke operatie, maakte deze vooruitziende opmerking: “Het gebruik van geweld kan alleen gerechtvaardigd zijn in de context van ‘een grote omwenteling’.”

Van zodra het gewapende verzet in Gaza was neergeslagen, nam de politiek het over. De PLO en haar verschillende organisaties lieten zich gelden ten nadele van de traditionele elites. Het was geen toeval dat op 9 december 1987 de eerste Intifada uitbrak. Die zou de kaarten herschudden en leiden tot het uitroepen van de Palestijnse staat op de bijeenkomst van de Palestijnse Nationale Raad in Algiers in 1988. Nadien kwam er dan het zogenaamde ‘Oslo-proces’. De mislukking van dit proces versterkte Hamas. Die organisatie had het proces afgewezen en won in 2005 de parlementsverkiezingen. De Verenigde Staten en de Europese Unie weigerden dit resultaat te accepteren. De wisselvallige Arabische en internationale druk en het sektarisme van zowel Fatah als Hamas voedden de verdeeldheid en leidden ertoe dat Hamas de macht kon overnemen in Gaza. Israël stelde vervolgens een blokkade van het gebied in en lanceerde een half dozijn opeenvolgende oorlogen. Toen kwam 7 oktober 2023.

De langverwachte “grote schok” zette Israël op zijn kop. Het plan voor het verdrijven van de Palestijnen dat president Donald Trump aan het promoten was, werd opnieuw gelanceerd. Trumps oproep is sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog waarschijnlijk de eerste keer dat een staatshoofd openlijk iets propageert wat het internationaal recht aanduidt als een ‘misdaad tegen de menselijkheid’. Zijn ‘plan’ is een mengeling van cynisme en hebzucht. En zijn entourage van oligarchen ziet de ‘Rivièra van het Midden-Oosten’ meteen als een kans voor goede vastgoeddeals.

De Israëlische regering sprong snel op de kar. Terwijl 40.000 Palestijnen van de Westelijke Jordaanoever al uit hun huizen zijn gezet, roept minister van Defensie Israel Katz het leger op om zich voor te bereiden op het “vrijwillig vertrek” van Gazanen. Met een zekere bedrieglijkheid voegt hij eraan toe: “De inwoners van Gaza zouden toestemming moeten krijgen om de regio te verlaten en te emigreren, zoals dat overal ter wereld het geval is.” (The Times of Israel, 6 februari 2025) Katz vergeet erbij te vertellen dat Israël deze ‘vrijheid’ sinds 1967 alleen maar heeft verleend op voorwaarde dat ze niet terugkeren. De Palestijnen hebben dit duidelijk begrepen, want honderdduizenden van hen, te voet, te paard, in karren, alleen of met hun gezinnen, met of zonder bagage, zijn al teruggekeerd naar hun verwoeste huizen om er zich te vestigen in tenten, ondanks alle risico’s van niet-ontplofte bommen of instorting. Op deze manier tonen ze hun gehechtheid aan hun land en een geest van verzet die door decennia van oorlog en bezetting niet gebroken is.

Vertaling door Jan Reyniers van artikel uit Le Monde Diplomatique, Maart 2025

Footnotes

  1. Jean-Pierre Filiu, Histoire de Gaza, Fayard, Parijs, 2012.
  2. De term “Raïs” (ook gespeld als “Ra’is” of “Rais”) is een Arabisch woord dat “leider”“hoofd” of “president” betekent. Het wordt hier gebruikt voor de Egyptische president Gamal Abdel Nasser. In principe kan de term elke persoon aanduiden die een leidinggevende of bestuurlijke positie bekleedt. Raïs heeft hoe dan ook een respectvolle en formele connotatie.
  3. Zie: “Gaza l’insoumise, creuset du nationalisme palestinien, Le Monde diplomatique, augustus 2014.
  4. Simone de Beauvoir, Tout compte fait, Gallimard, Parijs, 1972.
  5. Ofer Aderet, “We give them 48 hours to leave”: Israel’s plans to transfer Gazans go back 60 years“ en ‘The zionist dream in essence’: The history of the Palestinian transfer debate, explained”, Haaretz, Jeruzalem, respectievelijk 5 december 2024